hul te Cu.
Schutte Si
elft H 2, Middelburg.
No. 27. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 2 Maart 1913.
00
een lied per week.
PETRUS LEIJTEN,
is
DE ERFENIS.
loeder
iddeien
FEUILLETON.
No. 37 uit „De Leewerk".
BOERENVREUGDE
(Een oud boerenliedeke).
Wq boeren en boerinnen,
Wjj werken dag en nacht,
Wjj ploegen en wij spinnen
En wjj zingen uit alle macht:
Keervers.
I Lieve Heer! kost en kleer,
'tHemelrijk en dan niet meer!
Lieve Heer! kost en kleer,
't Hemelrijk en dan niet meer.
Wij zitten en wij spaaieu
Geheele dagen lang;
Wij zaaien en wjj maaien
Eu wjj zingen dezen zang:
Keervers.
Wji eten alle dagen
Van boekweit lekkre pap;
Zoo vullen we onze magen
En we zingen even rap:
Keervers.
Wij eten zoete boter
En melk lescht onzen dorst;
Zoo worden wjj al grooter
En wij zingen uit volle borst:
Keervers.
Wjj dekken geene tafel,
Een stuksken uit de hand,
Dat smaakt ons als een wafel
En wjj zingen over 't land
Keervers.
- -
Ten gerieve onzer talrjjke lezers in
Zeeuwsch-Vlaanderen publiceeren wjj hier
onder den vastenbrief van Z. D. H. den
bisschop van Breda.
door de genade Gods en de gunst van den
H. Apostolisehen Stoel,
BISSCHOP VAST HltKUA,
Huispreiaat van Zijne Heiligheid en
Assistent Bisschop bjj den Pauselij ken Troon.
Aan de Geestelijkheid en
Geloovigen van ousBisdom,
Zaligheid en vrede in den Heer 1
Reeds herhaalde malen, B. G., namen
Wij tot uitgangspunt van het Herderlijk
Schrijven, dat Wij gewoon zijn telken jare
tot u te richten, de volgende woorden,
j waarin de H. Apostel Paulus geheel de
christelijke zedeleer in 't kort heeft sa-
jsBnengevatVerschenen is de ge
nade van God onzen Zaligma
ker aan alle menschen, en zij
leert ons dat wij, verzakende de
goddeloosheid en de wereld-
sche begeerlijkheden, ingeto
gen en rechtvaardig en gods-
'r dienstig 1 even in deze wereld, t)
En reeds hielden Wij u voor, dat de chris
ten uit kracht van die zedèieer vellicht
is, de zonde te schuwen en te haten,
weerstand te bieden aan de wereldsch» be
geerlijkheden en een godsdienstig leven te
leiden, dat is een leven, waarin de plich
ten jegens God worden vervuld, overeen
komstig den staat en de omstandigheden,
waarin dc mensch geplaatst is. Die christe
lijke zedeleer, B. G„ verplicht ons echter
tot nog meer: immers naar luid van St.
Paulus' woord moeten wij daarenboven
ingetogen en rechtvaardig leven, ingeto
gen opzichtens ons zeiven, rechtvaardig
lOpzichtens onzen evenmensch.
Wat bedoelt de Apostel eerstens met
een ingetogen leven? Een ingetogen le
en, B. G., is een leven, waarin de
sch, geholpen door Gods genade, zich
Baar best vermogen kwijt van al de
plichten, welk» hij jegens zich zei
ven te vervullen heeft. Aan twee groot»
schen heeft dat leven te voldoen: de
oze neigingen des harten moeten voort
durend beteugeld en in eene goede rich
ting geleid, de goederen 'dezer aardje
°P een avond in de lente van het jaar
•813 reden twee ruiters langs den weg,
die van Piacenza naar Parma, leidt. Het
had dien dag geregend en zware wolken
dreven nog aan de lucht, waartusschen
zoo nu en dan de volie maan haar bleek
licht op het landschap wierp, dat zich
aan de oogen der ruiters vertoonde. Zij
■hadden reeds een groote reis achter zich,
dat toonde niet alleen de vermoeide hou
ding der mannen, maar ook de hangende
koppen der paarden, |die voortdravend
somtijds een licht gehinnik lieten hooren,
als Om te herinneren aan het uur van
foederen, dat reeds voorbij' was.
