flo. 121. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 12 October 1912,
FEUILLETON.
De ontrouwe Gids.
BUITOLAMD.
Zelandia Antiqua.
OVEZAND.
UIT DE PERS.
XXIII.
Hij was zich hier pas komen vestigen,
onze van dc Pas. Zijn naam wordt voor
het eerst genoemd in liet Collier van
den '200en penn. op de huizen en erven
voor 1796, het jaar zijner verkiezing als
penvoerder. Hij had het huis betrokken,
'lat nog in het vorige jaar ten name
stond van wed. Jan de Jonge en waar
schijnlijk grensde aan hel. eigendom van
Kees Stroosnijder, den smid. Maar één
jaar heeft hij het echter bewoond. Hij
'leed het vaii de hand, want hij had
inmiddels ile ruimer en dus geriefelijke
bezitting aangeschaft van de erven Jan dé
Winter. Moest hij eerst betalen 18 schell.
en 10 gr., thans stond hij in het cahier
aangeteekend voor 1 pond, 4 schell. en
li gr. Ter vergelijking zij hier bijgevoegd,
dat voor het kerkenhuys 10 schell. moest
opgebracht worden, dat de smid had te
betalen 1 pond en 9 schell., de her
bergier I'ieter Paauwe, die tevens 3
koeien hield, 5 schell. minder, Janus de
Winter 1 pond eu 6 schell. Uit enkele
aaateekeningen, achter in dit boek, komen
we te weten, dat hij een hengst hield en
verschillende hoeren hem begunstigden,
terwijl hij elders getuigt, nevens secre
taris, ook lantman te zijn. Jong was hij
niet meer, toen hij zijn ambt aanvaardde.
In het jaar zijner vestiging alhier kon
hij zijn ölen verjaardag vieren. Hij had
een dochter Barbara en ik meen te mogen
veronderstellen, dat de (in 1797) 19-jarige
Xorhertns hem ook yader noemde.
Nog geen 14 dagen na zijn aanstelling,
ontving hij (10 Aug. 1796) van baljuw
en schepenen den last een waarschuwing;
Ie schrijven op een zegel van 6 stuivers
en te laten aanzetten, want er was een
klacht ingekomen over het maken van
een pad op eens anders grond. Dat ge
beurde meer. In 1790 was men gewoon
geraakt uit het achterwegje door den
kerkeboomgaard langs liet pastoriehuys-
naar het dorp te gaan en omgekeerd.
Maar was om dit te beletten, het weg
nemen der plank over den watergang vol
doende, hier moesten andere maatrege
len worden genomen. Tevens als een
staaltje van 'smans kennis, schrijf ik
dit aanplakbiljet letterlijk af. Alzoo Pieter
Janse Nieuwkamer, woonagtigh tot hen-
kensant, seer klagtigh k>omt te verthonen
aan den 'Er waard geregte van Ovesant
j over het ongepermiteert maken Van Een
voet pat over zijn land aan den haag
dijk in het zoogenaamde Rietvelt, het
welk zeer veel schade veroorsaakt, Darom
wort voorthaan vastgestelt, gelijk wij
doen mits deezen, dat van nu afaan
wien het zijn mogt en Nogh over dat
lant tpiam te gaan, ijder keer zal ver-
bueren Een halve rijksdaalder en elk en
wn ijgeleyk, wien het zij, zal de magt
hebben om de kalange te doen, Waar
van de helft zal zijn voor die de Kalange
doen zal, 1/l voor den gerevormeerden
armen en 1/i voor den roomschen armen.
Dus wort Een ijder hier mede Gewaar-
schout en wagt zigh voor schade. Zeg-
get voort. Mij Bekent, Jan van de Pas,
secretaris."
Als de man uitgepraat was, plaatste hij
ppn punt; overigens bemoeide hij zich
"iet niet die teekens. Onder de gerefor
meerde armen hebben we natuurlijk de
diaconie, of, volgens de standvastige
schrijfwijze van onzen secretaris, de
acoiiij te verstaan, maar zou er toen
eek oen katholiek armbestuur bestaan
icbbenv o[ hebben we eenvoudig te den
'en aan de (Iroote Armen, waartoe de
,'oe'tige Katholieken zich hadden te
nchten?
