ziekten! No. 41 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCIIE COURANT Zaterdag 4 April 1914 •Mantels 5 T-Kapjes Hoedjes •Kragen immen. FEUILLETON. BUITENLAND. MEIJERING. KLOOSTER iANCTA PAULO teer. AMSTERDAM. IN BEHOUDEN HAVEN. 7K KERKNIEUWS. onchitis, catarh, Influenza, beningen, thans behoeft gij tezen zijnindien gij slechts ancta Paulo) gebruikt. Igansche wereld verrukt b wanhopige lijders zijn [oordien zij de Abdijsiroop der longen, de grootste eeselijke gevolgen, welke ,esta! heeft. Bedenkt, dat s en kuchers van gisteren jniet verzorgd. Neemt gij jndig, verzorgt bijtijds Uw |elke wellicht de voorbode tvat geen schadelijke be iaard kan met vertrouwen I smaak is en door hare ge- del Is tegen asthma, pleuris, feschheld, keelpijn, den hard- :-, keel- en tongaandoeningen. L.van 550 gr., F. 2. ,con, hoe voordeeliger dus. ;ningen van den Generaal- 'erkrijgbaar bij alle apothe- i. MULDER, Korte Kerk- |ieuw bewerkt volgens de der [ie muziek. alle Dagen van het geheels Evangelies, Epistels, vele ronde hoeken a f 1-25 t 50 f I 75 f 2— f 2.25 f 2.50 |rachtig dun boek f 3.— apier, luxe idem f 3.50 oekje aan te schaffen het Mis kennen en beoefenen, voor woord kan volgen, en de, vindt nu met het gebi uik nog te kort. Reactie tegen de Armenwet. Van tijd tot tijd spreekt de even be zadigde als talentvolle voorzitter der R. K. Kamerclub een gezaghebbend woord in de „Nieuwe Venlosche Courant" over de politieke kwesties, die in het Parte- ment aanhangig zijn. Dat woord verdient sieeds de aan dacht en vindt die dan ook in ruime mate, ook bij de politieke tegenstanders. Thans ruimen wij een eereplaats in aan het glashelder betoog van dr. W. H. Nolens overgenomen uit de ,,N. Venl. Crt." over bovenstaand onder werp. Welken naam men ook aan de voor ziening voor den ouderdom, in hetvoor- stel-Treub bedoeld, moge geven, in haar wezen is het bedeeling, armenzorg. Hierin ligt liet groote verschil met de voorziening bedoeld in de Invaliditeits wet. Deze laatste kent, behoudens den kor ten overgangstijd, rente toe tegen premie. Zij houdt geen rekening met het, overi gens zeer vage, begrip van behoeftigheid. Het voorstel-Treub licht den ouder dom uit de Invaliditeitswet, en stelt voor dezen in de plaats van verzekering het beginsel van bedeeling. Immers de uitkeering zal kosteloos zijn. Zij zal alleen worden toegekend aan behoeftigen. In dien gedaclitengang is het logisch dat zij, die reeds tot de bedeelden be lmoren, worden uitgesloten. Tocli komen deze laatsten in minder gunstige positie. Immers in zeer vele, zoo niet de meeste, gevallen zullen ze met minder bedeeld worden dan de ouderdomswet hun zou toekennen. Daarbij geeft deze wet hun recht op de uitkeering. Billijk zou het dan ook zijn in het stelsel der voorgestelde wet, dat het bedrag, waarmee ze bedeeld worden, in mindering zou komea van het door de ouderdomswet toegekende. Maar dan zou dit ook moeten geschie den voor lien, die op of naden 70-jarigen leeftijd bedeeld worden. Het gelieele stelsel is echter eene reactie tegen de Armenwet. In 1912 kwam na vele voorbereiding eene nieuwe armenwet tot stand. Daarin werd echter het beginsel der oude Armenwet van 1851 gehandhaafd, n.l. dat de kerkelijke en particuliere ar menzorg voorgaat, en de burgerlijke alleen subsidiair optreedt. De ouderdomswet nu gaat rechtstreeks tegen dit beginsel in. Alle zeventigjarige behoeftigen brengt