ziekten!
No. 41
TWEEDE BLAD
NIEUWE ZEEUWSCIIE COURANT Zaterdag 4 April 1914
•Mantels
5
T-Kapjes
Hoedjes
•Kragen
immen.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
MEIJERING.
KLOOSTER
iANCTA PAULO
teer.
AMSTERDAM.
IN BEHOUDEN HAVEN.
7K
KERKNIEUWS.
onchitis, catarh, Influenza,
beningen, thans behoeft gij
tezen zijnindien gij slechts
ancta Paulo) gebruikt.
Igansche wereld verrukt
b wanhopige lijders zijn
[oordien zij de Abdijsiroop
der longen, de grootste
eeselijke gevolgen, welke
,esta! heeft. Bedenkt, dat
s en kuchers van gisteren
jniet verzorgd. Neemt gij
jndig, verzorgt bijtijds Uw
|elke wellicht de voorbode
tvat geen schadelijke be
iaard kan met vertrouwen
I smaak is en door hare ge-
del Is tegen asthma, pleuris,
feschheld, keelpijn, den hard-
:-, keel- en tongaandoeningen.
L.van 550 gr., F. 2.
,con, hoe voordeeliger dus.
;ningen van den Generaal-
'erkrijgbaar bij alle apothe-
i. MULDER, Korte Kerk-
|ieuw bewerkt volgens de
der
[ie muziek.
alle Dagen van het geheels
Evangelies, Epistels, vele
ronde hoeken a f 1-25
t 50
f I 75
f 2—
f 2.25
f 2.50
|rachtig dun boek f 3.—
apier, luxe idem f 3.50
oekje aan te schaffen het
Mis kennen en beoefenen,
voor woord kan volgen, en
de, vindt nu met het gebi uik
nog te kort.
Reactie tegen de Armenwet.
Van tijd tot tijd spreekt de even be
zadigde als talentvolle voorzitter der R.
K. Kamerclub een gezaghebbend woord
in de „Nieuwe Venlosche Courant" over
de politieke kwesties, die in het Parte-
ment aanhangig zijn.
Dat woord verdient sieeds de aan
dacht en vindt die dan ook in ruime
mate, ook bij de politieke tegenstanders.
Thans ruimen wij een eereplaats in
aan het glashelder betoog van dr. W.
H. Nolens overgenomen uit de ,,N.
Venl. Crt." over bovenstaand onder
werp.
Welken naam men ook aan de voor
ziening voor den ouderdom, in hetvoor-
stel-Treub bedoeld, moge geven, in
haar wezen is het bedeeling, armenzorg.
Hierin ligt liet groote verschil met de
voorziening bedoeld in de Invaliditeits
wet.
Deze laatste kent, behoudens den kor
ten overgangstijd, rente toe tegen premie.
Zij houdt geen rekening met het, overi
gens zeer vage, begrip van behoeftigheid.
Het voorstel-Treub licht den ouder
dom uit de Invaliditeitswet, en stelt voor
dezen in de plaats van verzekering het
beginsel van bedeeling.
Immers de uitkeering zal kosteloos zijn.
Zij zal alleen worden toegekend aan
behoeftigen.
In dien gedaclitengang is het logisch
dat zij, die reeds tot de bedeelden be
lmoren, worden uitgesloten.
Tocli komen deze laatsten in minder
gunstige positie.
Immers in zeer vele, zoo niet de meeste,
gevallen zullen ze met minder bedeeld
worden dan de ouderdomswet hun zou
toekennen.
Daarbij geeft deze wet hun recht op
de uitkeering.
Billijk zou het dan ook zijn in het
stelsel der voorgestelde wet, dat het
bedrag, waarmee ze bedeeld worden, in
mindering zou komea van het door de
ouderdomswet toegekende.
Maar dan zou dit ook moeten geschie
den voor lien, die op of naden 70-jarigen
leeftijd bedeeld worden.
Het gelieele stelsel is echter eene
reactie tegen de Armenwet.
In 1912 kwam na vele voorbereiding
eene nieuwe armenwet tot stand.
