Bloemperken
f
De Saksische Koningsdochter.
sar* i~«i
Woonhuis en Erf»
No. 92.
Zaterdag 5 Augustus 1911.
Zevende Jaargang.
Mijnt eiken MAAHD4G-. MSOMI- in «MM.
SSLXSJF
migeKno Begonia's
Bloemplanten
ff. ZALMÉ,
Hlllegom.
it de hand te koop
Dit Burner bestaal uit 8 bladzijden.
EERSTE BLAD.
BERICHT-
Onze Weermacht.
FEUILLETON.
Welk weder zullen wij hebben
om op perhen of potten te
lichtkleuren, per 12 f0,60,
rachtkleuren, per 12 fO,15(
tlio'e >K kleuren per stuk
S f0,10.
in kleuren per stuk
S 0,10.
perken of potten
laters, Arabis alpine,
|erenis, Campanula,
ihoonen, Dephinum,
Violetten, enz. enz.
i,02, per 100 stuks f 1,26.
De Tiendcommissie in
het 7e Tienddistrict ter
tMiddelburg, maakt bekend,
69, 3e lid der Tiendwet
blad 222), dat zij op den
rmelden datum aan de in
an art. 53 dier wet bedoelde
|j geadviseerden brief heeft
en afschrift van den staat
eeren schadeloosstelling en
lendrenten, bedoeld in art.
wet, vastgesteld bij reso-
en Minister van Financiën
1910 no. 78 G. Th. met
van den tekst van art. 70,
Iiedrag der schadeloosstelling
>nveranderlijk vast bij den
der tweede maand, vol-
I op die, waarin de in art.
Boeide staat is opgemaakt."
gelijken datum een uittrek-
staat voor iedere gemeente
aan het betrokken gemeen-
I verzonden, hetwelk tersecre-
gedurende een maand kos-
ieder zal kunnen worden
fed.
op 31 Juli 1911.
46. Perceelen in „Groot
I:", gemeente Kruiningen.
56. Perceelen in de ge-
Heer Arendskerke, in de
ambachtsheerlijkheid 's Heer
:e c.a.
i, Perceelen in de gemeente
Iin den tiendhoek, genaamd
ek".
92. Perceelen in den „Jan
en Korten Volger", ge-
|ewoutsdijk.
97. Perceelen in den tiend-
puds genaamd „Simonshoek",
|Ellewoutsdijk.
99. Perceelen in den len
|rhoornpolder, gemeente Wis-
103. Perceelen in den 5en
Vissenkerkepolder, gemeente
ke.
105. Perceelen in Braanjen
ïhoekWel en Jan Rijgers-
eente Kattendijke.
0. 107. Perceelen in den
Schelhoek", gemeente EUe-
1. 120. Perceel in de gemeente
125. Perceelen in den Nieu-
ijertpolder, gemeente 's Heer
rkc.
o. 126. Perceelen in den Nieu-
Ijertpolder, gemeente 'sHeei
129. Perceelen in het ld8
Wissenkerkepolder, gemeente
j. 145. Perceelen in het tiend-
aamd het „kleine Blokje
d-Bevelandpolder, gemeen e
o. 155. Perceelen in het tiend-
ïaamd „Boreeltje", gemeente
rat.
o. 166. Perceelen in het am-
its, gemeente Kats.
o. 178. Perceelen in het am-
its, gemeente Kats,
fburg, 81 Juli 1911.
De Secretaris,
Mr. P. DIELEMAN|_
Inbeldante Schoenmakerij
vragen ten kantore van Notar"
te èots.
Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes /0.75, daarbuiten 0.95.
Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent.
Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór
half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags.
Kantoor v. d. Administratie: Ganzepoorfstraat C 209, GOES.
Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjja
Advertentiën van 15 regels f 0.50ieders regel meer 10 Ct.
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst wordt 2 X berekend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Gt i centant.
Binnenkort zal in dit blad in feuilleton
vorm gepubliceerd worden de merkwaar
dige militaire roman„Neerland 's1
Doodstrijd in 1918", waarvan ons
de overdruk welwillend is toegestaan.
