feuilleton.
buitenland:
No. 8.
Zaterdag G Januari 1912.
Achtste Jaargang.
Vemkijnl eiken WARDAS-. WOEHSBU- en VIIIDAMVOM.
S
>tand.
pondentie.
Bit totaal at 8 Malijjileii.
eerste blad.
DE OORLOG
tusschen Italië en Turkije.
|2 Jan.
I'dH. Tain. Oriel
d. Broek 30 j.
|m. en H. Barfcq
ling 34 j. jm; en
(J. Dekker 23 j.
In 29 j. jd.
ienberg geb. De
Scherpenisse d.; j
|v geb. Van Rügge
|leense z.; M. S.
C. A. Edelman,
W. Goetgeluk,
|s 53 j. main van
T. Terwoert 61 j.
r; H. Jasperse 72
Akkeren; A. de
M. Fregeres; J.
Dobbelaar 32 j.
Dec.
J. Catshoek, geb.
[lis geb. Holm, z;
Rombout, d.
d. 17 m.
Dec.
Jwd21, Joh'aninis
Ivdrianai Versprille,
pwoedijk, 21 j. jm.
j. jd.
|mna Joziina, d. v.
Johanna West-
d. v. Maarten
Mulder; 27, Cor-
feter Smit en Wil- j
eeltje Johanna, d.
1 vain Eijmenem en
lemsen.
b-bus Slink, 83 j., i
I Katarilna van, Vel-
I Luijk, 40 j., Ochtg.
\a Mic-hielsen; 24,
z.r. Cornelis Krie
lden Boomgaard,
land Dec.
4, Willem Neelis,
Ie ein Tan,netje Nieu-
tna Adriana, d. v.
pana Van 't Leven;
lob Rentmeester «i
riaainse.
den: 23, Jannetje
a.n Jan van Schaik;
le, 67 j., man van
Leendert, z. v. An
na Wissa
Jeboren: 2, Joeina,
en Cornelia Bijk;
ik Harinck on Cor-
19, Quintan Adrians,
en NeeJtj© van de
leden 23, Cornelia
sliuwd21, Geeïai'il
en Jainlnetje Kribbe
a Helena d.v. Arij
luijzon en Elizabeth
is Johannes z.v. Ja-
en Maria Maas. J
aan van Eikoran. G1
opmels; 7, Cornelis
edn. van Geertrmda
gatha 4 j. d.v. Cor-
ana Verschiere; 24,
j. z.v. Cornelis Rijk
eboren: 2, Jozina d-
Ant. van den Dries,
jeoinand Martens en
.n Gerardus z.v. J»
W. de Leeuw; 26,
dus Josephus de Vos
sabeth Goense 69 j- m
Geboren13, Abri-
uinten en Pieternella j
elia Jaiina Geertruida j
Lena Adriana Moer
ozina d.v. Jan de Vos
Dessau; 17 Johan-
't Westeinde en Cor-
ster z.v. Nicolaas Re
tin.
rd: E. F. V. d. Weg? j.
W-ateTmeutonJ. A.
an J. E. Versluis,
sg-e 50 j. jm. en
i.J. Daansein 2b
s 29 j. jd.; P. Hu-1
-en S. E. van, Ux»m
ihijs 21 j. jm. en
J. F. Kint, 29 j- j"1 f
l Puij, 22 j. jd.
nperius-Verton, z.;
■ijs, d.; A. Guesquière
P. J. Ekkebus-FaaS)
-Jainsen, d.
tiaan J. Buijsse, 82 j--
84 j.; Izaak J. Haart'
Risseeuw, 93 j.;
Johaplna T. van Neel,
alle, 85 j.; Jam»®
'etrus de Wispedaeri
ging erkennen wij
i het abonmementsge1
an: J. v. d. IV-, Oostl>-
W. te Hansw., B- dfi
T. te IJziend. én
J. P. 0. ta B-
Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes 0.75, daarbuiten f 0.95.
Afzonderlijke nummers 5 cent,; dubbele bladen 10 cent.
Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór
half drie en Vrijdag vóór eea uur 's namiddags.
Kanfoor v. d. Administratie: Gaiuepoorlslraaf C 209, GOES.
Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prgB.
Advertentiën van 15 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct.
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst,- wordt 2 X berekiend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Gt. 5 contant.
V* „Het denkend deel".
Korten tjjd na het aftreden van rector
(thans professor) Geurts als hoofdredacteur
van „De Tg d", bevatte de „Nieuwe
Rotterdamsohe Courant" eene beschouwing
over het heengaan van dezen priester-
redacteur De schrgver bracht o m. uit
drukkelijk hulde aan de uitstekende jour
nalistieke bekwaamheden van den Zeer-
Eerwaarden heer Geurts, roemde diers
bezadigdheid enz
Aldus het voornaamste liberale orgaan
in Nederland.
De „Goesehe Courant", vrijzinnig stedelijk
orgaan der Zuid Bevelandsehe hoofdstad,
publiceerde in haar nummer van 4 Januari
de volgende enormiteit: „Op journa
listiek gebied moet waarlijk
„het denkend deel der natie"
niet aan de rechterzijde gezocht
worde n."
Nu moge de „Goesehe Courant" van
ziehzelve een zeer hoogen dunk hebben
„elk meent zijn uil een valk te zijn" zegt
een vaderlandsch spreekwoord bjj haar
perszuster in de Witte de Withstraat te
Rotterdam vergeleken, maakt zjj toch een
figuur, als een schoothondje naast een
Ulmerdog. En waar de „Nieuwe Rotter
dammer" zoo eerlijk is ook bjj den tegen
stander de talenten te erkennen, waarop
hij aanspraak heeft en niet schroomde
rector Geurts als een knap en intelligent
journalist te huldigen, daar zou wat meer
bescheidenheid iu het uitspreken van haar
oordeel voor de „Goesehe Courant" geen
overbodige fraaiigheid zijn.
Of behoeft „het denkend deel der natie"
op het redactiebureau in de Keizerstraat
niet gezocht te worden?
Geesten.
Het „Vrijzinnig Weekblad voor
Botterdam en Omstreken", dat wekelijks
op de Christelijke Regeering en de Coalitie
hamert als een halfdronken kerraisganger
op het hoofd van Jut, discht in het nummer
van 30 December j.l. een artikel op over
den „Clerus", de kloosters en de goederen
in de doude hand, voor een cleriealenvreter
drie geliefkoosde kluifjes, maar door de
anticlericale bende allengs zóó kaal ge
knabbeld, dat het laatste vezeltje vleesch
er aan zoek is.
In dat artikel wordt aangestuurd op de
uitdrijving der geestelijke orden uit ons
land: „het jaar 1913", zoo lezen wjj
Katholieken, die nog altijd knipoogjes
geven aan de liberalen, mogen dit zinnetje
wel in hun geheugen prenten „geeft
gelegenheid hieraan een einde
te maken - het is hoog noodig!
Hiermede reeds verbeurt het V r (j z i n-
nig Weekblad het recht op zijn titel, wijl
het datgene, wat in het Liberalisme aantrok:
zjjn (voorgewende) liefde voor de vrijheid
van consciëntie en het kojgiiou leu vau de
57.) DOOR TWEE PIOTTEN.
Toen de E.ngelsche luitenant met den
soldaat hun vlechtkunst hadden vertoond,
kon men moeielijk in dat drijvend eiland
riet, waaruit allerlei planten schoten, een
schouw herkennen.
Een viertal van deze vaartuigjes waren
aldus gemetamorphoseerd, werden gedu
rende do duisternis over de inundatie
geduwd >en lagen bij 'teerste morgenlicht
onschuldig aan dep. rand van den plas,
die deel uitmaakte van de inundatie. Van
binnen zagen ze -er minder onschuldig
uit, want drie verborgen sterke patrouil
les, terwijl de vierde een mitrailleur be
dekte.
Onmerkbaar langzaam en gebruik ma
kend van de schemering, werden ze voor
uit geboomd door een map, tegen de
achterzijde staande van het gevaarlijk
eilandje. De stuurman duwde behendig
langs den smallen weg, die een voet bo
ven 't water uitstak.