zij onder de burgerlijke armenzorg met uitzondering van hen, die het on geluk hadden tusschen hun 65e en 70e jaar tot de bedeelden te belmoren. In de Memorie van Toelichting erken nen de voorstellers, dat het ontwerp eigenlijk had moeten uitgaan van Bin- nenlandsche Zaken „Indien het vraag, stuk der ouderdomsvoorziening vrij had kunnen worden ter liand genomen, zou liet ontwerpen eener regeling daarvoor, welke zich niet tot de arbeidende klasse beperkt, meer tot den werkking van liet Departement van Binnenlandsclie Zaken belmoren. Waar het echter niet mogelijk was deze aangelegenheid te regelen zonder tevens de Invaliditeits wet, welk van het Ministerie van Land bouw, Nijverheid en Handel is uitge gaan, aan een grondige herziening te onderwerpen, lag liet voor de hand, dat de voorbereiding ook van dit wetsont werp van laatstgenoemd Departement uitging". Maar is liet argument voor den om keer van zaken afdoende? Om het doel van het ontwep te be reiken had eigenlijk eene wijziging dei- Armenwet moeten worden voorgesteld. Maar of nu het voorstel uitgaat van Zonder haar te durven aanspreken, bleef zij in een kring rondom de herberg dwa len, tot dat de meesteres des huizes haar op een ruwen en toch gocdhartigen toon zeide: Wel' wat verlangt gij, kleine? Gij schijnt mij een braaf meisjen toe. Maar waarom loopt gij zoo langs do groo te wegen? Met tranen in do oogen antwoordde Marianna Acht vrouw, wij zijn zeer ongelukkig. Wij gaan naar Quebec, en een ellendoling heeft ons :op oenige mijlen afstand van bier bestolen. Bali' praatjes! men is immer besto len geworden als men niets bezit. Vrouw, de Hemel hoort mij, en weet dat ik u niet wil misleiden. Ik zou het voor mijn leven, voor dat dezer kinderen niet doen. Kom eens binnen, wij willen samen praten, en ik zal wel weten te oordeelen of uwe rondborstigheid oprecht is. Ik ver gis mij zelden; want, als men zoo voel volk ontvangt, begint men eindelijk bekend te worden met gelaatskennis. Landbouw of van Binnenlandsclie Zaken, of het een zelfstandige wet is of eene wijziging der Armenwet, buiten twijfel staat, dat liet eene reactie is tegen de Armenwet. In deze wordt het subsidiair karakter der burgerlijke armenzorg gehandhaafd. In het ontwerp wordt voor de zeven tig-jarige behoeftigen de burgerlijke ar menzorg op den voorgrond gesteld. Een kunstenaar over Lourdes. De vermaalde Fransche katholieke dichter en schrijver Francis James, hier te Jlande veel] te weinig, bekend, is op liet voorbeeld van Huysmans en'[Retté naar Lourders getogen. In een pas ver schenen bundel „Feuilles dans le vent" (uitg. Mereure de Erance) geeft hij uiting aan zijn daarj opgedane indrukken. Aan de bladzijden, door hom aan het genadeoord gewijd, ontleenen wij de volgende beschrijving van den zieleen- trein „Ik 'ga naar liet' station, langs de on telbare winkeltjes," waar men religieuze voorwerpen verkoopt. Wat ([heeft men niet een bombarie legen dezejwinkeltjes gemaakt 1 Ocli Heer, wat zijn de men- schen toch onverdraagzaam.-.Denken zij dat het geloof zich aan zoo'n klein wei- nigje moet ergeren? Heeft;[het; geen an dere beleedigingen ondergaan? Zij, die bloot gestaan heeft aan de verguizingen van liet soldateske Bome en^de beten van de Coliseumtijgers, of zij, die haar brood bedelt in den vreemde, zou zij niet glimlachen om die verkoopsters, die bij den ingang van [iedere bazar 'mij vragenKoopt u niets van mij, mijnheer?" „Ik vind in dien snuisterijenverkoop iets oprechts, iets eerlijks. En daarom bezit hij mijne! genegenheid."