Maar hij mocht dan al eenigszins on-
ii Pen de pen hanteeren, hij hield
,ch van zijn zaken nauwkeurig in .orde
a brengen. In de maand Juli, als alles
°g „vaststond", ging men gaarne op Zon-
teesklagen een wandeling maken langs
dijken en wegen, om te zien, hoe de
tarwe, rogge, gerst, haver, boonen te velde
stonden en of deze producten veel be
loofden in de naaste toekomst. Dan maak
ten zich ook baljuw en schepenen op,
in dezen schoonsten tijd van het jaar, tot
het schatten der „vaste tienden". Het'
vorige jaar echter, 1795, was het 22'
Aug. geworden wegens de verandering in
het bestuur. Toen was Pieter Timmerman
baljuw geworden en w,aren de katholieke
hoeren .Corn. Pover, Pieter Laur. Rijk
en Pieter Priem in het .collegie van sche
penen opgenomen. Dit jaar werd het nog!
later, 2 Sept., eer de schatting geschied
de. In het vervolg zou men, en dat moest
ook wel, tot de oude gewoonte terugkee-
ien. Wanneer nu de leden van de weth
hun taak volbracht hadden, ontving de
secretaris de gegievens en schreef in een
register van Tauxatie de gedane schat
tingen, polder voor polder en hoek voor
hoek, met de namen der eigenaars en
duidelijk vermeldend, hoeveel er bezaaid
was, hoeveel brake of onbezaaid. De sec
retaris genoot hiervoor 5 schell. te ponde,
in het geheel 4 a 5 pond. Dit eerste
jaar kwam van de Pas tot een totaal
van precies 242 pond, maar hij ontdekte
al ras, dat hij verkeerd opgeteld had en
schreef er onder: ik zegge 231 pd. en
8 gr. Te zijner verschooning verklaarde
hij„Door het sbegt aanteykenen van de
Schepenen, zoo heb ik dit voor dezen
Jare niet goet op kunnen stellen Tot mijn
Leetweezen".
De onderwijzers dier dagen op elk
dorp was er één hielden zich in de
zomermaanden met landbouwvverkzaam-
heden onleding. Soms ook verdienden ?ij
een broodje in de industrie. Zoo' heb ik
een oud man hooren vertellen van een
Ovezandschen schoolmeester nog uit de
vorige eeuw, dien hij zeer goed gekend
had, dat hij den smid een handje hielp
met voorslaan, als er een schar te ver-
meezen was of dergelijk werk. Kwam er
een karweitje, terwijl hij in de school
met de spa werkte of den regel van
drieën onderwees, dan riep hij„Vort,
jongens, ik moL naar de smidse!" en de
jeugd liet het zich niet tweemaal zeggen.
Hij was een groot liefhebber yan een
borreltje en dat werd zijn ongeluk. Eens
verliet hij, knap aangeschoten, de pa-
rochieherberg, viel van het trapje, brak
een been. Daar zat de stumper op twee
stoelen, volgens aloud gebruik, zes we
ken lang. Hij woonde, waar thans het
gemeentehuis is. Zijn haas kwam hem
natuurlijk bezoeken: „Hoe gaat het, puë
jongen?" - „Och, dat zou vrij wel schik
ken, smid, maar kijk daar peis!" en hij
wees met verontwaardiging naar een ta
feltje tegenover hem in den anderen hoek
der kamer. De smid begreep aanstonds
des patients situatie, toen hij daar een
zwarte flesch bemerkte met een borx-el-
glaasje en hij kon geen weerstand bieden
aan de bede„Toe, schenk eens in, de
vrouw is a.chter!" Ook moest er een
tweede komen, want op één been ging
het niet, dat wist hij nu hij ondervin
ding Een zijner voorgangers, Willem
Kempe, was een ordentelijk man, wien de
ambachtsheeren reeds in 1779 een plaats
aanwezen onder de schepenen. Ofschoon
nog pas 42 jaar oud, verzocht hij in
1796 ontslag als schoolmeester, voorle
zer, klokluider, enz. Hij had genoeg' van
de baldadige jeugd en wist op andere
wijze in de behoefte van zijn vrouw en
twee kinderen te voorzien. Op 37 Dec.
