hul te Cu. Schutte Si elft H 2, Middelburg. No. 27. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 2 Maart 1913. 00 een lied per week. PETRUS LEIJTEN, is DE ERFENIS. loeder iddeien FEUILLETON. No. 37 uit „De Leewerk". BOERENVREUGDE (Een oud boerenliedeke). Wq boeren en boerinnen, Wjj werken dag en nacht, Wjj ploegen en wij spinnen En wjj zingen uit alle macht: Keervers. I Lieve Heer! kost en kleer, 'tHemelrijk en dan niet meer! Lieve Heer! kost en kleer, 't Hemelrijk en dan niet meer. Wij zitten en wij spaaieu Geheele dagen lang; Wij zaaien en wjj maaien Eu wjj zingen dezen zang: Keervers. Wji eten alle dagen Van boekweit lekkre pap; Zoo vullen we onze magen En we zingen even rap: Keervers. Wij eten zoete boter En melk lescht onzen dorst; Zoo worden wjj al grooter En wij zingen uit volle borst: Keervers. Wjj dekken geene tafel, Een stuksken uit de hand, Dat smaakt ons als een wafel En wjj zingen over 't land Keervers. - - Ten gerieve onzer talrjjke lezers in Zeeuwsch-Vlaanderen publiceeren wjj hier onder den vastenbrief van Z. D. H. den bisschop van Breda. door de genade Gods en de gunst van den H. Apostolisehen Stoel, BISSCHOP VAST HltKUA, Huispreiaat van Zijne Heiligheid en Assistent Bisschop bjj den Pauselij ken Troon. Aan de Geestelijkheid en Geloovigen van ousBisdom, Zaligheid en vrede in den Heer 1 Reeds herhaalde malen, B. G., namen Wij tot uitgangspunt van het Herderlijk Schrijven, dat Wij gewoon zijn telken jare tot u te richten, de volgende woorden, j waarin de H. Apostel Paulus geheel de christelijke zedeleer in 't kort heeft sa- jsBnengevatVerschenen is de ge nade van God onzen Zaligma ker aan alle menschen, en zij leert ons dat wij, verzakende de goddeloosheid en de wereld- sche begeerlijkheden, ingeto gen en rechtvaardig en gods- 'r dienstig 1 even in deze wereld, t) En reeds hielden Wij u voor, dat de chris ten uit kracht van die zedèieer vellicht is, de zonde te schuwen en te haten, weerstand te bieden aan de wereldsch» be geerlijkheden en een godsdienstig leven te leiden, dat is een leven, waarin de plich ten jegens God worden vervuld, overeen komstig den staat en de omstandigheden, waarin dc mensch geplaatst is. Die christe lijke zedeleer, B. G„ verplicht ons echter tot nog meer: immers naar luid van St. Paulus' woord moeten wij daarenboven ingetogen en rechtvaardig leven, ingeto gen opzichtens ons zeiven, rechtvaardig lOpzichtens onzen evenmensch. Wat bedoelt de Apostel eerstens met een ingetogen leven? Een ingetogen le en, B. G., is een leven, waarin de sch, geholpen door Gods genade, zich Baar best vermogen kwijt van al de plichten, welk» hij jegens zich zei ven te vervullen heeft. Aan twee groot» schen heeft dat leven te voldoen: de oze neigingen des harten moeten voort durend beteugeld en in eene goede rich ting geleid, de goederen 'dezer aardje °P een avond in de lente van het jaar •813 reden twee ruiters langs den weg, die van Piacenza naar Parma, leidt. Het had dien dag geregend en zware wolken dreven nog aan de lucht, waartusschen zoo nu en dan de volie maan haar bleek licht op het landschap wierp, dat zich aan de oogen der ruiters vertoonde. Zij ■hadden reeds een groote reis achter zich, dat toonde niet alleen de vermoeide hou ding der mannen, maar ook de hangende koppen der paarden, |die voortdravend somtijds een licht gehinnik lieten hooren, als Om te herinneren aan het uur van foederen, dat reeds