„Neêrland's .Doodstrijd in 1918" is een
boek, dat in de groote persorganen loffe
lijk werd gerecenseerd en vol is van pak
kende tooneelen en boeiende beschavin
gen. Stoute fictie en practische kennis
reiken in dit werk elkaar de hand en
een ieder leest dit verhaal als doorleefde
hij eene werkelijke gebeurtenis en met
al den ernst die aan het beleven van
eigen gewichtige ervaringen verbonden is.
Wij achten dit feuilleton da,n ook een
aanwinst voor ons blad en eein bron van
intellectueel genot voor onze lezers.
De Redactie.
Over het algemeen voelt ons volk wei
nig sympathie voor zijn leger en zijn
vloot.
Dezo koele houding voor onze weer
macht vindt haar grond in motieven van
den meest uiteenloopenden aard. Som
migen vreezen, dat een toenemende liefde
van het Nederlandsche volk voor zijn
leger wij laten de vloot hier ver
der buiten bespreking, daa.r ten barer
opzichte de voor een paar jaren opge
richte vereeniging „Onze Vloot" op her
levende belangstelling wijst ons land
zal voeren in de armen, van het mili
tairisme en nog wel van het militairisino
in zijn meest starre uiting, het Duitsohe.
Anderen hebben een beslisten afkeer
van alles wat aan het leger doet denken,
omdat, „het zooveel kost" en „je er niks
geen nut van ziet." Dat zijn de moppe
rende en pruttelende belastingbetalers, de
lieden, die vóór en boven alles aan bun.
portemonnaie denken en van geen ba
ten of voordeelen willen weten, die zich
niet laten realiseeren in klinkende munt.
Daar zijn er ook, de utopisten, die
hlet leger uit den tijd achten en met
het veldwinnen der vredes-idée het oogem-
blik zien aangebroken om de soldaten
voorgoed naar huis te sturen.
Dan zijn er en die lieden zijn ge
vaarlijker die het leger beschouwen
als het groote struikelblok voor de ver
wezenlijking van hunne revolutionaire
plannen. Zij zijn er steeds op uit het
prestige van het leger te .verzwakken
door nu eens de soldaten voor te stel
len als de „soldijknechten van het kapi
talisme", dan weer hen af te schilderen
als „moordenaars", zoo vaak zij in het
belang van recht en orde in het geweer
worden geroepen. Men denke maar aan
hetgeen onlangs bij de stakingstroebelen
in de hoofdstad geschiedde.
16)
„Dat is VVolfl Niemand anders dan de
goede oude Wolf I" jubelde Hadumut. En
zij vloog de trappen af om hem onver
wijld binnen te laten.
„Wolfbrand, u zendt God in den hemel
als helper in den noodl" riep de koene
non, als zij zich haren ouden bescher
mer voor zich zag en hem kinderlik'
had begroet. Mogelijk, lieveling I Ik ver
lang ook hevig naar den st.rjjdgaf de
strijdlustige reus ten antwoord. „Brengt
een harnas hierl" beval hij de gewa
pende mannen.
In een oogenblik was hij zelf in de
wapenzaal, waar nog menige wapenrus
ting lag. Woest trok hij zijn kleed uit,
wierp een harnas om zijn reuzen lichaam
en zette een ijzeren helm op het hoofd.
Zijne oogen fonkelden van vechtlust,
als hij gewapend de transen betrad en
de Sorbriërs onder de muren zag. „Wat
wilt ge ellendig slangen-gebroed? Wilt
gij den kostelijken mei proeven, die do
W at nu onze provincie betreft, wijl ge-
looven, da t de uiterst geringe belangstel
ling van ons Zeeuwsche volk voor het
eger vooral moet worden toegeschreven
aan het „onbekend maakt onbemind" on
zoogoed als niet berust op anti-nationale
motieven.
