De saf ariëeiing der Onderwijzers Het Vierde gebed No. 141 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 29 Nov. 1913. FEUILLETON. Gemengd Nieuws. Wij lezen in de „Nieuwe Venlosehe Courant" De wetenschap steekt in geen bed van [pluimen Wie leeren wil moet vroeg de vleeren [ruimen. Dit oude versje gedachtig, doen de jon geman en het meisje, die roeping voelen om later op te treden als opvoeders der jeugd, alle mogelijke moeite teneinde te slagen bij het zooveel-Vakkige examen. Zij tobben en ploeteren en slijten de mooiste jaren huns leven op 'de harde schoolbanken en zwoegen na afloop' der lessen eiken avond thuis nog de noodige uren om, eindelijk in het bezit van het zoo begeerde diploma;, met een minimum salaris van eenige honderden guldens, het leven in te steken en spoedig zich te ergeren aan het arbeidersloon, "dat hun uitbetaald wordt. Daarvoor moeten zij de jeugd opleiden; daarvoor moeten zij den grondslag leggen der kennis, waarop de welvaart van het land straks ten deele rusten zal; daarvoor moeten zijl angst vallig- waken over de zielen der kinderen, hun toevertrouwd, en een wakend oog laten gaan over de onderscheiden karak ters. Want dit alles is de taak van den onderwijzer waaraan hij zich niet onttrek ken kan zonder zich schuldig te maken aan plichtsverzuim. ,,De onderwijzer en de onderwijzeres zijn de geestelijke oudere van het kind. De betrekking van onder wijzer is een heilig ambt, een ander soort priesterschap.De onderwijzer moet zijn als een ^tweede vader, de onderwijzeres als een tweede moedor, wier roeping: en plicht wel tdie der eigen ouders- niet over treffen, maar van wie toch een nog inni ger toewijding en zelfverloochening wordt gevraagd, omdat hen de banden des bloeds .niet. aan het kind hinden", zegt Pater Hyacinth Hermans, waar hij den strijd schildert, die er thans door de ver schillende politieke partijen gestreden wordt om de ziel' van het kind. Dat die heerlijke roeping niet door het heel© onderwijzerscorps wordt begrepen dat er vele onderwijzers zijn, die niei thuis hooren in de school en in het belang van het land uit hun ambt dien den geschorst te worden, niemand zal het ontkennen. Tegenover dezen staat ech ter die breede schare van mannen en vrouwen, wien het heilige ernst, is met de belangen van liet, kind en die zich be ijveren om de lmn opgelegde taak naar plicht en geweien te vervullen. Is het' nu niet schandelijk, dat. er in de twintigste eeuw nog klachten en zeer gegronde klachten rijzen uit die opvoe derskringen om van staats- en stads- en dorpsbesturen een salaris te erlangen, menschwaardig overeenkomstig luin stand en hun verantwoordelijkheid? Er zijn ontwikkelde personen, ja vroede vaderen zelfs nog hier en daar, die een onderwijzer durven vergelijken met een gewoon ambachtsman en angstvallig de snoeren der gemeentebeurs dichthouden, als er uil. de opvoederskringen aanvragen komen voor positie-verbetering, hoewel hij 'tnagaan der salarislijsten, het gezond verstand hun zeggen moest, dat het hon- gerloone'n zijp, waarmee zij het edelste cteel van'hun ambtenaarspersoneel afsche pen somwijlen. Niet aan elk kersversch onderwijzer beneden de twintig jaar behoeft een ruim tractemepit te- worden verleend, maar wie zich uitgesloofd heeft eenige jaren lang buiten zijn dagelijksche lesuren om de hoofdacte te behalen, en den moed heeft, gehad om zich te bekwamen voor eenige hij-acten, hij heeft recht op- een royaler Iractement dan thans: op vele plaatsen aan zulke paedagogen wordt uitbetaald In eiken tak van dienst echter, in bijna alle vakken „stijgen d^ „salarissen naar mate het peil der levensbehoeften rijst. Nieuwe ambten, welke in het leven ge- roepen worden, zijn meestal begeerens- waardige posten. De positie van den onderwijzer, die gewerkt heeft om- vooruit te komen, blijft echter op vele plaatsen