was in de herberg hij Pieter Paauwe
„expresse vierschaar", alleen de boer van
lie Baan, Laurus de Jonge, ontbrak. Bin
nen kwam een zekere Jan d© Bruijne
door de vertegenwoordigers van het volk
van Zeeland het prov. bestuur
aanbevolen als Kempe's opvolger. Hij ont
ving de begeerde aanstelling en legde
den eed van trouw af. Geheel de weth
toonde zich met den nieuwen meester
zeer ingenomen.
Evenals Jan van de Pas was de Bruijne
geen Ovezandenaar. Vanwaar hij kwam
valt niet zoo' direct uit te maken. Vóór
zijn aanstelling treft men zijn paam in
geen der boeken aan. L.
[Eene episode uil liet dagboek van een Officier.)
in'ton^®n verraden worden, wjj konden
wnHoW°eStMn °P een dwaalspoor gebracht
n ,en. de vreeseljjke gevolgen van
waroi, ,tm.K 'n het midden der zandvlakte
iai»n u ln, 8taat 'emand vrees aan te
hem ri naderde derhalve Breton, om
te liron V00r8pelling der oude vrouw over
vertrpU®6n' e'oa had jui t het sein tot
vertrek gegeven
ea Ton^''^raP °P Gilbraille aan de spits
Qiedario '5 centrum op haren drom
Wam,,' 0D^e kleine karavaan zich in
Breton fn 868 d' Alvorens ik kapitein
kennen 68 met*®8edeeld en mgn vrees te
ons ontr dat een onzer gidsen
verlaten°enWdn38' haddeLü WÜ Sydy Heymah
tein overschreden mg d® W°eS"
«mder T po°8 'n de woestijn voort,
Gilbrac m.et elkander te wisselen
gezeten I,ade>maJestueus op zjjn ezel
6n' den Akber en Youset volg
den hem te paardachter de gidsen kwam
Jenny. Emile Fabre en Paul Evelin reden
aan weerszijden van het meisje. Kapitein
Breton en ik waren de achtersten.
Gilbrac hield zich onledig met het plagen
van z\jn aap met de roode oogjes, terwijl
deze, tusschen de ooren van den ezel zit
tende, op zijn beurt zooveel mogelijk het
arme dier plaagde. Akber en Yousef, hoewel
naast elkander voortrijdende, zagen elkander
bij tusschenpoozen met van haat en woede
fonkelende oogen aan.Ongetwijfeld getroffen
door het zien van de onmetelijke zandvlakte,
welke zich voor ons ontrolden zat Jenny
met strakken blik en de rechterhand tegen
haar hart gedrukt voor zich uit te zien
Evelin zag op naar Jenny; Fabre had het
hoofd op zijne borst laten zinken en hield
werktuigelijk de teugels van zijn paard
vast. Ik sprak met kapitein Breton over
die zonderlinge en ontzettende rampen
welke de oude Arabische vrouw ons voor
speld had, waarvan een onzer gidsen de
oorzaak zou zijn en van het vreemdsoortige
redmiddel, dat zg Gilbrac ter hand gesteld
had in den persoon van den kleinen aap
met de roode oogjes.
En op onze groep, een onmerkbaar stipje
in die onoverzienbare zandwoestijn, op
onze groep, waarin de liefde, de haat, de
Federatief.
Men heeft indertijd gelachen om de
raag: waarom dl'. Kuyper door de-Tech
nische Hoogeschoo'l van Delft benoemd
werd tot doctor höraóri's causa, Hef
antwoord luidde.„Omdat hij een. brug
geslagen heeft tusschen Rome en Gordt".
Daaraan dachten we, toen wij Dinsdag
avond het hoofdartikel in „De Standaard"
lazen met den titel„Federatief". Een brug
veronderstelt twee oevers, die, al worden
ze met elkander in verbinding gebracht,
toch altijd even ver van elkander ver
wijderd blijven. In genoemd artikel geeft
dr. A. Kuyper eene verklaring vaii het
dikwijls yan liberale zijde gedane verwijt,
,dat we eerst Rome voor al wat lee-
lijk is uitmaakten en nu bedelen om
hare gunst".