Toen bet volle daglicht doorbrak, waren
zij aan 't uiteinde van dien weg en tusschen
Oud-Hollandsche gastvrijheid voor ver
volgden en onderdrukten neerhaalt en het
woord van den ouden dichter:
banc veniam petimus damusque vicissim,
deez' vrijheid vragen wij u, gelijk wij
[ze andren schenken1)
tot een paskwil maakt.
Om het denkbeeld: de uitdrijving der
kloosterorden aannemelijk te maken, moeten
de lezers onder den indruk worden gebracht
van de macht der kloosters en daarvoor
dient o.a. het zinnetje: „De geest van
Ignatius ds Loyola waart in
o n 8 1 a n d."
Nu hebben wij wel eens gehoord van
den geest van Banquo uit Shakespeare's
Macbeth", van het spook van den Broeken,
van de witte vrouw uit de opera la dame
blanche en van verschillende geesten en
spoken, waarmede de vindingrijke fantasie
van schrijvers en schrijfsters hun romans
bevolken, maar van den geest van Ignatius
de Loyola hebben wij nooit gehoord. Of
is het soms een nieuwe creatie van den
een of anderen spiritist, vertoond aan de
verbaasde blikken der bijgeloovige onge-
loovigen van de Maasstad
Als het „V r ij z i n n i g Weekblad" eens
in een kalm oogenblik uitblaast \an zijn
veebtwoede, zou het ons zeer verplichten,
ons te melden hoe die geest van Ignatius
de Loyola er uitziet, wanneer en waar hg
rondspookt. Wij kuDnen dan onze lezers
inlichten opdat zjj, tegen dat de geest ook
hier in Zeeland komt, de kinderen tjjdig
naar bed sturen.
Dat bericht kan dan meteen samengaan
met het antwoord op ons verzoek, den
20en November j.l. aan het „V r jj z i n n i g
Weekblad" gedaan, n.l. of het ons een
historisch bewezen feit zou willen
noemen, waaruit bljjkt dat de Jezuïeten
zich van vergif hebben bediend om hun
tegenstanders uit d.-.n weg te ruimen.
Hierop ontvingen wjj tot heden geen
bescheid.3)
l) Horatius, ars poëtica XI.
-) Althans niet in de nummera van 2, 23 en
30 December j 1. die wij onder de oogen kregen.
Dubbelzinnigheden.
Nog tot andere opmerkingen noopt ons
het in de vorige driestar aangehaalde artikel
van het „V r jj z i n n i g Weekblad"
voor Rotterdam en omstreken.
Na den reeds vermelden raadselachtigen
volzin: „De geest van Ignatius de Loyola
waart in ons land", laat het Weekblad de
volgende frazen los: „En men weet het,
ons land neemt met open armen de geeste
lijke orden, uit andere landen verdreven
op Roomsche landen verja
gen ze maken beperkende bepalingen
- in ons land bevoorrechting".
Ziedaar een zm vol dubbelzinnigheden.
Maar het zjjn juist deze dubbelzinnigheden,
die de lectuur van liberale bladen zoo
gevaarljjk maken voor den Katholiek. Neem
bijvoorbeeld het door ons gespatieerde;
Roomsche landen verjagen ze.
Wat moet de onontwikkelde lezer hierbjj
denken? „Wel, als de Roomsche landen
zich en de Nederlandsche troepen was
niels zichtbaar dan een 3 K.M. breed
watervlak, met hier en daar kleine riet-
eilandjes. Maar ook van de twee forten,
die zich dreigend achter het effen wa
tervlak afteekenden, waartusschein door
zij moesten passeeren, waren zij slechts
ecnige K.M. Verwijderd.
Do vaartuigen schoven onmerkbaar
voor den buitenstaander vooruit, van
eilandje tot eilandje, telkens wachtend om
tot een volgend rustpunt te gaan. Tus
schen het riet door spiedde voortdurend
eien kijker naar de vijandelijke linie, doch
hier bleef alles in rust, totdatEens
klaps schoot een kano uit den Nedert
landschen rand het volle wateq in, recht
aan op de drijvende verdekte patrouil
les. Pijlsnel pagaaide het smalle gepunte
kistje in de richting yarn de hinderlaag.