Daarin werd echter het beginsel der
oude Armenwet van 1851 gehandhaafd,
n.l. dat de kerkelijke en particuliere ar
menzorg voorgaat, en de burgerlijke alleen
subsidiair optreedt.
De ouderdomswet nu gaat rechtstreeks
tegen dit beginsel in.
Alle zeventigjarige behoeftigen brengt
zij onder de burgerlijke armenzorg
met uitzondering van hen, die het on
geluk hadden tusschen hun 65e en 70e
jaar tot de bedeelden te belmoren.
In de Memorie van Toelichting erken
nen de voorstellers, dat het ontwerp
eigenlijk had moeten uitgaan van Bin-
nenlandsche Zaken „Indien het vraag,
stuk der ouderdomsvoorziening vrij had
kunnen worden ter liand genomen, zou
liet ontwerpen eener regeling daarvoor,
welke zich niet tot de arbeidende klasse
beperkt, meer tot den werkking van
liet Departement van Binnenlandsclie
Zaken belmoren. Waar het echter niet
mogelijk was deze aangelegenheid te
regelen zonder tevens de Invaliditeits
wet, welk van het Ministerie van Land
bouw, Nijverheid en Handel is uitge
gaan, aan een grondige herziening te
onderwerpen, lag liet voor de hand, dat
de voorbereiding ook van dit wetsont
werp van laatstgenoemd Departement
uitging".
Maar is liet argument voor den om
keer van zaken afdoende?
Om het doel van het ontwep te be
reiken had eigenlijk eene wijziging dei-
Armenwet moeten worden voorgesteld.
Maar of nu het voorstel uitgaat van
Zonder haar te durven aanspreken, bleef
zij in een kring rondom de herberg dwa
len, tot dat de meesteres des huizes haar
op een ruwen en toch gocdhartigen toon
zeide: Wel' wat verlangt gij, kleine?
Gij schijnt mij een braaf meisjen toe.
Maar waarom loopt gij zoo langs do groo
te wegen?
Met tranen in do oogen antwoordde
Marianna
Acht vrouw, wij zijn zeer ongelukkig.
Wij gaan naar Quebec, en een ellendoling
heeft ons :op oenige mijlen afstand van
bier bestolen.
Bali' praatjes! men is immer besto
len geworden als men niets bezit.
Vrouw, de Hemel hoort mij, en weet
dat ik u niet wil misleiden. Ik zou het
voor mijn leven, voor dat dezer kinderen
niet doen.
Kom eens binnen, wij willen samen
praten, en ik zal wel weten te oordeelen
of uwe rondborstigheid oprecht is. Ik ver
gis mij zelden; want, als men zoo voel
volk ontvangt, begint men eindelijk bekend
te worden met gelaatskennis.
Landbouw of van Binnenlandsclie Zaken,
of het een zelfstandige wet is of eene
wijziging der Armenwet, buiten twijfel
staat, dat liet eene reactie is tegen de
Armenwet.
In deze wordt het subsidiair karakter
der burgerlijke armenzorg gehandhaafd.
In het ontwerp wordt voor de zeven
tig-jarige behoeftigen de burgerlijke ar
menzorg op den voorgrond gesteld.
Een kunstenaar over Lourdes.
De vermaalde Fransche katholieke
dichter en schrijver Francis James, hier
te Jlande veel] te weinig, bekend, is op
liet voorbeeld van Huysmans en'[Retté
naar Lourders getogen. In een pas ver
schenen bundel „Feuilles dans le vent"
(uitg. Mereure de Erance) geeft hij uiting
aan zijn daarj opgedane indrukken.
Aan de bladzijden, door hom aan het
genadeoord gewijd, ontleenen wij de
volgende beschrijving van den zieleen-
trein
„Ik 'ga naar liet' station, langs de on
telbare winkeltjes," waar men religieuze
voorwerpen verkoopt. Wat ([heeft men
niet een bombarie legen dezejwinkeltjes
gemaakt 1 Ocli Heer, wat zijn de men-
schen toch onverdraagzaam.-.Denken zij
dat het geloof zich aan zoo'n klein wei-
nigje moet ergeren? Heeft;[het; geen an
dere beleedigingen ondergaan? Zij, die
bloot gestaan heeft aan de verguizingen
van liet soldateske Bome en^de beten
van de Coliseumtijgers, of zij, die haar
brood bedelt in den vreemde, zou zij
niet glimlachen om die verkoopsters,
die bij den ingang van [iedere bazar 'mij
vragenKoopt u niets van mij, mijnheer?"
