flo. 121. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 12 October 1912, FEUILLETON. De ontrouwe Gids. BUITOLAMD. Zelandia Antiqua. OVEZAND. UIT DE PERS. XXIII. Hij was zich hier pas komen vestigen, onze van dc Pas. Zijn naam wordt voor het eerst genoemd in liet Collier van den '200en penn. op de huizen en erven voor 1796, het jaar zijner verkiezing als penvoerder. Hij had het huis betrokken, 'lat nog in het vorige jaar ten name stond van wed. Jan de Jonge en waar schijnlijk grensde aan hel. eigendom van Kees Stroosnijder, den smid. Maar één jaar heeft hij het echter bewoond. Hij 'leed het vaii de hand, want hij had inmiddels ile ruimer en dus geriefelijke bezitting aangeschaft van de erven Jan dé Winter. Moest hij eerst betalen 18 schell. en 10 gr., thans stond hij in het cahier aangeteekend voor 1 pond, 4 schell. en li gr. Ter vergelijking zij hier bijgevoegd, dat voor het kerkenhuys 10 schell. moest opgebracht worden, dat de smid had te betalen 1 pond en 9 schell., de her bergier I'ieter Paauwe, die tevens 3 koeien hield, 5 schell. minder, Janus de Winter 1 pond eu 6 schell. Uit enkele aaateekeningen, achter in dit boek, komen we te weten, dat hij een hengst hield en verschillende hoeren hem begunstigden, terwijl hij elders getuigt, nevens secre taris, ook lantman te zijn. Jong was hij niet meer, toen hij zijn ambt aanvaardde. In het jaar zijner vestiging alhier kon hij zijn ölen verjaardag vieren. Hij had een dochter Barbara en ik meen te mogen veronderstellen, dat de (in 1797) 19-jarige Xorhertns hem ook yader noemde. Nog geen 14 dagen na zijn aanstelling, ontving hij (10 Aug. 1796) van baljuw en schepenen den last een waarschuwing; Ie schrijven op een zegel van 6 stuivers en te laten aanzetten, want er was een klacht ingekomen over het maken van een pad op eens anders grond. Dat ge beurde meer. In 1790 was men gewoon geraakt uit het achterwegje door den kerkeboomgaard langs liet pastoriehuys- naar het dorp te gaan en omgekeerd. Maar was om dit te beletten, het weg nemen der plank over den watergang vol doende, hier moesten andere maatrege len worden genomen. Tevens als een staaltje van 'smans kennis, schrijf ik dit aanplakbiljet letterlijk af. Alzoo Pieter Janse Nieuwkamer, woonagtigh tot hen- kensant, seer klagtigh k>omt te verthonen aan den 'Er waard geregte van Ovesant j over het ongepermiteert maken Van Een voet pat over zijn land aan den haag dijk in het zoogenaamde Rietvelt, het welk zeer veel schade veroorsaakt, Darom wort voorthaan vastgestelt, gelijk wij doen mits deezen, dat van nu afaan wien het zijn mogt en Nogh over dat lant tpiam te gaan, ijder keer zal ver- bueren Een halve rijksdaalder en elk en wn ijgeleyk, wien het zij, zal de magt hebben om de kalange te doen, Waar van de helft zal zijn voor die de Kalange doen zal, 1/l voor den gerevormeerden armen en 1/i voor den roomschen armen. Dus wort Een ijder hier mede Gewaar- schout en wagt zigh voor schade. Zeg- get voort. Mij Bekent, Jan van de Pas, secretaris." Als de man uitgepraat was, plaatste hij ppn punt; overigens bemoeide hij zich "iet niet die teekens. Onder de gerefor meerde armen hebben we natuurlijk de diaconie, of, volgens de standvastige schrijfwijze van onzen secretaris, de acoiiij te verstaan, maar zou er toen eek oen katholiek armbestuur bestaan icbbenv o[ hebben we eenvoudig te den 'en aan de (Iroote Armen, waartoe de ,'oe'tige Katholieken zich hadden te nchten? Maar hij mocht dan al eenigszins on- ii Pen de pen hanteeren, hij hield ,ch van zijn zaken nauwkeurig in .orde a brengen. In de maand Juli, als alles °g „vaststond", ging men gaarne op Zon- teesklagen een wandeling maken langs dijken en wegen, om te zien, hoe de tarwe, rogge, gerst, haver, boonen te velde stonden en of deze producten veel be loofden in de naaste toekomst. Dan maak ten zich ook baljuw en schepenen op, in dezen schoonsten tijd van het jaar, tot het schatten der „vaste tienden". Het' vorige jaar echter, 1795, was het 22' Aug. geworden wegens de verandering in het bestuur. Toen was Pieter Timmerman baljuw geworden en w,aren de katholieke hoeren .Corn. Pover, Pieter Laur. Rijk en Pieter Priem in het .collegie van sche penen opgenomen. Dit jaar werd het nog! later, 2 Sept., eer de schatting geschied de. In het vervolg zou men, en dat moest ook wel, tot de oude gewoonte terugkee- ien. Wanneer nu de leden van de weth hun taak volbracht hadden, ontving de secretaris de gegievens en schreef in een register van Tauxatie de gedane schat tingen, polder voor polder en hoek voor hoek, met de namen der eigenaars en duidelijk vermeldend, hoeveel er bezaaid was, hoeveel brake of onbezaaid. De sec retaris genoot hiervoor 5 schell. te ponde, in het geheel 4 a 5 pond. Dit eerste jaar kwam van de Pas tot een totaal van precies 242 pond, maar hij ontdekte al ras, dat hij verkeerd opgeteld had en schreef er onder: ik zegge 231 pd. en 8 gr. Te zijner verschooning verklaarde hij„Door het sbegt aanteykenen van de Schepenen, zoo heb ik dit voor dezen Jare niet goet op kunnen stellen Tot mijn Leetweezen". De onderwijzers dier dagen op elk dorp was er één hielden zich in de zomermaanden met landbouwvverkzaam- heden onleding. Soms ook verdienden ?ij een broodje in de industrie. Zoo' heb ik een oud man hooren vertellen van een Ovezandschen schoolmeester nog uit de vorige eeuw, dien hij zeer goed gekend had, dat hij den smid een handje hielp met voorslaan, als er een schar te ver- meezen was of dergelijk werk. Kwam er een karweitje, terwijl hij in de school met de spa werkte of den regel van drieën onderwees, dan riep hij„Vort, jongens, ik moL naar de smidse!" en de jeugd liet het zich niet tweemaal zeggen. Hij was een groot liefhebber yan een borreltje en dat werd zijn ongeluk. Eens verliet hij, knap aangeschoten, de pa- rochieherberg, viel van het trapje, brak een been. Daar zat de stumper op twee stoelen, volgens aloud gebruik, zes we ken lang. Hij woonde, waar thans het gemeentehuis is. Zijn haas kwam hem natuurlijk bezoeken: „Hoe gaat het, puë jongen?" - „Och, dat zou vrij wel schik ken, smid, maar kijk daar peis!" en hij wees met verontwaardiging naar een ta feltje tegenover hem in den anderen hoek der kamer. De smid begreep aanstonds des patients situatie, toen hij daar een zwarte flesch bemerkte met een borx-el- glaasje en hij kon geen weerstand bieden aan de bede„Toe, schenk eens in, de vrouw is a.chter!" Ook moest er een tweede komen, want op één been ging het niet, dat wist hij nu hij ondervin ding Een zijner voorgangers, Willem Kempe, was een ordentelijk man, wien de ambachtsheeren reeds in 1779 een plaats aanwezen onder de schepenen. Ofschoon nog pas 42 jaar oud, verzocht hij in 1796 ontslag als schoolmeester, voorle zer, klokluider, enz. Hij had genoeg' van de baldadige jeugd en