gazijn rjassen ïjassen, ers, en lesbon- ndaal, No. 127. Dinsdag 28 October 1913. Negende Jaargang. GOES. ia!, welke LF blekken, ruwe in. S, TER PAULO Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. 1(111 vaneen till een mZM Welk weder zuilen wij hebben BUITENLAND s Stationweg 14b. I3EBR. MULDER «Kling In het en Effectenxaken )laatsen f, rook, werkman chronische imen heeft, tn, waarom en aan de ïermen en len als de m geneest een kiem- I dringend e gorgelen rklaring U verklaarde :bben daar- ivaarloozen (1) werd ik de kort en orst, in de .cons Abdij- De dheid, bron st-, keel- en en van raai-Agent de bekende NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent. Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en .Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kantoor v. d, AdministratisGanxepoortstraaf C 209. GOES'' Reclameberichten 25. Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Advertentiën van 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5. regels voor 25 Ct. k contant. De abonné's op dit blad, in het bezit der door de I gulden bij verlies van beide I f gulden bij directie uitgereikte polis, zijn, overeenkomstig de I II I handen, voeten of oogen. M I I verlies van een daarvoor vastgestelde Verzekeringsvoorwaarden, I I Bill Voorts bij ongeneeselijke fl 11 I hand, voet GRATIS verzekerd tegen ongelukken voor: verstandsverbijstering; I of oog; duim; De uitkeering der bovenstaande bedragen is gewaarborgd door de „Hollandsche Algemeene Verzekerings-Bank" te Schiedam. I A gulden bij gulden bij P® I I II I verlies I I verlies van I Lfe duimwijsvinger. p| gulden bij verlies van eiken anderen vinger. In nummer 123 dezer courant gaven wij een overzicht van het Beilis-proces te Ki-jeff, en stipten even de kwestie aan, waarover het in verband met dit proces vooral gaatbestaat de r i t u- eele moord of bestaat hij niet. Nu een scherpe polemiek in onze gewestelijke pers over dit vraagstuk gaande is, waardoor het is gestempeld tot een „question bruiante", lust het ons eeuigszins dieper op deze zaak in te gaan. Het spreekt vanzelf, dat bij de be handeling eener kwestie als deze, men zich op een zoo objectief mogelijk stand punt hebben te stellen en zich ontlioude van al wat zweemt naar hartstochtelijk heid, enkel en alleen zich afvragende welke bewijzen pleiten voor, welke tegen de zaak, om daarna bij het rijpelijk wegen tier gronden rustig en kalm de conclusie te trekken, die men voor de ware houdt. Vooral bij de oplossing van historische en godsdienstige vraagstukken is deze gedragslijn de eenige, die een resultaat waarborgt, dat met de waarheid over eenstemt en het gulden woord van Leo XHI uit zijn brief van 18 Augustus 1883 blijft altijd waai„vooral trachte (de geschiedvorscher) wat valsch en met de waarheid in strijd is, te weerleggen door het raadplegen der bronnen," wijl zoodoende het gevaar vermeden wordt op allerlei zijpaden af te dwalen en het eigenlijk punt in kwestie door het bij- sleepen van allerlei andere zaken te vertroebelen. Wanneer wij nu zeggenbestaat de r i t u e e 1 e moord, wat bedoelen wij dan? Wel dit: is in den Joodschen gods dienst, ook in zijn tegenwoordige ge daante, een voorschrift te vinden krach tens hetwelk een christen moet worden gedood, opdat met diens bloed zekere Joodsche spijzen (in casuhetPaaschbrood) worden bereid, waardoor die spijzen ritueel goed en voor de godsdienstige handeling geschikt worden. De vraag is dus niet, of in den loop der tijden christenen (volwassenen zoowel als kinderen) door Joden zijn vermoord. De vraag is ook niet, of die moorden zijn gedaan uit baat tegen den christen- naam en op een wijze en onder omstan digheden welke aanduiden, dat de plegers van de misdaad een bespotting van den Gekruisigde op het oog hadden. Noch is het de vraat;, of niet wellicht de een of andere Joodsche dweper, hetzij alleen, hetzij met anderen een christen heeft gedood en van zijn bloed beroofd, ja dit bloed heeft gedronken, hetzij in natura hetzij onder de een of andere spijs