No. 45 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Donderdag 16 April 1914
Gemengd Nieuws.
FEUILLETON.
IN BEHOUDEN HAVEN.
F a milied r ana. Naar jiit ScJrwe-
rin gemeld, wordt, heeft zich onlangs
aan het Plauer Meer een droevig fami
liedrama afgespeeld.
De landman Jacobs verliet omstreeks
3 uur in den nacht met twee zijner kin
deren, een meisje van 3 en een jongetje
van 11/2 jaar, zijn woning en sprong van
een naburigen aanlegsteiger met hen in
het meer. De vader en het kleine jon
getje werden dood ,uit het water gehaald;
het meisje kon in het leven gehouden
worden.
Finaneieele moeilijkheden moeten den
man, die behalve zijn vrouw nog twee
kinderen nalaat, tot de daad gedreven
hebben.
Indiëingevaar. D. L. schrijft onder
den titel „Het Vredespaleis" het volgende:
Onlangs heeft men het bericht kunnen
lezen, dat een misdadig individu plotse
ling in een vol bioscoop-theater den loozen
alarmkreet van brand uitte. De menschen
vlogen, zonder zich te vergewissen of de
onheilkraaier zich niet wat inbeeldde, in
een paniek naar de uitgangen van de zaal
met het gevolg, dat eenigen gedood en ge
kwetst werden.
Op een eenigszins gelijke wijze, al is het
gelukkig nog geen paniek geworden, heeft
1 zich i n de laatste maanden de kreet „Indië
j in gevaar" door Nederland verspreid. En
nu schrijft iedereen over de noodzakelijk
heid van zooveel pantserschepen en zoo
veel „Dreadnoughts", van verdediging zus
j en van forten zoo; nu houdt men verga
deringen, waar zeeofficieren den verbaas
den burger de finesses van de strategie
trachten uit te leggen; nu heeft men critie-
ken van de plannen der Staatscommissie
en anti-critieken; en nu wordt dat is
het ergste van al de goede burger
zenuwachtig: men vertelt hem van Japan-
sche spionnen op Java en van het „loeren
de oog", dat Japan op onze koloniën slaat.
Laat nu het publiek, dat Neerlands poli
tieke schouwspel gadeslaat, oppassen, dat
het niet bevangen wordt door den ergsten
van alle vijanden, erger zelfs dan Brit en
Japanner, de Vrees. Want als de Vrees
zich meester maakt van ons, dan komen
we er niet zonder verwonding af.
Is er dan werkelijk reden voor Vrees,
zoo plotseling?
Ja zeker, luidt het antwoord. De Ja
panners hebben verspieders gezonden
naar Java. Japan wil spoedig zijn slag
slaan.
Alsof zij niet reeds tientallen jaren lang
spionnen gezonden hebben naar onze kolo
niën en naar alle deelen der wereld, even
als de Engelschen en Duitschers, ja, en
wie al niet. Want zoo zijn de manieren
j van de diplomatie, die op het oogenblik
nog de betrekkingen der mogendheden
regelt.
Het geldt als een algemeen geloof, dat
Nederland nooit alleen zal staan, wanneer
een mogendheid een aanval op de kolo-
1 niën doen zal. We zullen, zoo gaat de
redeneering, een bondgenoot hebben, en
juist om dien bondgenoot te helpen moe
ten we een krachtige defensie voorberei
den. Alsdan kunnen we ons beter verdedi
gen, zeg, tegen Japan. Maar ook dit is
niet waar, omdat het effect van be
wapening betrekkei ij k is.
Dit wordt vergeten door hen, die boven
staande tegenwerping maken. Immers be
grijpelijk is het, dat Japan, zoodra het
I verneemt dat Nederland een vijftal oor
logsschepen gaat bouwen, de kiel legt
voor evenzoovele. En dan zijn we wëer
evenvër als te voren.
In het betrekkelijke van de tegenover
elkaar geplaatste nationale strijdmachten
ligt te gelijker tijd het treurige en ver
blijdende van het verschijnsel.
