E ZOON
DUIF"
JIMING
prijzen.
e.
1EKMAN.
ïjn!
EP
No. 18. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 10 Februari 1912.
'ffecten.
to.
ius-Pilleii
ii KNF.CHT
üeêrland's doodstrijd in 1918.
BU1TOLAND.
pij „pietas".
een lied per week.
FEUILLETON.
Verlengd
tot
20 Febr.
•en
GOES.
Letteren en Kunsf.
sder vrije toegang.
Sh. thier.
.erdam: Heerengracht 583.
lulden.
In Gulden
Ifceit der beleggingen
|ge wetenschappelijke
jfrenten, Pensioenen,
|sch Bank.
elijke voorschrift van Dr- A.
staand Handelsmerk hetwelk
>i de doosjes zijn gewikkeld
iogenaamde URBANU^-Plk-
1 uit Amsterdam, Haarlem en
■L L E N zijn alleen verkrijg*
Izendjjke Gh. L Kind, Nieuw-
J Kortgeae A. Risseeuw—van
ind) en omatreken en soliede
1 laan te melden by
te Prinsland, N-Bi'.
ILBURG.
ij P. SLOOVBR,
90S.
Maart
No. 39 uit „De Leewerk".
LIED VAN DEN WERKMAN.
Woorden van Muziek vau
G. Krekelberg. Henri Tijssïn.
Ik ben eenvoudig arbeidsman,
Ik boog op rang noch geld,
Geen adel voer ik in mijn schild,
Ben toch op eer gesteld.
In deft'ge kringen hoor ik niet,
Ia min den burgerstand,
Het beste deel der maatschappij,
Den steun van 't Vaderland,
Het beste deel der Maatschappij,
Pen steun van 't Vaderland.
Bekwame handen, sterk en rein,
Zij zijn een goudmijn waard,
Een hart, dat God en menschen mint,
Voor leed noch last vervaard,
Een kloeke ziel in 't stalen lijf,
Een wil verpand aan plicht
Ziedaar wat 's werkmans adel is
Wat al zjjn last verlicht,
Ziedaar wat 's werkmans adel is
Wat al zjjn last verlicht.
Als 's avonds na volbrachte taak
Ik ijlings huiswaarts spoed,
Wacht mij een vrouw met blozend kroost,
Die 's levens zuur verzoet.
En leg ik t moede hoofd ter rust,
Tevreden kniel ik neer
En roep: „Ook Gjj waart Werkmanszoon,
Heb innig dank, o Heer 1"
En roep„Ook Gij waart Werkmanszoon,
Heb innig dank, o Heer 1"
1812 Charles Dickens. 1912
„Als wij alles lezen, zegt Gerald Borg
in „De Tijd", wat over Dickens is geschre
ven, worden wij als verbijsterd door dien
lof, hem toegezwaaid. In 'Engeland die
competentste schrijvers van eertijds en
thans: Caxlyle, Sidney, Smith, Thackerey,
Allbutt, Snowden Ward, Kitton, Chesterton
enz. Hier door Keiler, Lindo, Hildehrand
(deze is in zijn Camera Obscura «en trouw
volgeling van Dickens' school), Gorter,
Coenen, want daadwerkelijk is Coenen's
studie, al krijgt het romantisme een ge
weldige knauw, één Dicken's huldiging
par excellence.
En zoo worden wij door die namen
reeds tot de overtuiging gebracht, dat een
zeldzaam talent wordt verheerlijkt. Maar
hoe machtig ook de bazuinschal klinke
van al die lofprijzingen tezaam, daar is
er één, een daad, di© er gaarne voor in
te ruilen is. Het betreft de hier volgende
episode: Toen Dicklens eens het gebouw
verliet na een openbare lezing uit zijn
werken, die hij (eenige jaren vóór zijn
dood in Engeland en Amerika hield, kwam
een man naar hem toe, met uitgestrekte
hand en zeiDoe mij d© eer aan, mijnheer,
u de hand te mogen drukken. God zege
u, niet alleen voor het genot, dat ge mij
heienavond hebt verschaft, maar ook en
vooral voor het licht, dat ge voor me
hebt laten schijnen in mijn huis door
het te vullen met zoovele vrienden ge
durende zoovele jaren." En zou het
voor ons niet evenzoo zijn?