gemengd. Wie zal zeggen waartoe de mensch komt, wanneer hij, zijne hartstochten den vrijen teugel latencl, aan wreedheid en moordlust zonder schroom toegeeft. Voor zoo iets behoeft men geen Jood te zijn. Toen in 1792 Prinses de Lam- balie door het Parijsche graauw werd vermoord en haar lijk op de gruwelijkste wijze verminkt, heeft naar men zegt, een sansculot het hart der prinses mede genomen naar een kroeg en er toen het bloed uitgeperst in een glas wijn. Maar ware het ook, dat gruwelstukken als boven omschreven, door Joden waren gepleegd en als zoodanig wettig en overtuigend bewezen, dan bewijst dit nog niets voor het ritueele van het geval. Dat nu is de kwestie en dat alleen. En dan moet bij den stand der huidige geschiedvorsehing en aan de hand van ernstige schrijvers worden bekend een dergelijk voorschrift bestaat bij de Joden niet, kan niet bij hen bestaan, wijl liet de fundamenten van hun Wet, die het nuttigen van bloed in iederen vorm absoluut verbiedt, ondermijnt (zie Lev. Ill 17 en XVII 10—15). -) Hier helpt geen w a a r s c h ij n 1 ij k- I h e id, noch het aanhalen van plaatsen I uit den Talmud, die verschillend kunnen worden uitgelegd, zooals pater Tomesani S. J. zelf toegeeft. Hier helpt alleen een duidelijk, klaar voor ieder begrijpelijk voorschrift, dat door gezaghebbende Israëlieten als zoodanig en dus als bindend voor het Joodsche ras wordt erkend. Een zóó krasse beschuldiging als die van ritueelen moord, waarmede de naam en de reputatie van geheel het Jodendom is gemoeid, mag nooit worden aanvaard, tenzij bewezen kan worden dat zij rust op het onloochenbaar feit van een bestaande en beschreven bepaling in eenig wetboek der Joden, volgens welke die misdaad als godsdienstige handeling wordt opgelegd. En hetzij men van meening is dat de Joden behooren tot de vinnigste vijan den en de gezworen haters van het christendom, bereid om waar de gelegen heid zich voordoet, dien haat te toonen door het vermoorden en martelen van een christen, hetzij men met mildere gevoelens tegenover de Israëlieten is bezield, men gaat te ver wanneer men zonder meer de door Joden gepleegde moorden op christenen tot ritueelen moord stempelt en zoodoende de per versiteit van enkelen terug brengt op allen, die misdaden beschouwend als even zoovele door den Jood schen godsdienst geboden han delingen, waarvoor het g e h e e 1 e Jodendom aansprakelijk is. Dit nu hebben de pausen bij verschil lende gelegenheden in hun bullen en breven uitgedrukt, daarmede openlijk te kennen gevende, dat zij aan den ritueelen moord niet gelooven. Vooral is in deze de bulle van Paus Innocentius IV (5 Juli 1247, niet 1248 zooals wij in no. 123 abusievelijk schre ven) duidelijk. Hare echtheid is door sommigen ge twijfeld, doch kan in het licht der nieuwste tekstkritiek niet meer worden betwist. Te zeggen„Het is wetenschappelijk bewezen dat deze Pauselijke bul is een valsch en ondergeschoven stuk" is meer een bravour-sinsnede, dan een ernstig gemeende opmerking. Want de bulle komt niet alleen voor in Baronius' annalen, maar ook in de „Regesta Ro- manorum Pontificum" van Pötthast en bij E. Berger, Les régistres d' Inno cent IV, wat o. i. afdoende is. In die bulle staat onder meer deze zinsnede„Falso eis (Judaeïs) imponunt quod in solemnitate paschali se corde pueri communicant interfecti, credendo idipsam legem praecipere, cum sit legi contrarium manifeste". Wat wil zeggen„Valschelijk wordt hun (den Joden) aangewreven, dat zij bij de Paaschpleclitigheid het hart zou den nuttigen van een vermoorden knaap, meenende dat hun wet dit gebiedt, ter wijl het klaarblijkelijk met hun wet in strijd is." Als intrinsiek bewijs voor de echtheid dezer bulle kau ook nog gelden, dat dezelfde paus later over deze zaak met onbetwistbaar duidelijke woorden spreekt als hij in een bulle van 25 September 1253 zegt„Nee etiam aliquis objiciat quod in ritu suo huniano utantur sanguine". „Nocli brenge men hier tegen in, dat zij (de Joden) volgens hun ritus gebruik maken van menschenbloed, „wijl", zoo