wist op andere wijze in de behoefte van zijn vrouw en twee kinderen te voorzien. Op 37 Dec. was in de herberg hij Pieter Paauwe „expresse vierschaar", alleen de boer van lie Baan, Laurus de Jonge, ontbrak. Bin nen kwam een zekere Jan d© Bruijne door de vertegenwoordigers van het volk van Zeeland het prov. bestuur aanbevolen als Kempe's opvolger. Hij ont ving de begeerde aanstelling en legde den eed van trouw af. Geheel de weth toonde zich met den nieuwen meester zeer ingenomen. Evenals Jan van de Pas was de Bruijne geen Ovezandenaar. Vanwaar hij kwam valt niet zoo' direct uit te maken. Vóór zijn aanstelling treft men zijn paam in geen der boeken aan. L. [Eene episode uil liet dagboek van een Officier.) in'ton^®n verraden worden, wjj konden wnHoW°eStMn °P een dwaalspoor gebracht n ,en. de vreeseljjke gevolgen van waroi, ,tm.K 'n het midden der zandvlakte iai»n u ln, 8taat 'emand vrees aan te hem ri naderde derhalve Breton, om te liron V00r8pelling der oude vrouw over vertrpU®6n' e'oa had jui t het sein tot vertrek gegeven ea Ton^''^raP °P Gilbraille aan de spits Qiedario '5 centrum op haren drom Wam,,' 0D^e kleine karavaan zich in Breton fn 868 d' Alvorens ik kapitein kennen 68 met*®8edeeld en mgn vrees te ons ontr dat een onzer gidsen verlaten°enWdn38' haddeLü WÜ Sydy Heymah tein overschreden mg d® W°eS" «mder T po°8 'n de woestijn voort, Gilbrac m.et elkander te wisselen gezeten I,ade>maJestueus op zjjn ezel 6n' den Akber en Youset volg den hem te paardachter de gidsen kwam Jenny. Emile Fabre en Paul Evelin reden aan weerszijden van het meisje. Kapitein Breton en ik waren de achtersten. Gilbrac hield zich onledig met het plagen van z\jn aap met de roode oogjes, terwijl deze, tusschen de ooren van den ezel zit tende, op zijn beurt zooveel mogelijk het arme dier plaagde. Akber en Yousef, hoewel naast elkander voortrijdende, zagen elkander bij tusschenpoozen met van haat en woede fonkelende oogen aan.Ongetwijfeld getroffen door het zien van de onmetelijke zandvlakte, welke zich voor ons ontrolden zat Jenny met strakken blik en de rechterhand tegen haar hart gedrukt voor zich uit te zien Evelin zag op naar Jenny; Fabre had het hoofd op zijne borst laten zinken en hield werktuigelijk de teugels van zijn paard vast. Ik sprak met kapitein Breton over die zonderlinge en ontzettende rampen welke de oude Arabische vrouw ons voor speld had, waarvan een onzer gidsen de oorzaak zou zijn en van het vreemdsoortige redmiddel, dat zg Gilbrac ter hand gesteld had in den persoon van den kleinen aap met de roode oogjes. En op onze groep, een onmerkbaar stipje in die onoverzienbare zandwoestijn, op onze groep, waarin de liefde, de haat, de Federatief. Men heeft indertijd gelachen om de raag: waarom dl'. Kuyper door de-Tech nische Hoogeschoo'l van Delft benoemd werd tot doctor höraóri's causa, Hef antwoord luidde.„Omdat hij een. brug geslagen heeft tusschen Rome en Gordt". Daaraan dachten we, toen wij Dinsdag avond het hoofdartikel in „De Standaard" lazen met den titel„Federatief". Een brug veronderstelt twee oevers, die, al worden ze met elkander in verbinding gebracht, toch altijd even ver van elkander ver wijderd blijven. In genoemd artikel geeft dr. A. Kuyper eene verklaring vaii het dikwijls yan liberale zijde gedane verwijt, ,dat we eerst Rome voor al wat lee- lijk is uitmaakten en nu bedelen om hare gunst". Dat hij altijd trouw