t jtoch z"" durven volhouden, dat
Zeeland niet innig is gehecht aan. Vorsten
huis en Vaderland? Of slaat niet in onze
geschiedrollen de naam geschreven van
zoo memgen Zeeuw, die Holland's .glorie
in uen krijg hielp bevechten, spreekt onze
„gouden eeuw" niet ran meer rlan een
Zeeuwschen zeeheld, die zijn bloed stortte
i oor de grootheid van zijn vaderland
"'k1, <le sc,1°oiie zinspreuk in on,s
gewestelijk wapen een voortdurende her
innering aan der Zeeuwen taaien moed
en onverschrokkenheid
Maag! dan is het ook dubbel jammer
dat een schier totale onbekendheid met
hetgeen ons leger en onze vloot betreft
de bevolking dezer provincie doet voort-
dommelen ui doodelijke onverschilligheid
voor onze nationale weermacht en zoo
ergens, dan heeft o.i. hier de pers den
plu ht het publiek uit dien sluimer wak
ker te schudden en hot zooaj niet te
begeesteren, dan toch. minstens op to
wekken tot een gezonde belangstelling
in militaire zaken. Want, hoe ongeloof®
lijk het sommigen ook zal voorkomen, tus-
schen de sympathie des volks voor zijln
leger en het voortbestaan der nationale
onafhankelijkheid beslaat een nauw ver
band. -
Wat toch is het geval. Ons land door
leefde een schier honderdjarig tijdperk
van ongestoorden vrede, iets wat op zicht
Itn "7 IT n!fl 8°I10eë te waardeeren
van ih- 'tooh,zflfs de krijgshaftigs te zoon
van Mars niet kunnen ontkennen, dat de
oorlog een schrikkelijke geesel is, mot
pest en hongersnood die trits vormend
van rampen, waarvan sinds eeuwen her
do Kerk de vrijwaring pleegt af te smee-
v ,a Z1J 111 kaar groote litanie bidt:
„Verlos ons, o, Heer, van pest, hongers
nood en oorlog".
Het valt evenwel niet te ontkennen,
dat dio langdurige vredesperiode ons lang
zamerhand vertrouwd is gaan maken met
gedachte, da.t het steeds zoo zai blij-
ven dat er geen oorlog meer zai komen.
Als vanzelf begint men dan het leger
als iets overbodigs te beschouwen en
het geld voor de instandhouding onzer
weermacht besteed, als weggesmeten.
dmv n?iw;h,ten wj' ©en gevaarlijk zelfbe
drog dat ons als het ware in slaan
wiegt boven den krater van een vut-
kan^'komen ui«ng
Wie toch durft ons verzekeren, dat
de oorlog tot het verledene behoort'? Was
met vaak in de laatste jaren de sta£
kundige toestand der beschaafde wereld
zóó gespannen, dat een oorlog op het
punt van uitbreken stond?
Ligt de Spaansch-Amerikaansche oor
log zóo ver achter ons Is de Engelsch-
Transvaalsche of de Japansch-Russische
krijg zóó lang geleden
G'"?.,nift ln de laatste week van luli
de politieke atmosfeer boven German je,
kloostervrouwen maken? .Wacht, ik zal
u een brouwsel in de gulzige keelen gi«-
^en, e waaraan gij 'lang genoeg zult heb-
Hoonend riep hij het naar beneden.
De abdis had intusschen de zusters
m de kapel verzameld waar zij voor hot
ltaar neergeknield onophoudelijk het
Eene echter, die het naast bijl de deur
knielde, hield het niet langer uit; plot
seling stond zij: op 6n in ongemerkt
naar buiten. Het was Hadumut. De helden
moed, die eons hare voorouders tot deel
name aan den strijd der. mannen had
gedreven, toonde zich in de ure des go
Va?h nf onkedwingliare kracht in hür
-ij ijlde naai- den muur, waar Wrolf
ge nooit de poort open. Komt nader
probeert het met de vuisten'
Reeds menigen vijand hadden de ver
deel,gers neergeveld. Hadumut echter zag
dat het werp-metaal spoedig verbruikt
ZOU zijn. Bezorgd ziet zij rond; daar om
dekt zij een grooten hoop steenen, be-
Engeland en Fxankrjjk zwanger van krijg
.Welnu, wanneer het oogenblik zou aan
breken, dat noch het talent der diplo
maten, noch de papieren muur van ver
dragen en traotaten de oorlogsgolf kan
keeren, die zich over Europa gaat stor
ten, wat moet er dan terecht komen, van
een land, een volk, dat tot heden vooït-
dommelde in de zoete meening; er komt
geen oorlog meer en thans onvoorbereid
wordt gevonden zijn eigen onafhankelijk
heid te verdedigen? Is zoo'n volk
niet ten doode opgeschreven? Zal
het niet ondergaan in den oorlogs-
baaiert, als een brooze hulk, zonder
roer of kompas ten buit aan wind en
golven? Wee ons, zoo dit met Nederland
het g»val zou zijn. Het is voor, ons Land
met zijn huidige positie in de staatkun
dige wereld een onafwijsbare plicht, ten
tijde van oorlog zijn onafhankelijkheid te
kunnen bewaren en zijn onzijdigheid te
midden der oorlogvoerende partijen
Duitschland, Engeland, Frankrijk te
kunnen handhaven.