Het treurige: omdat nu nog milliarden
verspild worden, terwijl alle mogendheden
even krachtig zouden zijn tegenover el
kaar, als zij ieder een tiende of een
twintigste van de millioenen aan leger en
9 vloot besteedden
Het verblijdende: omdat het stelsel van
nationale overbewapening niet op den
duur kan blijven bestaan. Want of de
diverse tegenstanders voeren hun bewa
peningen dusdanig op, dat zij op een
zeker oogenblik er onder bezwijken, en
dan tot een overeenkomst omtrent de ver
houding van strijdkracht komen moeten,
öf, wat beter zijn zou, nog voor dat het
zoover is, zien zij het nuttelooze van
den tegenwoordigen wedstrijd in en ko-
j men v r ij w i 11 i g tot dergelijke overeen
komst. D. L.
Het Prinsesje in de Amster-
damsche diergaarde. 'sMorgens,
als de mooie Artistuin, frisch en nog
stil, dauwig te pralen lag in een waas
van prille lente, kwamen als vroege be
zoekers onze Koningin én het Prinsesje.
Moeder en kind genoten dan, de hooge
Vrouwe meest van haar blij: Kindje, het
Prinsesje van 0 zoo veel moois en won
derlijks uit de dierenwereld, waarvoor im
mers elk kinderzieltje zoo blij open staat.
Spoedig moest de Koningin weer af
scheid nemen van haar kindje en wie het
verder zullen begeleiden; Prinsesje Kijft
heel den morgen genieten, lief en ver
trouwelijk pratend en vragend en opge
togen in ongedwongen kinderlijke blijheid.
Er is ook zoo veel te zien en te hooren
en telkens komt er ietwat schuchter weer
een kinderlijk vragen en neemt ze, spon
taan vooruit geloopen, opnieuw haar ge
leidsters bij de hand en brengt Freule
van de Poll en juffrouw Marting bij wat
deze toch vooral zien moeten.
Van vorige bezoeken, een jaar geleden,
herinnert Prinsesje zich dadelijk weer al
lerlei en met kinderlijke volharding stapt
ze, vooruit, om op te zoeken het kleine
hertje, dat een jaar geleden zoo aardig
op haar rcepen aangesprongen kwam. Was
het soms een jong hertje? wordt haar
gevraagd; dat is nu al groot en naar
een anderen dierentuin. „Neen het hertje,
waarvan de horens „altijd" zoo klein
blijven", is dadelijk Prinsesjes antwoord
en men weet nu, dat de Dwerg-Muntjao
van Formosa bedoeld wordt. De Fla
mingo's -die „Ooievaars met bloote
beenen" zijn kunnen nog niet in hun
buitenperk worden bezocht, maar wel
moet Freule gaan zien naar de wilde
zwanen, die zoo aardig met opgezette
vleugels aankomen en geluid maken.
'Verwonderd blijft Prinses Juliana staan
kijken naar de zilvermeeuw, die hun
strandroep uitgalmen, dat het een aard
heeft.
Dan langs het vogelpoeltje, waarvan ze
zoowaar in kinderlijk Franscih wat over
vertelt aan haar Freule en zich flink
uit de verlegenheid helpt met een „c'esit
un Kieviet". En nu even vragen of ze
mag, om de groote aap en de aardige
ook nog eens binnen in het apenhuis
zwarte Chimpansee's te gaan zien. De
Fransohe Freule mag zelfs even mede in
het apenheiligdoin, de warme serre ach
ter de Orangs, om den grooten orang-
oetan eens goed te zien. Maar „niet lang[
Wegblijven" voegt Prinsesje er een weinig
angstig aan toe. Wat een tref, dat de
aardige Chimpansee's juist aan het spe
len zijn met een emmer water en een.
dweil.
Ln het vogelhuis wordt ijverig gezocht
naar Prinsesjes papegaai en ze zoekt en
zoekt tot ze een itoodschouder-Amazone
.vindt die er juist als de hare uitziet.