gebléven is aan aloude traditie, „die in Rome de erf- vijandin van 's lands eere duchtte", geeft dr. Kuyper gereedelijk toe. Dat Jnj hij de April-beweging in 1853 reeds „als gym nasiast een door niets teruggehouden anti papist" was en „apologeet van allerlei toen opgerichte antipapistische vereênigin- gen", dat „het nreejuichen in de April beweging een jubelactie was in zijn toen malig polemiseeren", hij schaamt het zich niet. Maar dat werd gaandeweg anders, yoor- al „toen beter historisch inzicht het oog opende v.oor het óngerechtige van de be jegening, die eeuw na eeuw aan de Ge neraliteitslanden en aan de Roomschen in de Zeven Provinciën was aangedaan." In korte maar duidelijke trekken toont de schr. aan, hoe langzamerhand yoor de Antirevolutionairen geen ander© keuze tot aansluiting overbleef da.n Rome of het Liberalisme. Het Liberalisme miet zijne consequenties en zijn loslaten van den Christus kon voor de Antirevolutionairen geen verbindingspartij zijn. Men volgde toen den raad, die reeds in de schriften van Calvijn gevonden wordt, „dat, kwam hij te staan tegenover een niets sparend ongeloof, dat zelfs de eere van den Chris tus aanrandde, hij in zijn floomsche land- genooten de mannen zou begroeten met wie hij' zich ter verdediging' .van de eere van den Christus verbond." Een federatief samengaan met zulke bondgenooten was dus mogelijk en wen- schelijk, om een dam op te werpen tegen de aanmatigingen van het ongeloof, ffet slaan eener brag was eisc.h des tijds. Iedere partij afzonderlijk kon niet veel; gezamenlijk, maar toch vasthoudend aan eigen beginselen, kon men den toestand beheerschen. „Zóó en niet anders is in 't kort de gang geweest van de verhouding, waarin onze hoofdredacteur, en met hem o-ns blad, in drie achtereenvolgende perioden positie met opzicht tot onze Roomsche landgenooten nam. Juist zoolang men de confessioneele antithese min of meer bc mantelde, bleef die verhouding onzuiver. Maar zóó niet had men beide van Gere formeerden en van Roomschen kant voluit zijn kerkelijk en confessioneel program tegenover elkander geafficheerd, of van zelf trad het gemeenschappelijk belang op burgerlijk, sociaal en politiek gebied zóó beslist naar voren, dat de nu zui vere, wijl federatieve, samenwerking niet kon uitblijven. En toen nu bleek, dat de leidende geesten onder de Roomschen almeer aa,n gelijke overweging ingang schonken, vormde zich allengs over en weer die beiderzijds eervolle verhouding, die niets van de eigen belijdenis prijs gaf, maar teweeg bracht, dat men, op grond van wat men saam beleed, dan ook saam voo,r de Christelijke beginselen op staatkundig terrein in het geweer trad". Wij voegen den wensch daarbij, dat in 1913 hij de stembus die samenwer king niets te wenschen moge overlaten. United we stay, disjointed we fall. In de eenheid, niet in isole ment, ligt onze kracht. Maa,r 't zij eene eenheid, die, hij allen eerbied voor elkan ders overtuiging, geen jota of tittel prijs geeft yan eigen beginsel. „Tijd." volslagengte zorgeloosheid en ook eenige bekommering naast en met elkander voort reden, schoot de opgaande zon, de zon van den keerkring zgne brandende stralen. Kapitein Breton dacht een wijl na en voegde mg daarop toe Wjj zgn hier in het van oudsher vermaarde land der amulets en voorbehoeds middelen. Ik heb op al mijne tochten, in al de stammen mannen en somtgds nog zeer jonge kinderen