„Ik vind in dien snuisterijenverkoop
iets oprechts, iets eerlijks. En daarom
bezit hij mijne! genegenheid."!Heeft niet
iedereen, die zich aan de katholieke leer
onderwerpt, het recht God en de kerke
lijke kunst te begrijpen zooals hij dat
vermag? Sluit de wijze([en'kernachtige
godgeleerdheid van Bossuet het kinder
lijke geloof van den pastoor van Ars uit,
of maakt een schilderij van Maurice
de fel-kleurige plaat onmogelijk, die een
diepgeloovige vrouw bij liaar terugkeer
uit Lourdes boven het portret van den
Bussisclien Czaar neerhangt
Het ware geloof is toch heel wat an
ders dan een waanwijs nufjehot heeft
den eenvoud van een dame der groote
wereld
Maar zie, ik ben reeds op het perron
aangekomen. Het is er vol, want aan
stonds zal de ziekentrein binnenkomen,
en op dat uur spreekt men onder de
perronkap met [gedempte stem, evenals
in een ziekenzaal. Een Amerikaansche
bisschop loopt op en neer. Zijn toog
heeft ongeveer den vorm en kleur van
een [violetkleurige hcesterbloemkroon,
van een groote open bloem, ontloken
ergens in een weelderige ilorawereld.
Hij draagt een gouden bril en heefteen
zeer gedistingeerd voorkomen. Steunend
op een wandelstok schrijdt hij voort en
laat zijn bisschopsring kussen door ver
scheidene dames, die beurt om beurt
een kniebuiging voor hem maken.
Men. wacht, men wacht nog maar al
door. Ik weet niet wat voor iets angstigs
en toch plechtigs op de menschen ron
dom mij en op mij zeiven drukt. Bran
carddragers naderen, daar stoomt de
trein binnen. Hij schokt in het geheel
niet, hij glijdt voort. Gelijk een zwaan
glijdt over het water, 'zoo glijdt de
ziekentrein stil door de stilte. Men zou
gelooven, dat alles dood is daarbinnen,
dat nooit een geluid uit die reeks voort
rollende graven zal opklinken. Maar voor
het portierraampje van eiken wagen zie
ik twee blanke, wiekende vleugelen en
en twee oogen, zacht en geestdriftig
van die sumblieme dwaasheid des kruises.
Dat zijn de Zusters, die men uit Frank-
Marianna zag zich verplicht voor do
waardin het verhaal harer smarten nog
eens to beginnen, en het was voor haar
eene soort van troost, dat zij deze vrouw
tranen van medelijden afperste, die hare
ontroering lucht gaf door het schenken
van een pot bier en eenige maïs-koeken.
Terwijl de jeugdige familie zich overgaf
aan het vermaak van zich aan eene tafel'
te vcrverschen en aan de eischen van
den eetlust te voldoen, weergalmde eene
luide stem in liet voorvertrek, en de ruwe
stokslagen op eene tafel, deden de ge-
hoele keuken dreunen.
Ilolal hc! riep do nieuw aangeko
mene.
De waardin haastte zich dien ongedul-
digen klant to gaan bedienen, die een
stevig ontbijt bestelde, vergezeld van een
tamelijke hoeveelheid hier en brandewijn.
Toen Marianna deze stem hoorde, sidderde
zij; zij schoof zachtjes het gordijn van
geruit doek een weinig op zijde, dat voor
de glazen der kleine zaal hing, waarin
zij zich bevond. Haar voorgevoel was juist,
die man was niemand anders clan de dief
van den vorigen dag.
Blijf daar, zeide zij tot hare broeders,
ik verbied u, u te verroeren of te spre
ken voor dat ik terug ben.
En de kamer uitstulpende door eene
deur, die op eene plaats uitkwam, ver
rijk wil verjagen, zij, die de minsten
der minsten willen zijn, de bescherm
engelen der zieken, dag en nacht wa
kend en biddend voor hen.