allerbedroevendst, want hij hem wordt, er geen rekening mee gehouden, dat. de tijden zijn veranderd en de gulden niet meer dezelfde waarde heeft van vóór vijftig jaar. „Gij eischt, dat. de onderwijzer een voorbeeld, een toonbeeld zij voor oud en ong, rijk en arm. klaar gij onthoudt hem iet voetstuk van den maatschappelijken welstand, waarop hij- moet staan om de aandacht' te trekken", zei zeer tereclitt de heer A. Baron op de Haagsche salaris- meeting in 1912 2), en notaris H. J. F. Brinkman sprak voor den R. K. Onder wijzersbond in 't Bisdom Roermond3) ,M. H., de Gemeente en het Rijk, beiden klap-loopers op de beurs uwer ouders en vrouwen". Hij moet niet genoodzaakt wezen te vlas sen op de bijverdienste zijner vrouw of opgeschoten kinderen, hij- moet niet behoeven te h-unkeren naar allerlei biji- baantjes, die slechts enkele gunstelingen te beurt vallen en vaak afhankelijk zijn van toevallige vriendschap of 'in-den- smaak-vallen hij zekere personen. Met den onderwijzer een goed hart toe te dragen, is de- taak der overheid niet ten einde. Zij moeten volgens hun stand met hun gezin fatsoenlijk kunnen leven en op de toekomst niet met kommervol hart behoeven tegen te staren. Zij- moe ten jaarlijks een sommetje kunnen besle den aan studieboeken om hun ontwikke ling te vervolmaken; aan het onderwijs komt dit ten goede. A-l die kleinzielige en henepen beknibbelingen op de onder- w ij z erstr acte men ten schaden het. volksbe lang en kweeken een ontevredenheid, waarvan de jeugd medo het slachtoffer is-. Als de onderwijzer aardappelen moet poten of kool planton of de natte wasch voor zijn vrouw uitspannen, naar een uitdrukking van een reeds- genoemden pa ter Hermans, dan zal- zijn onderwijs- daar onder gedrukt gaan. „De werkman is zijn loon waardig", zegt het. Schriftuurwoord. Dr. H. H. KNIPPENBERG. 49 En uwe kippen en duiven daarbij voegde Josef daar schertsende aan toe en ge krijgt nog meer dan gij gehad hebt. Maar, moedei', ik heb vandaag vijf uren geloopen en heb honger en dorst. Ik ga nu naar de keuken en haal; daar iets om te eten, en voor u en Leentje pen kop koffie. Én opdat het ons- beter s-make, zullen wij ons maal in het, prieel daar in den tuin, naast den grooten berkenboom gebruiken! Wees maar genist, mijnheer zal daar niets van zeggen. Bij deze woorden gaf hij zijne moeder da hand en spoedde hij- zich weg. Ma i'ianne zag hem met verwondering na zij kende zijn eerlijk, deelnemend hart, en wist, hoe goed hij liet met Magdalena meende. Zijne opgeruimdheid en zijn g vertrouwen, terwijl Magdalena in zoo moeilijke en drukkende omstandigheden zich bevond, moesten haar inderdaad ver wonderen, en zij dacht, en dit. niet ten onrechte, dat daar wel een geheime re den voor moest zijn. Zij ging met Mag dalena naar het prieel e.n dekte, daar Om tie ziel van het kind. Een alarm aan Christenouders en onderwijzers door P. Hyacinth Hermans-. Uitgave van de N. V' de cour. „De Maasbode", Rotterdam. '-) Uitgegeven door Typ. „Qeldersehe Koesier", Nijmegen. 3) „De Katholieke School" 7 Augustue 1913 O m een burgemeester. In het Noord-Uollandsche dorp Callantsoog met slechts 844 'inwoners hebben eenige inr vloedrijke ingezetenen besprekingen ge houden om een eigen Burgemeester en dan nog liefst een inwoner van die gemeente, benoemd te krijgen. Tot nu toe was dit ambt vereenigd met de gemeente Zij-pe. Een eigen gemeentesecretaris in den per soon van den lieer de Rijke is reeds benoemd. Als de meest geschikte persoon voor hoofd der vacature gemeente Gallants, oog wordt genoemd de lieer Kniisvebl, lid van den Raad en Dijkgraaf van den polder Callantsoog. Mocht de heer K zioh een dergelijke keuze laten welgeval len, dan zal in die gemeente een hand tcekeni-ngslijst rondgaan om b ijden Minis ter en den Commissaris der Koningin op zijn benoeming aan te dringen. (C.) Een nuttige