gaat de paug voort, „in het Oude Testament hun het nuttigen van alle bloed is verboden, laat staan van men schenbloed". Beide aanhalingen uit een officieel stuk van het zichtbaar Hoofd der Katho lieke Kerk zijn in deze doorslaand. Dok de zeer gezaghebbende schrijver Vacan- dard verwerpt in zijn „Etudes de criti que et d'histoire religieuses" (3 ième Série, p. 313. s.s.) den ritueelen moord als een fabel. Ook de uitlating van den Prins-primaat van Hongarije is in hare voorzichtige termen eer een verwerping dan een erkenning van den ritueelen moord. Hij erkent, dat er in de wetenschap niets bekend is van een ritueeleu moora als instelling van den Joodschen gods dienst, en dat er in het O. T. geen uit spraak tot uitgangspunt van zoo'n in stelling aanwezig is. „Maar of konkrete gevallen als ritueele moord dan wel als gewone moord te omschrijven zijn en, wanneer de bevoegde rechter een moord tot ritueelen moord heeft gestempeld, of welke mdividueele fanatieke en sekta rische opvattingen als beweegredenen tot zulke daden kunnen dienen, daar over kan men zich slechts bij grondige kennis van alle omstandigheden een meening veroorloven". M. a. w. drie of vier of vijf of twee verdorven Joden kunnen een kind doopen, diens bloed verzamelen, er wat van mengen onder het deeg van hetpaasch- brood en dan kan men zeggendaar heb je een ritueelen moord. Maar dan dat is een ritus van eenige dwepers, eenige op Christenbloed beluste fanatikers, maar geen ritueelen moord zooals bedoeld wordt in deze kwestieverre van daar. Dat wordt het pas als men een wettelijk voor de Joden gel dend godsdienstig voorschrift kan toonen, dat die misdaad eischt. Wij eindigden ons artikel in No. 123 over deze kwestie als volgt: „De vraag is toch gewettigd of sinds de Middel eeuwen, die vaii meedero (ware of z.g.) ritueele moorden gewagen, tot op het Ki-jeft'sche geval van thans zich geen feiten meer hebben voorgedaan, die aan de oude beschuldiging een glans (wij schrevenglimp maar de zetter maakte er glans van en dit ontsnapte den cor rector) van waarschijnlijkheid gaven." Hiermede doelen wij op een geschrift, van de hand van een tot het Grieksch- Katholicisme bekeerden Moldaafschen rabbijn, Neofitus 'genaamd en verschenen en 1803 onderden titel„Ondergang van den Joodschen godsdienst." Joannes di Giorgio vertaalde het in het Italiaansch in 1834 en A. Laurent gaf er een uit treksel van in het 2e deel van zijn „Relation historique des afiaires de Sy rië depuis 1840 jusqu'au 1842". Ook een Hollandsche bewerking zag in 1883 te Leiden liet licht onder den titel: „Het Christenbloed bij de Joodsche ritueele gebruiken der moderne Synagogeont hullingen van den ex-rabbijn Neofitus, Grieksch kloosterling." De naam van den bewerker staat er niet bij, althans niet ter plaatse waar wij dezen titel vonden. Deze Neofitus nu beweert het volgende „Vele auteurs hebben geschreven over de joien eii hunne dwalingen. Maar nergens heb ik het wreede geheim dat de joden onder elkander bewaren, vermeld gevonden. En wanneer iemand er ook al iets van aanraakt, dan was het alleen om te zeggen dat de joden Christenen vermoorden en hun bloed namenhetgeen veel joden bekend hebben. Maar nergens heb ik vermeld gevonden wat de joden met dat bloed doen. xVIaar wat mij betreft, die door de genade Gods het Sacra ment des Doopsels heb ontvangen, zoo zal ik, die Rabbijn was en Meester onder de joden, ik, die hun geheimen kende, ik, die ze zoo geheim heb gehouden tot op den dag van mijn Doopsel, ik zal ze nu met goede bewijzen en goede getuigenissen bekend maken om nuttig aan de Christenen te zijn. „Voor alles dient men te weten dat dit geheim niet aan alle joden bekend is, maar alleen aan de Rabbijnen, aan deChakhmani (schriftgeleerden) aan de geletterden en aan de Farizeën, die zij Hasseidim noemen. Deze bewaren het geheim allerzorgvuldigst. „Met Pascben," aldus vervolgt de ex- Rabbijn, „wanneer zy hun ongezuurde broo- den bereiden, maken de joden een brood apart, en na goed gevloekt en tot dronken schap