!Heeft niet iedereen, die zich aan de katholieke leer onderwerpt, het recht God en de kerke lijke kunst te begrijpen zooals hij dat vermag? Sluit de wijze([en'kernachtige godgeleerdheid van Bossuet het kinder lijke geloof van den pastoor van Ars uit, of maakt een schilderij van Maurice de fel-kleurige plaat onmogelijk, die een diepgeloovige vrouw bij liaar terugkeer uit Lourdes boven het portret van den Bussisclien Czaar neerhangt Het ware geloof is toch heel wat an ders dan een waanwijs nufjehot heeft den eenvoud van een dame der groote wereld Maar zie, ik ben reeds op het perron aangekomen. Het is er vol, want aan stonds zal de ziekentrein binnenkomen, en op dat uur spreekt men onder de perronkap met [gedempte stem, evenals in een ziekenzaal. Een Amerikaansche bisschop loopt op en neer. Zijn toog heeft ongeveer den vorm en kleur van een [violetkleurige hcesterbloemkroon, van een groote open bloem, ontloken ergens in een weelderige ilorawereld. Hij draagt een gouden bril en heefteen zeer gedistingeerd voorkomen. Steunend op een wandelstok schrijdt hij voort en laat zijn bisschopsring kussen door ver scheidene dames, die beurt om beurt een kniebuiging voor hem maken. Men. wacht, men wacht nog maar al door. Ik weet niet wat voor iets angstigs en toch plechtigs op de menschen ron dom mij en op mij zeiven drukt. Bran carddragers naderen, daar stoomt de trein binnen. Hij schokt in het geheel niet, hij glijdt voort. Gelijk een zwaan glijdt over het water, 'zoo glijdt de ziekentrein stil door de stilte. Men zou gelooven, dat alles dood is daarbinnen, dat nooit een geluid uit die reeks voort rollende graven zal opklinken. Maar voor het portierraampje van eiken wagen zie ik twee blanke, wiekende vleugelen en en twee oogen, zacht en geestdriftig van die sumblieme dwaasheid des kruises. Dat zijn de Zusters, die men uit Frank- Marianna zag zich verplicht voor do waardin het verhaal harer smarten nog eens to beginnen, en het was voor haar eene soort van troost, dat zij deze vrouw tranen van medelijden afperste, die hare ontroering lucht gaf door het schenken van een pot bier en eenige maïs-koeken. Terwijl de jeugdige familie zich overgaf aan het vermaak van zich aan eene tafel' te vcrverschen en aan de eischen van den eetlust te voldoen, weergalmde eene luide stem in liet voorvertrek, en de ruwe stokslagen op eene tafel, deden de ge- hoele keuken dreunen. Ilolal hc! riep do nieuw aangeko mene. De waardin haastte zich dien ongedul- digen klant to gaan bedienen, die een stevig ontbijt bestelde, vergezeld van een tamelijke hoeveelheid hier en brandewijn. Toen Marianna deze stem hoorde, sidderde zij; zij schoof zachtjes het gordijn van geruit doek een weinig op zijde, dat voor de glazen der kleine zaal hing, waarin zij zich bevond. Haar voorgevoel was juist, die man was niemand anders clan de dief van den vorigen dag. Blijf daar, zeide zij tot hare broeders, ik verbied u, u te verroeren of te spre ken voor dat ik terug ben. En de kamer uitstulpende door eene deur, die op eene plaats uitkwam, ver rijk wil verjagen, zij, die de minsten der minsten willen zijn, de bescherm engelen der zieken, dag en nacht wa kend en biddend voor hen. Zij wachten tot de trein stopt cn men de portieren opent. En als deze geopend