Dickens heeft ons, dikwerf grauw, be-
staan een wereld van verbeelding toege
voegd, een toevluchtsoord, waar wij ons
na de vermoeiende verplichtingen van het
leven in op kunnen Lossen en waaruit wij
weder te voorschijn komen, meer geschikt
en opgewekt tot nieuwe krachtsinspanning.
Nooit is er een tijd geweest, die zoo
zeer behoefte had aan zijne werken als
thans. Keeren wij weer tot Dickens, zoo
wij hem al ooit verlaten hebben; laten
wij ze bezitten en ze in eere houden
als ware vrienden. Laten wij een plaats
in ons hart inruimen voor Dickens, dien,
„Vergolder aller Graubedt", ais onlangs
een Duitsch criticus schreef. We zullen
er genezing vinden voor onze telkens te-
rugkeerende, zenuwachtige depressies en
een optimisme erlangen, dat geen pretjes
72.) DOOR, TWEE PIOTTEN.
Toen de Nederiandsche hulptroepen in
Dalen aankwamen, vond men een too-
neel van onbeschrijfelijke verwarring,
eene Vandalen-verwoesting, een kerkhof
met de (ijken boven de aarde, lichaam
naast lichaam. Geen huis of de projec.
tielen hadden er sporen achtergelaten,
sommigen waren als geponst. Deuren
waren opengeramieid, versplinterd, ruiten
stukgeschoten of met de kolven inge
drukt, de bewoners gevlucht. Het kleine
station was afbraak, meer niet.
De Engelschen bereikten juist bij tijds
weer de brug over 't Stieltjeskanaal, om
de afdeeling, die tot openhouden was
achtergebleven, te helpen tegen Neder
iandsche infanterie en wielrijders, die er
zich van trachtten meester te maken.
Het tactisch doel van de nachtelijke
excursie bereikten de Engelschen niet,
de bruggen over de Hoogeveensche vaart
bleven in Nederiandsche handen en de
i terugtocht bleef verzekerd. Toch was het
behoeft, ,om vreugde, ware; stille vreugde
te vinden in hét leven, die er nog wel
in te vinden is, als wij de hand maar
volgen, die ons er op wijst. Daardoor
zal ons een grijze dag draaglijk, een zonne»
zomerdag tot één juichende genieting
worden.
In Westminster Abdij op zijn eenvoudi-
gen grafsteen zullen Woensdag overvloe
dig bloemen gestrooid zijn, als een hul
diging aan den schrijver, die door zijne
werken eon onvergankelijk monument
heeft opgericht in onze harten, wat hij
zelf zoo vurig wenschte, dat de eenige
maar altijddurende herinnering moest blij
ven voor het nageslacht."
Voor ons Katholieken, die geleerd heb
ben een schrijver te beoordeelen ook naar
zijn verhouding tegenover den godsdienst,
is het van veel gewicht, na te gaan,
hoe Dickens over den godsdienst dacht.
Daarop geeft in een der laatste afleverin
gen van de „Studiën" pater Zeegers S.J.