de ruiters haastte de eene, blijk
baar de voornaamste, zich vooruit, terwijl
de ander, die een dienaar scheen te zijn,
them volgde. De een was een jonge man
van ongeveer dertig jaar, een slanke, maar
-jgrachtige gestalte met donker golvend
(1) Door ons met welwillende toestemming over.
inomen uit het „Zondagsbl. v. h. Kath.Huisgez.,,
mogen slechts met redelijke mM» genoten
worden. Een ingetogen leven is daarom
uiteraard een leven van matigheid, van
zelfverloochening, van zelfbedwang, van
zelfoverwinning en, daar dit alles voort
durende moeite en inspanning vordert, bij
gevolg een léven van harden strijd en
heilig geweld door den mensch tegen zich
zelf geoefend. Een ingetogen leven led-
den beteekent immers hetzelfde, als zich
rusteloos beijveren en zijn beste krachten
inspannen om het lichaam der zonde te
dooden, opdat het niet 'heersche over de
rede en de genade-, maar onderworpen
blijve aan de wet van Godingetogen
leven is onverbiddelijk weerstand bieden
aan het bedorven hart en alles arm de
booze neigingen weigeren, wat ze onge
oorloofds vrageningetogen leven is eene
heilige gestrengheid betrachten in woor
den en daden, in het gebruik van spijs en
drank, in den omgang met anderen, in
het zich veroorlooven van ontspanning
en vermaak en zinnelijk genot, alles hou
dende binnen de grenzen van het nut
tige en noodige, en het slechts genietend
in zoover het overeen te brengen is met
de eischen der matigheid, zedigheid en
arbeidzaamheid.
Tot deze i ntegotegehheid nu, B. G., tot
dit heilig zelfbedwang is ieder mensch,
is vooral ieder christen verplicht. Een
der eerste lessen door den Schepper voor
gehouden aan de eerste menschen is, dat
zij hunne booze begeerlijkheid zullen be
dwingen 2)de eerste eisch, door Chris
tus gesteld aan ieder, die na Hem wil
komen, is, dat hij zichzelf zal verzakens)
de brieven der Apostelen sporen aanhou
dend tot die zelfbehaersching en zelfver
loochening aan, en de namen van zelf-
dooding 4), zelfkruisiging5), zelfslachtoffe-
ring6), waarmede zij dien strijd aandui
den, zeggen duidelijk genoeg, hoe hevig
en heilig een geweld' daartoe van den
mensch tegen zich zelf gevorderd worjdt.
De wereld, B. G., de booze wereld,
die vijandig staat tegenover God en zijne,
heilige Wet, zij kent die ingetogenheid
des levens niet. Spreek haar niet van zelf
verzaking, noch' van matigheid jn het ge
bruik der goederen van deze aarde: de
wereld, de slappe en genotzieke wereld
vooral van onzen tijd, zij verstaat die
taal niet en zij kan haar niet hooren.
Neen, maar den vrijen teugel vieren aan
al de lusten en booze begeerten van het
bedorven menschenhart, zich verschaffen
de hoogst mogelijke mate van alle soor
ten van aardsch genot, ziedaar de le
vensopvatting, welke de wereld als de
eenig ware prijst, ziedaar waartoe zij
haar volgelingen uitnoodigt en aanmoe
digt; maar ziedaar ook de reden, waar
om de wereld dagelijks dieper neerzinkt
in de boosheid. Daarom, B. G„ verma
nen Wij u dan ook met denzelfden Apos
tel Paulus: wilt niet gelijkvormig
worden aan deze wereld, maar
hervormt u naar d-e vernieu
wing uws gemoeds7) en beijvert u
overeenkomstig de heilige leer uws ge-
loofs een leven te leiden van christelijk©
ingetogenheid. Strijdt daarom manmoedig
den heiligen strijd, beteugelt uwe booze
hartstochten, onderdrukt uwe zinnelijk
heid, bedwingt u zeiven, overwint u zei
ven. En weet ge, da,t die zelfoverwin
ning ver boven eigen krachten ligt, gij
weet tevens, dat God uwe sterkte is en
de almacht Zijner genade u ten dienste
staat. Houdt dan nooit op, die genade
af te smeeken door vurig en aanhoudend
gebed, en wordt vooral sterk tegen u
zeiven door het bovennatuurlijk voedsel
bij uitnemendheid, d-e veelvuldige en da-
gelijksche Communie.