voorbij' was. de ruiters haastte de eene, blijk baar de voornaamste, zich vooruit, terwijl de ander, die een dienaar scheen te zijn, them volgde. De een was een jonge man van ongeveer dertig jaar, een slanke, maar -jgrachtige gestalte met donker golvend (1) Door ons met welwillende toestemming over. inomen uit het „Zondagsbl. v. h. Kath.Huisgez.,, mogen slechts met redelijke mM» genoten worden. Een ingetogen leven is daarom uiteraard een leven van matigheid, van zelfverloochening, van zelfbedwang, van zelfoverwinning en, daar dit alles voort durende moeite en inspanning vordert, bij gevolg een léven van harden strijd en heilig geweld door den mensch tegen zich zelf geoefend. Een ingetogen leven led- den beteekent immers hetzelfde, als zich rusteloos beijveren en zijn beste krachten inspannen om het lichaam der zonde te dooden, opdat het niet 'heersche over de rede en de genade-, maar onderworpen blijve aan de wet van Godingetogen leven is onverbiddelijk weerstand bieden aan het bedorven hart en alles arm de booze neigingen weigeren, wat ze onge oorloofds vrageningetogen leven is eene heilige gestrengheid betrachten in woor den en daden, in het gebruik van spijs en drank, in den omgang met anderen, in het zich veroorlooven van ontspanning en vermaak en zinnelijk genot, alles hou dende binnen de grenzen van het nut tige en noodige, en het slechts genietend in zoover het overeen te brengen is met de eischen der matigheid, zedigheid en arbeidzaamheid. Tot deze i ntegotegehheid nu, B. G., tot dit heilig zelfbedwang is ieder mensch, is vooral ieder christen verplicht. Een der eerste lessen door den Schepper voor gehouden aan de eerste menschen is, dat zij hunne booze begeerlijkheid zullen be dwingen 2)de eerste eisch, door Chris tus gesteld aan ieder, die na Hem wil komen, is, dat hij zichzelf zal verzakens) de brieven der Apostelen sporen aanhou dend tot die zelfbehaersching en zelfver loochening aan, en de namen van zelf- dooding 4), zelfkruisiging5), zelfslachtoffe- ring6), waarmede zij dien strijd aandui den, zeggen duidelijk genoeg, hoe hevig en heilig een geweld' daartoe van den mensch tegen zich zelf gevorderd worjdt. De wereld, B. G., de booze wereld, die vijandig staat tegenover God en zijne, heilige Wet, zij kent die ingetogenheid des levens niet. Spreek haar niet van zelf verzaking, noch' van matigheid jn het ge bruik der goederen van deze aarde: de wereld, de slappe en genotzieke wereld vooral van onzen tijd, zij verstaat die taal niet en zij kan haar niet hooren. Neen, maar den vrijen teugel vieren aan al de lusten en booze begeerten van het bedorven menschenhart, zich verschaffen de hoogst mogelijke mate van alle soor ten van aardsch genot, ziedaar de le vensopvatting, welke de wereld als de eenig ware prijst, ziedaar waartoe zij haar volgelingen uitnoodigt en aanmoe digt; maar ziedaar ook de reden, waar om de wereld dagelijks dieper neerzinkt in de boosheid. Daarom, B. G„ verma nen Wij u dan ook met denzelfden Apos tel Paulus: wilt niet gelijkvormig worden aan deze wereld, maar hervormt u naar d-e vernieu wing uws gemoeds7) en beijvert u overeenkomstig de heilige leer uws ge- loofs een leven te leiden van christelijk© ingetogenheid. Strijdt daarom manmoedig den heiligen strijd, beteugelt uwe booze hartstochten, onderdrukt uwe zinnelijk heid, bedwingt u zeiven, overwint u zei ven. En weet ge, da,t die zelfoverwin ning ver boven