De korporaal, die met 't geweer over de
knieën 't watervlak afspeurde, scheen de
aanwezigheid van zulk een groot riet-
boischje, als de vier aaneengesloten schou
wen boden wel een beetje vreemd, zoo
niet verdacht te vinden en maakte zijn
metgezel daarop opmerkzaam. Do kano
verminderde haar vaart en zette behoed
zaam haren weg voort, terwijl de korpo
raal gereed was bij het minste onraad
met zijn minimaal te antwoorden.
de kloosterlingen wegjagen, wat doen wij
er dan mede in Nederland".
Maar en het Weekblad weet dit heel
goed het is volstrekt niet waar dat
„Roomsche landen" de geestelijke ordeD
wegjagen. Zeker, in lsnden wier bewoners
voor het grootste deel Katholiek zjjn of
heeten te zjjn, worden de geestelijke orden
uitgebannen. Maar dat is heel wat anders.
Dat zijn daarom nog geen „Roomsche
landen", in den zin waarin dit behoort
verstaan te worden.
Een Roomsch land is een land, wiens
regeering de Katholieke beginselen huldigt,
die beginselen tot uitgangspunt neemt voor
haar wetten en besluiten, haar daden en
handelingen door het Katholiek geloof doet
beïnvloeden Zoo'n land jaagt de monniken
en nonnen niet weg Neem maar eens
België. Dat is een Roomsch land. Zet
dit de religieuze congregaties buiten de
grenzen Geenszins. Nog onlangs verdedigde
de regeering de missionnarissen in den
Congo tegen hatelijke beschuldigingen van
socialistische parlementariërs en al wat in
België edel denkt en voelt, ondersteunde
deze regeeringadaad, zooals de betooging
j.l. Zondag te Antwerpen gehouden, schit
terend heeft bewezen
Een Roomsch land, in den zin zoojuist
gedefinieerd, kan de kloosterorden niet
wegjagen. Geroepen, om de Kerk bjj
haar verheven zending: de verbreiding van
het Godsrjjk op aarde, terzjjde te staan,
weet het te goed hoe krachtdadig bovenal
de kloosterlingen aan die zending arbeiden,
wat kostbare hulptroepen, zjj vormen ter
verbreiding der waarachtige beschaving
Dat wjj naar hartelust de vruchten der
moderne cultuur genieten, dat ons wereld
deel niet ligt verzonken in den nacht der
barbaarschheid, wjj hebben het voor een
groot, een zeer groot deel aan die zoo
gesmade en verguisde monniken te danken.
Wjj weten niet of het Weekblad wel
eens gehoord heeft van den beroemden
schrijver en staatsman De Montaiembert
en diens standaardwerk„het moines
d'Oecident", „de monniken van het Westen".
Daarin zegt de schrjjver o.a „opdat de
maatscbappjj door de Kerk zou kunnen
gered worden, moest de eerste een nieuw
element, de laatste een nieuwe kracht ont
vangen. Daarom waren twee invallen noodig:
die van de barbaren in het Noorden, die
van de monniken in het Zuiden". 1) En
elders (blz. 37 38 van deel I): „Het
Romeinsche rijk zonder de barbaren was
een afgrond van laagheid en bederf; de
barbaren zonder de monniken vormden een
chaos; de barbaren en de monniken tezamen
(d.w z. de barbaren door de monniken
gekerstend en beschaati) gingen die wereld
hernieuwen, welke de Christenheid genoemd
wordt." 2)
Nog een tweede dubbelzinnigheid ver
bergt de gewraakte tussohenzin„de
Roomsche landen verjagen ze". Daaruit
kan men halen dat die landen bljj mogen
zjjn, dat ze van de kloosterorden verlost
zjjn als van een soort nuttelooze ballast
Ook dit is allerminst waar. Het ver
drijven van religieuze ordea uit eeu land
beteekent niet slechts een verlies aan
geestelijke goederen, die het gebed, de
Bij den vijand was reeds het tweede
geheimzinnige toon-eel begonnen. Aan den
achterkant van het boschje had zich een
soldaat in 't water laten glijden en -ev:en
daarna dreef op den plas eein maqd, die
zachtjes, als door den wind, zich voort
bewoog in de richting van de kano.