zijn, zie ik veel kranke bleek heid, hier en daar, tusschen hoofdkussens en stroomatrassen. De witte vleugelen der kappen flad deren aldoor, en als enorme vlinder- wieken vroolijken zij de zielen van de arme martelaren op. Er is niets wat niet indentiek schijnt met de Zusters, noch de aanraking 'met porselein en glazen, welke zij schoonmaken, noch de vele andere kleinigheden. Zulk een reinheid is rondom haar, dat zij zich reeds in den hemel schijnen te bewegen, en het voorkomt, alsof zij te midden van al dat blanke linnen haar kleed voor de eeuwige bruiloft dragen(„De Tijd") Kardinaal Rampolla's nagedachtenis. Het bidprentje 'ter herinnering aan wij len kardinaal Rampolla, toont op het eer ste kantje een eenvoudig kruis en op het vierde, het wapen van den overleden kardinaal. Een welgeslaagd portret van Rampolla versiert do tweede bladzijde, er onder de tekst: „Gij1, goede en getrouwe knecht, ga in, in de vreugde des Ifeeren". Dan volgen naam en titels, met het onder schrift: „Door vroomheid, geleerdheid, milddadigheid, onderscheidde zich zijln heilig en werkzaam leven, dat gewijd was aan het welzijn der Kerk en het heil cier zielen. Door de armen gezegend, door allen betreurd, verwisselde hij' de aarde met den Hemel, op 16 December 1913". Op de derde bladzijde staat het volgend gebed, dat de kardinaal zelf opstelde en iederen dag na de II. Mis bad. Pius X ver leende er een aflaat aan: „Gezegende Maagd, Moeder Gods, wend genadiglijk den blik van den Hemel, waar Gij als Koningin troont, op dezen armen zondaar, uwen knecht. Hij, hoewel zich zijne onwaardigheid bewust, prijst U uit geheel zijn hart en roomt U, tot eerherstel voor de beleedigingen IJ door zooveel godslasterlijke tongen aangedaan, als de reinste, schoonste en heiligste onder alle schepselen. Hij' prijst Uw heiligen naams Uw heer lijke voorrechten als ware Moeder Gods, als altij'd zuivere Maagd, zonder smet van zonde ontvangen, als degene, die het men- schelijk geslacht mede verlost heeft. Ilij1 prijst den Hemelschen Vader, die U op bijz. wijze tot dochter uitverkoos, hij prijst het. Vleesch-geworden Woord, dat U tot Zijn moeder uitkoos, door in Uwen reinen school de menschelijke na tuur aan te nemen, hij prijst den II. Geest, die U tot Zijn bruid verkoos. Hij prijst, looft en 'dankt de Allerheiligste Drieëen- heid, die 'U uitkoos en zoo lief had, dat Zij U, verheven boven alle schepselen, tot de 'hoogste plaats verhief. OI barmhartige Maagd, wek een waar berouw in het hart van Uwe belëedigers, cn aanvaard deze geringe hulde van Uwen knecht, terwijl 'Gij ook voor hem van Uwen Goddelijken Zoon, vergiffenis voor zijn zonden verwerft. 'Amen." (Msbode.) De St. Vincentiusvereeniging. De pas benoemde algemeene voorzit ter der Vereeniging van den H. vincen- tius a Paulo, graaf d'Hendecourt, is door Z. H. den Paus in particuliere audiëntie ontvangen. Hij heelt na afloop voor do Conferentieleden van den II. Lodewijk, te Rome, eenige mededeelingen gedaan over den toenemenden bloei der vereeni ging. liet jaar, dat volgde op het pas gevierde eeuwfeest van Ozanam, is een buitenge woon jaar geweest voor de ontwikkeling der conferenties. Men zou tot 1857 moeten teruggaan, om een grooter toename van zocht zij eenen hoer, dien zij ontmoette, haar bij de overheidspersoon dezer plaats te geleiden. Een kwartier later trad de sherif do herberg in, gevolgd van Mari anna, wier