W iltnietgel ij kvormig worden
aan deze wereld! Wat al reden vin
den Wij, Beminde G. door om deze waar
schuwing tot u te richten, wanneer Wij
in verhand met de uiteengezette lèer onze
gedachten laten gaan over de wereld onzer
dagen I Wat droevige tegenstellling alom
met de voorschriften der christelijk© inge
togenheid! En hoe groot helaas! is ook
het getal Katholieken, die zich door den
geest der wereld laten medesleep-en 1 Wat
buitensporige onmatigheid op de eerste
haar, lang naar de mode van dien tijd,
een gladgeschoren gezicht, waarin een
paar donkere oogen fonkelden. Hij maak
te over 't geheel een indruk van vast
beraden wilskracht. De ander was zeker
het vijftigste jaar reeds voorbijhet haar
van zijn slapen was vergrijsd en het g
zicht begon reeds de rimpels van den
ouderdom te yertoonen. Maar ook zijn
gestalte was krachtig en duidelijk kon
men hespeuren, dat hij gewoon was ge
vaar onder de oogen te zien. Beiden wa
ren gewapend met een koppel pistolen,
die met haar kolven met zilverbeslag uit
het zadel staken.- Zulk een voorzorgs
maatregel was in toenmalige omstandig
heden allesbehalve overbodig; want het
was de regeering niettegenstaande hare
pogingen noig 'niet gelukt, het rooverwezen
te onderdrukken, dat in de laatst ver-
loopen twintig jaren onder de beroeringen
der tijden zich zoo vrij hadden kunnen
ontwikkelen. En wat de zaak nog erger
maaktede roovers stonden veelal in ver
standhouding met de verarmde bevolking
en vonden een zekere toevlucht in het
gebergte, telkens wanneer de politie tot
vervolging overging.
Onze ruiters reden Zwijgend langen tijd
in talmen draf voort, zonder dat zij
pléats in jiet najagen van ontspanningen,
van wereldsche plezieren en vermaken
In -den loop van ons langdurig Episco
paat, B. G., hebben Wij reeds meier dan
eens op- dat kwaad gewezen en tegen
die overdreven genotzucht gewaarschuwd.
Helaas! niet geheel met het g-ewenschte
gevolg. Wat nu echter bij het voortbestaan,
ja bij het gaandeweg verergeren van dat
kwaad altijd meer onze herderlijke be
zorgdheid wekt, het is a;„ dat de steeds
toenemende uitspanningen eri vermakelijk
heden, die" door alle soort van omstandig
heden, niet het minst door het gemak
der vervoermiddelen, in de hand worden
gewerkt, voortdurend mieer oorzaak wor
den van een ander kwaad, dat Wij niet
genoeg kunnen betreuren, namelijk de ver
slapping |in het godsdienstig vieren van
den -dag des Heeren, de onteering en ont
heiliging van Zon- en Feestdagen. Of is
het niet waar, dat deze dagen meer en
meer tot dagen van plezier en wereldsch
genot worden gemaakt? Is het niet waar,
dat er gedurende oen groot gedeelte van
het jaar bijna geen Zon- of Feestdag voor
komt, of men zint op gezamenlijke tocht
jes en uitstapjes, of daar worden openbare
feesten -en bijeenkomsten en wedstrijden
en was dies meer zij, georganiseerd? Met
welk gevolg, B. G.? Dat de godsvrucht
op die dagen er ten zeerste onder lijdt,
dat zelfs de godsdienstplichten het moeten
ontgelden, dat het Mis-verzuim hand over
hand toeneemt, dat de kerken vooral in
den namiddag veel minder worden bezocht
en de godsdienstige- bijeenkomsten, die dan
worden gehouden, den naderii'gen invloed
ervan ondervinden. Wilt niet g e 1 ij k-
vormig worden aan deze we
reld! zoo roepen Wij u daarom toe.