eigen krachten ligt, gij weet tevens, dat God uwe sterkte is en de almacht Zijner genade u ten dienste staat. Houdt dan nooit op, die genade af te smeeken door vurig en aanhoudend gebed, en wordt vooral sterk tegen u zeiven door het bovennatuurlijk voedsel bij uitnemendheid, d-e veelvuldige en da- gelijksche Communie. W iltnietgel ij kvormig worden aan deze wereld! Wat al reden vin den Wij, Beminde G. door om deze waar schuwing tot u te richten, wanneer Wij in verhand met de uiteengezette lèer onze gedachten laten gaan over de wereld onzer dagen I Wat droevige tegenstellling alom met de voorschriften der christelijk© inge togenheid! En hoe groot helaas! is ook het getal Katholieken, die zich door den geest der wereld laten medesleep-en 1 Wat buitensporige onmatigheid op de eerste haar, lang naar de mode van dien tijd, een gladgeschoren gezicht, waarin een paar donkere oogen fonkelden. Hij maak te over 't geheel een indruk van vast beraden wilskracht. De ander was zeker het vijftigste jaar reeds voorbijhet haar van zijn slapen was vergrijsd en het g zicht begon reeds de rimpels van den ouderdom te yertoonen. Maar ook zijn gestalte was krachtig en duidelijk kon men hespeuren, dat hij gewoon was ge vaar onder de oogen te zien. Beiden wa ren gewapend met een koppel pistolen, die met haar kolven met zilverbeslag uit het zadel staken.- Zulk een voorzorgs maatregel was in toenmalige omstandig heden allesbehalve overbodig; want het was de regeering niettegenstaande hare pogingen noig 'niet gelukt, het rooverwezen te onderdrukken, dat in de laatst ver- loopen twintig jaren onder de beroeringen der tijden zich zoo vrij hadden kunnen ontwikkelen. En wat de zaak nog erger maaktede roovers stonden veelal in ver standhouding met de verarmde bevolking en vonden een zekere toevlucht in het gebergte, telkens wanneer de politie tot vervolging overging. Onze ruiters reden Zwijgend langen tijd in talmen draf voort, zonder dat zij pléats in jiet najagen van ontspanningen, van wereldsche plezieren en vermaken In -den loop van ons langdurig Episco paat, B. G., hebben Wij reeds meier dan eens op- dat kwaad gewezen en tegen die overdreven genotzucht gewaarschuwd. Helaas! niet geheel met het g-ewenschte gevolg. Wat nu echter bij het voortbestaan, ja bij het gaandeweg verergeren van dat kwaad altijd meer onze herderlijke be zorgdheid wekt, het is a;„ dat de steeds toenemende uitspanningen eri vermakelijk heden, die" door alle soort van omstandig heden, niet het minst door het gemak der vervoermiddelen, in de hand worden gewerkt, voortdurend mieer oorzaak wor den van een ander kwaad, dat Wij niet genoeg kunnen betreuren, namelijk de ver slapping |in het godsdienstig vieren van den -dag des Heeren, de onteering en ont heiliging van Zon- en Feestdagen. Of is het niet waar, dat deze dagen meer en meer tot dagen van plezier en wereldsch genot worden gemaakt? Is het niet waar, dat er gedurende oen groot gedeelte van het jaar bijna geen Zon- of Feestdag voor komt, of men zint op gezamenlijke tocht jes en uitstapjes, of daar worden openbare feesten -en bijeenkomsten en wedstrijden en was dies meer zij, georganiseerd? Met welk gevolg, B. G.? Dat de godsvrucht op die dagen er ten zeerste onder lijdt, dat zelfs de godsdienstplichten het moeten ontgelden, dat het Mis-verzuim hand over hand toeneemt, dat de kerken vooral in den namiddag veel minder worden bezocht en de