De saf ariëeiing der Onderwijzers
Het Vierde gebed
No. 141
TWEEDE BLAD
NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 29 Nov. 1913.
FEUILLETON.
Gemengd Nieuws.
Wij lezen in de „Nieuwe Venlosehe
Courant"
De wetenschap steekt in geen bed van
[pluimen
Wie leeren wil moet vroeg de vleeren
[ruimen.
Dit oude versje gedachtig, doen de jon
geman en het meisje, die roeping voelen
om later op te treden als opvoeders der
jeugd, alle mogelijke moeite teneinde te
slagen bij het zooveel-Vakkige examen.
Zij tobben en ploeteren en slijten de
mooiste jaren huns leven op 'de harde
schoolbanken en zwoegen na afloop' der
lessen eiken avond thuis nog de noodige
uren om, eindelijk in het bezit van het
zoo begeerde diploma;, met een minimum
salaris van eenige honderden guldens,
het leven in te steken en spoedig zich te
ergeren aan het arbeidersloon, "dat hun
uitbetaald wordt. Daarvoor moeten zij de
jeugd opleiden; daarvoor moeten zij den
grondslag leggen der kennis, waarop de
welvaart van het land straks ten deele
rusten zal; daarvoor moeten zijl angst
vallig- waken over de zielen der kinderen,
hun toevertrouwd, en een wakend oog
laten gaan over de onderscheiden karak
ters. Want dit alles is de taak van den
onderwijzer waaraan hij zich niet onttrek
ken kan zonder zich schuldig te maken
aan plichtsverzuim. ,,De onderwijzer en
de onderwijzeres zijn de geestelijke oudere
van het kind. De betrekking van onder
wijzer is een heilig ambt, een ander soort
priesterschap.De onderwijzer moet zijn
als een ^tweede vader, de onderwijzeres
als een tweede moedor, wier roeping: en
plicht wel tdie der eigen ouders- niet over
treffen, maar van wie toch een nog inni
ger toewijding en zelfverloochening wordt
gevraagd, omdat hen de banden des
bloeds .niet. aan het kind hinden", zegt
Pater Hyacinth Hermans, waar hij den
strijd schildert, die er thans door de ver
schillende politieke partijen gestreden
wordt om de ziel' van het kind.
Dat die heerlijke roeping niet door het
heel© onderwijzerscorps wordt begrepen
dat er vele onderwijzers zijn, die niei
thuis hooren in de school en in het
belang van het land uit hun ambt dien
den geschorst te worden, niemand zal
het ontkennen. Tegenover dezen staat ech
ter die breede schare van mannen en
vrouwen, wien het heilige ernst, is met
de belangen van liet, kind en die zich be
ijveren om de lmn opgelegde taak naar
plicht en geweien te vervullen.
Is het' nu niet schandelijk, dat. er in de
twintigste eeuw nog klachten en zeer
gegronde klachten rijzen uit die opvoe
derskringen om van staats- en stads- en
dorpsbesturen een salaris te erlangen,
menschwaardig overeenkomstig luin stand
en hun verantwoordelijkheid?
Er zijn ontwikkelde personen, ja vroede
vaderen zelfs nog hier en daar, die een
onderwijzer durven vergelijken met een
gewoon ambachtsman en angstvallig de
snoeren der gemeentebeurs dichthouden,
als er uil. de opvoederskringen aanvragen
komen voor positie-verbetering, hoewel
hij 'tnagaan der salarislijsten, het gezond
verstand hun zeggen moest, dat het hon-
gerloone'n zijp, waarmee zij het edelste
cteel van'hun ambtenaarspersoneel afsche
pen somwijlen.