uitvinding. Door een telegrafist der Staatsspoor Ie Hel mond is een toestelletje uitgevonden, waar mede het telegrafisch oproepen van een station automatisch kan geschieden. Het zeer vernuftig, uitgedachte toestel, bestaat uit een soort uurwerk, waarbij- evenals bij een wekkerklokje, een wijzer de kleine tafel. Doch plotseling ver schoot Magdalena van schrik en vatte angstig de hand der moeder aan. Dicht in hare nabijheid wandelde de zoogenaam de graaf met den heer Gaming; den ge nadigeu heer beliefde het. zich lieden voor het eerst na acht dagen tijd» te vertoonen en i n den tuin te wandelen. Slechts wei nige schreden van het prieel, onder de schaduw eener bloeiende acacia, bleef hij met den pachter staan en verhaalde hem van zijne ziekte, die hij verzekerde, dat hem zware pijnen veroorzaakte en slechts door een geheim middel kon verdreven worden. De pachter schonk hem, gelijk het scheen, de grootste deelneming, betuigde zijne groote vreugde wegens- zijn herstel en verzocht hem met de groots-te belang stelling, of hij: de goedheid wilde hebben hem dit middel mede te deelen. Zoo werd de bedrieger oj> zijn beurt gedrogen. Josef bracht met zijn moeder en met Magdalena een vergenoegd uur door en be gaf zich vervolgens naar zijn werk. Toen Marianne en Magdalena in haar kamertje wederkwamen, vonden zij daar tot hare grootste verwondering een brief met. geld aan het adres der laatstgenoemde. Mag dalena vermoedde terstand wie de schrij ver was, en wilde de.nzelve volstrekt niet op een bepaalde stationsnaam moet wor den geplaatst, waarna door inschakeling aan een morse-toestel, het gewenschte sta tion automatisch wordt opgeroepen. De uitvinder heeft zijn apparaat voor den heer Directeur-Generaal der S.S. ge demonstreerd met het gevolg, dat door de S.S. reeds een aantal dezer hoogst nuttige en tijdbesparende toestellen zijn besteld. Ernstig ongeval. Men meldt uit lieerde; Maandagmorgen had alhier een ernstig ongeval plaats. De heer Visser uit. Zwolle, student aan de Landbouwschool te Wage- ningen, reed op den Apeldoornschen weg in yolle vaart met zijn stoomfiets teg^en een melkwagen. Met. gebroken been en inwendig zwaar gekwetst, werd hij per ontboden ziekenwagen naar Zwolle over gebracht. Vijf overlevenden van de „Ti tan i c" verdronken. Voor eenige da gen had op de Hudson een bootongeluk plaats, 'twelk een bijzondere vermelding verdiend. Een echtpaar Bishop en eene familie Smith, die hij de- vreeselijke ramp van de „Titanic" met moeite gered wer den, ondernamen tezamen een uitstapje met een motorboot op de Hudson-Rivier. Op nog Jiiet opgehelderde manier brak de schroef van den motor, en 't kleine vaartuig: was weerloos aan de tamelijk h'ooge golven van do rivier overgeleverd. Het duurde niet tang, of de boot kantelde en al de opvarenden, die niet' konden zwemmen, verdronken. In N i e u w G u i n e a. Nog steeds is Nieuw-Guinea nog niet lieelemaal door kruist en is dat land nog niet door en door bekend. Een Dnitschc expeditie doet thans ook weer onderzoekingen in dat land van geheimenis. Nu en dan wordt in de Duitsche bladen een en ander over deze expeditie verteld. In een on langs ontvangen brief schreven de reizi gers een en ander over de inboorlingen van het land benevens hun zeden en ge woonten. Toen de leider van de expeditie een rivier afvoer, in een cano, hoorde hij van de dorpen aan den oever de tonen weerklinken van een zeker muziekinstru ment. Toen hij ging kijken, zag hij, dat liet geluid werd veroorzaakt door een bamboe-pijp van ongeveer 6 M. lengte. Aan het einde van de pijp zat terzijde een opening, waardoor eigenaardige diepe tonen werden voortgebracht. Er waren 2 man noodig om de pijp te hanteeren, een moest de pijp vasthouden terwijl de andere blies. De reiziger vermoedde, dat men zijn cano-tocht met muziek bege leidde, misschien om toovenarij te ver