godsdienstige- bijeenkomsten, die dan worden gehouden, den naderii'gen invloed ervan ondervinden. Wilt niet g e 1 ij k- vormig worden aan deze we reld! zoo roepen Wij u daarom toe. En meent de zich van God immermeer vervreemdende wereld di-e dagen van godsdienstigheid en heilige rust uitsluitend te moeten besteden aan aardsch genot en vermaak; gij, B. G., beseft gij beter uw plicht en toont door uw leven en ge drag, dat gij van die dagen een ander en hooger begrip hebt. Voorzeker het zijn dagen van rust en waarop eene gepaste ontspanning alleszins geoorloofd is; maar het zijn tevens en wel op de voornaamste plaats dagen van meer dan gewone gods dienstigheid, en meer dan de andere gewijd aan de behartiging van de belangen uwer onsterfelijke zieldagen bijgevolg, die moe ten worden geheiligd door meer gebed, door het aandachtig bijwonen der H. Mis, door het aanhooren van Gods Woord', door het ontvangen der H.H. Sacramenten,, door de gezamenlijke aanbidding van Jezus Christus in zijn H. Sacrament. Herziet en hervormt u daarom1 naar den géést van de H. Kerk; leeft ingetogen op die dagen, matigt u, beperkt u en veroorloof ,u slechts die genietingen, welke vereenig- baar zijn met zoodanig een vi-eren van Zon- en Feestdagen, als ijverig© en gods vruchtige christenen betaamt. Wilt niet gelijkvormig wor den aan deze wereld, zoo verma nen Wij u verder, in bet onmatig gebruik van spijs en drank, meer bijzonder van den laatste, en regelt u, niet naar de uit- nocdiging der zinnelijke wereldlingen laat ons eten en drinken, want -morgen zullen wij sterven,8) maar naar de leer van den ons verschenen verstorven Godmensch: laat ons ma tig leven in deze wereld. Doch hier, B. G., past Ons allereerst ©?n woord van blijdschap en dankbare lofprijzing. Het is thans tien jaren geleden, dat Wij in ons Vastenrnandëment onze. Her derlijke stem verhieven tegen, wat toen algemeen heette de groote geiesel onzer eeuw, het misbruik van den alcohol. En als We nu de huidige toestanden, meer bij zonder in ons eigen Diocees, vergelijken met die van voor tien jaren, dan is het Ons een onuitsprekelijk geluk, een groote verandering ten goede te bespeuren, daar is, zouden Wij willen zeggen een andere strooming gekomen, verschillende mis bruiken werden uitgeroeid, het kwaad werd ingeperkt en het drankmisbruik nam gaandeweg af. Lof, prijs en, dank aan allen, die tot deze verbeterde toestanden hebben bijgedragen, bovenal aan hen, die een dorp of gehucht, of ook maar een enkel huis of mensch ontmoetten. En toch hoopten zij spoedig een nacht kwartier te vinden cn zagen reikhalzend uit naar iemand, die het hun kon aan wijzen. Plotseling riep de oudste der beide rui ters in de Duitsche taal, terwijl hij zich in het zadel oprichtte en met zijn arm links vooruit wees„Zie daar, heer graaf, daar heneden links voor ons schemert een licht door :de boomen". „Ik zie het ook, Friedrich", antwoordde 'de ander, zijn paard de sporen gevende; „de weg buigt daarheen, waar het licht schijnt, daar ligt blijkbaar' een dorp of gehucht, waar we hopen een onderko men te zullen vinden". In versnelden draf ging het nu vepder en voordat een kwartier was verloopen, stonden zij aan de voordeur van een kleine dorpsherberg, die te midden van een klein gehucht lag. Het slaan der hoe ven op het harde plaveisel was zeker in de gelagkamer al gehoord, want )de waard stond aan de deur en vroeg met al de spraakzaamheid