Niet aan elk kersversch onderwijzer
beneden de twintig jaar behoeft een ruim
tractemepit te- worden verleend, maar wie
zich uitgesloofd heeft eenige jaren lang
buiten zijn dagelijksche lesuren om de
hoofdacte te behalen, en den moed heeft,
gehad om zich te bekwamen voor eenige
hij-acten, hij heeft recht op- een royaler
Iractement dan thans: op vele plaatsen
aan zulke paedagogen wordt uitbetaald
In eiken tak van dienst echter, in bijna
alle vakken „stijgen d^ „salarissen naar
mate het peil der levensbehoeften rijst.
Nieuwe ambten, welke in het leven ge-
roepen worden, zijn meestal begeerens-
waardige posten. De positie van den
onderwijzer, die gewerkt heeft om- vooruit
te komen, blijft echter op vele plaatsen
allerbedroevendst, want hij hem wordt, er
geen rekening mee gehouden, dat. de tijden
zijn veranderd en de gulden niet meer
dezelfde waarde heeft van vóór vijftig
jaar.
„Gij eischt, dat. de onderwijzer een
voorbeeld, een toonbeeld zij voor oud en
ong, rijk en arm. klaar gij onthoudt hem
iet voetstuk van den maatschappelijken
welstand, waarop hij- moet staan om
de aandacht' te trekken", zei zeer tereclitt
de heer A. Baron op de Haagsche salaris-
meeting in 1912 2), en notaris H. J. F.
Brinkman sprak voor den R. K. Onder
wijzersbond in 't Bisdom Roermond3)
,M. H., de Gemeente en het Rijk, beiden
klap-loopers op de beurs uwer ouders en
vrouwen".
Hij moet niet genoodzaakt wezen te
vlas sen op de bijverdienste zijner vrouw
of opgeschoten kinderen, hij- moet niet
behoeven te h-unkeren naar allerlei biji-
baantjes, die slechts enkele gunstelingen
te beurt vallen en vaak afhankelijk zijn
van toevallige vriendschap of 'in-den-
smaak-vallen hij zekere personen.
Met den onderwijzer een goed hart toe
te dragen, is de- taak der overheid niet
ten einde. Zij moeten volgens hun stand
met hun gezin fatsoenlijk kunnen leven
en op de toekomst niet met kommervol
hart behoeven tegen te staren. Zij- moe
ten jaarlijks een sommetje kunnen besle
den aan studieboeken om hun ontwikke
ling te vervolmaken; aan het onderwijs
komt dit ten goede. A-l die kleinzielige
en henepen beknibbelingen op de onder-
w ij z erstr acte men ten schaden het. volksbe
lang en kweeken een ontevredenheid,
waarvan de jeugd medo het slachtoffer
is-. Als de onderwijzer aardappelen moet
poten of kool planton of de natte wasch
voor zijn vrouw uitspannen, naar een
uitdrukking van een reeds- genoemden pa
ter Hermans, dan zal- zijn onderwijs- daar
onder gedrukt gaan. „De werkman is zijn
loon waardig", zegt het. Schriftuurwoord.
Dr. H. H. KNIPPENBERG.
49
En uwe kippen en duiven daarbij
voegde Josef daar schertsende aan toe
en ge krijgt nog meer dan gij gehad hebt.
Maar, moedei', ik heb vandaag vijf uren
geloopen en heb honger en dorst. Ik ga
nu naar de keuken en haal; daar iets
om te eten, en voor u en Leentje pen
kop koffie. Én opdat het ons- beter s-make,
zullen wij ons maal in het, prieel daar in
den tuin, naast den grooten berkenboom
gebruiken! Wees maar genist, mijnheer
zal daar niets van zeggen.
Bij deze woorden gaf hij zijne moeder
da hand en spoedde hij- zich weg. Ma
i'ianne zag hem met verwondering na
zij kende zijn eerlijk, deelnemend hart,
en wist, hoe goed hij liet met Magdalena
meende. Zijne opgeruimdheid en zijn g
vertrouwen, terwijl Magdalena in zoo
moeilijke en drukkende omstandigheden
zich bevond, moesten haar inderdaad ver
wonderen, en zij dacht, en dit. niet ten
onrechte, dat daar wel een geheime re
den voor moest zijn. Zij ging met Mag
dalena naar het prieel e.n dekte, daar
Om tie ziel van het kind. Een alarm aan
Christenouders en onderwijzers door P. Hyacinth
Hermans-. Uitgave van de N. V' de cour. „De
Maasbode", Rotterdam.
