E ZOON DUIF" JIMING prijzen. e. 1EKMAN. ïjn! EP No. 18. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 10 Februari 1912. 'ffecten. to. ius-Pilleii ii KNF.CHT üeêrland's doodstrijd in 1918. BU1TOLAND. pij „pietas". een lied per week. FEUILLETON. Verlengd tot 20 Febr. •en GOES. Letteren en Kunsf. sder vrije toegang. Sh. thier. .erdam: Heerengracht 583. lulden. In Gulden Ifceit der beleggingen |ge wetenschappelijke jfrenten, Pensioenen, |sch Bank. elijke voorschrift van Dr- A. staand Handelsmerk hetwelk >i de doosjes zijn gewikkeld iogenaamde URBANU^-Plk- 1 uit Amsterdam, Haarlem en ■L L E N zijn alleen verkrijg* Izendjjke Gh. L Kind, Nieuw- J Kortgeae A. Risseeuw—van ind) en omatreken en soliede 1 laan te melden by te Prinsland, N-Bi'. ILBURG. ij P. SLOOVBR, 90S. Maart No. 39 uit „De Leewerk". LIED VAN DEN WERKMAN. Woorden van Muziek vau G. Krekelberg. Henri Tijssïn. Ik ben eenvoudig arbeidsman, Ik boog op rang noch geld, Geen adel voer ik in mijn schild, Ben toch op eer gesteld. In deft'ge kringen hoor ik niet, Ia min den burgerstand, Het beste deel der maatschappij, Den steun van 't Vaderland, Het beste deel der Maatschappij, Pen steun van 't Vaderland. Bekwame handen, sterk en rein, Zij zijn een goudmijn waard, Een hart, dat God en menschen mint, Voor leed noch last vervaard, Een kloeke ziel in 't stalen lijf, Een wil verpand aan plicht Ziedaar wat 's werkmans adel is Wat al zjjn last verlicht, Ziedaar wat 's werkmans adel is Wat al zjjn last verlicht. Als 's avonds na volbrachte taak Ik ijlings huiswaarts spoed, Wacht mij een vrouw met blozend kroost, Die 's levens zuur verzoet. En leg ik t moede hoofd ter rust, Tevreden kniel ik neer En roep: „Ook Gjj waart Werkmanszoon, Heb innig dank, o Heer 1" En roep„Ook Gij waart Werkmanszoon, Heb innig dank, o Heer 1" 1812 Charles Dickens. 1912 „Als wij alles lezen, zegt Gerald Borg in „De Tijd", wat over Dickens is geschre ven, worden wij als verbijsterd door dien lof, hem toegezwaaid. In 'Engeland die competentste schrijvers van eertijds en thans: Caxlyle, Sidney, Smith, Thackerey, Allbutt, Snowden Ward, Kitton, Chesterton enz. Hier door Keiler, Lindo, Hildehrand (deze is in zijn Camera Obscura «en trouw volgeling van Dickens' school), Gorter, Coenen, want daadwerkelijk is Coenen's studie, al krijgt het romantisme een ge weldige knauw, één Dicken's huldiging par excellence. En zoo worden wij door die namen reeds tot de overtuiging gebracht, dat een zeldzaam talent wordt verheerlijkt. Maar hoe machtig ook de bazuinschal klinke van al die lofprijzingen tezaam, daar is er één, een daad, di© er gaarne voor in te ruilen is. Het betreft de hier volgende episode: Toen Dicklens eens het gebouw verliet na een openbare lezing uit zijn werken, die hij (eenige jaren vóór zijn dood in Engeland en Amerika hield, kwam een man naar hem toe, met uitgestrekte hand en zeiDoe mij d© eer aan, mijnheer, u de hand te mogen drukken. God zege u, niet alleen voor het genot, dat ge mij heienavond hebt verschaft, maar ook en vooral voor het licht, dat ge voor me hebt laten schijnen in mijn huis door het te vullen met zoovele vrienden ge durende zoovele jaren." En zou het voor ons niet evenzoo zijn? Dickens heeft ons, dikwerf grauw, be- staan een wereld van verbeelding toege voegd, een toevluchtsoord, waar wij ons na de vermoeiende verplichtingen van het leven in op kunnen Lossen en waaruit wij weder te voorschijn