No. 45 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Donderdag 16 April 1914 Gemengd Nieuws. FEUILLETON. IN BEHOUDEN HAVEN. F a milied r ana. Naar jiit ScJrwe- rin gemeld, wordt, heeft zich onlangs aan het Plauer Meer een droevig fami liedrama afgespeeld. De landman Jacobs verliet omstreeks 3 uur in den nacht met twee zijner kin deren, een meisje van 3 en een jongetje van 11/2 jaar, zijn woning en sprong van een naburigen aanlegsteiger met hen in het meer. De vader en het kleine jon getje werden dood ,uit het water gehaald; het meisje kon in het leven gehouden worden. Finaneieele moeilijkheden moeten den man, die behalve zijn vrouw nog twee kinderen nalaat, tot de daad gedreven hebben. Indiëingevaar. D. L. schrijft onder den titel „Het Vredespaleis" het volgende: Onlangs heeft men het bericht kunnen lezen, dat een misdadig individu plotse ling in een vol bioscoop-theater den loozen alarmkreet van brand uitte. De menschen vlogen, zonder zich te vergewissen of de onheilkraaier zich niet wat inbeeldde, in een paniek naar de uitgangen van de zaal met het gevolg, dat eenigen gedood en ge kwetst werden. Op een eenigszins gelijke wijze, al is het gelukkig nog geen paniek geworden, heeft 1 zich i n de laatste maanden de kreet „Indië j in gevaar" door Nederland verspreid. En nu schrijft iedereen over de noodzakelijk heid van zooveel pantserschepen en zoo veel „Dreadnoughts", van verdediging zus j en van forten zoo; nu houdt men verga deringen, waar zeeofficieren den verbaas den burger de finesses van de strategie trachten uit te leggen; nu heeft men critie- ken van de plannen der Staatscommissie en anti-critieken; en nu wordt dat is het ergste van al de goede burger zenuwachtig: men vertelt hem van Japan- sche spionnen op Java en van het „loeren de oog", dat Japan op onze koloniën slaat. Laat nu het publiek, dat Neerlands poli tieke schouwspel gadeslaat, oppassen, dat het niet bevangen wordt door den ergsten van alle vijanden, erger zelfs dan Brit en Japanner, de Vrees. Want als de Vrees zich meester maakt van ons, dan komen we er niet zonder verwonding af. Is er dan werkelijk reden voor Vrees, zoo plotseling? Ja zeker, luidt het antwoord. De Ja panners hebben verspieders gezonden naar Java. Japan wil spoedig zijn slag slaan. Alsof zij niet reeds tientallen jaren lang spionnen gezonden hebben naar onze kolo niën en naar alle deelen der wereld, even als de Engelschen en Duitschers, ja, en wie al niet. Want zoo zijn de manieren j van de diplomatie, die op het oogenblik nog de betrekkingen der mogendheden regelt. Het geldt als een algemeen geloof, dat Nederland nooit alleen zal staan, wanneer een mogendheid een aanval op de kolo- 1 niën doen zal. We zullen, zoo gaat de redeneering, een bondgenoot hebben, en juist om dien bondgenoot te helpen moe ten we een krachtige defensie voorberei den. Alsdan kunnen we ons beter verdedi gen, zeg, tegen Japan. Maar ook dit is niet waar, omdat het effect van be wapening betrekkei ij k is. Dit wordt vergeten door hen, die boven staande tegenwerping maken. Immers be grijpelijk is het, dat Japan, zoodra het I verneemt dat Nederland een vijftal oor logsschepen gaat bouwen, de kiel legt voor evenzoovele. En dan zijn we wëer evenvër als te voren. In het betrekkelijke van de tegenover elkaar geplaatste nationale strijdmachten ligt te gelijker tijd het treurige en ver blijdende van het verschijnsel. Het treurige: omdat nu nog milliarden verspild worden, terwijl alle mogendheden even krachtig zouden zijn tegenover el kaar, als zij ieder een tiende of een twintigste van de millioenen aan leger en 9 vloot besteedden Het verblijdende: omdat het stelsel van nationale overbewapening niet op den duur kan blijven bestaan. Want of de diverse tegenstanders voeren hun bewa peningen dusdanig op, dat zij op een zeker oogenblik er onder bezwijken, en dan tot een overeenkomst omtrent de ver houding van strijdkracht komen moeten, öf, wat beter zijn zou, nog voor dat het zoover is, zien zij het nuttelooze van den tegenwoordigen wedstrijd in en ko- j men v r ij w i 11 i g tot dergelijke overeen komst. D. L. Het Prinsesje in de Amster- damsche diergaarde. 