De oude, Vuile mand, die diep op het
water lag en waaraan allerlei kroos en
groene waterplanten zich haddein vastge
klemd, kwam met kleine windschokjes
al dichter en dichter bij de Nederland-
sche patrouille. Scherp spiedde de pa
trouillecommandant nog naar het verdach
te rietboschje, toen de drijvende mand
tegen de kano stootte. Een oogenblik leid
de dit z'n aandacht af; hij duwde on
willekeurig met den kolf van zijn ge
weer tegen dein hout-ejn drenkeling. De
mand tolde om, doch op hetzelfde oogen
blik voelden de ingezetenen hun labiel
vaartuigje schommelen, «en hand om
klemde den rand on deed het vervol
gens kantelen.
Een schreeuw, een vloek, een plons
klonken over den plas, maar de Neder
landsche posten, die scherp tuurden naar
't geen voor hen plaatsgreep, zagen slechts
de omgekeerde drijvende kano, zagen
slechts den korporaal, die trachtte zich
zwemmende te redden, doch zagen niet,
versterving, het voorbeeldig leven der i
kloosterlingen voor het land verwerven
overeenkomstig het scherpzinnig antwoord 1
van Victor Hugo, die op een vraag van
ongeloovige vrienden wat of de Karthuizers
daar boven in hun klooster uitvoerden ten
bescheid gaf„ils prient toujours pour eeux
qui ne prient jamais", „zjj bidden altjjd
voor hen die nooit bidden" maar het betee-
Jrent ook een vermindering van beschavings-
schatten en wetensohappeljjke goederen.
Wat moe9t Renan, een ongeloovige „pur
sang", een anticlericaal van het zuiverste
water, bekennen? „Er valt niet aan te
twijfelen of de menschelijke geest heeft door
het verlies van de kloosterlijke instellingen
een school van groote oorspronkelijkheid
verloren. Alles nu wat er toe bijdraagt
om in de menschheid tradities te bestendi
gen van edele moraliteit, is onze eerbied
waardig". 3)
Hetzelfde Portugal, dat nu zijn klooster
lingen verjaagt, zijn bisschoppen verbant
en zijn priesters vervolgt, moest uit eigen
historie weten, hoe armelijk de weten
schappelijke bagage was, die het overhield,
toen de autocratische minister Pombal
een naam, dierbaar aan elk anticlericaal hart
van vreemde smetten vrij 1 de Jezuïeten
had verjaagd, de missiën had verwoest en
de Portugeesche kerk had gespannen in
het gareel van het staatsabsolutisme.
Wat lezen wij in de nuntiatuurberichten
van kardinaal Pacca, voormalig pauselijk
gezant aan het Portugeesche hof? „Nadat
de geestelijkheid onder de regeering van
koning Joseph I was geknecht en de paters
der Sociëteit v. Jezus uit Portugal en zijne
koloniën verdreven waren (1759), werd
het verval van wetenschap e n
beschaving steeds grooter en meer
openbaar. Gedurende mijn verblijf in Por
tugal hoorde ik van geen geleerden, van
wie een groote roep uitging In dien tijd
kwam geen wetenschappelijk of geleerd
werk uit, dat, voorzoover ik weet, verdiende
in buitenlandsche bladen genoemd te wor
den of de eer had in een andere taal te
worden overgezet."
Waar zoo de Geschiedenis spreekt, gaat
het niet aan in wat hol klinkende frazen,
vol dubbelzinnigheden en wier eenige ver
dienste moet beslaan in een feilen anti-
clericalen geest, welken zij ademen, storm
te blazen tegen instellingen, die zich op
gebied van beschaving en wetenschap, om
van geestelijke verdiensten te zwijgen,
onsterfelijke lauweren hebben vergaderd,
„Pour que l'Eglise pdt sauver la société, il
fallait dans la société un nouveau élément et
dans 1' Eglise une force nouvelle. II faillait deux
invasions: celles des Barbares aunord,celle des
moines au midi". (Montaiembert Les moines
d'Oecident).