komen, meer geschikt en opgewekt tot nieuwe krachtsinspanning. Nooit is er een tijd geweest, die zoo zeer behoefte had aan zijne werken als thans. Keeren wij weer tot Dickens, zoo wij hem al ooit verlaten hebben; laten wij ze bezitten en ze in eere houden als ware vrienden. Laten wij een plaats in ons hart inruimen voor Dickens, dien, „Vergolder aller Graubedt", ais onlangs een Duitsch criticus schreef. We zullen er genezing vinden voor onze telkens te- rugkeerende, zenuwachtige depressies en een optimisme erlangen, dat geen pretjes 72.) DOOR, TWEE PIOTTEN. Toen de Nederiandsche hulptroepen in Dalen aankwamen, vond men een too- neel van onbeschrijfelijke verwarring, eene Vandalen-verwoesting, een kerkhof met de (ijken boven de aarde, lichaam naast lichaam. Geen huis of de projec. tielen hadden er sporen achtergelaten, sommigen waren als geponst. Deuren waren opengeramieid, versplinterd, ruiten stukgeschoten of met de kolven inge drukt, de bewoners gevlucht. Het kleine station was afbraak, meer niet. De Engelschen bereikten juist bij tijds weer de brug over 't Stieltjeskanaal, om de afdeeling, die tot openhouden was achtergebleven, te helpen tegen Neder iandsche infanterie en wielrijders, die er zich van trachtten meester te maken. Het tactisch doel van de nachtelijke excursie bereikten de Engelschen niet, de bruggen over de Hoogeveensche vaart bleven in Nederiandsche handen en de i terugtocht bleef verzekerd. Toch was het behoeft, ,om vreugde, ware; stille vreugde te vinden in hét leven, die er nog wel in te vinden is, als wij de hand maar volgen, die ons er op wijst. Daardoor zal ons een grijze dag draaglijk, een zonne» zomerdag tot één juichende genieting worden. In Westminster Abdij op zijn eenvoudi- gen grafsteen zullen Woensdag overvloe dig bloemen gestrooid zijn, als een hul diging aan den schrijver, die door zijne werken eon onvergankelijk monument heeft opgericht in onze harten, wat hij zelf zoo vurig wenschte, dat de eenige maar altijddurende herinnering moest blij ven voor het nageslacht." Voor ons Katholieken, die geleerd heb ben een schrijver te beoordeelen ook naar zijn verhouding tegenover den godsdienst, is het van veel gewicht, na te gaan, hoe Dickens over den godsdienst dacht. Daarop geeft in een der laatste afleverin gen van de „Studiën" pater Zeegers S.J. het antwoord als volgt: Dickens had een oprecht geloovig en diep godsdienstig gemoed, maar zijn Ge loof was, helaas niet veel meer dan een soort Christendom boven geloofsverdeeld heid. Een regelmatig kerkganger is hij nooit geweest, ofschoon hij in 1843, toen hij in Devonshire Terrace woonde, toch eenigen tijd behoord heeft tot de lidmaten der Unitarian Chapel in Little Portland Street. Aanvankelijk schijnt hij zich vrij goed te hebben kunnen vereenigen met de leer en de discipline der Kerk van Enge land, maai- voor de regeling van zijn eigen godsdienstig en zedelijk leven bepaalde hjj zich langzamerhand het liefste bij de leer en de voorschriften van het Nieuwe Testa ment, naar eigen inzage verklaard. En in die richting voedde hij ook zjjn kinderen op. Toen zijn zoon Henry in 1868 als rechtsgeleerde ©en Betrekking kreeg aan de Trinity Hall te Cambridge, schreef Dickens hem een brief, waarin hij o. a zeide: „Naar gelang uw broeders de een na den ander zijn heengegaan, heb ik aan een ieder van hen geschreven, wat ik nu aan u schrijf. Gij weet, dat ik mij nooit heb laten verstrikken in godsdien stige vormen, en dat ik geen sympathie gevoel voor enkel looze vormen. 