'sMorgens, als de mooie Artistuin, frisch en nog stil, dauwig te pralen lag in een waas van prille lente, kwamen als vroege be zoekers onze Koningin én het Prinsesje. Moeder en kind genoten dan, de hooge Vrouwe meest van haar blij: Kindje, het Prinsesje van 0 zoo veel moois en won derlijks uit de dierenwereld, waarvoor im mers elk kinderzieltje zoo blij open staat. Spoedig moest de Koningin weer af scheid nemen van haar kindje en wie het verder zullen begeleiden; Prinsesje Kijft heel den morgen genieten, lief en ver trouwelijk pratend en vragend en opge togen in ongedwongen kinderlijke blijheid. Er is ook zoo veel te zien en te hooren en telkens komt er ietwat schuchter weer een kinderlijk vragen en neemt ze, spon taan vooruit geloopen, opnieuw haar ge leidsters bij de hand en brengt Freule van de Poll en juffrouw Marting bij wat deze toch vooral zien moeten. Van vorige bezoeken, een jaar geleden, herinnert Prinsesje zich dadelijk weer al lerlei en met kinderlijke volharding stapt ze, vooruit, om op te zoeken het kleine hertje, dat een jaar geleden zoo aardig op haar rcepen aangesprongen kwam. Was het soms een jong hertje? wordt haar gevraagd; dat is nu al groot en naar een anderen dierentuin. „Neen het hertje, waarvan de horens „altijd" zoo klein blijven", is dadelijk Prinsesjes antwoord en men weet nu, dat de Dwerg-Muntjao van Formosa bedoeld wordt. De Fla mingo's -die „Ooievaars met bloote beenen" zijn kunnen nog niet in hun buitenperk worden bezocht, maar wel moet Freule gaan zien naar de wilde zwanen, die zoo aardig met opgezette vleugels aankomen en geluid maken. 'Verwonderd blijft Prinses Juliana staan kijken naar de zilvermeeuw, die hun strandroep uitgalmen, dat het een aard heeft. Dan langs het vogelpoeltje, waarvan ze zoowaar in kinderlijk Franscih wat over vertelt aan haar Freule en zich flink uit de verlegenheid helpt met een „c'esit un Kieviet". En nu even vragen of ze mag, om de groote aap en de aardige ook nog eens binnen in het apenhuis zwarte Chimpansee's te gaan zien. De Fransohe Freule mag zelfs even mede in het apenheiligdoin, de warme serre ach ter de Orangs, om den grooten orang- oetan eens goed te zien. Maar „niet lang[ Wegblijven" voegt Prinsesje er een weinig angstig aan toe. Wat een tref, dat de aardige Chimpansee's juist aan het spe len zijn met een emmer water en een. dweil. Ln het vogelhuis wordt ijverig gezocht naar Prinsesjes papegaai en ze zoekt en zoekt tot ze een itoodschouder-Amazone .vindt die er juist als de hare uitziet. Dan nog eens gaan zien naar de Koe koek, waarvan ze verleden jaar vertel de, dat ze hem in de bosschen van het Loo wel eens gehoord had, maar nooit had kunnen vinden, en toen verzekerde „dat mijnheer Kerbert zeker eerst in de bosschen verdwalen meest, om er een te kunnen meebrengen voor „Artis". Nu terug langs het Zebra-veulentje en langs de marmotjes die uit hun huisje komen snellen en zoo vlug van hun trapje naar beneden komen. Jonge mar motjes zijn snoezige diertjes, evenals de kuikens in de broedmachine, die terstond „Spierwitje", „Bruinxugje" en „Zwart- oogje" gedoopt werden. Wat een pleizier heeft Prinsesje bij die kuikentjes gehad. Parmantig stapt ze op de verhooging om toch vooral de eieren te zien; uitkomen ein, heel voorzichtig een paar te streelen. En toen kwamen de vragen en kwamen de omstanders uit Prinsesjes mond te we ten „dat uit het groote Casuaris ei natuur lijk meer kuikentjes komen." De olifanten „hebben eigenlijk twee monden, één aan den kop en een kleintje onderaan den snuit, die „net een groote