bannen. Tenminste gedurende den gan- schen tocht bijna weerklonk muziek van de oevers. Het is echter ook mogelijk, dat er een algemeene feeststemming heerschte. Tenminste de inboorlingen had den gezicht en lichaam rood, zwart, wit of geel geverfd en zich bovendien met veeren opgetuigd. Op andere plaatsen werd weer geheel andere muziek gehoord. Het bleek, dat de inboorlingen groote liefhebbers van muziek zijn. Met groote aandacht volgden zij de tonen welke de reiziger ontlokte aan een mond-harmonica. Bij die muziek schenen ze alles te ver geten. Op critische momenten, wanneer men een woordenwisseling met de inboor lingen had, gelukte het verscheidene malen het gezelschap te bekeeren, en de vrede te herstellon door een deuntje op het mondorgeltje te spelen. Eenige van deze instrumenten werden de dorpelingen ten geschenke gegeven. Een dwarsfluit had zeer verschillend resultaat. Op de eene plaats beantwoordde men deze mu ziek met te trachten den muzikant een mes in de borst te steken, op een andere plaats was het gansche dorp verrukt openbreken. Eindelijk echter ging 'zij daartoe over, op- aanraden van de moeder, welke zich daarvan wilde vergewissen en tegelijk zich overtuigen, hoe ver de graaf zijne onbeschaamdheid kon drijven. De brief was werkelijk van den graaf en be vatte, behalve eenige aanlokkende vleie rijen, de innemendste verzekeringen zijner deelneming aan hot onschuldige ongeluk van Magdalena en de liefderijkste belui- gingen van hulpvaardigheid; de ingeslo ten twaalf dukaten zij- waren uit de rol van Leopold zij! zouden slechts het begin zijner ondersteuningen zijn, en de zender wachtte slechts een wenk om haar geheel zijn vermogen ter beschik king te stellen. Onder het -storten van tranen van schaamte en verontwaardiging wierp Mag dalena den brief uit hare handen, en on- noodig zal' het zijn, hier de- verzekering bij- te voegen, dat zij dien onbeantwoord en onverwijld aan 'den graaf terugzond Moeder Marianne schepte een hartelijk ge noegen in het gedrag der jonge dochter en troostte haar op het liefderijkste. Maar Magdalena, vroeg zij-, meent gij niet dat wij aan Josef moesten open baren, hoe die onbeschaamde mensch u vervolgt? Moeder, ik geloof dal. het beter door deze muziek en wilden allen het instrument ook bespelen. Opvallend was de haardracht van de inboorlingen. Overal deden deze zwarte menschen al wat ze konden om het wollige haar zoo stijf mogelijk te maken, of althans den schijn op te wekken, als ware het stijf. Op verschillende plaatsen wordt het haar tot reusachtige massa's omhoog gebonden en dan dikwijls met vlechten en dunne houten staven vast gehouden, zoodat het veel heeft van de malle cylinderhoed van een clown. Op andere plaatsen wordt het haar gefri seerd tot wollige krullen, die men met kokos-olie aan elkaar kleeft. Weer op andere plaatsen wordt het voorste deel van den schedel kaal geschoren. De in boorlingen hebben wel een eigenaardige, eenigszins huiveringwekkende manier om zich te scheren. De voorwerpen, die daar voor gebruikt worden jagen ons een ril ling over het lijf. Zoo deden de inboor lingen de reizigers telkens verzoeken oün oude flesschen, die zij stuk sloegen om de glasscherven te gebruiken als scheer messen. De eerlijkheid is bij de inboorlingen over het algemeen vrij groot.Tot dief stal komen zij niet licht en wanneer voorwerpen goed gecontroleerd worden zal er zeker nooit iets mankeeren. De reizigers gaven den inboorlingen gerust snoeimessen en bijlen in handen om die te probeeren wanneer men die voorwer pen weer moest inleveren, ontbrak er niets. Op een plaats, welke men reeds vroeger bezocht had, brachten de men schen zelfs een mes en een bijl, welke vergeten waren, zonder navraag terug. Het is echter mogelijk, dat zij deze voor werpen brachten omdat zij bang waren, dat de vreemdelingen er naar vragen zouden