toe gedronken te hebben, is elke jood, zelfs het kleinste kind, gedwongen een weinig van dat ongezuurde brood te eten, dat bereid is met het bloed van een gemar- telden Christen. Dit stukje brood moe't ter grootte van een olijf zijn, en wordt ephi- koimon genoemd. „Ik maak hier geheimen openbaar, die nergens, in geen enkel boerc der joden ge schreven staan. Vooral dit gebruik om christenkinderen te dooden en zich van hun bloed te bedienen staat nergens geschreven. De familie-vaders en de Rabijnnen deelden den ritus mondeling en bij overlevering aan hunne kinderen mede, die zij onder bedrei ging der grootste verwenschingen bezweren, het geheim zelfs voor hunne yrouw te be waren zelfs al moesten zij er de vreeaelijkste straffen en de grootste gevaren door beloopen De Heer is mijn getuige, dat ik de waar heid spreek." Deze uitlatingen lijken zeer zeker inte ressant en schijnen sterk voor het bestaan van den ritueelen moord te pleiten. Men zij echter op zijn hoede. Wij hebben luer te doen met een z. g. traditio oralis d.w.z. een mondelinge over levering, waarvan de waarde en dus de beteekenis als argument voor het be staan van den ritueeleu moord geheel aau onze controle ontsnapt. Eerst dan heeft deze overlevering waarde, wanneer èn de betrouwbaarheid van den overleveraar èn de juistheid van het overgeleverde vaststaan. Hier van is echter bij het boek van Neofitus geen sprake. Men kan zeggendie ex- rabbijn zal wel betrouwbaar zijn en wat hij zegt zal wel waar zijn of kan waar zijn. Doch dit is niet genoeg om het bestaan van den ritueelen moord als zeker en vaststaand te bewijzen. Wij hebben hier slechts te doen met waarschijnlijkheden en nu kan volgens de regelen der logica uit het waar schijn 1 ij k e nimmer worden geconclu deerd tot het ware, tenzij datgene voor handen is wat het waarschijnlijke waar maakt. Moge dus de beschuldiging van den ritueelen moord aan de onthullingen van Neofitus een glimp van waarschijn lijkheid ontleenen, een glans van waarheid kunnen die onthullingen haar niet geven. [Terwijl wij dit schrijven, komt De Tijd van 25 October j.l. ons betoog be vestigen met de woorden„Maar zeker is, dat het benutten van christenbloed tot ritueele doeleinden noch in den Talmud staat voorgeschreven, noch uit de feiten beslist te bewijzen is als een geheim gehouden mondelinge over levering.] Wij zijn aan liet einde van onzen arbeid in dit artikel vervat welke de vrucht is van een ernstig onpartijdig onderzoek der kwestie met behulp van de ons ten dienste staande gegevens. Wij hebben ten overvloede verschillende geleerde en ernstige mannen geraad pleegd onder onze vrienden, o. a. een kerkhistoricus van erkenden naam in ons vaderland, leerling van Ludwig Pastor, oud-hoogleeraar aan de univer siteit te Innsbrück en schrijver der be kende „Papstgescliichte", bij Katholieken zoowel als bij niet-katholieken in hoog aanzien. De man antwoordde ons: „Ik voor mij ben overtuigd, dat de ritu eele moord een fabel is." Moge onze arbeid er toe bijdragen het vraagstuk van den ritueelen moord zóó op te lossen, dat er voortaan slechts sprake is van een fabel en legende. Wij wenschen dit èn voor de Katho lieke Kerk èn voor de Joden zeiven. Voor de Katholieke Kerk. Geen enkele zaak wordt tenslotte door een onwaar heid gediend en zoo zou hij dwalen, die meende de triumf der Kerk te verhoo- gen door een vernedering der Synagoge wanneer die vernedering zou steunen op een leugen. Voor de Joden zeiven. Hun eer staat of valt met den ritueelen moord. Welnu, de Katholieke Kerk zal die eer niet lichtvaardig te na komen. Want ondanks de feilen en gebreken der Joden, trots him vergrijpen aan den Christennaam en hun ondankbaarheid voor de bescherming, hun zoo vaak in kritieke dagen door de Katholieke Kerk geschonken3), blijft die Kerk jegens hen bezield met dezelfde gevoelens waarmede men een eerbiedwaardige ruïne be schouwt. Want nooit kan de Kerk ver geten, dat het Joodsche volk de gouden schakel vormt, die de oorspronkelijke Godsopenbaring verbindt met het