het antwoord als volgt:
Dickens had een oprecht geloovig en
diep godsdienstig gemoed, maar zijn Ge
loof was, helaas niet veel meer dan een
soort Christendom boven geloofsverdeeld
heid. Een regelmatig kerkganger is hij
nooit geweest, ofschoon hij in 1843, toen
hij in Devonshire Terrace woonde, toch
eenigen tijd behoord heeft tot de lidmaten
der Unitarian Chapel in Little Portland
Street. Aanvankelijk schijnt hij zich vrij
goed te hebben kunnen vereenigen met de
leer en de discipline der Kerk van Enge
land, maai- voor de regeling van zijn eigen
godsdienstig en zedelijk leven bepaalde hjj
zich langzamerhand het liefste bij de leer
en de voorschriften van het Nieuwe Testa
ment, naar eigen inzage verklaard. En in
die richting voedde hij ook zjjn kinderen
op. Toen zijn zoon Henry in 1868 als
rechtsgeleerde ©en Betrekking kreeg aan
de Trinity Hall te Cambridge, schreef
Dickens hem een brief, waarin hij o. a
zeide: „Naar gelang uw broeders de een
na den ander zijn heengegaan, heb ik
aan een ieder van hen geschreven, wat
ik nu aan u schrijf. Gij weet, dat ik mij
nooit heb laten verstrikken in godsdien
stige vormen, en dat ik geen sympathie
gevoel voor enkel looze vormen. 'Maar
met alle macht en aandrang vestig ik
uw aandacht op de onschatbare waarde
van het Nieuwe Testament, en beveel ik
u de studie van dat boek aan als onfeil-
haren gids door het leven. Als ge daar
voor een diepen eerbied gevoelt, en u
neerbuigt ,voor het karakter van onzen
Heiland, in zoover het niet misvormd
is door de ijdele toevoegsels der men
schen, kunt gij niet ver afdwalen, en zult
gij altijd bezield blijven met den waren
geest van eerbied en nederigheid. Ook
beveel ik u de gewoonte aan, om iederen
avond en morgen een Christelijk gebed te
spreken. Deze dingen hebben bij mij ge
heel mijn leven vastgestaan, en herinner
u, dat ik u het Nieuwe Testament heb
leeren begrijpen en waardeeren, toen gij
nog een kind waart."
In dienzelfden geest schreef hij aan
zijn jongsten zoon Edward, toen deze naar
Australië vertrok. Hij zeide o. a. dat hij
een nieuw Testament bij zijn boeken had
gedaan, „wijl dat het beste boek is, dat
in de wereld ooit bekend was of bekend
zal zijn, en u de beste lessen leert, waar
door een mensch, die in waarheid en
trouw zijn plicht wil doen, kan geleid
worden". En in zijn testament, dat onge
veer een jaar voor zijn dood geschreven
is, vermaande hij zijn kinderen, „om zich
te laten leiden door de leer van het Nieu
we Testament in zijn breeden geest, en
geen vertrouwen te stellen in iemands be
krompen opvatting van den tekst hier en
daar".
Die waardeering van het geschreven
woord Gods en in 't bijzonder van het
Nieuwe Testament blijkt ook uit zijn wer
ken, waar meermalen teksten uit de H.
Schrift of Schriftuurlijke zinspelingen wor
den gebruikt. Ook de geweldige satyre,
of liever de wel wat geforceerde charge
op Stiggins en Chadband vond voor een
groot deel zijn oorsprong in Dickens' eer-
bied voor den Bijbel. Want in een brief
resultaat niet gering. Twee compagnieën
infanterie vernietigd, de spoorweg naar
't noorden buiten werking gesteld en 't
moreel van 't Noorderleger een geduch-
ten knauw gegeven. Bovendien waren
belangrijke verkenningsuitkomsten verkre
gen betreffende de bezetting van de Hoo
geveensche vaart en zelfs van de stel
ling bij Goevorden. Van Dalen en verder
oostwaarts hadden de Engelschen duiven
laten vliegen, die, koers zettend naar 't
duivenstation te Gramsbergen, met haar
op tijd gezette phototoestellen opnamen
deden, die ontwikkeld en vergeleken met
de kaarten, een duidelijk beeld vormden
van de troepenopstelling, die ',t acces
Coevorden afsloot.
De opdracht was duidelijk en eenvou
dig. Met twee sectiën vooruitgaan tot den
rand van het bedekt» terrein, daar wach
ten tot het donker was, dan de hei over
steken en zich opstellen, bij de school,
van daar uit sterke patrouilles laten ver
kennen naar de twfee gehuchten en den
straatweg, die beide verbond. Voor den
morgen moest hij terug zijn.
De Bataljonscommandant had den lui
tenant nog eens extra op het hart gedrukt
uiterst voorzichtig fe zijn. De landweer-
aan den lezer, die zich geërgerd had aan
de voorstelling van Stiggins, zegt hij o.a.,
dat Zijn plan met de voorstelling van dien
„herder" was, aan te toonen, hoe heilige
zaken verlaagd, onteerd en bespottelijk
gemaakt worden, als personen, die zelfs
geheel onbevoegd zijn, om de gewoonste
dingen te onderwijzen, op zich nemen
om zulke geheimen te verklaren, en hoe
die personen, door van die goddelijke
woorden louter holle frazen te maken,
den geest missen, waarin die woorden
hun oorsprong hebben gevonden."