en de teruggave zouden eischen. De opvoeding der kinderen staat niet op een zeer hoog peil. Van zijn kroost trekt de inboorling zich weinig aan. Hij geeft ze te eten en laat hen met vrienden van denzelfden leeftijd spelen, waarbij de kleinen tegelijkertijd worden geoefend in het hanteeren van een kleine speer en een kleine pijl en boog. De kinderen moeten evenwel reeds vroeg helpen in de huishouding en bij het bebouwen der grond, waarzoover dit geschiedt. Daar door zijn de kinderen meestal vroeg oud, de zorgelooze jeugd kennen zij niet. Hoezeer echter de ouders hun jonge kinderen onder den duim hebben, wan neer de knapen wat ouder worden zijn zij opvallend zelfstandig. Alleen de ge meenschappelijke verdediging, voert hen samen. Voor het overige trekken de jon geren zich weinig' aan van de ouders. De scheepsramp der „Scots- d y k e". Omtrent den brand, die gewoed heeft aan boord van den Engelschen stoo- mer „Scotsdyke," op weg van de Mid- dellandsche Zee naar Sunderland, zijn, naar de Londensche berichtgever van het „Hbl meldt, de volgende bijzonderheden bekend geworden. „Het was omstreeks één uur in den nacht van 18 op 19 Nov., dat men van het strand te Ventnor, aan de zuidkust van het eiland Wight, op ongeveer vijf tien mijl afstand van St. Catherine's Point aan den horizon opeens een vuurrooden gloed zag, wat er op wees, dat daar een schip in lichter laaie moest zijn. Spoe dig daarna werden sleepbootén uitge zonden en de reddingstations aan de kust kregen bevel zich gereed te houden om zoo noodig hulp te verleenen. „Ondertusschen was de dreadnought „Iron Duk", het nieuwste oorlogsschip, dat proeftochten op het Kanaal deed, met volle kracht in de richting van het brandende schip gestoomd en richtte zijn zoeklichten daarop. „Om vier uur in den ochtend zag men van Ventnor, dat de gloed danig vermin derde en een uur later kwam van Ports- moutsh het bericht, dat alle gevaar voor de opvarenden van het schip geweken was, aangezien de bemanning en de pas- is, dat wij daarmee nog eenige dagen wachten en zoo Josef van dien kommer eu do verontwaardiging verse-hoonen, ant woordde zij- mij dunkt, ee-n inwendig gevoel- zegt mij, dat God zelf binnen kort tusschen beiden zal treden en mij rust zal bezorgen. XIV. De derde- nacht kwam aan; de pachter had in alle stilte zijne maatregelen geno men, zijne knechten gewapend en de gen darmes van het naastbijgelegene gerecht te hulp geroepen. Op den bepaalden tijd kwam Leopold met drie makkers en sloop met hen in de kamers van den graaf, die hen verbeidde. Alen liet de dieven in de woning des pachters binnedringen, de kasten openbreken, de inbraak bijna vol trekken. Eindelijk echter worden zij. plot seling zoo behendig en met; zoo sterke overmacht besprongen, dat zij nauwelijks aan weerstand konden denken, veel min der dien werkelijk bieden. Slechts, den graaf, die als een razende was en wien het schuim op den mond stond van woede, gelukte het, met den sabel in de hand zich op den pachter te werpen, en zeer zeker zou hjj' hem- erg verwond hebben, indien Josef den graaf niet bijtijds aange sagiers aan boord van de „Iron Duke" waren opgenomen en naar Portsmouth overgebracht. Het brandende schip was geweest de „Scotsdyke", en de beman ning en de twee passagiers, die aan boord waren geweest, hadden het schip in de booten verlaten, en waren door de „Iron Duke" gered. „De bemanning bestond uit 22 kóppen De twee passagiers waren twee parle mentaire verslaggevers, die van een va- cautie-uitstap terugkeerden. „Zij vertelden dat even yóór midder nacht brand was ontdekt in het voor- ruim. Alle pogingen van de bemanning om het vuur te dooven waren vruchte loos, daar de licht-brandbare deklading spoedig vuur vatte, en blusschen onmo gelijk bleek. De vlammen bereikten spoe dig het voorschip en tastten de brug en de reddingbooten vooruit aan