Bloemperken f De Saksische Koningsdochter. sar* i~«i Woonhuis en Erf» No. 92. Zaterdag 5 Augustus 1911. Zevende Jaargang. Mijnt eiken MAAHD4G-. MSOMI- in «MM. SSLXSJF migeKno Begonia's Bloemplanten ff. ZALMÉ, Hlllegom. it de hand te koop Dit Burner bestaal uit 8 bladzijden. EERSTE BLAD. BERICHT- Onze Weermacht. FEUILLETON. Welk weder zullen wij hebben om op perhen of potten te lichtkleuren, per 12 f0,60, rachtkleuren, per 12 fO,15( tlio'e >K kleuren per stuk S f0,10. in kleuren per stuk S 0,10. perken of potten laters, Arabis alpine, |erenis, Campanula, ihoonen, Dephinum, Violetten, enz. enz. i,02, per 100 stuks f 1,26. De Tiendcommissie in het 7e Tienddistrict ter tMiddelburg, maakt bekend, 69, 3e lid der Tiendwet blad 222), dat zij op den rmelden datum aan de in an art. 53 dier wet bedoelde |j geadviseerden brief heeft en afschrift van den staat eeren schadeloosstelling en lendrenten, bedoeld in art. wet, vastgesteld bij reso- en Minister van Financiën 1910 no. 78 G. Th. met van den tekst van art. 70, Iiedrag der schadeloosstelling >nveranderlijk vast bij den der tweede maand, vol- I op die, waarin de in art. Boeide staat is opgemaakt." gelijken datum een uittrek- staat voor iedere gemeente aan het betrokken gemeen- I verzonden, hetwelk tersecre- gedurende een maand kos- ieder zal kunnen worden fed. op 31 Juli 1911. 46. Perceelen in „Groot I:", gemeente Kruiningen. 56. Perceelen in de ge- Heer Arendskerke, in de ambachtsheerlijkheid 's Heer :e c.a. i, Perceelen in de gemeente Iin den tiendhoek, genaamd ek". 92. Perceelen in den „Jan en Korten Volger", ge- |ewoutsdijk. 97. Perceelen in den tiend- puds genaamd „Simonshoek", |Ellewoutsdijk. 99. Perceelen in den len |rhoornpolder, gemeente Wis- 103. Perceelen in den 5en Vissenkerkepolder, gemeente ke. 105. Perceelen in Braanjen ïhoekWel en Jan Rijgers- eente Kattendijke. 0. 107. Perceelen in den Schelhoek", gemeente EUe- 1. 120. Perceel in de gemeente 125. Perceelen in den Nieu- ijertpolder, gemeente 's Heer rkc. o. 126. Perceelen in den Nieu- Ijertpolder, gemeente 'sHeei 129. Perceelen in het ld8 Wissenkerkepolder, gemeente j. 145. Perceelen in het tiend- aamd het „kleine Blokje d-Bevelandpolder, gemeen e o. 155. Perceelen in het tiend- ïaamd „Boreeltje", gemeente rat. o. 166. Perceelen in het am- its, gemeente Kats. o. 178. Perceelen in het am- its, gemeente Kats, fburg, 81 Juli 1911. De Secretaris, Mr. P. DIELEMAN|_ Inbeldante Schoenmakerij vragen ten kantore van Notar" te èots. Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes /0.75, daarbuiten 0.95. Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent. Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kantoor v. d. Administratie: Ganzepoorfstraat C 209, GOES. Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjja Advertentiën van 15 regels f 0.50ieders regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Gt i centant. Binnenkort zal in dit blad in feuilleton vorm gepubliceerd worden de merkwaar dige militaire roman„Neerland 's1 Doodstrijd in 1918", waarvan ons de overdruk welwillend is toegestaan. „Neêrland's .Doodstrijd in 1918" is een boek, dat in de groote persorganen loffe lijk werd gerecenseerd en vol is van pak kende tooneelen en boeiende beschavin gen. Stoute fictie en practische kennis reiken in dit werk elkaar de hand en een ieder leest dit verhaal als doorleefde hij eene werkelijke gebeurtenis en met al den ernst die aan het beleven van eigen gewichtige ervaringen verbonden is. Wij achten dit feuilleton da,n ook een aanwinst voor ons blad en eein bron van intellectueel genot voor onze lezers. De Redactie. Over het algemeen voelt ons volk wei nig sympathie voor zijn leger en zijn vloot. Dezo koele houding voor onze weer macht vindt haar grond in motieven van den meest uiteenloopenden aard. Som migen vreezen, dat een toenemende liefde van het Nederlandsche volk voor zijn leger wij laten de vloot hier ver der buiten bespreking, daa.r ten barer opzichte de voor een paar jaren opge richte vereeniging „Onze Vloot" op her levende belangstelling wijst ons land zal voeren in de armen, van het mili tairisme en nog wel van het militairisino in zijn meest starre uiting, het Duitsohe. Anderen hebben een beslisten afkeer van alles wat aan het leger doet denken, omdat, „het zooveel kost" en „je er niks geen nut van ziet." Dat zijn de moppe rende en pruttelende