En meent de zich van God immermeer
vervreemdende wereld di-e dagen van
godsdienstigheid en heilige rust uitsluitend
te moeten besteden aan aardsch genot
en vermaak; gij, B. G., beseft gij beter
uw plicht en toont door uw leven en ge
drag, dat gij van die dagen een ander
en hooger begrip hebt. Voorzeker het zijn
dagen van rust en waarop eene gepaste
ontspanning alleszins geoorloofd is; maar
het zijn tevens en wel op de voornaamste
plaats dagen van meer dan gewone gods
dienstigheid, en meer dan de andere gewijd
aan de behartiging van de belangen uwer
onsterfelijke zieldagen bijgevolg, die moe
ten worden geheiligd door meer gebed,
door het aandachtig bijwonen der H. Mis,
door het aanhooren van Gods Woord',
door het ontvangen der H.H. Sacramenten,,
door de gezamenlijke aanbidding van Jezus
Christus in zijn H. Sacrament. Herziet
en hervormt u daarom1 naar den géést
van de H. Kerk; leeft ingetogen op die
dagen, matigt u, beperkt u en veroorloof
,u slechts die genietingen, welke vereenig-
baar zijn met zoodanig een vi-eren van
Zon- en Feestdagen, als ijverig© en gods
vruchtige christenen betaamt.
Wilt niet gelijkvormig wor
den aan deze wereld, zoo verma
nen Wij u verder, in bet onmatig gebruik
van spijs en drank, meer bijzonder van
den laatste, en regelt u, niet naar de uit-
nocdiging der zinnelijke wereldlingen
laat ons eten en drinken, want
-morgen zullen wij sterven,8)
maar naar de leer van den ons verschenen
verstorven Godmensch: laat ons ma
tig leven in deze wereld. Doch
hier, B. G., past Ons allereerst ©?n woord
van blijdschap en dankbare lofprijzing.
Het is thans tien jaren geleden, dat
Wij in ons Vastenrnandëment onze. Her
derlijke stem verhieven tegen, wat toen
algemeen heette de groote geiesel onzer
eeuw, het misbruik van den alcohol. En
als We nu de huidige toestanden, meer bij
zonder in ons eigen Diocees, vergelijken
met die van voor tien jaren, dan is het
Ons een onuitsprekelijk geluk, een groote
verandering ten goede te bespeuren, daar
is, zouden Wij willen zeggen een andere
strooming gekomen, verschillende mis
bruiken werden uitgeroeid, het kwaad
werd ingeperkt en het drankmisbruik nam
gaandeweg af. Lof, prijs en, dank aan
allen, die tot deze verbeterde toestanden
hebben bijgedragen, bovenal aan hen, die
een dorp of gehucht, of ook maar een
enkel huis of mensch ontmoetten.
En toch hoopten zij spoedig een nacht
kwartier te vinden cn zagen reikhalzend
uit naar iemand, die het hun kon aan
wijzen.
Plotseling riep de oudste der beide rui
ters in de Duitsche taal, terwijl hij zich in
het zadel oprichtte en met zijn arm links
vooruit wees„Zie daar, heer graaf, daar
heneden links voor ons schemert een licht
door :de boomen".
„Ik zie het ook, Friedrich", antwoordde
'de ander, zijn paard de sporen gevende;
„de weg buigt daarheen, waar het licht
schijnt, daar ligt blijkbaar' een dorp of
gehucht, waar we hopen een onderko
men te zullen vinden".
In versnelden draf ging het nu vepder
en voordat een kwartier was verloopen,
stonden zij aan de voordeur van een
kleine dorpsherberg, die te midden van
een klein gehucht lag. Het slaan der hoe
ven op het harde plaveisel was zeker
in de gelagkamer al gehoord, want )de
waard stond aan de deur en vroeg met al
de spraakzaamheid van zijn Italiaanschen
aard, wat de h'eeren wenschten.