kachelpijp is". Daar is ook een „vin gertje, waarmee ze een klein koekje toch nog graag oprapen", en ze weten precies wat voor hen bestemd is en wat ze aan hun oppasser moeten geven. Af en toe noodigt Prinsesje uif, een wed- loop te houden, „maar niet vallen, wan't als je te lang blijft liggen, gaat het rij tuig weg", raadt zij de Freule en de Juf frouw nog even aan. Prinsesje is nu ook voor het eerst van haar leven in het Aquarium ge weest. Dat had ze „nog nooit" gezien. Wat een verrukking op 'dat eerste be zoek aan die wondere waterwereld. Het Aquarium is als het ware een groote boot, door de ruiten kan je in zee kij ken. Even een heel nadenkend gezichtje, de oogjes klein en oplettend luisterend, dan een lief lachje als eenig antwoord. Bij elke bassin vernieuwde blijde ver wondering, en spoedig had Prinsesje uit gevonden, dat drie basins samen „eau groote kooi" vormen en dat da rare steu ren „hun voeldraden op de verkeerde plaats dragen, van onderen, en niet op den kop, zooals de kreeft." „De krab is een neefje van de kreeft heb ik gisteren ge leerd", vertelt, ze. En dadelijk weet ize ook weer liet stekelbaarsje te wijzen, dat een nestje voor zijn kindertjes maakt. Met klimmende verbazing en ten slotte (een verheugd uitroepje, waarna ze niet nalaten kan Freule van de Poll even te omarmen en het groote nieuws te vertel len, hoort ze, dat er visschen in verra landen zijn, die een kuiltje in het zand maken voor hun jongen en die hun kin dertjes als ze uit het nest zwemmen, in slikken en weer in het nest uitspuwen, omdat ze immers geen handen hebben. Wat een pret had ze in de happende Pietermannen en Botjes, die bij scharen tegelijk uit het zand opschoten. En wat wonderlijk, dat de botjes verkleuren, als ze van de donkere stéenen opi het gele zand komen neerstrijken. Maar dé aardigste oogenblikken waren wel toen Prinses Juliana voor het eerst het Zeepaardje statig zag opstijgen, een feeëriek wezentje uit een tooversprookje 1 En ook toen ze de kleine larftjes in de doorzichtige Axolotleieren zag leven 1 Toen de Prinses den volgenden mor gen vroeg alweer terugkwam, was haar groote verwondering, dat er maar heel enkele zijn, die dit kunnen, datj de meestal visschen „zoo stom als oen visch" zijn. Weer een oogenblik van kinderlijk-ernjstig nadenken, met het afgetrokken kijken, ons Prinsesje soms zoo eigen. En toen reso luut de oplossing „dan praten zet zeker op een andere manier met elkaar." (De Tijd.), De ramp op de ijsbanken van Newfoundland. Kapitein Rendell, van de „Bellaventu- re" gaf het volgende verhaal van de ver schrikkelijke catastrophe. Dinsdagmorgen was het weder schoon, de barometer wees volstrekt geen storm aan. De bemanning van vier robbenjagers ging op het ijs om kudden robben te zoeken. In den namid dag echter stak de storm op en de meeste matrozen van de „Newfoundland" gin gen aan boord van de „Stefano" het naastbijzijnde schip. De schipper verzocht hun naar hun eigen schip terug te keeren, wijl de „Ste fano" zelf nog bemanning moest opne men. De manschappen begaven zich over het ijs naar de „Newfoundland", maar geraakten tengevolge van den sneeuw storm het spoor bijster en dreven op de ijsschotsen af. Woensdag woei een vliegende storm uit het Noorden. Heel vroeg in den mor gen van Donderdag ontwaarde kapitein Rendell uitgeputte mannen, die naar zijn schip kwamen. Een der matrozen, die van uitputting schier niet spreken kon, verhaalde, dat 150 matrozen van de „Newfoundland" twee dagen en twee nachten op een ijs- bank hadden rondgezwalkt. De matroos vreesde, dat de meeston van hem zou den zijn omgekomen. Kapitein Rendell nikte dadelijk een red dingscorps uit, voorzien van voedsel, ster ken drank, dekens en draagbaren. Het reddingswerk duurde deu geheelen Don derdag. De laatste man, die gered werd, had 59 uren zonder voedsel op het ijs door- antwoorden; want