Dan nog eens gaan zien naar de Koe
koek, waarvan ze verleden jaar vertel
de, dat ze hem in de bosschen van het
Loo wel eens gehoord had, maar nooit
had kunnen vinden, en toen verzekerde
„dat mijnheer Kerbert zeker eerst in de
bosschen verdwalen meest, om er een te
kunnen meebrengen voor „Artis".
Nu terug langs het Zebra-veulentje en
langs de marmotjes die uit hun huisje
komen snellen en zoo vlug van hun
trapje naar beneden komen. Jonge mar
motjes zijn snoezige diertjes, evenals de
kuikens in de broedmachine, die terstond
„Spierwitje", „Bruinxugje" en „Zwart-
oogje" gedoopt werden. Wat een pleizier
heeft Prinsesje bij die kuikentjes gehad.
Parmantig stapt ze op de verhooging om
toch vooral de eieren te zien; uitkomen ein,
heel voorzichtig een paar te streelen. En
toen kwamen de vragen en kwamen de
omstanders uit Prinsesjes mond te we
ten „dat uit het groote Casuaris ei natuur
lijk meer kuikentjes komen."
De olifanten „hebben eigenlijk twee
monden, één aan den kop en een kleintje
onderaan den snuit, die „net een groote
kachelpijp is". Daar is ook een „vin
gertje, waarmee ze een klein koekje toch
nog graag oprapen", en ze weten precies
wat voor hen bestemd is en wat ze aan
hun oppasser moeten geven.
Af en toe noodigt Prinsesje uif, een wed-
loop te houden, „maar niet vallen, wan't
als je te lang blijft liggen, gaat het rij
tuig weg", raadt zij de Freule en de Juf
frouw nog even aan.
Prinsesje is nu ook voor het eerst
van haar leven in het Aquarium ge
weest. Dat had ze „nog nooit" gezien.
Wat een verrukking op 'dat eerste be
zoek aan die wondere waterwereld. Het
Aquarium is als het ware een groote
boot, door de ruiten kan je in zee kij
ken. Even een heel nadenkend gezichtje,
de oogjes klein en oplettend luisterend,
dan een lief lachje als eenig antwoord.
Bij elke bassin vernieuwde blijde ver
wondering, en spoedig had Prinsesje uit
gevonden, dat drie basins samen „eau
groote kooi" vormen en dat da rare steu
ren „hun voeldraden op de verkeerde
plaats dragen, van onderen, en niet op den
kop, zooals de kreeft." „De krab is een
neefje van de kreeft heb ik gisteren ge
leerd", vertelt, ze. En dadelijk weet ize
ook weer liet stekelbaarsje te wijzen,
dat een nestje voor zijn kindertjes maakt.
Met klimmende verbazing en ten slotte
(een verheugd uitroepje, waarna ze niet
nalaten kan Freule van de Poll even te
omarmen en het groote nieuws te vertel
len, hoort ze, dat er visschen in verra
landen zijn, die een kuiltje in het zand
maken voor hun jongen en die hun kin
dertjes als ze uit het nest zwemmen, in
slikken en weer in het nest uitspuwen,
omdat ze immers geen handen hebben.
Wat een pret had ze in de happende
Pietermannen en Botjes, die bij scharen
tegelijk uit het zand opschoten. En wat
wonderlijk, dat de botjes verkleuren, als
ze van de donkere stéenen opi het gele
zand komen neerstrijken.
Maar dé aardigste oogenblikken waren
wel toen Prinses Juliana voor het eerst
het Zeepaardje statig zag opstijgen, een
feeëriek wezentje uit een tooversprookje 1
En ook toen ze de kleine larftjes in de
doorzichtige Axolotleieren zag leven 1
Toen de Prinses den volgenden mor
gen vroeg alweer terugkwam, was haar
groote verwondering, dat er maar heel
enkele zijn, die dit kunnen, datj de meestal
visschen „zoo stom als oen visch" zijn.