van zijn Italiaanschen aard, wat de h'eeren wenschten. „Wij hebben nachtlogies noodig en een stal voor onze paarden, ook naar een zich in dezen heiligen kruistocht op ©enigerlei wijze hebben onderscheiden Beteekent dit, B. G., dat alles, bereikt en do vijand geheel verslagen is? Voor waar, neen! Immers gij weet evengoed als Wij, dat de onmatigheid, dat de drank vooral, de ongelukkige drank, voortgaat vele slachtoffers te maken en groote ver woestingen aan te richten. e ongle- lukkige drank! Hoe dikwijls, B. G., spreekt gij het woord uit, als gij alwe der verneemt of getuige" zijt van een of ander ongeluk, van een misdaad, van ver woest huiselijk geluk, van verval tot armoede en ellende, waarin ge telkens en telkens het werk erkent van den onge- lukkigen drank, terwijl aan God alleen bekend zijn al de zond-en en euveldaden, onder den invloed van het ellendig mis bruik gepleegd 1 Maar indien nu ieder zoo diep van dat ongeluk overtuigd is, indien de oorzaak vart zooveel leed, van zoo veel stoffelijk en geestelijk onheil voor een ieder openligt, zal dan ook ieder wel denkende niet gaarne doen wat hij kan, om deze oorzaak wegi te pemjen on deze plaag van huisgezin en maatschappij af te weren? Daarom dan, B. G., de krach ten vereend, de handen ineengeslagen pn allen er eene eer in gesteld, ieder naar zijn vermogen het onmatig gebruik van drank tegen te gaan. 'Allen 'kunt ge dat door de kracht van uw voorbeeld en ge bed, velen daarenboven door hun invloed en gezag, sommigen ook door woord en geschrift. Twee zaken vooral bevelen Wij hier dringend in aller belangstelling aan, nl. de R. K. drankbestrijding en d-e, opvoe ding der jeugd. Steunt ten 1ste het Kruis- verbond en andere R. K. Véreenigingen, ilie tot doel hebben het drankmisbruik to weren. Im-mers het is hoofdzakelijk a.an deze, dat de tot heden verkregen gelukkige uitkomsten zijn te danken. Daarom is het dan ook ons oprecht en vurig verlangen, dat dit Verbond en deze V-ereenigingen, welke Wij rekenen onder de allernuttig ste instellingen van onzen tijd, zoo mo gelijk overal in ons Bisdom opgericht en krachtadig bevorderd worden. Ten 2de B. G. waakt over de opvoeding der jeugd, en weet en beseft wel, dat hier meer dan woorden kunnen uitdrukken, van die opvoeding afhangt. Wie immers meester is van het kind, is meester va.n de toe komst; en het opkomend geslacht opge groeid in matigheid en in afschuw van het drankmisbruik, ziedaar waarop- de drankbestrijding voor en boven alles- hare hoop gevestigd heeft. Draagt daarom zorg gij, ouders en allen, aan wie de jeugd ter opvoeding is toevertrouwd, uwe- kin deren strenge matigheid te leei-en en hen van afkeer voor den drank te doordrin gen; en houdt u, bij die opvoeding aan den wijzen regel: „hoegenaamd geen ge- „bruik van sterke, cn slechts een zeer „matig gebruik van andere geesthoudende „dranken". En gij, die vooro-p gaat in den heiligen strijd en wier ijver en naasten liefde moeiten noch offers ontziet, vol hardt in de zoo edelmoedig aanvaarde en zoo voortreffelijk vervulde taakDe rijkste zegen Gods en de dankbaarheid van het tegenwoordige en toekomstige geslacht zijn u verzekerd. Zogt slechts, dat alles, wat gij doet, geschiede in lief de0), met kalmen en beraden ijver, met waardeering van ieder loffelijk pogen, met eerbiediging vooral van bet zoo nood zakelijk gezag. Zoo- mógen "wij vertrou wen, dat ons vereend en volstandig pogen onder