het was bijna een troost voor haar, dat zij zich kon onder houden over hare ouders met een wel- willenden toehoorder. Zoo verliep eene maand. De kapi tein bleef tien dagen weg zonder in de herberg „Royal-Guillaume" te komen. Zij ne afwezigheid werd met zeer verschillen de gevoelens door mistress Simpson en Marianne opgemerkt: de eene rekende uit wat zij daardoor bij hare dagelijksche inkomsten minder kon hebben gebeurdde andere, die vreesde dit wonderlijk perso naadje niet meer te zullen zien, riep de welwillende woorden terug, die hij zich gewaardigd had haar toe te voegen. Het scheen haar toe, dat zij eenen vriend had verloren; want tot nu toe had hjj alleen slechts eenige belangstelling ge toond in het lot der klein© familie; Den derden dag trad de kapitein binneir; Ma rianne kon zich niet weerhouden een blijk van vreugde te geven; maar hij hield zich of hij het niét had bemerkt, en begaf zich met zijne gewone koelbloe digheid naar het einde der zaal. Deze plaats was bezet door een gezelschap kermiskooplieden, die lustig dronken en luidruchtig over de kansen van den han del aan het redekavelen waren. I De kapitein moest eene andere plaats gebracht. De geredde scheen lichamelijk betrekkelijk ongedeerd, maar den volgen den dag werd hij blind. De overlevenden deden verschrikkelij ke verhalen over den ontzettend pijn lijken bevriezingsdood van vele mak kers. Sommige lijken waren in het ijs vastgevroren en moesten met bijlen wor den losgehakt. Een man viel in het wa ter, terwijl' hij trachtte de reddings colonne te bereiken. Men haalde hem levend uit het ijskoude water, maar twin tig minuten later overleed hij. Verschillende slachtoffers overleden tij dens hun vervoer naar het schip. Op drie ijsschotsen, vlak bij elkaar, werden 43 lijken gevonden. Verschillende matrozen werden zinloos. Een hunner had zich de bevroren vin gers van de eene hand gehouwen, even later overleed hij. De rouw in do schippersgezinnen van Newfoundland is algemeen. (Msbode.) Brand in het vrijheidsmonu- m e n t. Woensdagavond omstreeks half ne gen werd brand ontdekt in 't vrijheidsmo nument op Plein 1813 Den Haag. Overdag waren loodgieters aan het monument bezig geweest, om er aan de zijde van de Java- straat een koperen plaat aan te soldeeren. Daarbij zijn vermoedelijk vonken gevallen in het houten geraamte, dat zich binnen het monument bevindt. De brandweer bluschte het vuur met een straal op de waterleiding. Het eigen aardige brandje had heel wat bekijks. Van een bord snert en een p 01 i t i e-a g e n t. Met een hongerige maag keerde gistermiddag aldus vertelt „De Amsterdammer" een Rotterdamsch rechercheur naar zijn. echtelijke woning terug, om er met moeder de vrouw het middagmaal te gebruiken. Wist dat mis schien die dronkaard op de tweede ver dieping van een der huizen op het Haag- sche Veer, die, omdat zjjli soep te flauw was, dit kostelijk eten maar doodgewoon uit het raam gooide? In elk geval, onza politie-agent kreeg de soep over het hoofd. De snert stroomde langs zijn kleeren en de rechercheur zat van onderen tot bo ven in de groene erwfien. Een kluif had zijn hoed doorboord en de haren vast geplakt, zijn boordje had een groenachtige tint verkregen, terwijl zijn snor droop van de soep. De rechercheur, die vond dat hem dien kost op wat al te onkiesche wijze was toegediend, besloot den milden gever ook voor zajn menschlievendheid te beloonen. Het betaamde echter niet zich in dat „beërwte" pakje aan te dienen als re chercheur van politie der stad Rotterdam, en daarom keerde hij naar het hoofdbu reau terug, waar, onder grooten toeloop van zijn nieuwsgierige collega's, de schoonmaak plaats had. Toen dit laatste gebeurd was en de gulhartige dronkaard van twee-hoog was „bedankt" in den vorm van een bekeuring en onze agent, thuis gekomen, de tafel met erwtesoep gedekt zag staan, zeide hij, tot