'Maar met alle macht en aandrang vestig ik uw aandacht op de onschatbare waarde van het Nieuwe Testament, en beveel ik u de studie van dat boek aan als onfeil- haren gids door het leven. Als ge daar voor een diepen eerbied gevoelt, en u neerbuigt ,voor het karakter van onzen Heiland, in zoover het niet misvormd is door de ijdele toevoegsels der men schen, kunt gij niet ver afdwalen, en zult gij altijd bezield blijven met den waren geest van eerbied en nederigheid. Ook beveel ik u de gewoonte aan, om iederen avond en morgen een Christelijk gebed te spreken. Deze dingen hebben bij mij ge heel mijn leven vastgestaan, en herinner u, dat ik u het Nieuwe Testament heb leeren begrijpen en waardeeren, toen gij nog een kind waart." In dienzelfden geest schreef hij aan zijn jongsten zoon Edward, toen deze naar Australië vertrok. Hij zeide o. a. dat hij een nieuw Testament bij zijn boeken had gedaan, „wijl dat het beste boek is, dat in de wereld ooit bekend was of bekend zal zijn, en u de beste lessen leert, waar door een mensch, die in waarheid en trouw zijn plicht wil doen, kan geleid worden". En in zijn testament, dat onge veer een jaar voor zijn dood geschreven is, vermaande hij zijn kinderen, „om zich te laten leiden door de leer van het Nieu we Testament in zijn breeden geest, en geen vertrouwen te stellen in iemands be krompen opvatting van den tekst hier en daar". Die waardeering van het geschreven woord Gods en in 't bijzonder van het Nieuwe Testament blijkt ook uit zijn wer ken, waar meermalen teksten uit de H. Schrift of Schriftuurlijke zinspelingen wor den gebruikt. Ook de geweldige satyre, of liever de wel wat geforceerde charge op Stiggins en Chadband vond voor een groot deel zijn oorsprong in Dickens' eer- bied voor den Bijbel. Want in een brief resultaat niet gering. Twee compagnieën infanterie vernietigd, de spoorweg naar 't noorden buiten werking gesteld en 't moreel van 't Noorderleger een geduch- ten knauw gegeven. Bovendien waren belangrijke verkenningsuitkomsten verkre gen betreffende de bezetting van de Hoo geveensche vaart en zelfs van de stel ling bij Goevorden. Van Dalen en verder oostwaarts hadden de Engelschen duiven laten vliegen, die, koers zettend naar 't duivenstation te Gramsbergen, met haar op tijd gezette phototoestellen opnamen deden, die ontwikkeld en vergeleken met de kaarten, een duidelijk beeld vormden van de troepenopstelling, die ',t acces Coevorden afsloot. De opdracht was duidelijk en eenvou dig. Met twee sectiën vooruitgaan tot den rand van het bedekt» terrein, daar wach ten tot het donker was, dan de hei over steken en zich opstellen, bij de school, van daar uit sterke patrouilles laten ver kennen naar de twfee gehuchten en den straatweg, die beide verbond. Voor den morgen moest hij terug zijn. De Bataljonscommandant had den lui tenant nog eens extra op het hart gedrukt uiterst voorzichtig fe zijn. De landweer- aan den lezer, die zich geërgerd had aan de voorstelling van Stiggins, zegt hij o.a., dat Zijn plan met de voorstelling van dien „herder" was, aan te toonen, hoe heilige zaken verlaagd, onteerd en bespottelijk gemaakt worden, als personen, die zelfs geheel onbevoegd zijn, om de gewoonste dingen te onderwijzen, op zich nemen om zulke geheimen te verklaren, en hoe die personen, door van die goddelijke