do hulp des Hemels met den ge- wenschte-n uitslag zal worden bekroond en nog eenmaal cle tijd aanbreekt, dat het drankmisbruik, zoo al niet geheel ver dwijnen, althans ophouden zal 'de gee- sel der eeuw te zijn. Doch, B. G., daar -is nog een andere geesel, een erger en vreeselijker dan de geeseI van den alcohol; een gedsel die ons altijd meer bedreigt en die helaas! ook onder het katholieke volk zijne ver woestingen aanricht. Daar is nog een ander kwaad, waardoor de mensch en eigen plicht verzaakt en tevens zich ver grijpt aan de liefde en het recht ton op zichte van zijn evenmensch. En hier, B. G., weigert onze pen, als het ware, goed avondeten en een flesch wijn ver langen wij zeer". „O Signore", antwoordde de waard met vleiende stem en herhaaldelijk liep bui gende; „komt u als 'tu behaagt hinn-en. Ik zal de eer hebben uwe hoogheid een flesch Montesfiascone voor tc zetten, zoo als hij in de kelders van don hertog van Parma niet beter te vinden is, en in een oogenblik zal dan het avondeten vvorden opgedragen. Wat h-et nachtkwar tier betreft, daarover kan uwe hoogheid verder spreken, wanneer zij binnen zit". Do jonge man sprong van het paard, welk voorbeeld door zijn knecht gevolgd werd en zei tot dezen in 't Duiseh: „Friedrich, z,org eerst voor de paarden, die hebben 't nog harder noodig dan wij". Daarna volgde hij den waard, die beleefd d-e deur voor hem openhield en na hem binnentrad. Het vertrek was ruim, maar slechts door één lamp verlicht; langs den muur stonden banken en in "de hoeken vier tafels, waarvan er drie waren bezet, tér- wijl de vierde led'g stond. Aan twee der tafels zaten bij een ilesch brandewijn enkele boeren te dobbelen, terwijl laan do andere vier mannen met dampende schotels macaronie vóór zich zaten, die haren dienst en zouden Wij niets liever doen dan zwijgen, ware het niet, dat het ten hemel schreiend en schrikbarend voortwoekerend kwaad Ons het spreken tot duren plicht maakte. Wij bedoelen, B. G., het kwaad, waardoor het mensche- lijk bestaan in zijn eerste levensbeginsel aangetast en vernietigd wordt; Wij be doelen de wraakroepende zonde die recht streeks ingaat tegen de bestemming, welke het menschelijk geslacht op deze aarde ontving en tegen bet uitdrukkelijk gebod door den Schepper aan het eerste men- schenpaar gegeven: Groeit en ver menigvuldigt u en vervalt, de aarde10). Dat kwaad, B. G„ uit den vreemde tot ons gekomen en voortdurend meer door alle middelen, welke dei hel kan uitdenken, verspreid en op alle soort van schijngronden verdedigd en schaam teloos in beeld en geschrift aangeprezen, dat hemeltergend kwaad, het vond. helaas ook toegang tot onze streken en breidt zich ook onder ons volk in steden, in dor pen, overal met den dag uit. Wij huiveren bij de gedachte aan de zonden, afschu welijk en ontelbaar, die worden gepleegd; Wij huiveren- niet minder, wanneer Wij denken aan de straffen en kastijdingen, welke het diepschuldige mensch|domj over zich afroept. Of zoudt gij meenen, dat de Schepper het lijdelijk zou aanzien, idat dagelijks in hunne kiem worden verstikt kostbare menschenlevens, die Hem in alle eeuwigheid hadden kunnen loven en ver heerlijken? Daarom, B. G., roepen Wjj u hier vooral toe: Wilt niet gelijk vormig worden .aan deze we reld, maar leeft zedig, en inge togen! Bedwingt u zeiven, beheerscht, u zeiven, breidelt lust en zinnen en legt den teugel pan uwe bedorven hartstoch ten! Weg