groote ergernis zijner echtgenoot©, dat hij onder weg zulk een lekker bord soep over het hoofd had gekregen, dat hem allen lust benomen was om nog met een tweede te beginnen. Wij kunnen het ons voorstellen. Men meldt uit Sneek aan ,De Maas bode" Donderdagavond zijn de inbrekers op heeterdaad betrapt, die de laatste drie weken tal van inbraken in Sneek en omgeving hebben gepleegd. Zij werden op heeterdaad betrapt in het naburig IJsbrechten, toen zij bij het schoolhoofd daar hun slag trachtten te slaan. Het bleken te zijn drie Sneeker jongens van 15 tot 17 jaar van wie twee reeds een jaar tuchthuisstraf achter den rug hadden. De daders hebben bekend. Gouden en zilveren voorwerpen, van diefstal afkom stig, werden in hun bezit gevonden. zoeken; er was er geene ledig dan bij de toonbank, waaraan Marianne zat. Deze gaf hem een. hevalligen groet, op 't oogen blik dat de bezoeker niet ver van haar af ging zitten; de kapitein beantwoordde dien met een kort: „goeden dag". Er was met geen middel om liet gesprek voort te zetten. Toen hij betaald had, bleef lii) nog eenige minuten over de toonbank staan, alsof hij neg iets had mede te deelenmaar hetzij dat beschroomdheid of wel een woeste aard hem wederhieM, hij kon er niet toe besluiten den mond te openen, en zijn hoed op de oogen drukkende, nam hij afscheid en gingi heen. Een kwartier later bracht een matroos aan mistress Simpson een brief van den kapitein, met uitdrukkelijk verzoek om den inhoud aan Marianne mede te deelen. Heel verwonderd stak de .weduwe den brief in haren zak, en op den middag een oogenblik waarnemende, dat er nie mand in de herberg was, riep zij Marian ne en zeide haar: Wat kan die mijnheer Ja-neen toch van u willen hebben? Ziehier wat men mij van zijnentwege is komen ter hand stellen. Ik wist het, mejuffrouw; ik was in een hoekje van de zaal, toen de matroos is binnengetreden. S p i 0 n 11 a g e. Op het station Schme- rinka bij Kieff is de Russische ingenieur Schiwotowski, die een eigen station voor draadlooze telegrafie met apparaten van eigen vinding opgericht had, onder ver denking van spionnage in hechtenis geno men. Men vermoedt, dat hij telegrammen, door den generalen staf aan de autori teiten van Kieff gezonden, opgevangen en aan een vreemde mogendheid verkocht heeft. Een streng onderzoek wordt in deze kwestie, waaraan van militaire zijde groot gewicht schijnt gehecht te worden, inge steld. Schiwotowski geldt als een talentvolle uitvinder. Sinds twee jaar onderhield het station een levendig verkeer met denEif- feltoren en wisselde dagelijks telegram men over de weersgesteldheid. Deze tele grammen deelde Schiwotowski dan aan zijn overheid mede, terwijl hij diensttele- grammen aan ,eeu vreemde mogendheid zond. (Msbode) In het Portugeesche plaatsje Caldas da Rainha is een man gearresteerd, dien men voor den Rus houdt, welke zich schuldig maakte aan den dynamietaan- slag op het bisschoppelijk paleis te De- breczin. Renan voor kinderen; Hoe ver het gekomen is met de „charge d'ames" (d. w. z. zielzorg. Red. „N. Z. Crt.) van liberale koerantiers, moge blijken uit de wekelijksche kindercourant van het „Groninger Dagblad", waarin de redac trice aan een blijkbaar vroegrijpen knaap op diens verzoek om de titels van mooie boeken, o. m. ter lezing aanwijst het gods lasterlijke werk van den ongelukkigen af vallige en verderfelijken rationalist Efhest Renan: „La Vie de Jésusl" Renan voor kinderen! Men denkt aan het verschrikkelijke vonnis, uitgesproken over de ergernisgevers, die verdienen met een molensteen aan den hals in het diep ste der zee geworpen te worden! (De Tijd) K a u w g o in. Het gebruik van kauwgom heeft in de Nieuwe Wereld zulk een om vang gekregen, dat de uitvoer dezer stof voor Mexico een groote beteekenis heeft gekregen. Men weet, dat de Amerikanen haastig eten en na het eten dikwijls on aangename