woorden louter holle frazen te maken, den geest missen, waarin die woorden hun oorsprong hebben gevonden." Maar behalve een oprecht geloof, had Dickens ook veel godsdienstig gevoel. De gebeden, di© hij zoowel ten gebruike van zich zeiven, als van zijn kinderen ge schreven heeft, leggen daar getuigenis van af. Niemand kan die betuigingen van Ge loof en vertrouwen op de Voorzienigheid, van gevoel van eigen nietigheid en zon digheid en van overgeving aan Gods H. Wil lezen, zonder er door getroffen te worden. Met dat al was Dickens' Geloof toch niet veel meer dan een soort Christendom boven geloofsverdeeldheid. Geen enkel kerkgenootschap werd door hem erkend als de door God gestichte instelling om de menschen te leeren, wat zij gelooven en doen moeten om tot de eeuwige geluk zaligheid te geraken. Alle dogmatisme werd door hem verafschuwd, en twistge schrijf over godsdienstige vraagstukken maakte hem korzelig. Het Evangelie alleen scheen hem een vertrouwbare leiddraad voor zijn godsdienstig en zedelijk leven, maar daar hij aan geen enkel kerkgenoot schap het recht en de macht toekende, om dat woord Gods met onfeilbaar leer gezag te verklaren, volgde hij daarbij uit sluitend zijn eigen meening, en voelde hij zich meer aangetrokken door de voor schriften der zedenleer dan door de ge loofswaarheden. Ook in dit opzicht wilde hij, dat zijn kinderen hem zouden navolgen, en grootste vrees was, dat zij later verward zouden raken in de strikken van een of ander kerkgenootschap. Om dat te voor komen, had bij, toen zijn oudste zoon Charles vijf jaar oud was, een „Kleine geschiedenis van het Evangelie" geschre ven, waarin hij natuurlijk zijn eigen op vatting van den tekst zooveel mogelijk had weergegeven. „Ik zou niet weten", zoo schreef hij naar aanleiding daarvan aan Jerrold, „wat ik doen moest, pis hij (Charles) verward raakte in de leer stellingen van een of andere conservatieve kerk of van de High Church, en de beste manier, om zulk een schrikwekkende uit komst te voorkomen, is den papegaai den nek om je draaien, als hij nog in de wieg ligt." En zooals hij in een anderen brief schreef, las hij dat boekje aan zijn kinderen zoo dikwijls voor, dat zij het, vóór zij nog lezen konden, reeds van buiten kenden. Zijn antipathie tegen verschillende kerk genootschappen gold ook het Katholi cisme, en dit misschien wel het meest van alle. Op zijn eerste reis door Italië was alles wa,t aan dien godsdienst her innerde, een voorwerp van voortdurende ergernis voor hem en in zijn Pictures from Italy heeft hij dat niet verbloemd. Kerken en andere- kunstwerken wist hij nog uit aethisch oogpunt te waardeeren, maar wat hij verder zooal in die kerken zag, zooals altaren, biechtstoelen, wij watervaten enz., wiekte zijn wrevel op. Priesters, monniken en nonnen joegen hem een rilling over het lijf. En voor Jezuieten was hij zoo bang als voor den dood. Hun aanblik was voor hem iets „tremendous", en als hij in Italië op straat een toog zag aankomen, waarvan hij vermoedde dat er een Jezuiet in stak, dan week hij angstig naar den huizenkant op zijde, alsof er een helsche machine voorbijging, die ieder oogenblik uit elkaar kon springen. Toch is het niet onwaar schijnlijk, dat het Katholicisme een dieper indruk op hem gemaakt heeft, dan hij heeft willen erkennen. Dat zou althans afgeleid kunnen worden uit een brief aan Forster, waarin hij een visioen verhaalt, dat hij tijdens zijn