Maar behalve een oprecht geloof, had
Dickens ook veel godsdienstig gevoel. De
gebeden, di© hij zoowel ten gebruike van
zich zeiven, als van zijn kinderen ge
schreven heeft, leggen daar getuigenis van
af. Niemand kan die betuigingen van Ge
loof en vertrouwen op de Voorzienigheid,
van gevoel van eigen nietigheid en zon
digheid en van overgeving aan Gods H.
Wil lezen, zonder er door getroffen te
worden.
Met dat al was Dickens' Geloof toch
niet veel meer dan een soort Christendom
boven geloofsverdeeldheid. Geen enkel
kerkgenootschap werd door hem erkend
als de door God gestichte instelling om
de menschen te leeren, wat zij gelooven
en doen moeten om tot de eeuwige geluk
zaligheid te geraken. Alle dogmatisme
werd door hem verafschuwd, en twistge
schrijf over godsdienstige vraagstukken
maakte hem korzelig. Het Evangelie alleen
scheen hem een vertrouwbare leiddraad
voor zijn godsdienstig en zedelijk leven,
maar daar hij aan geen enkel kerkgenoot
schap het recht en de macht toekende,
om dat woord Gods met onfeilbaar leer
gezag te verklaren, volgde hij daarbij uit
sluitend zijn eigen meening, en voelde
hij zich meer aangetrokken door de voor
schriften der zedenleer dan door de ge
loofswaarheden.
Ook in dit opzicht wilde hij, dat zijn
kinderen hem zouden navolgen, en
grootste vrees was, dat zij later verward
zouden raken in de strikken van een of
ander kerkgenootschap. Om dat te voor
komen, had bij, toen zijn oudste zoon
Charles vijf jaar oud was, een „Kleine
geschiedenis van het Evangelie" geschre
ven, waarin hij natuurlijk zijn eigen op
vatting van den tekst zooveel mogelijk
had weergegeven. „Ik zou niet weten",
zoo schreef hij naar aanleiding daarvan
aan Jerrold, „wat ik doen moest, pis
hij (Charles) verward raakte in de leer
stellingen van een of andere conservatieve
kerk of van de High Church, en de beste
manier, om zulk een schrikwekkende uit
komst te voorkomen, is den papegaai den
nek om je draaien, als hij nog in de
wieg ligt." En zooals hij in een anderen
brief schreef, las hij dat boekje aan zijn
kinderen zoo dikwijls voor, dat zij het,
vóór zij nog lezen konden, reeds van
buiten kenden.
Zijn antipathie tegen verschillende kerk
genootschappen gold ook het Katholi
cisme, en dit misschien wel het meest
van alle. Op zijn eerste reis door Italië
was alles wa,t aan dien godsdienst her
innerde, een voorwerp van voortdurende
ergernis voor hem en in zijn Pictures
from Italy heeft hij dat niet verbloemd.
Kerken en andere- kunstwerken wist hij
nog uit aethisch oogpunt te waardeeren,
maar wat hij verder zooal in die kerken
zag, zooals altaren, biechtstoelen, wij
watervaten enz., wiekte zijn wrevel op.
Priesters, monniken en nonnen joegen
hem een rilling over het lijf. En voor
Jezuieten was hij zoo bang als voor den
dood. Hun aanblik was voor hem iets
„tremendous", en als hij in Italië op
straat een toog zag aankomen, waarvan hij
vermoedde dat er een Jezuiet in stak,
dan week hij angstig naar den huizenkant
op zijde, alsof er een helsche machine
voorbijging, die ieder oogenblik uit elkaar
kon springen. Toch is het niet onwaar
schijnlijk, dat het Katholicisme een dieper
indruk op hem gemaakt heeft, dan hij
heeft willen erkennen. Dat zou althans
afgeleid kunnen worden uit een brief aan
Forster, waarin hij een visioen verhaalt,
dat hij tijdens zijn verblijf in Italië in
officier had even geglimlacht onder zijn
borsteligen, grijzendien snor; 't was waar
achtig wel aan hem, oud-sergeant-majoor
toevertrouwd. Hij had tot in den treure
met dat bijltje gehakt ©n kwain toch niet
kersversch uit de bakkerij. En had hij
die opdracht tot nu toe niet pienter uit
gevoerd?