Weer een oogenblik van kinderlijk-ernjstig
nadenken, met het afgetrokken kijken, ons
Prinsesje soms zoo eigen. En toen reso
luut de oplossing „dan praten zet zeker op
een andere manier met elkaar."
(De Tijd.),
De ramp op de ijsbanken van
Newfoundland.
Kapitein Rendell, van de „Bellaventu-
re" gaf het volgende verhaal van de ver
schrikkelijke catastrophe. Dinsdagmorgen
was het weder schoon, de barometer wees
volstrekt geen storm aan. De bemanning
van vier robbenjagers ging op het ijs om
kudden robben te zoeken. In den namid
dag echter stak de storm op en de meeste
matrozen van de „Newfoundland" gin
gen aan boord van de „Stefano" het
naastbijzijnde schip.
De schipper verzocht hun naar hun
eigen schip terug te keeren, wijl de „Ste
fano" zelf nog bemanning moest opne
men. De manschappen begaven zich over
het ijs naar de „Newfoundland", maar
geraakten tengevolge van den sneeuw
storm het spoor bijster en dreven op
de ijsschotsen af.
Woensdag woei een vliegende storm
uit het Noorden. Heel vroeg in den mor
gen van Donderdag ontwaarde kapitein
Rendell uitgeputte mannen, die naar zijn
schip kwamen.
Een der matrozen, die van uitputting
schier niet spreken kon, verhaalde, dat
150 matrozen van de „Newfoundland"
twee dagen en twee nachten op een ijs-
bank hadden rondgezwalkt. De matroos
vreesde, dat de meeston van hem zou
den zijn omgekomen.
Kapitein Rendell nikte dadelijk een red
dingscorps uit, voorzien van voedsel, ster
ken drank, dekens en draagbaren. Het
reddingswerk duurde deu geheelen Don
derdag.
De laatste man, die gered werd, had
59 uren zonder voedsel op het ijs door-
antwoorden; want het was bijna een
troost voor haar, dat zij zich kon onder
houden over hare ouders met een wel-
willenden toehoorder.
Zoo verliep eene maand. De kapi
tein bleef tien dagen weg zonder in de
herberg „Royal-Guillaume" te komen. Zij
ne afwezigheid werd met zeer verschillen
de gevoelens door mistress Simpson en
Marianne opgemerkt: de eene rekende uit
wat zij daardoor bij hare dagelijksche
inkomsten minder kon hebben gebeurdde
andere, die vreesde dit wonderlijk perso
naadje niet meer te zullen zien, riep de
welwillende woorden terug, die hij zich
gewaardigd had haar toe te voegen. Het
scheen haar toe, dat zij eenen vriend
had verloren; want tot nu toe had hjj
alleen slechts eenige belangstelling ge
toond in het lot der klein© familie; Den
derden dag trad de kapitein binneir; Ma
rianne kon zich niet weerhouden een
blijk van vreugde te geven; maar hij
hield zich of hij het niét had bemerkt,
en begaf zich met zijne gewone koelbloe
digheid naar het einde der zaal. Deze
plaats was bezet door een gezelschap
kermiskooplieden, die lustig dronken en
luidruchtig over de kansen van den han
del aan het redekavelen waren.
I De kapitein moest eene andere plaats
gebracht. De geredde scheen lichamelijk
betrekkelijk ongedeerd, maar den volgen
den dag werd hij blind.
De overlevenden deden verschrikkelij
ke verhalen over den ontzettend pijn
lijken bevriezingsdood van vele mak
kers. Sommige lijken waren in het ijs
vastgevroren en moesten met bijlen wor
den losgehakt. Een man viel in het wa
ter, terwijl' hij trachtte de reddings
colonne te bereiken. Men haalde hem
levend uit het ijskoude water, maar twin
tig minuten later overleed hij.
Verschillende slachtoffers overleden tij
dens hun vervoer naar het schip. Op drie
ijsschotsen, vlak bij elkaar, werden 43
lijken gevonden.