verblijf in Italië in officier had even geglimlacht onder zijn borsteligen, grijzendien snor; 't was waar achtig wel aan hem, oud-sergeant-majoor toevertrouwd. Hij had tot in den treure met dat bijltje gehakt ©n kwain toch niet kersversch uit de bakkerij. En had hij die opdracht tot nu toe niet pienter uit gevoerd? De patrouilles waren uitgezonden en tegen het schoolgebouw hurkte ineenge schrompeld de rest der afdeeling. Dat wachten, zonder iets te doen, was toch een vervelend© baan, daar was men spoe dig beu van. En dat vervloekt gefluister van die kerels maakte hem dol boven dien. Nadrukkelijk had hij 't spreken ver boden en toch hielden zij hun slabarus niet. Hij kroop langs hen heen en waar schuwde nog eens door aan te stooten. Nauwelijks was hij op zijn plaats of de toeten gingen weer. De Nederiandsche sol daat bezit geen sprankje wufte spraak zaamheid, maar- zijn mond houden kan hij evenmin. Deze landstormmannen ech ter schenen al bijzonder veel nieuws ir het discours te brengen. De veteraan be greep niet, dat hij deze huisvaders anders moest aanpakken dan de jonge miliciens. Ze waren gewillig, vrij flink, maar niet erg onderworpen aan den officier met zijn een droom gezien heeft. In dien droom verscheen hem n.l. een Geest, aan wien hij o.a. ook vroeg, welke de ware gods dienst was. „Toen hij", zoo schreef Dic kens, „een oogenblik draalde zonder te antwoorden, zeide ik gij denkt, zeker zooals ik, dat de vorm van den godsdienst niet veel ter zake doet, indien wij ons beijveren om goed te doen, of, zeide ik, bespeurend, dat hij nog bleef aarzelen, en door het grootste medelijden met mij bewogen werd misschien is de Roomsch Katholieke godsdienst de beste? Misschien is het deze-, di© ons meer doet denken aan God, en vaster in Hom, doet gelooven". „Voor U", zeide de Geest, m,et zooveel hemplsch© teederheid voor mij, dat mijn hart scheen te willen breken, „voor U is hij de bestel" Wie zoo droomt, heeft waarschijnlijk in wakenden toestand wiel gedachten ge had, die zich in dezelfde richting bewogen. Overigens schijnt Dickens reeds eenige jaren vroeger iets gezegd of gedaan te hebben, dat aanleiding heeft gegeven tot het gerucht, alsof hij tot den Katholieken godsdienst zou zijn overgegaan. Zijn moe der heeft toen althans verschillende brieven ontvangen met verzoek om in lichtingen daaromtrent. En al of niet in yerband met het praatje, verspreidde zich ook het gerucht, dat hij krankzinnig was geworden en in een gekkenhuis was op gesloten. Dickens hac-f; liet laatstgenoemde op humoristische wijze besproken in de Inleiding van Mr. Bumphey's Clock, die in September 1840 in Devonshire Terrace ge schreven is, maar heeft daarbij van het eerstgenoemd praatje met geen woord gerept. En ongetwijfeld heeft er ook niet de minste grond voor bestaan. Alies tezamen genomen, is Dickens godsdienstige overtuiging dus zieer onvol maakt geweest, maar wanneer men be denkt, hoeveel schrijvers en dichters er zijn, die zich niet schamen, het rauwst» ongeloof te verkondigen, of omtrent den godsdienst de grootste onverschilligheid aan den dag te leggen, doet het toch aangenaam aan in Dickens ©en schrij ver te zien, die voor zijn godsdienstig© overtuiging, hoe onvolmaakt die ook we zen moge, openlijk durfde uitkomen, en denzelfden godsdienstzin aan zijn kinde ren als een kostbaar erfstuk op hun le vensweg heeft meegegeven. BELGIË. Brand in een krankzinnigen gesticht. In