De patrouilles waren uitgezonden en
tegen het schoolgebouw hurkte ineenge
schrompeld de rest der afdeeling. Dat
wachten, zonder iets te doen, was toch
een vervelend© baan, daar was men spoe
dig beu van. En dat vervloekt gefluister
van die kerels maakte hem dol boven
dien. Nadrukkelijk had hij 't spreken ver
boden en toch hielden zij hun slabarus
niet. Hij kroop langs hen heen en waar
schuwde nog eens door aan te stooten.
Nauwelijks was hij op zijn plaats of de
toeten gingen weer. De Nederiandsche sol
daat bezit geen sprankje wufte spraak
zaamheid, maar- zijn mond houden kan
hij evenmin. Deze landstormmannen ech
ter schenen al bijzonder veel nieuws ir
het discours te brengen. De veteraan be
greep niet, dat hij deze huisvaders anders
moest aanpakken dan de jonge miliciens.
Ze waren gewillig, vrij flink, maar niet
erg onderworpen aan den officier met zijn
een droom gezien heeft. In dien droom
verscheen hem n.l. een Geest, aan wien
hij o.a. ook vroeg, welke de ware gods
dienst was. „Toen hij", zoo schreef Dic
kens, „een oogenblik draalde zonder te
antwoorden, zeide ik gij denkt, zeker
zooals ik, dat de vorm van den godsdienst
niet veel ter zake doet, indien wij ons
beijveren om goed te doen, of, zeide ik,
bespeurend, dat hij nog bleef aarzelen,
en door het grootste medelijden met
mij bewogen werd misschien is de
Roomsch Katholieke godsdienst de beste?
Misschien is het deze-, di© ons meer doet
denken aan God, en vaster in Hom, doet
gelooven". „Voor U", zeide de Geest, m,et
zooveel hemplsch© teederheid voor mij,
dat mijn hart scheen te willen breken,
„voor U is hij de bestel"
Wie zoo droomt, heeft waarschijnlijk
in wakenden toestand wiel gedachten ge
had, die zich in dezelfde richting bewogen.
Overigens schijnt Dickens reeds eenige
jaren vroeger iets gezegd of gedaan te
hebben, dat aanleiding heeft gegeven tot
het gerucht, alsof hij tot den Katholieken
godsdienst zou zijn overgegaan. Zijn moe
der heeft toen althans verschillende
brieven ontvangen met verzoek om in
lichtingen daaromtrent. En al of niet in
yerband met het praatje, verspreidde zich
ook het gerucht, dat hij krankzinnig was
geworden en in een gekkenhuis was op
gesloten. Dickens hac-f; liet laatstgenoemde
op humoristische wijze besproken in de
Inleiding van Mr. Bumphey's Clock, die in
September 1840 in Devonshire Terrace ge
schreven is, maar heeft daarbij van het
eerstgenoemd praatje met geen woord
gerept. En ongetwijfeld heeft er ook niet
de minste grond voor bestaan.
Alies tezamen genomen, is Dickens
godsdienstige overtuiging dus zieer onvol
maakt geweest, maar wanneer men be
denkt, hoeveel schrijvers en dichters er
zijn, die zich niet schamen, het rauwst»
ongeloof te verkondigen, of omtrent den
godsdienst de grootste onverschilligheid
aan den dag te leggen, doet het toch
aangenaam aan in Dickens ©en schrij
ver te zien, die voor zijn godsdienstig©
overtuiging, hoe onvolmaakt die ook we
zen moge, openlijk durfde uitkomen, en
denzelfden godsdienstzin aan zijn kinde
ren als een kostbaar erfstuk op hun le
vensweg heeft meegegeven.