Dat hij altijd trouw gebléven is aan
aloude traditie, „die in Rome de erf-
vijandin van 's lands eere duchtte", geeft
dr. Kuyper gereedelijk toe. Dat Jnj hij
de April-beweging in 1853 reeds „als gym
nasiast een door niets teruggehouden anti
papist" was en „apologeet van allerlei
toen opgerichte antipapistische vereênigin-
gen", dat „het nreejuichen in de April
beweging een jubelactie was in zijn toen
malig polemiseeren", hij schaamt het
zich niet.
Maar dat werd gaandeweg anders, yoor-
al „toen beter historisch inzicht het oog
opende v.oor het óngerechtige van de be
jegening, die eeuw na eeuw aan de Ge
neraliteitslanden en aan de Roomschen
in de Zeven Provinciën was aangedaan."
In korte maar duidelijke trekken toont
de schr. aan, hoe langzamerhand yoor
de Antirevolutionairen geen ander© keuze
tot aansluiting overbleef da.n Rome of
het Liberalisme. Het Liberalisme miet zijne
consequenties en zijn loslaten van den
Christus kon voor de Antirevolutionairen
geen verbindingspartij zijn. Men volgde
toen den raad, die reeds in de schriften
van Calvijn gevonden wordt, „dat, kwam
hij te staan tegenover een niets sparend
ongeloof, dat zelfs de eere van den Chris
tus aanrandde, hij in zijn floomsche land-
genooten de mannen zou begroeten met
wie hij' zich ter verdediging' .van de eere
van den Christus verbond."
Een federatief samengaan met zulke
bondgenooten was dus mogelijk en wen-
schelijk, om een dam op te werpen tegen
de aanmatigingen van het ongeloof, ffet
slaan eener brag was eisc.h des tijds.
Iedere partij afzonderlijk kon niet veel;
gezamenlijk, maar toch vasthoudend aan
eigen beginselen, kon men den toestand
beheerschen.
„Zóó en niet anders is in 't kort de
gang geweest van de verhouding, waarin
onze hoofdredacteur, en met hem o-ns
blad, in drie achtereenvolgende perioden
positie met opzicht tot onze Roomsche
landgenooten nam. Juist zoolang men de
confessioneele antithese min of meer bc
mantelde, bleef die verhouding onzuiver.
Maar zóó niet had men beide van Gere
formeerden en van Roomschen kant voluit
zijn kerkelijk en confessioneel program
tegenover elkander geafficheerd, of van
zelf trad het gemeenschappelijk belang
op burgerlijk, sociaal en politiek gebied
zóó beslist naar voren, dat de nu zui
vere, wijl federatieve, samenwerking niet
kon uitblijven. En toen nu bleek, dat
de leidende geesten onder de Roomschen
almeer aa,n gelijke overweging ingang
schonken, vormde zich allengs over en
weer die beiderzijds eervolle verhouding,
die niets van de eigen belijdenis prijs
gaf, maar teweeg bracht, dat men, op
grond van wat men saam beleed, dan
ook saam voo,r de Christelijke beginselen
op staatkundig terrein in het geweer trad".
Wij voegen den wensch daarbij, dat
in 1913 hij de stembus die samenwer
king niets te wenschen moge overlaten.
United we stay, disjointed
we fall. In de eenheid, niet in isole
ment, ligt onze kracht. Maa,r 't zij eene
eenheid, die, hij allen eerbied voor elkan
ders overtuiging, geen jota of tittel prijs
geeft yan eigen beginsel. „Tijd."
volslagengte zorgeloosheid en ook eenige
bekommering naast en met elkander voort
reden, schoot de opgaande zon, de zon van
den keerkring zgne brandende stralen.