het krankzinnigengesticht te Yperen (België) brak Zaterdagmorgen een brand uit, die weldra die wasscheriji en tevens de droogkamer in vuur zette. De bestuurder van het gesticht, gehol pen door vijf en dertig Jcnechten, begon aanstonds met de overbrenging der krank zinnigen in andere lokalen. Gelukkig boden de ongelukkigien geen al te grooten weerstand, en weldra waren de 300 krankzinnigen, die in het gesticht verpleegd worden, in veiligheid. Twee vleugels van hét gebouw werden in de asch gelegd. Verbrand zijn de wassch'erij, de diroog- kamer, het verblijf der onrustige krank zinnigen en het observatielokaal. De schade wordt op 80 a 100.000 francs geschat. De Vlaamse he Hoogeschool- kwestie. Mgr. Waffelaert, bisschop van Brugge, heeft aan de geestelijkheid van zijn diocees ontraden, zich dinect of indirect aan te sluiten biji de beweging voor de Vervlaamsching der Gentsch© Hoogeschool. Een katholiek Vlaamsch tijdschrift had hierop eenige kritiek uitgeoefend, en thans antwoordt mgr. Waffelaert zeer terecht, dat hij het veroordeelt dat katholieken propaganda maken voor de vervorming van een „neutrale school". „Immers", zoo zegt de bisschop, „wanneer de hooge school eenmaal vervlaamscht zal wezien, wordt de Vlaamsche katholieke jeugd naar troupiermanieren. „Sssttl voetstappen". Hoor je 't ook? Ja? Zeker een patrouille; nu 't werd tijd ook, dat zij terugkwamen." Hij moest voor dat 't licht doorbrak, weer de hei over zjjn. De door hem geplaatste post riep niet aan, dat had hij streng verboden. Voorzichtig werkte hij zich vooruit. Ge lukkig, 't was zijn eigen patrouille. Snel naderde van de andere zijde een man, die de verontrustende tijding bracht, dat eene vijandelijke afdeeling op een 500 M. langs de school trok. Zij kwamen wel in den rug, maar de hei was te groot, om afgesneden te kunnen worden, en tegen het lijf loopen zou hij ze niet, daarvoor waren zijn slordig aantal dienstjaren wel borg. Kort hierop kwamen de beide andere patrouilles binnen, waarvan de eene meldde, dat dicht achter hen een sterke Engelsche patrouille naderde, die van hen niets had gemerkt. Van der Made be sloot snel af te marcheeren, in den rug en op de beid© zijden gedekt door een groep. Hij zelf volgde bij d© rugdekking. Deze was reeds een 100 M. voorbij de school, toen men in den naar 't zuiden loopende weg iets meende te hooren. All ien hielden halt en onbeweeglijk stond deze „neutrale" universiteit gevoerd, na tuurlijk tot groot nadeel van deze jeugd en ook tot groote schade van de katho lieke Alma Mater te Leuven." FRANKRIJK. Leekén-vef p 1 e ger s. Een teakd- nend staaltje van de manier, waarop de leeben-verplegers den dienst in de gast huizen, ter vervanging van de verjaagde „engelen der liefde" waarnemen, wordt nu weer uit Bordeaux gemeld. In het gasthuis daar lag een lamme zijn pijn uit te huilen. Dat maakte den ver pleger zoo kwaad, dat hij een kussen nam en het op het hoofd van den zieke druk te, zoodat de ongelukkige zieke stikte. De verpleger is gearresteerd. W ij n-o nlusten. In het wijndistrict Champagne dreigen weer ernstige onlus ten. Het gaat nu niet om de „delimi tations viticoles"1) en ook niet over de knoeierijen en wijnvervalschingen, maar het is een actie van de landarbeiders en de druivenverbouwers tegen de eige naren der wijnbergen. Men schijnt het nu dan ook meer op de druiven-aanplantingen dan op de wijn- voorraden gemunt te hebben. Maandag