ontmeet, die aan de reizigers raadgevingen en amuletten uitdeel den. Zg hebben mg dikwerf staande gehon denzelden hebben zij mg bedrogen. Hunne raadgevingen zgn goed en wel om deze redenzg kennen den gids, wiens leiding zg u toevertrouwd zien. Indien den reiziger heden ten dage eenige ramp over komt, is zulks meestal de schuld van zgn gids. Door het verledene gissen zg het toekomende; zg voorspellen en geven een amulet om het loon voor hunne voorspel lingen te ontvangen. Maar in dat geval, kapitein Breton, hernam ik, hebben wjj in een onzer gidsen den snoodsten booswicht, die ooit het ver trouwen van eene karavaan geschonken heeft. Daar die vrouw ons de toekomst onder zulke zwarte kleuren heeft voorspeld, moet een onzer gidsen een ontzettend ver- KOLONIËN. H EDEBLAUDSCH-INDIË. Geheime Machten. Onder de geheime machten die over geheel de wereld werkzaam zijn, om den voortgang der Christelijke idee té stuiten en hijzonder de Katholieke Kerk als hunne doodsvijandin beschouwen, neemt de V r ij m e t s e 1 a r ij een eerste plaats in. Bekend is het naïeve praatje, dat de Vrijmetselarij voorstelt als een groote hu manitaire broederschap', die slechts lief dadigheid en menschenmin beoogt. Dit is voorzeker het groote en voor name doel der Loge niet. Want dan zouden zich ettelijke pausen, Clemens X, Clemens XII, Pius VI, Leo XII, Plus IX en Leo XIII de moeite niet hebben ge geven, de Vrijmetselarij openlijk te ver- oordeelen, terwijl reeds hot gezond yer- stand zegt: als de Loge alleen is opge richt om wel te doen, waarvoor dienen dan de geheime bijeenkomsten, teekenfen, ceremoniën, benamingen, titels enz. enz., waardoor zich de Vrijmetselarij steeds van andere liefdadige vereenigingen, als b,v. de conferentie van dén H. Vincentius a Paulo ook een wereldvereeniging maar zonder eenigen geheimen poespas blijft onderscheiden. Hoe ook en vooral in ons heerlijk Insulinde dit geheim genootschap, die Staat in den Slaat woelt en werkt, wordt blootgelegd in eene Indische correspon dentie van een zich noemenden Lodewijk in „De Tijd" van 5 October j.l. Naar aanleiding van een bericht in de Indische bladen over het eerlang ver schijnen van een Christelijk-Historisch dagblad in Nederlandsch-Indië spreekt de heer Lodewijk over „dé oppermachtige mayonnerie, oppermachtig, vooral daarom, wijl ze behendig en baantjes-jagerig als overal, hare mannetjes naar voren schoof, op alle Departementen schier hiet heft in handen heeft, de vetste -en béste baantjes openhoudt voor hare adepten." En dan gaat hij aldus yoort: „Die duistere macht in den Staat, welke zich zelfs een soort Veemgericht veroor looft over Gouvernementsambtenaren Br.'. Boes, 'inspecteur bij 'tlnlandsch Onderwijs, door Br'.'. Lancel, onderwij zer te Menado, voor de Menadosche Log© ter verantwoording geroepen, omdat hij volgens de Br.', niet zuur genoeg keek tegen, te meegaand was voor de plannen van den heer Colijn, nu Minister die duistere macht voelt zeer goed, dat een rechtsche Pers, een Pers, goed geleid en flink gesteund, het eerste en beste middel is, om aan ha,re op niets steunende usur patie een einde te maken, pen bres te schieten, welke niet te stoppen is met al de beschikbare scbootvelletjes, passers en winkelhaken et toute la ferbhnterie1) Van heel Indië. Een bres in de gewel dige sterkte, waarachter zij zich veiLig waant en waaraan zij jaren en jarën sluw en berekend gearbeid