Zij wachten tot de trein stopt cn
men de portieren opent. En als deze
geopend zijn, zie ik veel kranke bleek
heid, hier en daar, tusschen hoofdkussens
en stroomatrassen.
De witte vleugelen der kappen flad
deren aldoor, en als enorme vlinder-
wieken vroolijken zij de zielen van de
arme martelaren op. Er is niets wat niet
indentiek schijnt met de Zusters, noch
de aanraking 'met porselein en glazen,
welke zij schoonmaken, noch de vele
andere kleinigheden. Zulk een reinheid
is rondom haar, dat zij zich reeds in
den hemel schijnen te bewegen, en het
voorkomt, alsof zij te midden van al
dat blanke linnen haar kleed voor de
eeuwige bruiloft dragen(„De Tijd")
Kardinaal Rampolla's nagedachtenis.
Het bidprentje 'ter herinnering aan wij
len kardinaal Rampolla, toont op het eer
ste kantje een eenvoudig kruis en op
het vierde, het wapen van den overleden
kardinaal.
Een welgeslaagd portret van Rampolla
versiert do tweede bladzijde, er onder de
tekst: „Gij1, goede en getrouwe knecht,
ga in, in de vreugde des Ifeeren". Dan
volgen naam en titels, met het onder
schrift: „Door vroomheid, geleerdheid,
milddadigheid, onderscheidde zich zijln
heilig en werkzaam leven, dat gewijd was
aan het welzijn der Kerk en het heil
cier zielen. Door de armen gezegend,
door allen betreurd, verwisselde hij' de
aarde met den Hemel, op 16 December
1913".
Op de derde bladzijde staat het volgend
gebed, dat de kardinaal zelf opstelde en
iederen dag na de II. Mis bad. Pius X ver
leende er een aflaat aan:
„Gezegende Maagd, Moeder Gods, wend
genadiglijk den blik van den Hemel, waar
Gij als Koningin troont, op dezen armen
zondaar, uwen knecht. Hij, hoewel zich
zijne onwaardigheid bewust, prijst U uit
geheel zijn hart en roomt U, tot eerherstel
voor de beleedigingen IJ door zooveel
godslasterlijke tongen aangedaan, als de
reinste, schoonste en heiligste onder alle
schepselen.
Hij' prijst Uw heiligen naams Uw heer
lijke voorrechten als ware Moeder Gods,
als altij'd zuivere Maagd, zonder smet van
zonde ontvangen, als degene, die het men-
schelijk geslacht mede verlost heeft.
Ilij1 prijst den Hemelschen Vader, die
U op bijz. wijze tot dochter uitverkoos,
hij prijst het. Vleesch-geworden Woord,
dat U tot Zijn moeder uitkoos, door in
Uwen reinen school de menschelijke na
tuur aan te nemen, hij prijst den II. Geest,
die U tot Zijn bruid verkoos. Hij prijst,
looft en 'dankt de Allerheiligste Drieëen-
heid, die 'U uitkoos en zoo lief had, dat
Zij U, verheven boven alle schepselen,
tot de 'hoogste plaats verhief.
OI barmhartige Maagd, wek een waar
berouw in het hart van Uwe belëedigers,
cn aanvaard deze geringe hulde van Uwen
knecht, terwijl 'Gij ook voor hem van Uwen
Goddelijken Zoon, vergiffenis voor zijn
zonden verwerft. 'Amen." (Msbode.)
De St. Vincentiusvereeniging.
De pas benoemde algemeene voorzit
ter der Vereeniging van den H. vincen-
tius a Paulo, graaf d'Hendecourt, is door
Z. H. den Paus in particuliere audiëntie
ontvangen. Hij heelt na afloop voor do
Conferentieleden van den II. Lodewijk,
te Rome, eenige mededeelingen gedaan
over den toenemenden bloei der vereeni
ging.
liet jaar, dat volgde op het pas gevierde
eeuwfeest van Ozanam, is een buitenge
woon jaar geweest voor de ontwikkeling
der conferenties. Men zou tot 1857 moeten
teruggaan, om een grooter toename van
zocht zij eenen hoer, dien zij ontmoette,
haar bij de overheidspersoon dezer plaats
te geleiden. Een kwartier later trad de
sherif do herberg in, gevolgd van Mari
anna, wier gelaatstrekken het vaste be
sluit. aanduidden, dat het geweten van het
goed recht geeft.