gelaatstrekken het vaste be sluit. aanduidden, dat het geweten van het goed recht geeft. Daar is de dief! zeide zij driftig, terwijl zij op den voerman wees, die, met eene flcsch brandewijn bezig, reeds dooi de dronkenschap begon to bezwijken. Die man richtte zich op en sloeg domme blikken rondom 'zich heen. Kijk! zijt gij daar, mijn kleine!. Wel'! gij loopt zeer goed. Ik zou gedacht hebben, dat gij nog op den grooten .weg waart. Waar hebt gij uwe troep kinderen gelaten. En gij, waar hebt gij het geld mijns vaders gelaten, het geld, dat gij mij hebt ontstolen? Gij droomtEene landloopster zoo als gij heeft nimmer eenige aanraking gehad met het minste geldstuk. Gij hoort het, mijnheer de sherif, hij heeft mij bestolen en hij loochent het. 0]i den naam van sherif, scheen de schelm in Verwarring te geraken. Hij bracht de hand 'aan zijn met gewast doek be dekten hoed en beproefde eenen groet te doen. Mijnheer de magistraatstamelde leden te vinden, Het vorig jaar hebben zioh 337 nieuwe vereenigingen aangeslo ten. Frankrijk neemt thans de eerste plaats in met een aanwas van 75 confe renties. Daarna volgt België, waar, over het geheel genomen, de conferenties bijna even veelvuldig zijn als in geheel Fran krijk (Frankrijk 1600, België 1300). On geveer de helft der Belgische parochiën tolt een conferentie van den H. Vincen- tius. De vereeniging telt 20.000 leden in België, in Frankrijk 27000. Vreemd schijnt het, dat na België Portugal het meest bloeit. Oporto heeft 22 nieuwe vereenigingen aangebracht. Op het initiatief van een man, met een apostolisclien geest bezield, heeft Australië de vereeniging met een nieu wen arbeid belast, en wel een, dien de weinig talrijke priesters onmogelijk ver richten kunnen vanwege de uitgestrekt heid hunner parochiën. Er zijn plaatsen, waar slechts eens per maand een pries ter kan komen. Om nu het werk der mis sionarissen te verlichten, nemen de Vin- centianen een deel der zielzorg over door op de drie of vier Zondagen van de maand in de kerk bidstonden te houden. Het kan gemakkelijk geschieden, daar er wei nig armen te' onderhouden zijn tenge volge van de goede openbare armenver zorging. (De Tijd.) f S19IKR IJ II. De Rochettezaak. De commissie van enquête, na de leden van hot vroe gere kabinet-Monis gehoord te hebben, heeft met 14 tegen 3 stemmen en 2 ont houdingen de conclusie van het onderzoek aangenomen, waarvan de scherpste zin snede luidt: „De stap van den heer Caillaux en de lusschenkomst van den heer Monis zijn geen daden van corruptie, daar zij geen van beiden persoonlijk belang bij de zaak hadden, en ook geen ambtsmis daad, daar de procureur-generaal aan den heer Monis heeft verklaard en de heer Bidault de l'Isle eveneens heeft verklaard, dat het uitstel in geenen deele verjaring tengevolge kon hebben, doch een betreu renswaardig misbruik van vertrouwen." De heeren Maurice Barrès en Bonne- foue hebben tegen deze spons-over-de-lei- methode geprotesteerd. Eerstgenoemde is van meening, dat de commissie door haar slap oordeel aan het geheele land een les geeft in immoraliteit en het schouwspel van straffeloosheid der machtigen. Bonnefoue is van meening, dat de com missi e de rol van Doumergue, die in de Kamer het bestaan van het rapport van Fabre heeft ontkend, als onoprecht had moeten afkeuren. Bonnefoue heeft gelijk, want er is wel reden voor afkeuring. Immers het onderzoek heeft duidelijk