Maai- dan begrijpt een kind, dat die
plicht onmogelijk te vervullen is zonder
een flinke degelijke weermacht.
Hoe zal nu die weermacht zoo te land
als ter zee flink en degelijk kunnen zijn,
als zij niet wordt gedragen door de sym
pathie der natie, als zij niet is de weer
spiegeling van ons ganschë volk, met
edelen aandrift opkomend voor de be
langen van het bedreigde vaderland?
Maai', zoo zegt men, >vij zijn immers
toch niet opgewassen tegen de reuzen-
legers van Frankrijk en Duitschland,
tegen de geweldige vloot van Engeland.
Waarom dan nog een leger en vloot
onderhouden. Laten wij dat geld liever
besteden voor de sociale verbetering van
ons volk.
Deze opwerptng, welke door velen,
zelfs door ontwikkelde personen wordt
gedeeld en op de groote, onnadenkende
menigte nogal indruk ploegt te maken,
steunt op een totaal verkeerd begrip van
de rol, die ons leger bij het uitbreken
van een Europeejschen oorlog heeft te
vervullen.
„Indien wjp een goed leger hebben wor
den wij niet in den strijd gemengd. Wij'
behoeven niet fo vechten tegen alle le
gea's van Duitschland of Frankrijk, doch
wij moeten zoo sterk zijln ,dat een der
oorlogvoerenden het niet wagen durft onze
onzijdigheid te schenden, op straffe dat
onze strijdmacht zich tegen hom richt,
en hij een aanzienlijk deel van zijln leger
zou moeten bestemmen om ons in toom
te houden en dat op een oogenblik waar
in hij alle krachten moet inspannen tegen
zijn evengrooten vij'and.
Wij moeten zoo sterk zijn, dat wij onze
onzijdigheid kunnen handhaven, dat wij
zoowel van Duitschland als van Enge
land eene flankdekking zijn, dat wij kun
nen waarborgen dat van de zijde zijner
grenzen, waar Nederland ligt, de vijand
hem geen. nadeel kan berokkenen.
Wordt onze neutraliteit geschonden en.
verzetten wij er ons niet tegen, uit oor
zaak van onmacht, slapheid, verweeking
of domheid, dan zijn wij onmiddellijk in
oorlog met den tegenstander van den
stemd tot herstel van den muur. Snel
haalt zij eenige vrouwen der strjjders
en begint niet haar de steenen omhoog
te slepen. Deze deden het met grooten
angst, doch de non trad onbevreesd, zoo
dikwijls zij op de transen verscheen, tot
bij Wolf brand.
En als zij dan naast den geweldigen
krijger stond, scheen het alsof, naar
heidensch bijgeloof, een krijgsgodin haar
lievelingsheld beschermend omzweefde;
-want immer was het, of bijl haar verschij
nen de kracht van den ouden reus zich
verdubbelde.
Als de Sorbriërs da;t bemerkten, kwam
hun de omsluierde vrouwengestalte on
heilspellend voor, schrik verlamde hunne
rijen, zoo dikwijls zij zichtbaar werd.
De aanvoerder echter riep toornig; „ik
wil u toonen, dat de gesluierde vrouw
geen geheimzinnig wezen is, beveiligd
voor onze- pijlen I"
En aanleggend op haar hoofd lachte
hij spottend„ik groet u schoon© verme
tele 1"
Suisend kwam de pijl door de lucht
gevlogen. Maar Wolfbrand dekte snel de
jonkvrouw met zijn schild; anders was
zij zeker doodelijk getroffen geweest.
„Wacht ellendeling! Dat is al te grofI"
schender, want onze zwakheid is voor
hem een groot gevaar."l)
Maar het vredespaleis dan, hoor ik een
ander zeggen. Duidt dat niet op een over
bodig worden van alte gtaande legers?