Daar is de dief! zeide zij driftig,
terwijl zij op den voerman wees, die, met
eene flcsch brandewijn bezig, reeds dooi
de dronkenschap begon to bezwijken. Die
man richtte zich op en sloeg domme
blikken rondom 'zich heen.
Kijk! zijt gij daar, mijn kleine!.
Wel'! gij loopt zeer goed. Ik zou gedacht
hebben, dat gij nog op den grooten .weg
waart. Waar hebt gij uwe troep kinderen
gelaten.
En gij, waar hebt gij het geld mijns
vaders gelaten, het geld, dat gij mij hebt
ontstolen?
Gij droomtEene landloopster
zoo als gij heeft nimmer eenige aanraking
gehad met het minste geldstuk.
Gij hoort het, mijnheer de sherif,
hij heeft mij bestolen en hij loochent het.
0]i den naam van sherif, scheen de
schelm in Verwarring te geraken. Hij bracht
de hand 'aan zijn met gewast doek be
dekten hoed en beproefde eenen groet te
doen.
Mijnheer de magistraatstamelde
leden te vinden, Het vorig jaar hebben
zioh 337 nieuwe vereenigingen aangeslo
ten. Frankrijk neemt thans de eerste
plaats in met een aanwas van 75 confe
renties. Daarna volgt België, waar, over
het geheel genomen, de conferenties bijna
even veelvuldig zijn als in geheel Fran
krijk (Frankrijk 1600, België 1300). On
geveer de helft der Belgische parochiën
tolt een conferentie van den H. Vincen-
tius. De vereeniging telt 20.000 leden
in België, in Frankrijk 27000.
Vreemd schijnt het, dat na België
Portugal het meest bloeit. Oporto heeft
22 nieuwe vereenigingen aangebracht.
Op het initiatief van een man, met
een apostolisclien geest bezield, heeft
Australië de vereeniging met een nieu
wen arbeid belast, en wel een, dien de
weinig talrijke priesters onmogelijk ver
richten kunnen vanwege de uitgestrekt
heid hunner parochiën. Er zijn plaatsen,
waar slechts eens per maand een pries
ter kan komen. Om nu het werk der mis
sionarissen te verlichten, nemen de Vin-
centianen een deel der zielzorg over door
op de drie of vier Zondagen van de maand
in de kerk bidstonden te houden. Het
kan gemakkelijk geschieden, daar er wei
nig armen te' onderhouden zijn tenge
volge van de goede openbare armenver
zorging. (De Tijd.)
f S19IKR IJ II.
De Rochettezaak. De commissie
van enquête, na de leden van hot vroe
gere kabinet-Monis gehoord te hebben,
heeft met 14 tegen 3 stemmen en 2 ont
houdingen de conclusie van het onderzoek
aangenomen, waarvan de scherpste zin
snede luidt:
„De stap van den heer Caillaux en
de lusschenkomst van den heer Monis
zijn geen daden van corruptie, daar zij
geen van beiden persoonlijk belang bij
de zaak hadden, en ook geen ambtsmis
daad, daar de procureur-generaal aan den
heer Monis heeft verklaard en de heer
Bidault de l'Isle eveneens heeft verklaard,
dat het uitstel in geenen deele verjaring
tengevolge kon hebben, doch een betreu
renswaardig misbruik van vertrouwen."
De heeren Maurice Barrès en Bonne-
foue hebben tegen deze spons-over-de-lei-
methode geprotesteerd. Eerstgenoemde is
van meening, dat de commissie door haar
slap oordeel aan het geheele land een les
geeft in immoraliteit en het schouwspel
van straffeloosheid der machtigen.
Bonnefoue is van meening, dat de com
missi e de rol van Doumergue, die in de
Kamer het bestaan van het rapport van
Fabre heeft ontkend, als onoprecht had
moeten afkeuren.