aan het licht gebracht: lo. dat Rochette, reeds wegens oplichterij veroordeeld, zijn financieele operaties van April 1911 tot Febr. 1912 kon voortzetten, dank zij de verdaging van zijn proces; 2o. dat de rechters zich daartegen verzetten (verkla ringen van procureur Fabre, president Bi dault de 1' Isle, procureur Lescouvé, advo caat-generaal Laurence en substituut Bloch-Laroche); 3o. dat de verdaging van het proces gelast werd door den presi dent van den ministerraad Monis (verkla ring van Monis, Fabre, Bidault de l'Isle); 4o. dat om deze verdaging aan Monis ver zocht was door Caillaux, minister van Financiën (verklaring van Monis en Cail laux); 5o. dat Caillaux, Doumergue, Mo nis enz. het bestaan van het rapport ken den, en dat op den 14den Maart de mi nister van Justitie Bienvenu Martin er inzage van had gevraagd aan den schrijver (verklaring van Bienvenu Martin, Briand, Barthou, Fabre). Maar, wat een politiek bedorven rom- hij, geloof niet wat ze u vertelt. Ik heb haar geholpen en zij vergeldt mijn goed doen met kwaad. Gij zijt een zekere John Guerry, zeido de sherif gestreng. Ik? ik kon u. Dit is niet de eerste dief stal) waarvan gij beschuldigd wordt. Geef dat jonge meisjen haar geld weder: dan zal uwe straf minder gestreng zijn. Geldriep de man mot een© woeste spotternij uit. Ik zou mij nog liever zien ophangen, dan dat ik ooit iets loslaat, wat ik in mijn zak heb. En bovendien, voegde hij er hij, terwijl hij de waardin drie dollars toewierp, zi© hier mijn over schot. Dezen morgen hebben de kroegen der_ omstreken en het gezelschap van eenige vroolijke snaken mij ontlast van het gewicht dier ellendige geldstukken. Komaan, mijnheer de sherif, laat mij maar- naar de gevangenis brengen. Maar gij, kleine landloopster, als ik u ooit ont moet. Zijn dreigend gebaar verschrikte de waardin, zonder Marianna vrees aan te jagen, die (recht en onbewegelijk staande hare broeders in hare armen drukte. Toen allen vertrokken waren, vraagde de meesteres der herberg aan het jonge meisjen, of zij nog altijd naar Quebec dacht te gaan, en hoe zij in die groote meltje de huidige machthebbers in het land van Marianne vormen, blijkt wel hieruit, dat de Fransche radicaal-socialis tische partij zich door het aannemen op 20 Maart van een motie van „in nige sympathie" en „volkomen vertrou wen" met haar leider heeft solidair ver klaard, ja zelfs met Rochette. Zij kiest als candidaat voor het vice-presidentschap der Kamer, Rabier, Rochette's advocaat, en benoemt na Caillaux' aftreden, tot zijn opvolger in het ministerie van financiën Renoult, oveneens advocaat van Rochette. Dat doen de radicalen en de radicaal- socialisten En omdat hij een gedeelte van de waarheid heeft durven ontsluieren, is... de journalist Calmette vermoord gewor den door de vrouw van minister Caillaux 1 Doux pays! Modderpoel! zegt „Do Tijd" en het blad heeft gelijk. Het „groene document". Het Parijsche blad „Oeuvre" komt in een ha rer vorige nummers nog eens terug op het fameuze document betreffende de Frans'ch-Duitsche: onderhandelingen over Marokko en den Congo. Dit was het docu ment, zooals men weet, waarvan de Fran sche regeering zoozeer de publicatie vreesde, dat ze Barthou een stap liet doen bij Calmette, om de publicatie te verhin deren. Nadat het blad heeft vastgesteld, dat Caillaux in naam der partij, die hij ver tegenwoordigde, de overeenkomsten ver brak, die door