van hier met alle menschelijke berekeningen! Hoe dikwjjls faalden deze reeds en werden zij met heet© tranen beschreid door zoovele ongelukkigen, die kinderloos ten grave daalden, omdat zij den hun door God toebedachten kinder zegen misdadig hadden afgewezen 1 Weg niet minder met iedere ingeving van ge not- of gemakzucht, of ander schandelijk egoïsme I Enkel en alleen geluisterd naai de stem van plicht en geweten en over eenkomstig Gods wil en wet den huwe- lijksstaa't beleefd in onwrikbaar vertrou wen op den Vader hierboven, die de vogelen des hemels voedt en de leliën des velds kleedt11) en die machtig genoeg is en goedertieren tevens, om wat Hij tot het bestaan roept, in het bestaan te bewaren en te onder houden. Geve de driewerf heilige Gód Wij vragen het Hem allernederigst dat dit w-oord en deze noodkreet van uw grijzen Bisschop zijne uitwerking niet misse op uwe hartenMoget gij met name besluiten, om het gevaar bij uitnemendheid dat hier dreigt, de Neo Malthusdaansche lectuur, zorgvuldig te vermijden en onver biddelijk uit uwe gezinnen te were'n! Ten slotte, B. G., herinneren Wjj u nog ,met een enkel woord, dat gij tot de christelijke ingetogenheid, welke Wij u hebben verklaard, op bijzondere wijze ge houden zijt gedurenden den tijd die aan staande is. Die groote Vasten immers is een tijd van meer dan gewone heiligheid, „ingesteld als hij door de H. Kerk is, „om met meer ijver de reinheid naar „ziel en lichaam te betrachten. Daarom „behooren wij dan ook die gehéimnisvolle „dagen binnen te treden met het heilig „voornemen, ons voor iedere onreinheid „te bewaren en door edel moedigen strijd .„tegen ons zeiven aan onzen geest immer- „meer te bezorgen de heerschappij over „het vleesch, welke hem rechtmatig toe- „komt. Immers ons vasten bestaat nog in „iets anders dan in beperking van stof felijk voedsel, en de lichamelijke ont- „houding zou de gewenschte .vrucht niet „dragen, zoo niet tevens de geest aan „de ongerechtigheid verzaakte"13). Bij gevolg, B. G., mag zich ook niemand geheel van vasten ontslagen achten, maar is iedereen verplicht tot een leven vap meer dan gewone ingetogenheid. Aan het einde van ons Herderlijk Schrij ven gekomen, verzoeken Wij u, B. G., veel zij zich goed lieten smaken en met roo- den wijn besproeiden. Zij hadden groote knevels en baarden, waren in korte man tels gehuld en hadden groote vilten hoe den naast zich liggen. Zij keken allen met doordringende blikken naar den-Duit- scher, die door zijn klecding toonde ©en man van hoogen stand te zijn en die zich naar het leeg staande tafeltje begaf. Spoedig stond een flesch wijn en een beker voor hem en had Rij een fiksehen teug genomen. Hij wilde den beker voor de tweede, maal aan den mond zetten, toen buiten de deur een hevig twistgesprek werd gehoord. Aan het gebroken Itali- aansch, met D-uitsche woorden vermengd, was dadelijk te hooren, dat het zijn knecht was die sprak, en hij sprong op, om te zien wat er geschiedde. Op het zelfde oogenblik ging de deur open en de knecht trad op den waard toe. „Schobbejak, hoe kan je mijn hoogen heer nachtlogies beloven, terwijl jo nog niet eens een stal hebt voor de paarden?" „O, hoogheid", haastte zich de waard te antwoorden, „u zult wel beter hebben verstaan, dat ik u geen logies heb be loofd, maar alleen gezegd, dat daarover nog gesproken kon worden". (Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1912 | | pagina 5