Bonnefoue heeft gelijk, want er is wel
reden voor afkeuring.
Immers het onderzoek heeft duidelijk
aan het licht gebracht: lo. dat Rochette,
reeds wegens oplichterij veroordeeld, zijn
financieele operaties van April 1911 tot
Febr. 1912 kon voortzetten, dank zij de
verdaging van zijn proces; 2o. dat de
rechters zich daartegen verzetten (verkla
ringen van procureur Fabre, president Bi
dault de 1' Isle, procureur Lescouvé, advo
caat-generaal Laurence en substituut
Bloch-Laroche); 3o. dat de verdaging van
het proces gelast werd door den presi
dent van den ministerraad Monis (verkla
ring van Monis, Fabre, Bidault de l'Isle);
4o. dat om deze verdaging aan Monis ver
zocht was door Caillaux, minister van
Financiën (verklaring van Monis en Cail
laux); 5o. dat Caillaux, Doumergue, Mo
nis enz. het bestaan van het rapport ken
den, en dat op den 14den Maart de mi
nister van Justitie Bienvenu Martin er
inzage van had gevraagd aan den schrijver
(verklaring van Bienvenu Martin, Briand,
Barthou, Fabre).
Maar, wat een politiek bedorven rom-
hij, geloof niet wat ze u vertelt. Ik heb
haar geholpen en zij vergeldt mijn goed
doen met kwaad.
Gij zijt een zekere John Guerry,
zeido de sherif gestreng.
Ik?
ik kon u. Dit is niet de eerste dief
stal) waarvan gij beschuldigd wordt. Geef
dat jonge meisjen haar geld weder: dan
zal uwe straf minder gestreng zijn.
Geldriep de man mot een© woeste
spotternij uit. Ik zou mij nog liever zien
ophangen, dan dat ik ooit iets loslaat,
wat ik in mijn zak heb. En bovendien,
voegde hij er hij, terwijl hij de waardin
drie dollars toewierp, zi© hier mijn over
schot. Dezen morgen hebben de kroegen
der_ omstreken en het gezelschap van
eenige vroolijke snaken mij ontlast van
het gewicht dier ellendige geldstukken.
Komaan, mijnheer de sherif, laat mij maar-
naar de gevangenis brengen. Maar gij,
kleine landloopster, als ik u ooit ont
moet.
Zijn dreigend gebaar verschrikte de
waardin, zonder Marianna vrees aan te
jagen, die (recht en onbewegelijk staande
hare broeders in hare armen drukte.
Toen allen vertrokken waren, vraagde
de meesteres der herberg aan het jonge
meisjen, of zij nog altijd naar Quebec
dacht te gaan, en hoe zij in die groote
meltje de huidige machthebbers in het
land van Marianne vormen, blijkt wel
hieruit, dat de Fransche radicaal-socialis
tische partij zich door het aannemen
op 20 Maart van een motie van „in
nige sympathie" en „volkomen vertrou
wen" met haar leider heeft solidair ver
klaard, ja zelfs met Rochette. Zij kiest als
candidaat voor het vice-presidentschap der
Kamer, Rabier, Rochette's advocaat, en
benoemt na Caillaux' aftreden, tot zijn
opvolger in het ministerie van financiën
Renoult, oveneens advocaat van Rochette.
Dat doen de radicalen en de radicaal-
socialisten En omdat hij een gedeelte van
de waarheid heeft durven ontsluieren, is...
de journalist Calmette vermoord gewor
den door de vrouw van minister Caillaux 1
Doux pays! Modderpoel! zegt „Do Tijd"
en het blad heeft gelijk.
Het „groene document". Het
Parijsche blad „Oeuvre" komt in een ha
rer vorige nummers nog eens terug
op het fameuze document betreffende de
Frans'ch-Duitsche: onderhandelingen over
Marokko en den Congo. Dit was het docu
ment, zooals men weet, waarvan de Fran
sche regeering zoozeer de publicatie
vreesde, dat ze Barthou een stap liet doen
bij Calmette, om de publicatie te verhin
deren.