belastingbetalers, de lieden, die vóór en boven alles aan bun. portemonnaie denken en van geen ba ten of voordeelen willen weten, die zich niet laten realiseeren in klinkende munt. Daar zijn er ook, de utopisten, die hlet leger uit den tijd achten en met het veldwinnen der vredes-idée het oogem- blik zien aangebroken om de soldaten voorgoed naar huis te sturen. Dan zijn er en die lieden zijn ge vaarlijker die het leger beschouwen als het groote struikelblok voor de ver wezenlijking van hunne revolutionaire plannen. Zij zijn er steeds op uit het prestige van het leger te .verzwakken door nu eens de soldaten voor te stel len als de „soldijknechten van het kapi talisme", dan weer hen af te schilderen als „moordenaars", zoo vaak zij in het belang van recht en orde in het geweer worden geroepen. Men denke maar aan hetgeen onlangs bij de stakingstroebelen in de hoofdstad geschiedde. 16) „Dat is VVolfl Niemand anders dan de goede oude Wolf I" jubelde Hadumut. En zij vloog de trappen af om hem onver wijld binnen te laten. „Wolfbrand, u zendt God in den hemel als helper in den noodl" riep de koene non, als zij zich haren ouden bescher mer voor zich zag en hem kinderlik' had begroet. Mogelijk, lieveling I Ik ver lang ook hevig naar den st.rjjdgaf de strijdlustige reus ten antwoord. „Brengt een harnas hierl" beval hij de gewa pende mannen. In een oogenblik was hij zelf in de wapenzaal, waar nog menige wapenrus ting lag. Woest trok hij zijn kleed uit, wierp een harnas om zijn reuzen lichaam en zette een ijzeren helm op het hoofd. Zijne oogen fonkelden van vechtlust, als hij gewapend de transen betrad en de Sorbriërs onder de muren zag. „Wat wilt ge ellendig slangen-gebroed? Wilt gij den kostelijken mei proeven, die do W at nu onze provincie betreft, wijl ge- looven, da t de uiterst geringe belangstel ling van ons Zeeuwsche volk voor het eger vooral moet worden toegeschreven aan het „onbekend maakt onbemind" on zoogoed als niet berust op anti-nationale motieven. t jtoch z"" durven volhouden, dat Zeeland niet innig is gehecht aan. Vorsten huis en Vaderland? Of slaat niet in onze geschiedrollen de naam geschreven van zoo memgen Zeeuw, die Holland's .glorie in uen krijg hielp bevechten, spreekt onze „gouden eeuw" niet ran meer rlan een Zeeuwschen zeeheld, die zijn bloed stortte i oor de grootheid van zijn vaderland "'k1, <le sc,1°oiie zinspreuk in on,s gewestelijk wapen een voortdurende her innering aan der Zeeuwen taaien moed en onverschrokkenheid Maag! dan is het ook dubbel jammer dat een schier totale onbekendheid met hetgeen ons leger en onze vloot betreft de bevolking dezer provincie doet voort- dommelen ui doodelijke onverschilligheid voor onze nationale weermacht en zoo ergens, dan heeft o.i. hier de pers den plu ht het publiek uit dien sluimer wak ker te schudden en hot zooaj niet te begeesteren, dan toch. minstens op to wekken tot een gezonde belangstelling in militaire zaken. Want, hoe ongeloof® lijk het sommigen ook zal voorkomen, tus- schen de sympathie des volks voor zijln leger en het voortbestaan der nationale onafhankelijkheid beslaat een nauw ver band. - Wat toch is het geval. Ons land door leefde een schier honderdjarig tijdperk van ongestoorden vrede, iets wat op zicht Itn "7 IT n!fl 8°I10eë te waardeeren van ih- 'tooh,zflfs de krijgshaftigs te zoon van Mars niet kunnen ontkennen, dat de oorlog een schrikkelijke geesel is, mot pest en hongersnood die trits vormend van rampen, waarvan sinds eeuwen her do Kerk de vrijwaring pleegt af te smee- v ,a Z1J 111 kaar groote litanie bidt: „Verlos ons, o, Heer, van pest, hongers nood en oorlog". Het valt evenwel niet te ontkennen, dat dio langdurige vredesperiode ons lang zamerhand vertrouwd is gaan maken met gedachte, da.t het steeds zoo zai blij- ven dat er geen oorlog meer zai komen. Als vanzelf begint men dan het leger als iets overbodigs te beschouwen en het geld voor de instandhouding onzer weermacht besteed, als weggesmeten. dmv n?iw;h,ten wj' ©en gevaarlijk zelfbe drog dat ons als het ware in slaan wiegt boven den krater van een vut- kan^'komen ui«ng Wie toch durft ons verzekeren, dat de oorlog tot het verledene behoort'? Was met vaak in de laatste jaren de sta£ kundige toestand der beschaafde wereld zóó gespannen, dat een oorlog op het punt van uitbreken stond? Ligt de Spaansch-Amerikaansche oor log zóo ver achter ons