'-) Uitgegeven door Typ. „Qeldersehe Koesier",
Nijmegen.
3) „De Katholieke School" 7 Augustue 1913
O m een burgemeester. In het
Noord-Uollandsche dorp Callantsoog met
slechts 844 'inwoners hebben eenige inr
vloedrijke ingezetenen besprekingen ge
houden om een eigen Burgemeester en dan
nog liefst een inwoner van die gemeente,
benoemd te krijgen. Tot nu toe was dit
ambt vereenigd met de gemeente Zij-pe.
Een eigen gemeentesecretaris in den per
soon van den lieer de Rijke is reeds
benoemd.
Als de meest geschikte persoon voor
hoofd der vacature gemeente Gallants,
oog wordt genoemd de lieer Kniisvebl,
lid van den Raad en Dijkgraaf van den
polder Callantsoog. Mocht de heer K
zioh een dergelijke keuze laten welgeval
len, dan zal in die gemeente een hand
tcekeni-ngslijst rondgaan om b ijden Minis
ter en den Commissaris der Koningin op
zijn benoeming aan te dringen. (C.)
Een nuttige uitvinding. Door
een telegrafist der Staatsspoor Ie Hel
mond is een toestelletje uitgevonden, waar
mede het telegrafisch oproepen van een
station automatisch kan geschieden.
Het zeer vernuftig, uitgedachte toestel,
bestaat uit een soort uurwerk, waarbij-
evenals bij een wekkerklokje, een wijzer
de kleine tafel. Doch plotseling ver
schoot Magdalena van schrik en vatte
angstig de hand der moeder aan. Dicht
in hare nabijheid wandelde de zoogenaam
de graaf met den heer Gaming; den ge
nadigeu heer beliefde het. zich lieden voor
het eerst na acht dagen tijd» te vertoonen
en i n den tuin te wandelen. Slechts wei
nige schreden van het prieel, onder de
schaduw eener bloeiende acacia, bleef hij
met den pachter staan en verhaalde hem
van zijne ziekte, die hij verzekerde, dat
hem zware pijnen veroorzaakte en slechts
door een geheim middel kon verdreven
worden. De pachter schonk hem, gelijk het
scheen, de grootste deelneming, betuigde
zijne groote vreugde wegens- zijn herstel
en verzocht hem met de groots-te belang
stelling, of hij: de goedheid wilde hebben
hem dit middel mede te deelen.
Zoo werd de bedrieger oj> zijn beurt
gedrogen.
Josef bracht met zijn moeder en met
Magdalena een vergenoegd uur door en be
gaf zich vervolgens naar zijn werk. Toen
Marianne en Magdalena in haar kamertje
wederkwamen, vonden zij daar tot hare
grootste verwondering een brief met. geld
aan het adres der laatstgenoemde. Mag
dalena vermoedde terstand wie de schrij
ver was, en wilde de.nzelve volstrekt niet
op een bepaalde stationsnaam moet wor
den geplaatst, waarna door inschakeling
aan een morse-toestel, het gewenschte sta
tion automatisch wordt opgeroepen.
De uitvinder heeft zijn apparaat voor
den heer Directeur-Generaal der S.S. ge
demonstreerd met het gevolg, dat door
de S.S. reeds een aantal dezer hoogst
nuttige en tijdbesparende toestellen zijn
besteld.