Kapitein Breton dacht een wijl na en
voegde mg daarop toe
Wjj zgn hier in het van oudsher
vermaarde land der amulets en voorbehoeds
middelen. Ik heb op al mijne tochten, in
al de stammen mannen en somtgds nog
zeer jonge kinderen ontmeet, die aan de
reizigers raadgevingen en amuletten uitdeel
den. Zg hebben mg dikwerf staande gehon
denzelden hebben zij mg bedrogen. Hunne
raadgevingen zgn goed en wel om deze
redenzg kennen den gids, wiens leiding
zg u toevertrouwd zien. Indien den
reiziger heden ten dage eenige ramp over
komt, is zulks meestal de schuld van zgn
gids. Door het verledene gissen zg het
toekomende; zg voorspellen en geven een
amulet om het loon voor hunne voorspel
lingen te ontvangen.
Maar in dat geval, kapitein Breton,
hernam ik, hebben wjj in een onzer gidsen
den snoodsten booswicht, die ooit het ver
trouwen van eene karavaan geschonken
heeft. Daar die vrouw ons de toekomst
onder zulke zwarte kleuren heeft voorspeld,
moet een onzer gidsen een ontzettend ver-
KOLONIËN.
H EDEBLAUDSCH-INDIË.
Geheime Machten.
Onder de geheime machten die over
geheel de wereld werkzaam zijn, om den
voortgang der Christelijke idee té stuiten
en hijzonder de Katholieke Kerk als hunne
doodsvijandin beschouwen, neemt de
V r ij m e t s e 1 a r ij een eerste plaats in.
Bekend is het naïeve praatje, dat de
Vrijmetselarij voorstelt als een groote hu
manitaire broederschap', die slechts lief
dadigheid en menschenmin beoogt. Dit
is voorzeker het groote en voor
name doel der Loge niet. Want dan
zouden zich ettelijke pausen, Clemens X,
Clemens XII, Pius VI, Leo XII, Plus IX
en Leo XIII de moeite niet hebben ge
geven, de Vrijmetselarij openlijk te ver-
oordeelen, terwijl reeds hot gezond yer-
stand zegt: als de Loge alleen is opge
richt om wel te doen, waarvoor dienen
dan de geheime bijeenkomsten, teekenfen,
ceremoniën, benamingen, titels enz. enz.,
waardoor zich de Vrijmetselarij steeds van
andere liefdadige vereenigingen, als b,v.
de conferentie van dén H. Vincentius a
Paulo ook een wereldvereeniging maar
zonder eenigen geheimen poespas
blijft onderscheiden.
Hoe ook en vooral in ons heerlijk
Insulinde dit geheim genootschap, die
Staat in den Slaat woelt en werkt, wordt
blootgelegd in eene Indische correspon
dentie van een zich noemenden Lodewijk
in „De Tijd" van 5 October j.l.
Naar aanleiding van een bericht in de
Indische bladen over het eerlang ver
schijnen van een Christelijk-Historisch
dagblad in Nederlandsch-Indië spreekt de
heer Lodewijk over „dé oppermachtige
mayonnerie, oppermachtig, vooral daarom,
wijl ze behendig en baantjes-jagerig als
overal, hare mannetjes naar voren schoof,
op alle Departementen schier hiet heft
in handen heeft, de vetste -en béste
baantjes openhoudt voor hare adepten."
En dan gaat hij aldus yoort:
„Die duistere macht in den Staat, welke
zich zelfs een soort Veemgericht veroor
looft over Gouvernementsambtenaren
Br.'. Boes, 'inspecteur bij 'tlnlandsch
Onderwijs, door Br'.'. Lancel, onderwij
zer te Menado, voor de Menadosche Log©
ter verantwoording geroepen, omdat hij
volgens de Br.', niet zuur genoeg keek
tegen, te meegaand was voor de plannen
van den heer Colijn, nu Minister die
duistere macht voelt zeer goed, dat een
rechtsche Pers, een Pers, goed geleid en
flink gesteund, het eerste en beste middel
is, om aan ha,re op niets steunende usur
patie een einde te maken, pen bres te
schieten, welke niet te stoppen is met
al de beschikbare scbootvelletjes, passers
en winkelhaken et toute la ferbhnterie1)
Van heel Indië. Een bres in de gewel
dige sterkte, waarachter zij zich veiLig
waant en waaraan zij jaren en jarën
sluw en berekend gearbeid heeft met allen
ijver.