BELGIË.
Brand in een krankzinnigen
gesticht. In het krankzinnigengesticht
te Yperen (België) brak Zaterdagmorgen
een brand uit, die weldra die wasscheriji
en tevens de droogkamer in vuur zette.
De bestuurder van het gesticht, gehol
pen door vijf en dertig Jcnechten, begon
aanstonds met de overbrenging der krank
zinnigen in andere lokalen.
Gelukkig boden de ongelukkigien geen
al te grooten weerstand, en weldra waren
de 300 krankzinnigen, die in het gesticht
verpleegd worden, in veiligheid.
Twee vleugels van hét gebouw werden
in de asch gelegd.
Verbrand zijn de wassch'erij, de diroog-
kamer, het verblijf der onrustige krank
zinnigen en het observatielokaal.
De schade wordt op 80 a 100.000 francs
geschat.
De Vlaamse he Hoogeschool-
kwestie. Mgr. Waffelaert, bisschop van
Brugge, heeft aan de geestelijkheid van
zijn diocees ontraden, zich dinect of
indirect aan te sluiten biji de beweging
voor de Vervlaamsching der Gentsch©
Hoogeschool.
Een katholiek Vlaamsch tijdschrift had
hierop eenige kritiek uitgeoefend, en thans
antwoordt mgr. Waffelaert zeer terecht,
dat hij het veroordeelt dat katholieken
propaganda maken voor de vervorming
van een „neutrale school". „Immers", zoo
zegt de bisschop, „wanneer de hooge
school eenmaal vervlaamscht zal wezien,
wordt de Vlaamsche katholieke jeugd naar
troupiermanieren.
„Sssttl voetstappen". Hoor je 't ook?
Ja? Zeker een patrouille; nu 't werd tijd
ook, dat zij terugkwamen." Hij moest voor
dat 't licht doorbrak, weer de hei over
zjjn. De door hem geplaatste post riep
niet aan, dat had hij streng verboden.
Voorzichtig werkte hij zich vooruit. Ge
lukkig, 't was zijn eigen patrouille. Snel
naderde van de andere zijde een man,
die de verontrustende tijding bracht, dat
eene vijandelijke afdeeling op een 500 M.
langs de school trok. Zij kwamen wel in
den rug, maar de hei was te groot, om
afgesneden te kunnen worden, en tegen
het lijf loopen zou hij ze niet, daarvoor
waren zijn slordig aantal dienstjaren wel
borg.
Kort hierop kwamen de beide andere
patrouilles binnen, waarvan de eene
meldde, dat dicht achter hen een sterke
Engelsche patrouille naderde, die van hen
niets had gemerkt. Van der Made be
sloot snel af te marcheeren, in den rug
en op de beid© zijden gedekt door een
groep. Hij zelf volgde bij d© rugdekking.
Deze was reeds een 100 M. voorbij de
school, toen men in den naar 't zuiden
loopende weg iets meende te hooren. All
ien hielden halt en onbeweeglijk stond
deze „neutrale" universiteit gevoerd, na
tuurlijk tot groot nadeel van deze jeugd
en ook tot groote schade van de katho
lieke Alma Mater te Leuven."
FRANKRIJK.
Leekén-vef p 1 e ger s. Een teakd-
nend staaltje van de manier, waarop de
leeben-verplegers den dienst in de gast
huizen, ter vervanging van de verjaagde
„engelen der liefde" waarnemen, wordt
nu weer uit Bordeaux gemeld.
In het gasthuis daar lag een lamme
zijn pijn uit te huilen. Dat maakte den ver
pleger zoo kwaad, dat hij een kussen nam
en het op het hoofd van den zieke druk
te, zoodat de ongelukkige zieke stikte.
De verpleger is gearresteerd.
W ij n-o nlusten. In het wijndistrict
Champagne dreigen weer ernstige onlus
ten. Het gaat nu niet om de „delimi
tations viticoles"1) en ook niet over de
knoeierijen en wijnvervalschingen, maar
het is een actie van de landarbeiders
en de druivenverbouwers tegen de eige
naren der wijnbergen.