heeft met allen ijver. Hoe spuwt men nu reeds vuur en vlam dikwijls tegen „Java-Post" en „Banier", de beide Christelijke weekbladen I Vooral tegen de eerste, die in een reeks arti kelen Jiet wroeten en wrijfen der Loge in het licht stelde en met de stukben bewees, met de stukken uit het „Indisch Mayonniek Tijdschrift", dat de Loge de gezworen vijandin is van alle positief geloof2) dat zij in alles de Christelijke Regeering den voet dwars zet en openlijk, maar bij voorkeur is 't geniep, altoos in de weer is, om de goede bedoelingen der Regeering in een verkeerd daglicht te stellen. Gouver neur-Generaal en Minister van Koloniën „staatsgevaarlijk" te schelden, de vreed zame bevolking op te hitsen en te prik kelen tot verzet." Geloove nu nog wie wil, dat de Loge alleen in de wereld is om liefdadigheid te beoefenen I 1) Wat vrij vertaald wil zeggen: en heel de rommelzoo. 2) Wij spatieeren. Red. leden hebbeD, waarmede zg' bekend is klaai blijkelgk wordt ons leven bedreigd, zoowel als het leven en de eer van Jenny. Akber heeft nimmer mgn vertrouwen bezeten, hernam Breton; ik houd niet van den toon, dien hg jegens Yousef aanslaat. Er bestaat tusschen die twee mannen een instinktmatige haatde haat van den hond tegen den wolf. Die Akber, met zgn laat dunkende manier van spreken, zgn zwart gelaat en zgne trotsche houding heeft mg nimmer behaagd: ik vrees, dat hg' de wolf zg. Yousef neemt werkelgk de vleiende manieren van den hond aan, antwoordde ik hierop Hg' doet zich zachtzinnig, beleefd, kruipend voor, zoo kruipend als een man van zgne woeste geaardheid het kan zgn. Hij zwicht voor Akber; op de trotsche uitvallen van den Abyssiniër, antwoordt hg met zachtzinnigheid. Hg is gedwee, hg kruipt. Maar de trouweloosheid en het verraad doen zich immers altgd gedwee, voorkomend, zachtzinnig, vleiende voor? Met); de opbruisende geaardheid van de lieden van zgn stam zou Yousef, door Akber zoo dikwerf gehoond en beleedigd, dezen al wel twintig keeren doorsteken hebben, als hg niet eenig geheim voorne men koesterde. Wat mg aangaat, kapitein, ik zou mg oneindig liever aan den ruwen ITALIË. 's Pausen lijfarts, dr. Potacci is onlangs op 67-jarigen leeftijd gestorven tot groot© droefheid van Pius X, die zeer aan hem was gehecht. Dr. .Petacci was een geneesheer van den ouden stempel, zoowel in de prac- tijk als in de theorie 'van zijn vak door kneed. Zijn onderwijs aan de Universiteit der Sapienza werd hoog gewaardeerd zijn practijk was algemeen gezocht, on der rijken ien armen. Voor de arme zie ken was hij een troostende vader, wan neer hij in de stedelijke kliniek langs de lijdenssponden ging. Hij bezat die echte opgewektheid van geest en warmte Van gemoed, die ©en geneesheer tot zijn pa tiënt veel nader doen treden dan enkel met een strakke diagnose en een koel recept. Hij behoorde nog tot het ouder- wetsche doctorengeslacht, daar ook zijn vader en grootvader te Bologna met suc ces het 'edele beroep van Aesculaap had den beoefend. Man van groote weten schap, was bij niet minder ©an man van levendig geloof en warme naastenliefde. Naast dr. Lapponi, die in 1905 overleed, trad hij reeds in consult op bij Paus Leo XIII. De tegenwoordige Paus nam dr. Petacci als zijn eigenlijken lijfarts, met professor Marchiafari als neven- raadsman. Iedere week kwam de pauselijke lijf arts zijn hoogen patiënt bezoeken. Doch wanneer de periodieke aanvallen