„Wij hebben nachtlogies noodig en een
stal voor onze paarden, ook naar een
zich in dezen heiligen kruistocht op
©enigerlei wijze hebben onderscheiden
Beteekent dit, B. G., dat alles, bereikt
en do vijand geheel verslagen is? Voor
waar, neen! Immers gij weet evengoed
als Wij, dat de onmatigheid, dat de drank
vooral, de ongelukkige drank, voortgaat
vele slachtoffers te maken en groote ver
woestingen aan te richten. e ongle-
lukkige drank! Hoe dikwijls, B. G.,
spreekt gij het woord uit, als gij alwe
der verneemt of getuige" zijt van een of
ander ongeluk, van een misdaad, van ver
woest huiselijk geluk, van verval tot
armoede en ellende, waarin ge telkens
en telkens het werk erkent van den onge-
lukkigen drank, terwijl aan God alleen
bekend zijn al de zond-en en euveldaden,
onder den invloed van het ellendig mis
bruik gepleegd 1 Maar indien nu ieder zoo
diep van dat ongeluk overtuigd is, indien
de oorzaak vart zooveel leed, van zoo
veel stoffelijk en geestelijk onheil voor
een ieder openligt, zal dan ook ieder wel
denkende niet gaarne doen wat hij kan,
om deze oorzaak wegi te pemjen on deze
plaag van huisgezin en maatschappij af
te weren? Daarom dan, B. G., de krach
ten vereend, de handen ineengeslagen pn
allen er eene eer in gesteld, ieder naar
zijn vermogen het onmatig gebruik van
drank tegen te gaan. 'Allen 'kunt ge dat
door de kracht van uw voorbeeld en ge
bed, velen daarenboven door hun invloed
en gezag, sommigen ook door woord en
geschrift. Twee zaken vooral bevelen Wij
hier dringend in aller belangstelling aan,
nl. de R. K. drankbestrijding en d-e, opvoe
ding der jeugd. Steunt ten 1ste het Kruis-
verbond en andere R. K. Véreenigingen,
ilie tot doel hebben het drankmisbruik to
weren. Im-mers het is hoofdzakelijk a.an
deze, dat de tot heden verkregen gelukkige
uitkomsten zijn te danken. Daarom is het
dan ook ons oprecht en vurig verlangen,
dat dit Verbond en deze V-ereenigingen,
welke Wij rekenen onder de allernuttig
ste instellingen van onzen tijd, zoo mo
gelijk overal in ons Bisdom opgericht en
krachtadig bevorderd worden. Ten 2de
B. G. waakt over de opvoeding der jeugd,
en weet en beseft wel, dat hier meer
dan woorden kunnen uitdrukken, van die
opvoeding afhangt. Wie immers meester
is van het kind, is meester va.n de toe
komst; en het opkomend geslacht opge
groeid in matigheid en in afschuw van
het drankmisbruik, ziedaar waarop- de
drankbestrijding voor en boven alles- hare
hoop gevestigd heeft. Draagt daarom zorg
gij, ouders en allen, aan wie de jeugd
ter opvoeding is toevertrouwd, uwe- kin
deren strenge matigheid te leei-en en hen
van afkeer voor den drank te doordrin
gen; en houdt u, bij die opvoeding aan
den wijzen regel: „hoegenaamd geen ge-
„bruik van sterke, cn slechts een zeer
„matig gebruik van andere geesthoudende
„dranken". En gij, die vooro-p gaat in
den heiligen strijd en wier ijver en naasten
liefde moeiten noch offers ontziet, vol
hardt in de zoo edelmoedig aanvaarde en
zoo voortreffelijk vervulde taakDe rijkste
zegen Gods en de dankbaarheid van het
tegenwoordige en toekomstige geslacht zijn
u verzekerd. Zogt slechts, dat alles,
wat gij doet, geschiede in lief
de0), met kalmen en beraden ijver, met
waardeering van ieder loffelijk pogen, met
eerbiediging vooral van bet zoo nood
zakelijk gezag. Zoo- mógen "wij vertrou
wen, dat ons vereend en volstandig pogen
onder do hulp des Hemels met den ge-
wenschte-n uitslag zal worden bekroond
en nog eenmaal cle tijd aanbreekt, dat
het drankmisbruik, zoo al niet geheel ver
dwijnen, althans ophouden zal 'de gee-
sel der eeuw te zijn.