Zeer zeker, het vredespaleis is een
machtige uiting van de meer en, meer
veldwinnende yredesidee, waarvoor nie
mand onverschillig mag blijven. Of hier
mede echter in een afzienbare toekomst
het oorlogsgevaar bezworen wordt, is een
andere vraag-
Zjoolang het nu. niet ontwijfelbaar vast
staat, dat de geschillen tusschen de mo
gendheden, ook de groote, voortaan langs
scheidsrechterlijken weg beslecht zullen
len worden, zoolang, wijl herhalen het,
heeft ;een volk, dat iets voelt voor eigen
behoud, dus ook het onze, den plicht
te zorgen, dat 'het in tijd van oorlog
aan anderen eerbied kan afdwingen door
een goed georganiseerd, krijigstuehtelijk
opgevoed leger. Do offers welke de natie
zich in vredestijd hiervoor zal hebben
getroost, dragen da;n hunne kostbar©
vruchten, want geen der krijgvoerende
partijen zal het dan wagen zulk een volk
lastig te vallen, noch den oorlogsbrand
binnen zijn grenspalen durven ontsteken.
Nu zijn er menschen, die, in deze alle
h-eil verwachten van een volksleger. Dat
is hun ideaal en zij wijzen met begees
tering op Zwitserland, waar een vrijheid
lievend volk de wapenen hanteert, vrij
van kazerne dwang.
Wij willen den minnaars van het volks
leger hun idealen laten. Alleen wen-
sc.hen wij op te marken, dat wat goed
is voor Zwitserland, daarom nog niet
deugt voor ons en ten anderen er enorm
voel valt te zeggen voor de stelling, dat
een normaal opgevatte, goed toegepaste
kazernetucht, gepaard met een degelijke
militaire opleiding de beste waarborgen
biedt voor een goed leger. En hier tref
fen wij feitelijk de antipathie, die velen
tegen het leger hebben, in bet hart, om
dat zij, afkeerig van alles wat hun mili
taire kennis kon verruimen, bij het woord
„kazerne" aan het leger denken van v.óór
veertig jaar en hun oordeel vellen over
de weermachL „uit den tijd van den kol'-
poraalstok, der soldaten-vechtmachines,
de, met-de-oogen rollende en vloekende
en nooit-naar-dejn-ziin makende drilmees
ters. Hun ontleedmes zetten ze in heit
leger uit den museumtijd, toen de zelf
kant der natie in de kazerne kwam, uit
den tijd van het straf-niaar-raak systeem
en Amerikaansch-spek-menu, toen het ver
boden was aan den soldaat om te den
ken.
Doch dit is de caricatuur van ons te
genwoordig leger. Ons huidig leger ziet
er anders uit, maar de evolutie, die het
doorgemaakt heeft, is aan de natie voor
bijgegaan.
Een humane geest waart door de ka
zerne, voor eene uitstekende voeding
wordt gezorgd, de uniform is eenvoudig
maar net en overal gangbaar, flinkheid,
gevoel van orde, nauwgezetheid zijtn dik
wijls medegenomen eigenschappen uit. het
Overgenomen uit de populaire brochure
„De kracht van een volk", uitgave van de ver
eeniging „Ons Leger'.
riep de oude. En in het naaste oogen
blik had zijn goed gericht schot den
hoofdman neergeveld.
Dan trok hij de in gevaar verkeerende
non terug. „Lieveling, bescherm uriep
hij bezorgd; en voor zij er op bedacht
was, had hij haar een blinkend harnas
omgeworpen en een helm op den sluier
gezet.
Gewillig liet zijl hem begaan; dan
snoerde zij zelf de wapenrusting vast,
en een vroolijken lach verhelderde daarbij
haar gloeiend aangezicht.
De dood van den hoofdman had schrik
en verwarring gebracht onder de vijan
den. Vele aanvallers lagen verslagen on
der de muren. Langzamerhand verzwakte
de aanval en eindelijk trokken de Sor-
biërs stil terug.
Zoodra het buiten stil geworden was,
kwam de abdis met eenige zusters uit
do kapel. Zij gal bevel mei en wijn te
halen om de strijders te verkwikken.
Den eersten beker reikte de waardige
Overste Wolfbrand toe met de hartelijke
woorden: „Moge God in den hemel uwe
trouw beloonen, broederDe vijanden
vreezen uwen krachtigen worp, anders
waren zij niet zoo spoedig heengegaan".