Hoe spuwt men nu reeds vuur en vlam
dikwijls tegen „Java-Post" en „Banier",
de beide Christelijke weekbladen I Vooral
tegen de eerste, die in een reeks arti
kelen Jiet wroeten en wrijfen der Loge
in het licht stelde en met de stukben
bewees, met de stukken uit het „Indisch
Mayonniek Tijdschrift", dat de Loge
de gezworen vijandin is van
alle positief geloof2) dat zij in
alles de Christelijke Regeering den voet
dwars zet en openlijk, maar bij voorkeur
is 't geniep, altoos in de weer is, om
de goede bedoelingen der Regeering in
een verkeerd daglicht te stellen. Gouver
neur-Generaal en Minister van Koloniën
„staatsgevaarlijk" te schelden, de vreed
zame bevolking op te hitsen en te prik
kelen tot verzet."
Geloove nu nog wie wil, dat de Loge
alleen in de wereld is om liefdadigheid
te beoefenen I
1) Wat vrij vertaald wil zeggen: en heel de
rommelzoo.
2) Wij spatieeren. Red.
leden hebbeD, waarmede zg' bekend is
klaai blijkelgk wordt ons leven bedreigd,
zoowel als het leven en de eer van Jenny.
Akber heeft nimmer mgn vertrouwen
bezeten, hernam Breton; ik houd niet van
den toon, dien hg jegens Yousef aanslaat.
Er bestaat tusschen die twee mannen een
instinktmatige haatde haat van den hond
tegen den wolf. Die Akber, met zgn laat
dunkende manier van spreken, zgn zwart
gelaat en zgne trotsche houding heeft mg
nimmer behaagd: ik vrees, dat hg' de wolf zg.
Yousef neemt werkelgk de vleiende
manieren van den hond aan, antwoordde
ik hierop Hg' doet zich zachtzinnig, beleefd,
kruipend voor, zoo kruipend als een man
van zgne woeste geaardheid het kan zgn.
Hij zwicht voor Akber; op de trotsche
uitvallen van den Abyssiniër, antwoordt
hg met zachtzinnigheid. Hg is gedwee, hg
kruipt. Maar de trouweloosheid en het
verraad doen zich immers altgd gedwee,
voorkomend, zachtzinnig, vleiende voor?
Met); de opbruisende geaardheid van de
lieden van zgn stam zou Yousef, door
Akber zoo dikwerf gehoond en beleedigd,
dezen al wel twintig keeren doorsteken
hebben, als hg niet eenig geheim voorne
men koesterde. Wat mg aangaat, kapitein,
ik zou mg oneindig liever aan den ruwen
ITALIË.
's Pausen lijfarts, dr. Potacci is
onlangs op 67-jarigen leeftijd gestorven
tot groot© droefheid van Pius X, die zeer
aan hem was gehecht.
Dr. .Petacci was een geneesheer van
den ouden stempel, zoowel in de prac-
tijk als in de theorie 'van zijn vak door
kneed. Zijn onderwijs aan de Universiteit
der Sapienza werd hoog gewaardeerd
zijn practijk was algemeen gezocht, on
der rijken ien armen. Voor de arme zie
ken was hij een troostende vader, wan
neer hij in de stedelijke kliniek langs
de lijdenssponden ging. Hij bezat die echte
opgewektheid van geest en warmte Van
gemoed, die ©en geneesheer tot zijn pa
tiënt veel nader doen treden dan enkel
met een strakke diagnose en een koel
recept. Hij behoorde nog tot het ouder-
wetsche doctorengeslacht, daar ook zijn
vader en grootvader te Bologna met suc
ces het 'edele beroep van Aesculaap had
den beoefend. Man van groote weten
schap, was bij niet minder ©an man van
levendig geloof en warme naastenliefde.
Naast dr. Lapponi, die in 1905 overleed,
trad hij reeds in consult op bij Paus
Leo XIII. De tegenwoordige Paus nam
dr. Petacci als zijn eigenlijken lijfarts,
met professor Marchiafari als neven-
raadsman.