Ernstig ongeval. Men meldt uit
lieerde;
Maandagmorgen had alhier een ernstig
ongeval plaats. De heer Visser uit. Zwolle,
student aan de Landbouwschool te Wage-
ningen, reed op den Apeldoornschen weg
in yolle vaart met zijn stoomfiets teg^en
een melkwagen. Met. gebroken been en
inwendig zwaar gekwetst, werd hij per
ontboden ziekenwagen naar Zwolle over
gebracht.
Vijf overlevenden van de „Ti
tan i c" verdronken. Voor eenige da
gen had op de Hudson een bootongeluk
plaats, 'twelk een bijzondere vermelding
verdiend. Een echtpaar Bishop en eene
familie Smith, die hij de- vreeselijke ramp
van de „Titanic" met moeite gered wer
den, ondernamen tezamen een uitstapje
met een motorboot op de Hudson-Rivier.
Op nog Jiiet opgehelderde manier brak
de schroef van den motor, en 't kleine
vaartuig: was weerloos aan de tamelijk
h'ooge golven van do rivier overgeleverd.
Het duurde niet tang, of de boot kantelde
en al de opvarenden, die niet' konden
zwemmen, verdronken.
In N i e u w G u i n e a. Nog steeds
is Nieuw-Guinea nog niet lieelemaal door
kruist en is dat land nog niet door en
door bekend. Een Dnitschc expeditie
doet thans ook weer onderzoekingen in
dat land van geheimenis. Nu en dan
wordt in de Duitsche bladen een en ander
over deze expeditie verteld. In een on
langs ontvangen brief schreven de reizi
gers een en ander over de inboorlingen
van het land benevens hun zeden en ge
woonten. Toen de leider van de expeditie
een rivier afvoer, in een cano, hoorde
hij van de dorpen aan den oever de tonen
weerklinken van een zeker muziekinstru
ment. Toen hij ging kijken, zag hij, dat
liet geluid werd veroorzaakt door een
bamboe-pijp van ongeveer 6 M. lengte.
Aan het einde van de pijp zat terzijde
een opening, waardoor eigenaardige diepe
tonen werden voortgebracht. Er waren
2 man noodig om de pijp te hanteeren,
een moest de pijp vasthouden terwijl de
andere blies. De reiziger vermoedde, dat
men zijn cano-tocht met muziek bege
leidde, misschien om toovenarij te ver
bannen. Tenminste gedurende den gan-
schen tocht bijna weerklonk muziek van
de oevers. Het is echter ook mogelijk,
dat er een algemeene feeststemming
heerschte. Tenminste de inboorlingen had
den gezicht en lichaam rood, zwart, wit
of geel geverfd en zich bovendien met
veeren opgetuigd. Op andere plaatsen
werd weer geheel andere muziek gehoord.
Het bleek, dat de inboorlingen groote
liefhebbers van muziek zijn. Met groote
aandacht volgden zij de tonen welke de
reiziger ontlokte aan een mond-harmonica.
Bij die muziek schenen ze alles te ver
geten. Op critische momenten, wanneer
men een woordenwisseling met de inboor
lingen had, gelukte het verscheidene
malen het gezelschap te bekeeren, en de
vrede te herstellon door een deuntje op
het mondorgeltje te spelen. Eenige van
deze instrumenten werden de dorpelingen
ten geschenke gegeven. Een dwarsfluit
had zeer verschillend resultaat. Op de
eene plaats beantwoordde men deze mu
ziek met te trachten den muzikant een
mes in de borst te steken, op een andere
plaats was het gansche dorp verrukt
openbreken. Eindelijk echter ging 'zij
daartoe over, op- aanraden van de moeder,
welke zich daarvan wilde vergewissen en
tegelijk zich overtuigen, hoe ver de graaf
zijne onbeschaamdheid kon drijven. De
brief was werkelijk van den graaf en be
vatte, behalve eenige aanlokkende vleie
rijen, de innemendste verzekeringen zijner
deelneming aan hot onschuldige ongeluk
van Magdalena en de liefderijkste belui-
gingen van hulpvaardigheid; de ingeslo
ten twaalf dukaten zij- waren uit de
rol van Leopold zij! zouden slechts
het begin zijner ondersteuningen zijn, en
de zender wachtte slechts een wenk om
haar geheel zijn vermogen ter beschik
king te stellen.