nacht zijn tenminste over een oppervlakte van een goede 800 vierk. M. de aanplantin gen geheel verwoest. De wijnberg, waar de daad van sabotage heeft plaats ge had, behoorde aan ©en eigenaar van Billy. Ook andere eigenaren hebben dreigbrieven gekregen. Eenterechtstelling. Te Marseille is Zaterdag de moordenaar van een meis je, een zekere Rosa, terecht gesteld. Voor de terechtstelling biechtte de misdadiger en ontving de H. Communie. Hij werd ge guillotineerd en toonde voor zijn dood diep onder den indruk te zijn en veel berouw te hebben.. Een vloedgolf. Een vloedgolf, ont staan door de sterke atmosferische pres sies van de laatste dagen, beeft Zaterdag morgen de boulevards aan de haven van Cannes onder water gezet. De golven sloegen ver over het haven hoofd heen. Er is echter maar weinig schade aangericht. l) Afbakening der wijndistricten. EIGEIiiND. Minister Churchillte Belfast. Een groote menigte, die Donderdag te Bel fast was saamgestroomd, heeft minister Churchill ©en vijandige ontvangst bereid. Toen hij van het hotel naar het voet bal-terrein reed, waar de meeting zou plaats hebben, werd zijn autoi door anti home rule demonstranten tot staan ge bracht. De politie kwam echter den mi nister te jijulp, zoodat hij zijn tocht kon voortzetten. De meeting zelf is rustig verloopen. Na afloop reed Churchill door de „na tionalistische" wijk van Belfast, waar hij geestdriftig werd toegejuicht. Vandaar reed hij kings een omweg naar hét station, waar hij den trein nam naar Lam©, op weg naai' Glasgow. De onderzeeër A 3. Maandagavond heeft de hoofd-eommandant te Port smouth, Dockyard, de officieele mededee- ling ontvangen, dat er reeds toebereidse len gemaakt warden tot het lichten van den onderzeeër A 3. Groote vorderingen heeft men tot nu toe nog niet kunnen maken, daar er ©en flinke bries uit het Zuid-Oosten waait. De veroordeeling van Ste ward. De veroordeeling van Steward te Leipzig tot 3V2 jaal' vestingstraf wegens spionage, ontlokt aan de Engelsche pers bittere commentaren. Zij beschouwt Ste ward als een onschuldige en vergelijkt de geheime berechting, di© zij middeieeuwsch noemt, met de openbare hier te lande. Het oordeel is dan, dat bet vonnis een na- deeligen invloed zal uitoefenen op de men in afwachting. Weer dat vervloekte fluisteren in zijn sectie. Woedend was v. d. Made, maar ingehouden klonk zacht „sstt". Doch ook verder af hoorde men fuitsteren in den weg, weldra gevolgd door den gedempten roep: „Johnson, are you there? Please, march as quickly as possible". De Nederlanders bleven paf- stil hoewel alles zionuwtrildie. Weer dien keelstem„Pssst, Johnson, tell me, must I take the first or the second way on the left? I dare not strike a light." Van der Made begreep, dat er iets ge vraagd werd, dat men antwoord ver wachtte. Kon hij dit geven, dan ontsnapten zij den dans. Doch de officier, oud- onderofficier, wist alleen dat er moderne talen bestonden en daarmede uitmet zijn moedertaal moest hij 't nog dikwijls op een accoordje gooien. De weinige wel willendheid van Johnson had echter bet argwaan opgewekt van diens vriend; deze vroeg niets meer. Van der Made be waarde zijn tegenwoordigheid van geest. „Hier" fluisterde hij tegen de groep, „over den weg knielen" en „Muller", tegen den sergeant, „als zij hier naderen, snelvuur afgeven, ik ga de rest halen." (Waxlt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1912 | | pagina 5