Pichon en Cl'emenceau met Duitschland ,over een handelsconsortium op de grens v;an den Congowaren gesloten, constateert het, dat het niet de Marokko- politiek van Frankrijk was, die den eisch van Duitschland uitlokte, maar de Congo- politiek van Caillaux. „De heeren von Schoen en von Lanc ken," aldus het blad, „vertegenwoordigers van Duitschland te Parijs, kenden den onmogelijken toestand, waarin Caillaux zich bevond. Zij deden, wat hun „vak" meebrengt. Zij exploiteerden hem en zon den aan hun regeering het fameuze tele gram „Onderhandelt noch met de Selves, noch met Cambon. Caillaux zal meer geven." De Selves kende het telegram, dat naar Berlijn gezonden wa.s en dat op de Quai d'Orsay betiteld werd als het „groene do cument". De Selves werd verontwaardigd, consulteerde Clémenceau, Briand en mis schien nog anderen en vroeg ten slotte aan den ongelukkigen Fallières hem met Caillaux te confronteeren. Caillaux was woedend, ontkende eerst, doch daarna niets meer kunnende looche nen, keerde hij de bordjes om met een ge baar, dat hem eigen isl en liet zich regel recht naar von Lancken brengen. „Hoe hebt ge zoo iets kunnen telegr.a- feeren? vroeg hij hem. „Hoe weet gij dat?" vroeg v. Lancken op zijn beurt. Den volgenden dag was het cijferschrift van het Duitsche gezantschap opeens ver anderd." (Msbode.) UEIaGIE. R o o d e t y r a n n e n. Het Brusselsche „N. v. 'd. D|." deelt een nieuw staaltje mede va,n hetgeen men van de roode broeders to wachten heeft, wanneer zij zelf als „patroons" moeten optreden, of als hoofd van een organisatie. Eein zeker dokter Ernest Delpierre, die, 26V2' jaar n.l. als'geneesheer aan het „Mai- s.op du Peuple" te Brussel had dienst gedaan, is dezer dagen door de bestuur ders va,n die bloeiende onderneming plot seling op straat geziet. De dokter heeft nu een schrijven gepubliceerd aan de „roode tyrannen" waaraan het genoemde blad o. m. het volgende ontleend: „Wat mij betreft, stichter van den ge neeskundigen dienst, ilc trad voor 26i/2 jaar in dienst van (het „Maison du Poupje", gedreven door mijn goed ha,rt, om aan do arrnie werklieden van dien tijd kosteloos raadplegingen en zorgen te verstrekken. stad hoopte to teven, waar niemand naar haar gesmeek zou luisteren, noch aan hare waarheidlievendheid geloof slaan? Mari anna stelt zich tevreden met op den Hemel dat vaderland der weezen, te wijzen. De waardin was goed; deze zoo edele beweging ontroerde haar. Welnu, lief kind, ik zal u nuttig zijn. Ik zal u eenen brief van aanbeve ling voor mijne zuster medegeven; zij houdt te Quebec eene herberg, w.aar vele zeelieden komen. Daar zult gij kennis kun nen maken met den een of anderen scheepskapitein, die u aan boord zal ont vangen, ofschoon men in ons land vol strekt geen© passagiers zonder geld op neemt. Zie hier hebt gij mondvoorraad. Gij hebt maar tien mijlen meer af te leg- A propos, stel mijne zuster die mand vol vruchten ter hand; ik wachtte op eene gelegenheid om haar die te zenden. Toen de waardin haren brief geschre ven en de kinderen omhelsd had, zette zij de kinderen zachtjes huiten de deur. Marianna belastte zich met de groote mand, en van hare drie reismakkertjes vergezeld, zeide zij met eene zachte vroo- lijkheid Moed, Betzy, loop goed; en gij, Dirk, ondersteun uwen broeder; dezen avond zullen wij rusten. (W.ordt vervdlgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1914 | | pagina 5