Onder het -storten van tranen van
schaamte en verontwaardiging wierp Mag
dalena den brief uit hare handen, en on-
noodig zal' het zijn, hier de- verzekering
bij- te voegen, dat zij dien onbeantwoord
en onverwijld aan 'den graaf terugzond
Moeder Marianne schepte een hartelijk ge
noegen in het gedrag der jonge dochter
en troostte haar op het liefderijkste.
Maar Magdalena, vroeg zij-, meent
gij niet dat wij aan Josef moesten open
baren, hoe die onbeschaamde mensch u
vervolgt?
Moeder, ik geloof dal. het beter
door deze muziek en wilden allen het
instrument ook bespelen.
Opvallend was de haardracht van de
inboorlingen. Overal deden deze zwarte
menschen al wat ze konden om het
wollige haar zoo stijf mogelijk te maken,
of althans den schijn op te wekken, als
ware het stijf. Op verschillende plaatsen
wordt het haar tot reusachtige massa's
omhoog gebonden en dan dikwijls met
vlechten en dunne houten staven vast
gehouden, zoodat het veel heeft van de
malle cylinderhoed van een clown. Op
andere plaatsen wordt het haar gefri
seerd tot wollige krullen, die men met
kokos-olie aan elkaar kleeft. Weer op
andere plaatsen wordt het voorste deel
van den schedel kaal geschoren. De in
boorlingen hebben wel een eigenaardige,
eenigszins huiveringwekkende manier om
zich te scheren. De voorwerpen, die daar
voor gebruikt worden jagen ons een ril
ling over het lijf. Zoo deden de inboor
lingen de reizigers telkens verzoeken oün
oude flesschen, die zij stuk sloegen om
de glasscherven te gebruiken als scheer
messen.
De eerlijkheid is bij de inboorlingen
over het algemeen vrij groot.Tot dief
stal komen zij niet licht en wanneer
voorwerpen goed gecontroleerd worden
zal er zeker nooit iets mankeeren. De
reizigers gaven den inboorlingen gerust
snoeimessen en bijlen in handen om die
te probeeren wanneer men die voorwer
pen weer moest inleveren, ontbrak er
niets. Op een plaats, welke men reeds
vroeger bezocht had, brachten de men
schen zelfs een mes en een bijl, welke
vergeten waren, zonder navraag terug.
Het is echter mogelijk, dat zij deze voor
werpen brachten omdat zij bang waren,
dat de vreemdelingen er naar vragen
zouden en de teruggave zouden eischen.
De opvoeding der kinderen staat niet op
een zeer hoog peil. Van zijn kroost trekt
de inboorling zich weinig aan. Hij geeft
ze te eten en laat hen met vrienden van
denzelfden leeftijd spelen, waarbij de
kleinen tegelijkertijd worden geoefend
in het hanteeren van een kleine speer
en een kleine pijl en boog. De kinderen
moeten evenwel reeds vroeg helpen in
de huishouding en bij het bebouwen der
grond, waarzoover dit geschiedt. Daar
door zijn de kinderen meestal vroeg oud,
de zorgelooze jeugd kennen zij niet.
Hoezeer echter de ouders hun jonge
kinderen onder den duim hebben, wan
neer de knapen wat ouder worden zijn
zij opvallend zelfstandig. Alleen de ge
meenschappelijke verdediging, voert hen
samen. Voor het overige trekken de jon
geren zich weinig' aan van de ouders.
De scheepsramp der „Scots-
d y k e". Omtrent den brand, die gewoed
heeft aan boord van den Engelschen stoo-
mer „Scotsdyke," op weg van de Mid-
dellandsche Zee naar Sunderland, zijn,
naar de Londensche berichtgever van het
„Hbl meldt, de volgende bijzonderheden
bekend geworden.