Doch, B. G., daar -is nog een andere
geesel, een erger en vreeselijker dan de
geeseI van den alcohol; een gedsel die
ons altijd meer bedreigt en die helaas!
ook onder het katholieke volk zijne ver
woestingen aanricht. Daar is nog een
ander kwaad, waardoor de mensch en
eigen plicht verzaakt en tevens zich ver
grijpt aan de liefde en het recht ton op
zichte van zijn evenmensch. En hier,
B. G., weigert onze pen, als het ware,
goed avondeten en een flesch wijn ver
langen wij zeer".
„O Signore", antwoordde de waard met
vleiende stem en herhaaldelijk liep bui
gende; „komt u als 'tu behaagt hinn-en.
Ik zal de eer hebben uwe hoogheid een
flesch Montesfiascone voor tc zetten, zoo
als hij in de kelders van don hertog
van Parma niet beter te vinden is, en
in een oogenblik zal dan het avondeten
vvorden opgedragen. Wat h-et nachtkwar
tier betreft, daarover kan uwe hoogheid
verder spreken, wanneer zij binnen zit".
Do jonge man sprong van het paard,
welk voorbeeld door zijn knecht gevolgd
werd en zei tot dezen in 't Duiseh:
„Friedrich, z,org eerst voor de paarden,
die hebben 't nog harder noodig dan
wij". Daarna volgde hij den waard, die
beleefd d-e deur voor hem openhield en
na hem binnentrad.
Het vertrek was ruim, maar slechts
door één lamp verlicht; langs den muur
stonden banken en in "de hoeken vier
tafels, waarvan er drie waren bezet, tér-
wijl de vierde led'g stond. Aan twee der
tafels zaten bij een ilesch brandewijn
enkele boeren te dobbelen, terwijl laan
do andere vier mannen met dampende
schotels macaronie vóór zich zaten, die
haren dienst en zouden Wij niets liever
doen dan zwijgen, ware het niet, dat het
ten hemel schreiend en schrikbarend
voortwoekerend kwaad Ons het spreken
tot duren plicht maakte. Wij bedoelen,
B. G., het kwaad, waardoor het mensche-
lijk bestaan in zijn eerste levensbeginsel
aangetast en vernietigd wordt; Wij be
doelen de wraakroepende zonde die recht
streeks ingaat tegen de bestemming, welke
het menschelijk geslacht op deze aarde
ontving en tegen bet uitdrukkelijk gebod
door den Schepper aan het eerste men-
schenpaar gegeven: Groeit en ver
menigvuldigt u en vervalt, de
aarde10). Dat kwaad, B. G„ uit den
vreemde tot ons gekomen en voortdurend
meer door alle middelen, welke dei hel
kan uitdenken, verspreid en op alle soort
van schijngronden verdedigd en schaam
teloos in beeld en geschrift aangeprezen,
dat hemeltergend kwaad, het vond. helaas
ook toegang tot onze streken en breidt
zich ook onder ons volk in steden, in dor
pen, overal met den dag uit. Wij huiveren
bij de gedachte aan de zonden, afschu
welijk en ontelbaar, die worden gepleegd;
Wij huiveren- niet minder, wanneer Wij
denken aan de straffen en kastijdingen,
welke het diepschuldige mensch|domj over
zich afroept. Of zoudt gij meenen, dat
de Schepper het lijdelijk zou aanzien, idat
dagelijks in hunne kiem worden verstikt
kostbare menschenlevens, die Hem in alle
eeuwigheid hadden kunnen loven en ver
heerlijken? Daarom, B. G., roepen Wjj u
hier vooral toe: Wilt niet gelijk
vormig worden .aan deze we
reld, maar leeft zedig, en inge
togen! Bedwingt u zeiven, beheerscht,
u zeiven, breidelt lust en zinnen en legt
den teugel pan uwe bedorven hartstoch
ten! Weg van hier met alle menschelijke
berekeningen! Hoe dikwjjls faalden deze