,J) L'empire romain sans les barbars était un
abiine de servitude et de corruption. Les barbares
-sans l3 moines, c'était le chaos. Les barbares et
les moines ré (mis vont refaire le monde qui
s'appellera la chrétienté.
(Montaiembert Les moines d'Oecident)
I 37-38.
3) „II est certain qu'en perdant ces institutions
de la vie monastique l'esprit bumain a perdu
une grande école d'originalité. Or, tout ce qui a
contribué it maintenir dans l'bumanité une
tradition de noblesse morale, est digne de respect".
(Renan, Journal des Débats, le 16 janvier 1855.)
"j Pacca. Nachricbten S 62,
dat de geoefende Engelsche zwemmer den
gevaarlijken getuige naar beneden trok.
Zij berichtten, dat de 'patrouille, waar
schijnlijk door eigen onvoorzichtigheid, te
water was geraakt en verdronken. Van
de mand bemerkte men niets op dezen
afstand en toen de veldwachtcommandant
toesnelde, zag hij wel -door den kijker
een mand drijven, doch dacht er niet
aan eenig verband te zoeken tusschen
de verongelukte patrouille en die stomme
mand. Dit doode ding ging echter den
kant nit, vanwaar het gekomen was. Uit-
gezonden bootjes pikten wel den kano op,
maar vonden van de inzittenden geen
spoor. Aan het rieten boschje werd niet
meer aandacht geschonken dan waarop
het oogensehijnlijk recht had.
Nauwelijks hadden de booten koers naar
't land gezet, of er kwam weer beweging
in het eilandje met zijn gevaarlijken in
houd. De gewone voorzichtigheid had de
flotille echter in den steek gelaten. Of
men tijd moest winnen, of dat het suc
cesje een beetje overmoedig had gemaakt,
zeker is het, dat het drijvende boschje
voor de speuroogen van de posten veel
te snel ging, om daarachter niet iets on
natuurlijks "te zoeken en te vinden. Alles
achter de inundatie wees er op, dat men
dit drijvende Trojaansche paard niet zou
Hét gevecht te Birtobras.
Bij het gevecht te Birtobras heeft zich
vooral een jong Italiaaasch officier onder
scheiden. Toen aan de colonne, onder
kolonel Fara, order was gegeven voort
te rukken, was 'n tweede luitenant van
een der compagnieën afwezig.
Hij was n.l. naar Tripoli gegaan.
De jonge officier keerde naar Ain Zara
terug om zijn compagnie óp to zoeken.
Zonder een oogenblik te aarzelen, of
schoon hij slechts een vaag begrip had
van de richting van Birtobras, vertrok
hij om de colonne op te sporen. Hij kwam
bij de troepen aan, toen het gevecht op
zijn hevigst was en reed in het Italiaansch
carré, tot groote verwondering van kolonel
Fara, die dacht, dat zijn troepen geheel
waren omsingeld. Daar de aankomst van
den luitenant bewees, dat dit niet het
binnenloodsen. De schouwen hadden nu
bijna den rand van den plas bereikt en
kwamen daarna op do ondiepe inundatie,
waar voorzichtigheid dubbel geboden was.
Nog een kleine K.M. waven zij verwij
derd van de Nederlandsche batterij op
schuiten, hun gevechtsdoel, die zij voor
zichtig meenden te kunnen overrompelen,
waarvan de juiste plaats was verkend
door patrouilles gedurende den nacht.
Doch nu dreigde het pienter-opgezette plan
te mislukken.
Twee varende patrouilles verlieten aan
Nederlandsche zijde dan wal en koersden
met snellen riemslag in rechte richting
naar 't gewantrouwde voorwerp. De En-
gelschen, ziende dat het spelletje uitge
speeld was, duwden de schouwen zoo snel
mogelijk voort, maar even spoedig sloegen
de projectielen van de Nederlandsche lich
te kanonnen verrassend dicht bij 't bewege
lijke riet in 't water. Rechts en links zag
men de ontdekte vijandelijke schippers in
't water springen en waden door de on
diepe inundatie. Daar men de diepe uit-
loopers in den plas vreesde, gingen allen
stapje voor stapje voorwaarts.
(Wotfdt vervolgd.)