Nadat het blad heeft vastgesteld, dat
Caillaux in naam der partij, die hij ver
tegenwoordigde, de overeenkomsten ver
brak, die door Pichon en Cl'emenceau met
Duitschland ,over een handelsconsortium
op de grens v;an den Congowaren gesloten,
constateert het, dat het niet de Marokko-
politiek van Frankrijk was, die den eisch
van Duitschland uitlokte, maar de Congo-
politiek van Caillaux.
„De heeren von Schoen en von Lanc
ken," aldus het blad, „vertegenwoordigers
van Duitschland te Parijs, kenden den
onmogelijken toestand, waarin Caillaux
zich bevond. Zij deden, wat hun „vak"
meebrengt. Zij exploiteerden hem en zon
den aan hun regeering het fameuze tele
gram „Onderhandelt noch met de Selves,
noch met Cambon. Caillaux zal meer
geven."
De Selves kende het telegram, dat naar
Berlijn gezonden wa.s en dat op de Quai
d'Orsay betiteld werd als het „groene do
cument". De Selves werd verontwaardigd,
consulteerde Clémenceau, Briand en mis
schien nog anderen en vroeg ten slotte
aan den ongelukkigen Fallières hem met
Caillaux te confronteeren.
Caillaux was woedend, ontkende eerst,
doch daarna niets meer kunnende looche
nen, keerde hij de bordjes om met een ge
baar, dat hem eigen isl en liet zich regel
recht naar von Lancken brengen.
„Hoe hebt ge zoo iets kunnen telegr.a-
feeren? vroeg hij hem.
„Hoe weet gij dat?" vroeg v. Lancken
op zijn beurt.
Den volgenden dag was het cijferschrift
van het Duitsche gezantschap opeens ver
anderd." (Msbode.)
UEIaGIE.
R o o d e t y r a n n e n. Het Brusselsche
„N. v. 'd. D|." deelt een nieuw staaltje
mede va,n hetgeen men van de roode
broeders to wachten heeft, wanneer zij
zelf als „patroons" moeten optreden, of
als hoofd van een organisatie.
Eein zeker dokter Ernest Delpierre, die,
26V2' jaar n.l. als'geneesheer aan het „Mai-
s.op du Peuple" te Brussel had dienst
gedaan, is dezer dagen door de bestuur
ders va,n die bloeiende onderneming plot
seling op straat geziet. De dokter heeft
nu een schrijven gepubliceerd aan de
„roode tyrannen" waaraan het genoemde
blad o. m. het volgende ontleend:
„Wat mij betreft, stichter van den ge
neeskundigen dienst, ilc trad voor 26i/2
jaar in dienst van (het „Maison du Poupje",
gedreven door mijn goed ha,rt, om aan
do arrnie werklieden van dien tijd kosteloos
raadplegingen en zorgen te verstrekken.
stad hoopte to teven, waar niemand naar
haar gesmeek zou luisteren, noch aan hare
waarheidlievendheid geloof slaan? Mari
anna stelt zich tevreden met op den Hemel
dat vaderland der weezen, te wijzen.
De waardin was goed; deze zoo edele
beweging ontroerde haar.
Welnu, lief kind, ik zal u nuttig
zijn. Ik zal u eenen brief van aanbeve
ling voor mijne zuster medegeven; zij
houdt te Quebec eene herberg, w.aar vele
zeelieden komen. Daar zult gij kennis kun
nen maken met den een of anderen
scheepskapitein, die u aan boord zal ont
vangen, ofschoon men in ons land vol
strekt geen© passagiers zonder geld op
neemt. Zie hier hebt gij mondvoorraad.
Gij hebt maar tien mijlen meer af te leg-
A propos, stel mijne zuster die mand vol
vruchten ter hand; ik wachtte op eene
gelegenheid om haar die te zenden.
Toen de waardin haren brief geschre
ven en de kinderen omhelsd had, zette
zij de kinderen zachtjes huiten de deur.
Marianna belastte zich met de groote
mand, en van hare drie reismakkertjes
vergezeld, zeide zij met eene zachte vroo-
lijkheid
Moed, Betzy, loop goed; en gij, Dirk,
ondersteun uwen broeder; dezen avond
zullen wij rusten.
(W.ordt vervdlgd.)