reeds en werden zij met heet© tranen
beschreid door zoovele ongelukkigen, die
kinderloos ten grave daalden, omdat zij
den hun door God toebedachten kinder
zegen misdadig hadden afgewezen 1 Weg
niet minder met iedere ingeving van ge
not- of gemakzucht, of ander schandelijk
egoïsme I Enkel en alleen geluisterd naai
de stem van plicht en geweten en over
eenkomstig Gods wil en wet den huwe-
lijksstaa't beleefd in onwrikbaar vertrou
wen op den Vader hierboven, die de
vogelen des hemels voedt en
de leliën des velds kleedt11) en
die machtig genoeg is en goedertieren
tevens, om wat Hij tot het bestaan roept,
in het bestaan te bewaren en te onder
houden. Geve de driewerf heilige Gód
Wij vragen het Hem allernederigst
dat dit w-oord en deze noodkreet van
uw grijzen Bisschop zijne uitwerking niet
misse op uwe hartenMoget gij met name
besluiten, om het gevaar bij uitnemendheid
dat hier dreigt, de Neo Malthusdaansche
lectuur, zorgvuldig te vermijden en onver
biddelijk uit uwe gezinnen te were'n!
Ten slotte, B. G., herinneren Wjj u
nog ,met een enkel woord, dat gij tot de
christelijke ingetogenheid, welke Wij u
hebben verklaard, op bijzondere wijze ge
houden zijt gedurenden den tijd die aan
staande is. Die groote Vasten immers is
een tijd van meer dan gewone heiligheid,
„ingesteld als hij door de H. Kerk is,
„om met meer ijver de reinheid naar
„ziel en lichaam te betrachten. Daarom
„behooren wij dan ook die gehéimnisvolle
„dagen binnen te treden met het heilig
„voornemen, ons voor iedere onreinheid
„te bewaren en door edel moedigen strijd
.„tegen ons zeiven aan onzen geest immer-
„meer te bezorgen de heerschappij over
„het vleesch, welke hem rechtmatig toe-
„komt. Immers ons vasten bestaat nog in
„iets anders dan in beperking van stof
felijk voedsel, en de lichamelijke ont-
„houding zou de gewenschte .vrucht niet
„dragen, zoo niet tevens de geest aan
„de ongerechtigheid verzaakte"13). Bij
gevolg, B. G., mag zich ook niemand
geheel van vasten ontslagen achten, maar
is iedereen verplicht tot een leven vap
meer dan gewone ingetogenheid.
Aan het einde van ons Herderlijk Schrij
ven gekomen, verzoeken Wij u, B. G., veel
zij zich goed lieten smaken en met roo-
den wijn besproeiden. Zij hadden groote
knevels en baarden, waren in korte man
tels gehuld en hadden groote vilten hoe
den naast zich liggen. Zij keken allen
met doordringende blikken naar den-Duit-
scher, die door zijn klecding toonde ©en
man van hoogen stand te zijn en die
zich naar het leeg staande tafeltje begaf.
Spoedig stond een flesch wijn en een
beker voor hem en had Rij een fiksehen
teug genomen. Hij wilde den beker voor
de tweede, maal aan den mond zetten,
toen buiten de deur een hevig twistgesprek
werd gehoord. Aan het gebroken Itali-
aansch, met D-uitsche woorden vermengd,
was dadelijk te hooren, dat het zijn
knecht was die sprak, en hij sprong op,
om te zien wat er geschiedde. Op het
zelfde oogenblik ging de deur open en
de knecht trad op den waard toe.
„Schobbejak, hoe kan je mijn hoogen
heer nachtlogies beloven, terwijl jo nog
niet eens een stal hebt voor de paarden?"
„O, hoogheid", haastte zich de waard
te antwoorden, „u zult wel beter hebben
verstaan, dat ik u geen logies heb be
loofd, maar alleen gezegd, dat daarover
nog gesproken kon worden".
(Wordt vervolgd,)