Iedere week kwam de pauselijke lijf
arts zijn hoogen patiënt bezoeken. Doch
wanneer de periodieke aanvallen van
jicht bij den 11. Vader zich verergerden,
den werden natuurlijk de bezoeken veel-
vuldiger. Het drukst had dr. Petacci het
in Augustus 1911, toen de gezondheids
toestand van Pius X zeer bedenkelijk
werd en heel de katholieke wereld ang
stig opzag naar het Vaticaan, waar uit
elk woord van den lijfarts hoop of vrees
werd gespeld aangaande het kostbare wel
zijn van den Vader der „Christenheid.
In di© bange dagen werd dr. Petacci
letterlijk bestormd door verslaggevers, die
over het ziekteverloop meer verlangden
to weten. Maar de trouw© lijfarts om
hulde zich in een diplomatisch stilzwij
gen. Wat echter niet verhinderde, dat
dikwijls een enkel, doodonschuldig woord,
aan zijn mond ontsnapt, des avonds in
d© bladen tot ©en medische verklaring
uitdijde, soms van een halve kolom
Eenmaal zoo schrijft de Romein-
sche correspondent van „De Tijd" is
dr. Petacci er niet onaardig ingeloopen.
Het „Giornale d'Italia" bracht een uitvoe
rig interview, dat hij omtrent 's Pausen
gezondheid aan ©en verslaggever zou heb
ben toegestaan. Maar de brave professor
wist van den prins geen kwaad en had
geen reporter gezien. Toch bevatte het
interview veel waarheid. Een raadsel, dat
zich weldra oploste.
Des morgens, toen hij van het Vati-
eaaii thuiskwam, had Petacci in bijzonder
heden geantwoord op de belangstellende
vraag van Mevrouw: „Hoe maakt het
de H. Vader?" Toevallig stond in d©
nabijheid een controleur van de water
leiding, die ongemerkt toeluisterde: het
was ©en geheime verslaggever der cou
rant, die zich aldus incognito binnen
gedrongen had ten huize van den pro
fessor I
Voortaan is dr. Petacci nog behoed
zamer geworden, zelfs ten opzichte van
zijn trouwe wederhelft. Geen woord kwam
ijneer over zijn lippen, wanneer hem, bui
ten het Vaticaan, naar de gezondheid des
Pausen gevraagd werd.
De opvolger van dezen waardigen pau
selijken lijfarts is nog niet aangewezen.
Do naam van dr. Petacci blijft in eere
en in zegening.
DCITACHLAIi».
V o o r u i 11 D© kort geleden gehouden
volkstelling in Duitschland toont aan, dat
sinds 1871 de Katholieken sterker voor
uitgegaan zijn dan de Protestanten niet
alleen in Pruisen, maar sinds 1890 in
en fleren Abyssiniër toevertrouwen. De
gedweeheid van dien Berber komt mg zeer
verdacht voor.
Ik acht Yousef vatbaar voor verknocht
heid en in staat zich op te offeren als het
noodig is. Sedert hg ons tot gids verstrekt,
sla ik hem gade: hg bljjft zich zeiven
altgd gelgk. Yousef vertoont zich aan ons
onder een gunstig daglichthg is beleefd,
oplettend, ingetogen en gedienstiger dan
eenig ander in zgn vak. Die onloochenbare
hoedanigheden, hoe vreemd het ook zgn
moge, die in een Berber te ontmoeten,
mogen daarom niet tegen hem gekeerd
worden. Nu nog een staaltje van zgne
zelfopofferingop zekeren dag, het zal nu
omtrent drie weken geleden zgn, deed ik
een klein uitstapje met Jenny; Yousef
vergezelde ons. Ik was toevallig een eind
weegs achtergebleven en Yousef reed wat
ter zgde, toen drie Bedouïnen onverhoeds
uit eene hinderlaag op Jenny aanvielen en
haar met de snelheid van den wind mede
voerden, Ik zag van verre die ontvoering
en rende hen spoorslags achterna. Maar
Yousef was mg voor geweest. Hg' sabelde
een der Arabieren neder, waaróp de beide
anderen de vlucht namen met achterlating
van Jenny: zg werd door Yousef in mgn
1 armen teruggevoerd. (Wordt vervolgd.)