Verschillende matrozen werden zinloos.
Een hunner had zich de bevroren vin
gers van de eene hand gehouwen, even
later overleed hij.
De rouw in do schippersgezinnen van
Newfoundland is algemeen.
(Msbode.)
Brand in het vrijheidsmonu-
m e n t. Woensdagavond omstreeks half ne
gen werd brand ontdekt in 't vrijheidsmo
nument op Plein 1813 Den Haag. Overdag
waren loodgieters aan het monument bezig
geweest, om er aan de zijde van de Java-
straat een koperen plaat aan te soldeeren.
Daarbij zijn vermoedelijk vonken gevallen
in het houten geraamte, dat zich binnen
het monument bevindt.
De brandweer bluschte het vuur met
een straal op de waterleiding. Het eigen
aardige brandje had heel wat bekijks.
Van een bord snert en een
p 01 i t i e-a g e n t. Met een hongerige maag
keerde gistermiddag aldus vertelt „De
Amsterdammer" een Rotterdamsch
rechercheur naar zijn. echtelijke woning
terug, om er met moeder de vrouw het
middagmaal te gebruiken. Wist dat mis
schien die dronkaard op de tweede ver
dieping van een der huizen op het Haag-
sche Veer, die, omdat zjjli soep te flauw
was, dit kostelijk eten maar doodgewoon
uit het raam gooide? In elk geval, onza
politie-agent kreeg de soep over het hoofd.
De snert stroomde langs zijn kleeren en
de rechercheur zat van onderen tot bo
ven in de groene erwfien. Een kluif had
zijn hoed doorboord en de haren vast
geplakt, zijn boordje had een groenachtige
tint verkregen, terwijl zijn snor droop van
de soep. De rechercheur, die vond dat hem
dien kost op wat al te onkiesche wijze was
toegediend, besloot den milden gever ook
voor zajn menschlievendheid te beloonen.
Het betaamde echter niet zich in dat
„beërwte" pakje aan te dienen als re
chercheur van politie der stad Rotterdam,
en daarom keerde hij naar het hoofdbu
reau terug, waar, onder grooten toeloop
van zijn nieuwsgierige collega's, de
schoonmaak plaats had. Toen dit laatste
gebeurd was en de gulhartige dronkaard
van twee-hoog was „bedankt" in den
vorm van een bekeuring en onze agent,
thuis gekomen, de tafel met erwtesoep
gedekt zag staan, zeide hij, tot groote
ergernis zijner echtgenoot©, dat hij onder
weg zulk een lekker bord soep over het
hoofd had gekregen, dat hem allen lust
benomen was om nog met een tweede
te beginnen.
Wij kunnen het ons voorstellen.
Men meldt uit Sneek aan ,De Maas
bode"
Donderdagavond zijn de inbrekers op
heeterdaad betrapt, die de laatste drie
weken tal van inbraken in Sneek en
omgeving hebben gepleegd. Zij werden
op heeterdaad betrapt in het naburig
IJsbrechten, toen zij bij het schoolhoofd
daar hun slag trachtten te slaan. Het
bleken te zijn drie Sneeker jongens van
15 tot 17 jaar van wie twee reeds een
jaar tuchthuisstraf achter den rug hadden.
De daders hebben bekend. Gouden en
zilveren voorwerpen, van diefstal afkom
stig, werden in hun bezit gevonden.
zoeken; er was er geene ledig dan bij
de toonbank, waaraan Marianne zat. Deze
gaf hem een. hevalligen groet, op 't oogen
blik dat de bezoeker niet ver van haar af
ging zitten; de kapitein beantwoordde dien
met een kort: „goeden dag". Er was met
geen middel om liet gesprek voort te
zetten. Toen hij betaald had, bleef lii)
nog eenige minuten over de toonbank
staan, alsof hij neg iets had mede te
deelenmaar hetzij dat beschroomdheid
of wel een woeste aard hem wederhieM,
hij kon er niet toe besluiten den mond
te openen, en zijn hoed op de oogen
drukkende, nam hij afscheid en gingi heen.