gevoelens in de maag krijgen. Dit wordt dan toegeschreven aan onvol doende zetmeelvertering, doordat het zet- meelhoudend voedsel onvoldoende met speeksel wordt gemengd. Om dit te ver helpen wordt dan na 't eten speeksel inge slikt, waarvan de afscheiding wordt te weeggebracht door kauwen op chewing- gum of chicle, het ingedikte melksap van Achras Sapota, een sapotacee uit Midden- Amorika. Deze boomen, die tot 16 M. hoogte groeien, leveren, als zij 25 jaar oud, 8 tot 10 M. hoog en 6 d.M. dik zijn, 6 tot 7.5 K.G. chicle per jaar. Het hout ma- honie-kleurig, is zeer goed timmerhout en bevindt zich in nog goeden staat in vóór-historische bouwwerken. Het melk witte sap, dat door een V-vormige insnij ding wordt afgetapt, wordt bij het indam pen in kookpannen eerst geel, daarna lichtgrijs. De uitvoer naar de Vereenigde Staten bedroeg het, laatste jaar 1.70ft.000 Gij zijt niet nieuwsgierig, mijn kind; ik voor mij brand van verlan gen om te vernemen, wat er in dat pa pier staat. Maar zie, ik heb mijn bril niet bij mij. Marianne verbrak het zegel en las het volgende f I i i i „Mejuffrouw, „Sinds lang reeds, niet zonder eenige belangstelling, de rampen vernomen heb bende der jonge familie, die gij de goed heid hebt gehad behulpzaam te zijn, en haar zeer natuurlijk verlangen kennende om naar Frankrijk te gaan, ten einde naar den eenigen bloedverwant, den eenigen beschermer, die haar overblijft, te bege ren, heb ik gedacht, dat het miss Reau- champs aangenaam zou zijn voor haar en hare broeders en zuster eene plaats aan te bieden op mijn schip, dat morgen ver trekt. Ik hoop dat dit voorstel uwe goed keuring zal erlangen. Uw toegenegen© Kapitein Single to n.'l 'j (Wordt Vervolgd.) i 1 10) Plotseling weerklonk de barsche stem van mistres Simpson. Welnu! zottin, waar denkt gij aan, in stede van mijnheer te bedienen, (die ons de eer heeft aangedaan van hier binnen te komen? Marianne had zich werkelijk aan een zoeten droom Overgegeven. De werkelijk heid deed haar sidderen. Bekijf haar niet, mejuffrouw, zeide de vreemdeling. Als men op haren leeftijd niet droomde, wanneer zal het dan geoor loofd zijn? Hum, mompelde de waardin, waartoe dienen die schojne hersenschimmen? Om dien tijd te verliezen. Ik ben zeker, dat gij reeds ontbeten zoudt hebben, mijnheer. Al wat gij overigens verlangt, zal spoedig gereed zijn. Ik heb niet veel noodig: matigheid is mijne geliefkoosde deugd. Mistress Simpson, weinig voldaan over dat antwoord, liet den vreemdeling aan Marianne een enkelen schotel r'bestelten," I waarhij hij eenige kopjes thee gebruikte. Een slechte klant, zeide de waardin. De kapitein kwam geregeld twee malen per dag. Stil, ernstig en bijna zoo stom als een visch, scheen hij geheel en al te leven buiten al wat hem omringde. Trof hij zee-officieren in de zaal aan, dan was de groet, dien hij met hen wis selde, zeer omzichtig. Immer ging hij aan dezelfde tafel zitten, en ook immer be stelde hij aan Marianne hetgeen hij noo dig had; maar zonder twijfel om het spre ken te vermijden, zorgde hij, dit met een pen op zijn aanteekenboekje te schrij ven. Dat stilzwijgen hinderde mistress Simpson buitengewoon, die reeds met al le mogelijke middelen haren gast tot eenig gesprek had getracht uit te lokken. Het was te vergeefs: df> kapitein ant woordde slechts met een-letteigrepigo woorden. De onveranderlijke beknoptheid zijner antwoorden was zoodanig, dat de goede vrouw hem eindelijk mijnheer Ja neen was gaan noemen. Niet dat hij een grootere prater was met Marianne; maar hij liet haar gaarne praten, terwijl hij nagenoeg op deze wijze het gesprek be gon: Sinds hoe lang zijt gij hier? - Wie zijt gij? Uw naam? Uw vaderland? Üwe plannen? E11 het jonge meisje, dat zulke treurige zaken had te vertellen, begeerde niets liever dan om te

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1914 | | pagina 5