„Het was omstreeks één uur in den
nacht van 18 op 19 Nov., dat men van
het strand te Ventnor, aan de zuidkust
van het eiland Wight, op ongeveer vijf
tien mijl afstand van St. Catherine's Point
aan den horizon opeens een vuurrooden
gloed zag, wat er op wees, dat daar een
schip in lichter laaie moest zijn. Spoe
dig daarna werden sleepbootén uitge
zonden en de reddingstations aan de
kust kregen bevel zich gereed te houden
om zoo noodig hulp te verleenen.
„Ondertusschen was de dreadnought
„Iron Duk", het nieuwste oorlogsschip,
dat proeftochten op het Kanaal deed,
met volle kracht in de richting van het
brandende schip gestoomd en richtte zijn
zoeklichten daarop.
„Om vier uur in den ochtend zag men
van Ventnor, dat de gloed danig vermin
derde en een uur later kwam van Ports-
moutsh het bericht, dat alle gevaar voor
de opvarenden van het schip geweken
was, aangezien de bemanning en de pas-
is, dat wij daarmee nog eenige dagen
wachten en zoo Josef van dien kommer
eu do verontwaardiging verse-hoonen, ant
woordde zij- mij dunkt, ee-n inwendig
gevoel- zegt mij, dat God zelf binnen
kort tusschen beiden zal treden en mij
rust zal bezorgen.
XIV.
De derde- nacht kwam aan; de pachter
had in alle stilte zijne maatregelen geno
men, zijne knechten gewapend en de gen
darmes van het naastbijgelegene gerecht
te hulp geroepen. Op den bepaalden tijd
kwam Leopold met drie makkers en sloop
met hen in de kamers van den graaf, die
hen verbeidde. Alen liet de dieven in de
woning des pachters binnedringen, de
kasten openbreken, de inbraak bijna vol
trekken. Eindelijk echter worden zij. plot
seling zoo behendig en met; zoo sterke
overmacht besprongen, dat zij nauwelijks
aan weerstand konden denken, veel min
der dien werkelijk bieden. Slechts, den
graaf, die als een razende was en wien
het schuim op den mond stond van woede,
gelukte het, met den sabel in de hand
zich op den pachter te werpen, en zeer
zeker zou hjj' hem- erg verwond hebben,
indien Josef den graaf niet bijtijds aange
sagiers aan boord van de „Iron Duke"
waren opgenomen en naar Portsmouth
overgebracht. Het brandende schip was
geweest de „Scotsdyke", en de beman
ning en de twee passagiers, die aan boord
waren geweest, hadden het schip in de
booten verlaten, en waren door de „Iron
Duke" gered.
„De bemanning bestond uit 22 kóppen
De twee passagiers waren twee parle
mentaire verslaggevers, die van een va-
cautie-uitstap terugkeerden.
„Zij vertelden dat even yóór midder
nacht brand was ontdekt in het voor-
ruim. Alle pogingen van de bemanning
om het vuur te dooven waren vruchte
loos, daar de licht-brandbare deklading
spoedig vuur vatte, en blusschen onmo
gelijk bleek. De vlammen bereikten spoe
dig het voorschip en tastten de brug en
de reddingbooten vooruit aan Het stuur
rad op de brug werd onbruikbaar, en men
moest zich met een handstuurrad gaan
behelpen.
Een stijve wind deed de vlammen
danig aanwakkeren, zoodat de opvaren
den gedwongen waren hun toevlucht te
gaan zoeken op het achterdek en van
daar de overgebleven booten uit te zet
ten. De bemanning meende reeds, dat
redding onmogelijk zou zijn, toen de
„Iron Duke" aankwam, die dadelijk haar
booten uitzette om hulp te verleenen, en
de schipbreukelingen aan boord nam.
De „Scotsdyke" is geheel verbrand en
sedert men meldt, gezonken".