Een kwartier later bracht een matroos
aan mistress Simpson een brief van den
kapitein, met uitdrukkelijk verzoek om
den inhoud aan Marianne mede te deelen.
Heel verwonderd stak de .weduwe den
brief in haren zak, en op den middag
een oogenblik waarnemende, dat er nie
mand in de herberg was, riep zij Marian
ne en zeide haar:
Wat kan die mijnheer Ja-neen toch
van u willen hebben? Ziehier wat men
mij van zijnentwege is komen ter hand
stellen.
Ik wist het, mejuffrouw; ik was in
een hoekje van de zaal, toen de matroos
is binnengetreden.
S p i 0 n 11 a g e. Op het station Schme-
rinka bij Kieff is de Russische ingenieur
Schiwotowski, die een eigen station voor
draadlooze telegrafie met apparaten van
eigen vinding opgericht had, onder ver
denking van spionnage in hechtenis geno
men. Men vermoedt, dat hij telegrammen,
door den generalen staf aan de autori
teiten van Kieff gezonden, opgevangen en
aan een vreemde mogendheid verkocht
heeft. Een streng onderzoek wordt in deze
kwestie, waaraan van militaire zijde groot
gewicht schijnt gehecht te worden, inge
steld.
Schiwotowski geldt als een talentvolle
uitvinder. Sinds twee jaar onderhield het
station een levendig verkeer met denEif-
feltoren en wisselde dagelijks telegram
men over de weersgesteldheid. Deze tele
grammen deelde Schiwotowski dan aan
zijn overheid mede, terwijl hij diensttele-
grammen aan ,eeu vreemde mogendheid
zond. (Msbode)
In het Portugeesche plaatsje Caldas da
Rainha is een man gearresteerd, dien
men voor den Rus houdt, welke zich
schuldig maakte aan den dynamietaan-
slag op het bisschoppelijk paleis te De-
breczin.
Renan voor kinderen; Hoe ver
het gekomen is met de „charge d'ames"
(d. w. z. zielzorg. Red. „N. Z. Crt.)
van liberale koerantiers, moge blijken uit
de wekelijksche kindercourant van het
„Groninger Dagblad", waarin de redac
trice aan een blijkbaar vroegrijpen knaap
op diens verzoek om de titels van mooie
boeken, o. m. ter lezing aanwijst het gods
lasterlijke werk van den ongelukkigen af
vallige en verderfelijken rationalist Efhest
Renan: „La Vie de Jésusl"
Renan voor kinderen! Men denkt aan
het verschrikkelijke vonnis, uitgesproken
over de ergernisgevers, die verdienen met
een molensteen aan den hals in het diep
ste der zee geworpen te worden!
(De Tijd)
K a u w g o in. Het gebruik van kauwgom
heeft in de Nieuwe Wereld zulk een om
vang gekregen, dat de uitvoer dezer stof
voor Mexico een groote beteekenis heeft
gekregen. Men weet, dat de Amerikanen
haastig eten en na het eten dikwijls on
aangename gevoelens in de maag krijgen.
Dit wordt dan toegeschreven aan onvol
doende zetmeelvertering, doordat het zet-
meelhoudend voedsel onvoldoende met
speeksel wordt gemengd. Om dit te ver
helpen wordt dan na 't eten speeksel inge
slikt, waarvan de afscheiding wordt te
weeggebracht door kauwen op chewing-
gum of chicle, het ingedikte melksap van
Achras Sapota, een sapotacee uit Midden-
Amorika. Deze boomen, die tot 16 M.
hoogte groeien, leveren, als zij 25 jaar oud,
8 tot 10 M. hoog en 6 d.M. dik zijn, 6
tot 7.5 K.G. chicle per jaar. Het hout ma-
honie-kleurig, is zeer goed timmerhout
en bevindt zich in nog goeden staat in
vóór-historische bouwwerken. Het melk
witte sap, dat door een V-vormige insnij
ding wordt afgetapt, wordt bij het indam
pen in kookpannen eerst geel, daarna
lichtgrijs. De uitvoer naar de Vereenigde
Staten bedroeg het, laatste jaar 1.70ft.000
Gij zijt niet nieuwsgierig, mijn
kind; ik voor mij brand van verlan
gen om te vernemen, wat er in dat pa
pier staat. Maar zie, ik heb mijn bril
niet bij mij.