Het stuur rad op de brug werd onbruikbaar, en men moest zich met een handstuurrad gaan behelpen. Een stijve wind deed de vlammen danig aanwakkeren, zoodat de opvaren den gedwongen waren hun toevlucht te gaan zoeken op het achterdek en van daar de overgebleven booten uit te zet ten. De bemanning meende reeds, dat redding onmogelijk zou zijn, toen de „Iron Duke" aankwam, die dadelijk haar booten uitzette om hulp te verleenen, en de schipbreukelingen aan boord nam. De „Scotsdyke" is geheel verbrand en sedert men meldt, gezonken". Het 9e Esperanto-Congres. Men verzoekt ons opname van het vol gende bericht Op het 9e Internationale Esperanto- Congres, dat dezen zomer te Bern ge houden werd onder eere-presidentschap van kolonel Erey, directeur der Zwitser- sche telegrafie, en ex-president der Zwit- sersche republiek, waren 1200 Esperantis ten uit verschillende landen aanwezig, waarvan Engeland 250, Duitschland 220, Frankrijk 200, Italië 50 leverden. Men zag er verder geel getinte Chi- neezen en donkes bruinkleurige negers van Martiniqe, die elkaar door middel der internationale hulptaal zonder eenige moeilijkheid konden verstaan. Na het openingswoord van kolonel Erey, werd het welkomstwoord uitgesproken door den officieelen regeeringsvertegenwoor- diger uan het kanton Bern. 9200 mijlen over zee. De „Nieuwe Courant" ontving van de Amsterdam Tug Salvage Company te Amsterdam onder directie van de heeren C. E. zur Mühlen en A. J. de Graaf, gisteren bericht, dat het voor Soerabaja bestemde 14.000-tons drijvende droogdok op de plaats van be stemming is aangekomen. Deze belangrijke sleeptocht, schrijft het blad, mag waarlijk een triomf voor de Nederlandsche nijverheid worden ge noemd. Den 23sten Juni 1.1. verliet het dok, gesleept door de „Atlas" (1500 P.K.) en de „Titan" (1000 P.K.) de reede vanTessel en arriveerde na een voorspoedige reis te Aden, waar het transport circa drie weken heeft moeten wachten tot de moesson voorbij was. De reis werd daarna onder afwisselende omstandigheden voort gezet men heeft vooral veel last gehad van harde winden en sterke stroomiugen, die den voortgang belemmerden. Het is een werk geweest dat wel de uiterste inspanning, waakzaamheid, voorzichtig heid en geduld vereischte van de be manningen, om het tot een goed einde te brengen. Beide genoemde sleepbooten waren voor de lange reis speciaal ingericht, de „Atlas" voorzien van een installatie voor draadlooze telegrafie en beide booten van een krachtig zoeklicht, pompen, duikers met noodige toestellen. De „Nieuwe Courant" wijst er nog op, dat dit het grootste dok is, ooit over zulk een grooten afstand gesleept9200 mijlen grepen eu nedopgeworpen had. De gauwdieven werden gekneveld, op een wagen gezet en zonder uitstel-, ouder begeleiding der gendarmes naar de resi dentie vervoerd. Een uur later ijlde de pachter met Josef hen na.. Hunne tegen woordigheid bij het gerecht was volstrekt noodzakelijk en Josef moest', als zijnde de voornaamste getuige, zoodra mogelijk in het verhoor komen. Zij haalden den wagen met de mis dadigers dicht bij de ka.pel „Maria help" in; het was bij den opgang der zon, en in stralen blonk .„het kruis va.n het kerkje en riep- in Josefs binnenste het voorval van dien belangrijken nacht terug. Te gelijkertijd luidde iiet klokje den En gel des Heeren, Josef, die op dien zelfden oogenblik naast de boosdoeners, kwam te rijden, bemerkte duidelijk dat Leopold bjj het hooren van dit klokje hevig schrikte, en half overluid zijn makker toefluisterde Hoort ge? het arme-zondaarsklokje luidt, 1 Hoe fo-nscih en vermetel de zoogenaamde graaf anders ook was, ditmaal veranderde hij van. kleur en zijne oogen rolden van angst en woede heen en weder, en er vertoonden zich krampachtige trekken in zijne geboeide handen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1913 | | pagina 5