Men schijnt het nu dan ook meer op
de druiven-aanplantingen dan op de wijn-
voorraden gemunt te hebben. Maandag
nacht zijn tenminste over een oppervlakte
van een goede 800 vierk. M. de aanplantin
gen geheel verwoest. De wijnberg, waar
de daad van sabotage heeft plaats ge
had, behoorde aan ©en eigenaar van Billy.
Ook andere eigenaren hebben dreigbrieven
gekregen.
Eenterechtstelling. Te Marseille
is Zaterdag de moordenaar van een meis
je, een zekere Rosa, terecht gesteld. Voor
de terechtstelling biechtte de misdadiger
en ontving de H. Communie. Hij werd ge
guillotineerd en toonde voor zijn dood
diep onder den indruk te zijn en veel
berouw te hebben..
Een vloedgolf. Een vloedgolf, ont
staan door de sterke atmosferische pres
sies van de laatste dagen, beeft Zaterdag
morgen de boulevards aan de haven van
Cannes onder water gezet.
De golven sloegen ver over het haven
hoofd heen. Er is echter maar weinig
schade aangericht.
l) Afbakening der wijndistricten.
EIGEIiiND.
Minister Churchillte Belfast.
Een groote menigte, die Donderdag te Bel
fast was saamgestroomd, heeft minister
Churchill ©en vijandige ontvangst bereid.
Toen hij van het hotel naar het voet
bal-terrein reed, waar de meeting zou
plaats hebben, werd zijn autoi door anti
home rule demonstranten tot staan ge
bracht. De politie kwam echter den mi
nister te jijulp, zoodat hij zijn tocht kon
voortzetten.
De meeting zelf is rustig verloopen.
Na afloop reed Churchill door de „na
tionalistische" wijk van Belfast, waar hij
geestdriftig werd toegejuicht.
Vandaar reed hij kings een omweg naar
hét station, waar hij den trein nam naar
Lam©, op weg naai' Glasgow.
De onderzeeër A 3. Maandagavond
heeft de hoofd-eommandant te Port
smouth, Dockyard, de officieele mededee-
ling ontvangen, dat er reeds toebereidse
len gemaakt warden tot het lichten van
den onderzeeër A 3. Groote vorderingen
heeft men tot nu toe nog niet kunnen
maken, daar er ©en flinke bries uit het
Zuid-Oosten waait.
De veroordeeling van Ste
ward. De veroordeeling van Steward te
Leipzig tot 3V2 jaal' vestingstraf wegens
spionage, ontlokt aan de Engelsche pers
bittere commentaren. Zij beschouwt Ste
ward als een onschuldige en vergelijkt de
geheime berechting, di© zij middeieeuwsch
noemt, met de openbare hier te lande.
Het oordeel is dan, dat bet vonnis een na-
deeligen invloed zal uitoefenen op de
men in afwachting. Weer dat vervloekte
fluisteren in zijn sectie. Woedend was
v. d. Made, maar ingehouden klonk zacht
„sstt". Doch ook verder af hoorde men
fuitsteren in den weg, weldra gevolgd
door den gedempten roep: „Johnson, are
you there? Please, march as quickly as
possible". De Nederlanders bleven paf-
stil hoewel alles zionuwtrildie. Weer dien
keelstem„Pssst, Johnson, tell me, must
I take the first or the second way on
the left? I dare not strike a light."
Van der Made begreep, dat er iets ge
vraagd werd, dat men antwoord ver
wachtte. Kon hij dit geven, dan ontsnapten
zij den dans. Doch de officier, oud-
onderofficier, wist alleen dat er moderne
talen bestonden en daarmede uitmet
zijn moedertaal moest hij 't nog dikwijls
op een accoordje gooien. De weinige wel
willendheid van Johnson had echter bet
argwaan opgewekt van diens vriend; deze
vroeg niets meer. Van der Made be
waarde zijn tegenwoordigheid van geest.
„Hier" fluisterde hij tegen de groep, „over
den weg knielen" en „Muller", tegen den
sergeant, „als zij hier naderen, snelvuur
afgeven, ik ga de rest halen."
(Waxlt vervolgd.)