van jicht bij den 11. Vader zich verergerden, den werden natuurlijk de bezoeken veel- vuldiger. Het drukst had dr. Petacci het in Augustus 1911, toen de gezondheids toestand van Pius X zeer bedenkelijk werd en heel de katholieke wereld ang stig opzag naar het Vaticaan, waar uit elk woord van den lijfarts hoop of vrees werd gespeld aangaande het kostbare wel zijn van den Vader der „Christenheid. In di© bange dagen werd dr. Petacci letterlijk bestormd door verslaggevers, die over het ziekteverloop meer verlangden to weten. Maar de trouw© lijfarts om hulde zich in een diplomatisch stilzwij gen. Wat echter niet verhinderde, dat dikwijls een enkel, doodonschuldig woord, aan zijn mond ontsnapt, des avonds in d© bladen tot ©en medische verklaring uitdijde, soms van een halve kolom Eenmaal zoo schrijft de Romein- sche correspondent van „De Tijd" is dr. Petacci er niet onaardig ingeloopen. Het „Giornale d'Italia" bracht een uitvoe rig interview, dat hij omtrent 's Pausen gezondheid aan ©en verslaggever zou heb ben toegestaan. Maar de brave professor wist van den prins geen kwaad en had geen reporter gezien. Toch bevatte het interview veel waarheid. Een raadsel, dat zich weldra oploste. Des morgens, toen hij van het Vati- eaaii thuiskwam, had Petacci in bijzonder heden geantwoord op de belangstellende vraag van Mevrouw: „Hoe maakt het de H. Vader?" Toevallig stond in d© nabijheid een controleur van de water leiding, die ongemerkt toeluisterde: het was ©en geheime verslaggever der cou rant, die zich aldus incognito binnen gedrongen had ten huize van den pro fessor I Voortaan is dr. Petacci nog behoed zamer geworden, zelfs ten opzichte van zijn trouwe wederhelft. Geen woord kwam ijneer over zijn lippen, wanneer hem, bui ten het Vaticaan, naar de gezondheid des Pausen gevraagd werd. De opvolger van dezen waardigen pau selijken lijfarts is nog niet aangewezen. Do naam van dr. Petacci blijft in eere en in zegening. DCITACHLAIi». V o o r u i 11 D© kort geleden gehouden volkstelling in Duitschland toont aan, dat sinds 1871 de Katholieken sterker voor uitgegaan zijn dan de Protestanten niet alleen in Pruisen, maar sinds 1890 in en fleren Abyssiniër toevertrouwen. De gedweeheid van dien Berber komt mg zeer verdacht voor. Ik acht Yousef vatbaar voor verknocht heid en in staat zich op te offeren als het noodig is. Sedert hg ons tot gids verstrekt, sla ik hem gade: hg bljjft zich zeiven altgd gelgk. Yousef vertoont zich aan ons onder een gunstig daglichthg is beleefd, oplettend, ingetogen en gedienstiger dan eenig ander in zgn vak. Die onloochenbare hoedanigheden, hoe vreemd het ook zgn moge, die in een Berber te ontmoeten, mogen daarom niet tegen hem gekeerd worden. Nu nog een staaltje van zgne zelfopofferingop zekeren dag, het zal nu omtrent drie weken geleden zgn, deed ik een klein uitstapje met Jenny; Yousef vergezelde ons. Ik was toevallig een eind weegs achtergebleven en Yousef reed wat ter zgde, toen drie Bedouïnen onverhoeds uit eene hinderlaag op Jenny aanvielen en haar met de snelheid van den wind mede voerden, Ik zag van verre die ontvoering en rende hen spoorslags achterna. Maar Yousef was mg voor geweest. Hg' sabelde een der Arabieren neder, waaróp de beide anderen de vlucht namen met achterlating van Jenny: zg werd door Yousef in mgn 1 armen teruggevoerd. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1912 | | pagina 5