Wolfbrand dronk met lange teugen den
Verwachting tot aan den avond van 5 Aug
Zwakke tot matigen, westelijke tot zuid
westelijken wind. Gedeeltelijk bewolkte lucht.
Weinig of geen regen Weinig verandering
van temperatuur.
leger en knotten van eigenzinnigheid is
niet te betreuren.
De zedelijke opleiding is een onderdeel
van de militaire opleiding, omdat men
begrepen heeft, dat zedelijke achteruit
gang in de kazerne drie slachtoffers
maakt, lo. het individu, 2o. de maatj-
schappij waarin het terugkeert, 3o. het
leger waartoe het blijft behooren. De
godsdienstzin van den soldaat woBdt miet
alleen geëerbiedigd, doch ook aangemoe.
digd. De meerderen toonen eene warme
belangstelling voor de minderen, ook voor
hunne particuliere belangen. De officier
en ook de onderofficier heeft naast zijn
ambtsplicht ook eene sociale roeping te
vervullen, en weet en doet dit.
Dit is het werkelijke beeld van het
leger, zooals het leeft en werkt, en daar
aan valt het gemakkelijk de sympathie
te schenken, die zoo noodig is om de
innerlijke groeikracht van het leger te
bevorderen.2)
Dit hebben velen in den lande be
grepen en zij hebben de ha,nden ineen
geslagen tot het vormen van een boud-
genootschap, dat zich de toenadering van
volk en leger ten doel stelt. Dit bond
genootschap, deze vereeniging draagt den
schoonen naam van „Ons Leger" en is
in den letterlijken zin des woords voor
allen toegankelijk, zonder' onderscheid van
sekse, stand, politieke richting of belij
denis. Zij werd den 24sten Januari van
dit jaar opgericht te Breda, nam weldra
haar vlucht over verschillende steden van
'ons land en telt thans ruim 5000 lede».
Een llink, pakkend orgaan, getiteld „Le
ger en Volk" verscheen den lóen Juli
j.l. en zal geregeld iedere maand ver
schijnen.
Geen heter bewijs van de universeele
strekking dezer echt nationale vereeniging
dan de naamlijst van de redactie van
„Leger en Volk". Daarop komen voor
een liberale dagbladredacteur, een. '11.-
Kath. geestelijke, een leerjaar aan een
Hoogcre Burgerschool en een officier.
Dagelijks treden nieuwe leden tot de
vereeniging toe, vormen zich nieuwe al-
deelingen. Ook de afgevaardigde ter Twee
de Kamer voor Goes, Jhr. Mr. De Savornin
Lohman sloot zich, naar men ons dezer
dagen meldde, bij de Vereeniging aan,
terwijl Z.Excellentie de Minister van Oor
log zijn voile instemming betuigde met
het streven der vereeniging.
Wijf gelooven, dat dit nobele voorbeeld
van zoovele landgenooteu ook in deze
provincie tal van oprechte vaderlanders
zal aansporen, om met terzijdestelling van
alle min of meer kleingeestige bedenkin
gen zich te scharen onder do banier van
„Ons Leger", dat zonder het een of an
der legerstelsel aan te prijzen, meerdere
3) Idem.
beker leeg. Hem teruggevend sprak de
ervaren krijgsman: „meen niet, hooge
vrouwen, dat zij zoo spoedig aftrekken.
Wie de Sorbiërs kent, weet hoe listig
zij zijn".
„Gij denkt dus dat zij den aanval zullen
hernieuwen".
De oude knikte. „Nu zullen zij be
raadslagen, en dan zullen wij ze spoedig
weerzienwellicht van een andere
zijde".
„Als zij dan maar niet ontdekken hoe
bouwvallig de muren zijn aan den zuid
kant", zei de abdis bezorgd.
„Het liefst deed ik een uitval om dat
gespuis in het open veld aan te pak
ken!" sprak Wolfbrand. „Bij Donar en
Wodan als hazen zou ik ze aan mijn
lans rijgen 1"
„Wolfbrand, roept gij nog aan wat gij
in 't heilig doopsel hebt afgezworen I"
sprak Hadumut berispend die nog altijd
geharnast binnen jtrad.
„Lieve Heer Jezus, vergeef mij", bad
de oude, snel een kr'uis makend.
De abdis zag de gewapende non streng
aan.
(Wordt vervolgd.)