chris- tendom der latere tijden en dat de voor vaderen der huidige Israëlieten boven Verwachting tot den avond van 28 Oct. Matige, tijdelijk wellicht krachtige Zuid- Oostelijke tot Zuid-Westelijken wind. Meest zwaarbewolkte lucht. Waarschijnlijk eenige regen. Weinig verandering van temperatuur. alle andere volken door de Voorzienig heid werden uitverkoren voor de eervolle taakde wegbereiders te zijn voor den Messias, die niet kwam om de Wet op te heffen maar om haar te vervolmaken Nooit kan de Kerk vergeten, dat de geestelijke nalatenschap van dat volk haar eigen geestelijke schatkamer heeft verrijkt, gelijk nog heden de kinderen van dat volk, hoewel zonder tempel en zonder priester over de aarde rond zwervend, de levende getuigen zijn van de waarachtigheid dier Schriften, welke de Katholieke Kerk als het Woord Gods eert en huldigt. 5) J) Hiermede wordt echter volstrekt niet gezegd, dat bij beschouwingen geen waarde hebben. Stuitend toch is bet b.v. te zien, dat, waar één Jood terecht staat voor ritueelen moord, geheel de liberale pers van Europa op baar achteiste beenen staat en de fiolen barer ver ontwaardiging uitstort over ben die de Joden van zoo iets durven betichten, terwijl, wanneer in Frankrijk en Portugal goede, ordelievende burgers worden vervolgd en verbannen, alleen omdat zij priester of religieus zijn, diezelfde pers een enkele uitzondering wellicht daar gelaten zwijgt, ja zelfs partij kiest voor de vervolgers, zooals indertijd de „Nieuwe Courar t" die de verbannen Portugeesche jezuïeten „lieden van verdacht allooi" schold. Zie ook J. Muré, Bijbelsche Geschiedenis I, blz. 291. St. Thomas van Aquine, deze Schriftuurplaatsen besprekende, zegt: „Het gebruik van bloed werd ook daarom (den Joden) verboden, opdat zij een afschrik zouden hebben van bet vergieten van menschenbloed." (Summa Tbeol, Ia Ilae Q 102. art, 3. ad 8uni.) 3) Het valt niet te ontkennen, dat het anti- clericalisme onder de Israëtieten zijn ijverigste aanhangers en de Loge onder ben baar vurigste adepten vindt. En voor wien de Talmud geen gesloten boek is, weet, dat daarin over Christus en de Zijnen in alles behalve vriendelijke termen wordt gesproken. 4) Matt. V. 17—18. 5) Daarom bidt de priester in de H. Mis na de Consecratie „Gewaardig U, Heer, op dit offer met genadigen en toegenegen blik neder te zien, bet welwillend te aanvaarden, gelijk Gij U gewaardigd hebt welwillend te .aanvaarden de gaven van Uwen rechtvaardigen dienaar Abel en bet offer van onzen aartsvader Abraham. En wanneer op Paasch-Zaterdag, de Kerk na de wijding van de Paascbkaars de 4e Profetie beeft gelezen, getrokken uit Exodus XIV en XV, legt zij baren dienaren bet volgende merkwaardige geöed in den mond: „God, wiens vroegere wonderen wij ook in onzen tijd zien schit teren daar Gij tot de zaligheid der volkeren door bet water der wedergeboorte datgene be werkt, wat Gij vroeger deedt voor één volk, toen Gij bet door de kracht yan Uw rechterarm verlostet van de vervolging der Egyptenaren, geef dat heel de wereld tot kin deren van Abraham worde opgenomen en opklimme tot de waardigheid van het Israëlie- tiscbe volk. Door Christus onzen Heer, Amen BGliftlE. De mislukte tentoonstelling van Charleroi. De „G. v. A." schrijft De tentoonstelling van Charleroi, ge houden in 1911, heeft hare rekeningen opgemaakt, deze sluiten met een tekort van 10 millioen. Ze kunnen het er voor doenl Maar nu verlangen de inrichters van die tentoonstelling, dat de openbare be sturen, laat ons zeggen de Staat, voor die gebroken pot van 10 millioen insta Wat belieft er u? Wij, lastenbetalers, zouden moeten verantwoordelijk gesteld voor de gevolgen van de zotste onderneming, welke ooit in België werd begonnen Dit kan niet zijn. Te minder, daar de citoyens van Charleroi een groot deel van deze mislukking te wijten hebben aan hun anti-katholiek fanatisme. Hebben ze minister Hubert niet uit gefloten, toen hij de tentoonstelltng plech tig zou openen?

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1913 | | pagina 1