Marianne verbrak het zegel en las het
volgende
f I i i i
„Mejuffrouw,
„Sinds lang reeds, niet zonder eenige
belangstelling, de rampen vernomen heb
bende der jonge familie, die gij de goed
heid hebt gehad behulpzaam te zijn, en
haar zeer natuurlijk verlangen kennende
om naar Frankrijk te gaan, ten einde naar
den eenigen bloedverwant, den eenigen
beschermer, die haar overblijft, te bege
ren, heb ik gedacht, dat het miss Reau-
champs aangenaam zou zijn voor haar en
hare broeders en zuster eene plaats aan
te bieden op mijn schip, dat morgen ver
trekt. Ik hoop dat dit voorstel uwe goed
keuring zal erlangen.
Uw toegenegen©
Kapitein Single to n.'l
'j
(Wordt Vervolgd.)
i 1
10)
Plotseling weerklonk de barsche stem
van mistres Simpson.
Welnu! zottin, waar denkt gij aan,
in stede van mijnheer te bedienen, (die
ons de eer heeft aangedaan van hier
binnen te komen?
Marianne had zich werkelijk aan een
zoeten droom Overgegeven. De werkelijk
heid deed haar sidderen.
Bekijf haar niet, mejuffrouw, zeide
de vreemdeling. Als men op haren leeftijd
niet droomde, wanneer zal het dan geoor
loofd zijn?
Hum, mompelde de waardin, waartoe
dienen die schojne hersenschimmen? Om
dien tijd te verliezen. Ik ben zeker, dat
gij reeds ontbeten zoudt hebben, mijnheer.
Al wat gij overigens verlangt, zal spoedig
gereed zijn.
Ik heb niet veel noodig: matigheid
is mijne geliefkoosde deugd.
Mistress Simpson, weinig voldaan over
dat antwoord, liet den vreemdeling aan
Marianne een enkelen schotel r'bestelten,"
I waarhij hij eenige kopjes thee gebruikte.
Een slechte klant, zeide de waardin.
De kapitein kwam geregeld twee malen
per dag. Stil, ernstig en bijna zoo stom
als een visch, scheen hij geheel en al
te leven buiten al wat hem omringde.
Trof hij zee-officieren in de zaal aan,
dan was de groet, dien hij met hen wis
selde, zeer omzichtig. Immer ging hij aan
dezelfde tafel zitten, en ook immer be
stelde hij aan Marianne hetgeen hij noo
dig had; maar zonder twijfel om het spre
ken te vermijden, zorgde hij, dit met een
pen op zijn aanteekenboekje te schrij
ven. Dat stilzwijgen hinderde mistress
Simpson buitengewoon, die reeds met al
le mogelijke middelen haren gast tot
eenig gesprek had getracht uit te lokken.
Het was te vergeefs: df> kapitein ant
woordde slechts met een-letteigrepigo
woorden. De onveranderlijke beknoptheid
zijner antwoorden was zoodanig, dat de
goede vrouw hem eindelijk mijnheer Ja
neen was gaan noemen. Niet dat hij een
grootere prater was met Marianne; maar
hij liet haar gaarne praten, terwijl hij
nagenoeg op deze wijze het gesprek be
gon: Sinds hoe lang zijt gij hier?
- Wie zijt gij? Uw naam? Uw
vaderland? Üwe plannen? E11 het jonge
meisje, dat zulke treurige zaken had te
vertellen, begeerde niets liever dan om te