Het 9e Esperanto-Congres.
Men verzoekt ons opname van het vol
gende bericht
Op het 9e Internationale Esperanto-
Congres, dat dezen zomer te Bern ge
houden werd onder eere-presidentschap
van kolonel Erey, directeur der Zwitser-
sche telegrafie, en ex-president der Zwit-
sersche republiek, waren 1200 Esperantis
ten uit verschillende landen aanwezig,
waarvan Engeland 250, Duitschland 220,
Frankrijk 200, Italië 50 leverden.
Men zag er verder geel getinte Chi-
neezen en donkes bruinkleurige negers
van Martiniqe, die elkaar door middel
der internationale hulptaal zonder eenige
moeilijkheid konden verstaan. Na het
openingswoord van kolonel Erey, werd
het welkomstwoord uitgesproken door
den officieelen regeeringsvertegenwoor-
diger uan het kanton Bern.
9200 mijlen over zee. De „Nieuwe
Courant" ontving van de Amsterdam Tug
Salvage Company te Amsterdam onder
directie van de heeren C. E. zur Mühlen
en A. J. de Graaf, gisteren bericht, dat
het voor Soerabaja bestemde 14.000-tons
drijvende droogdok op de plaats van be
stemming is aangekomen.
Deze belangrijke sleeptocht, schrijft het
blad, mag waarlijk een triomf voor de
Nederlandsche nijverheid worden ge
noemd.
Den 23sten Juni 1.1. verliet het dok,
gesleept door de „Atlas" (1500 P.K.) en
de „Titan" (1000 P.K.) de reede vanTessel
en arriveerde na een voorspoedige reis
te Aden, waar het transport circa drie
weken heeft moeten wachten tot de
moesson voorbij was. De reis werd daarna
onder afwisselende omstandigheden voort
gezet men heeft vooral veel last gehad
van harde winden en sterke stroomiugen,
die den voortgang belemmerden. Het is
een werk geweest dat wel de uiterste
inspanning, waakzaamheid, voorzichtig
heid en geduld vereischte van de be
manningen, om het tot een goed einde
te brengen.
Beide genoemde sleepbooten waren
voor de lange reis speciaal ingericht, de
„Atlas" voorzien van een installatie voor
draadlooze telegrafie en beide booten van
een krachtig zoeklicht, pompen, duikers
met noodige toestellen.
De „Nieuwe Courant" wijst er nog op,
dat dit het grootste dok is, ooit over zulk
een grooten afstand gesleept9200 mijlen
grepen eu nedopgeworpen had.
De gauwdieven werden gekneveld, op
een wagen gezet en zonder uitstel-, ouder
begeleiding der gendarmes naar de resi
dentie vervoerd. Een uur later ijlde de
pachter met Josef hen na.. Hunne tegen
woordigheid bij het gerecht was volstrekt
noodzakelijk en Josef moest', als zijnde
de voornaamste getuige, zoodra mogelijk
in het verhoor komen.
Zij haalden den wagen met de mis
dadigers dicht bij de ka.pel „Maria help"
in; het was bij den opgang der zon, en in
stralen blonk .„het kruis va.n het kerkje
en riep- in Josefs binnenste het voorval
van dien belangrijken nacht terug. Te
gelijkertijd luidde iiet klokje den En
gel des Heeren, Josef, die op dien zelfden
oogenblik naast de boosdoeners, kwam te
rijden, bemerkte duidelijk dat Leopold bjj
het hooren van dit klokje hevig schrikte,
en half overluid zijn makker toefluisterde
Hoort ge? het arme-zondaarsklokje luidt, 1
Hoe fo-nscih en vermetel de zoogenaamde
graaf anders ook was, ditmaal veranderde
hij van. kleur en zijne oogen rolden van
angst en woede heen en weder, en er
vertoonden zich krampachtige trekken in
zijne geboeide handen.
(Wordt vervolgd.)