Is de Engelsch- Transvaalsche of de Japansch-Russische krijg zóó lang geleden G'"?.,nift ln de laatste week van luli de politieke atmosfeer boven German je, kloostervrouwen maken? .Wacht, ik zal u een brouwsel in de gulzige keelen gi«- ^en, e waaraan gij 'lang genoeg zult heb- Hoonend riep hij het naar beneden. De abdis had intusschen de zusters m de kapel verzameld waar zij voor hot ltaar neergeknield onophoudelijk het Eene echter, die het naast bijl de deur knielde, hield het niet langer uit; plot seling stond zij: op 6n in ongemerkt naar buiten. Het was Hadumut. De helden moed, die eons hare voorouders tot deel name aan den strijd der. mannen had gedreven, toonde zich in de ure des go Va?h nf onkedwingliare kracht in hür -ij ijlde naai- den muur, waar Wrolf ge nooit de poort open. Komt nader probeert het met de vuisten' Reeds menigen vijand hadden de ver deel,gers neergeveld. Hadumut echter zag dat het werp-metaal spoedig verbruikt ZOU zijn. Bezorgd ziet zij rond; daar om dekt zij een grooten hoop steenen, be- Engeland en Fxankrjjk zwanger van krijg .Welnu, wanneer het oogenblik zou aan breken, dat noch het talent der diplo maten, noch de papieren muur van ver dragen en traotaten de oorlogsgolf kan keeren, die zich over Europa gaat stor ten, wat moet er dan terecht komen, van een land, een volk, dat tot heden vooït- dommelde in de zoete meening; er komt geen oorlog meer en thans onvoorbereid wordt gevonden zijn eigen onafhankelijk heid te verdedigen? Is zoo'n volk niet ten doode opgeschreven? Zal het niet ondergaan in den oorlogs- baaiert, als een brooze hulk, zonder roer of kompas ten buit aan wind en golven? Wee ons, zoo dit met Nederland het g»val zou zijn. Het is voor, ons Land met zijn huidige positie in de staatkun dige wereld een onafwijsbare plicht, ten tijde van oorlog zijn onafhankelijkheid te kunnen bewaren en zijn onzijdigheid te midden der oorlogvoerende partijen Duitschland, Engeland, Frankrijk te kunnen handhaven. Maai- dan begrijpt een kind, dat die plicht onmogelijk te vervullen is zonder een flinke degelijke weermacht. Hoe zal nu die weermacht zoo te land als ter zee flink en degelijk kunnen zijn, als zij niet wordt gedragen door de sym pathie der natie, als zij niet is de weer spiegeling van ons ganschë volk, met edelen aandrift opkomend voor de be langen van het bedreigde vaderland? Maai', zoo zegt men, >vij zijn immers toch niet opgewassen tegen de reuzen- legers van Frankrijk en Duitschland, tegen de geweldige vloot van Engeland. Waarom dan nog een leger en vloot onderhouden. Laten wij dat geld liever besteden voor de sociale verbetering van ons volk. Deze opwerptng, welke door velen, zelfs door ontwikkelde personen wordt gedeeld en op de groote, onnadenkende menigte nogal indruk ploegt te maken, steunt op een totaal verkeerd begrip van de rol, die ons leger bij het uitbreken van een Europeejschen oorlog heeft te vervullen. „Indien wjp een goed leger hebben wor den wij niet in den strijd gemengd. Wij' behoeven niet fo vechten tegen alle le gea's van Duitschland of Frankrijk, doch wij moeten zoo sterk zijln ,dat een der oorlogvoerenden het niet wagen durft onze onzijdigheid te schenden, op straffe dat onze strijdmacht zich tegen hom richt, en hij een aanzienlijk deel van zijln leger zou moeten bestemmen om ons in toom te houden en dat op een oogenblik waar in hij alle krachten moet inspannen tegen zijn evengrooten vij'and. Wij moeten zoo sterk zijn, dat wij onze onzijdigheid kunnen handhaven, dat wij zoowel van Duitschland als van Enge land eene flankdekking zijn, dat wij kun nen waarborgen dat van de zijde zijner grenzen, waar Nederland ligt, de vijand hem geen. nadeel kan berokkenen. Wordt onze neutraliteit geschonden en. verzetten wij er ons niet tegen, uit oor zaak van onmacht, slapheid, verweeking of domheid, dan zijn wij onmiddellijk in oorlog met den tegenstander van den stemd tot herstel van den muur. Snel haalt zij eenige vrouwen der strjjders en begint niet haar de steenen omhoog te slepen. Deze deden het met grooten angst, doch de non trad onbevreesd, zoo dikwijls zij op de transen verscheen, tot bij Wolf brand. En als zij dan naast den geweldigen krijger stond, scheen het alsof, naar heidensch bijgeloof, een krijgsgodin haar lievelingsheld beschermend omzweefde; -want immer was het, of bijl haar verschij nen de kracht van den ouden reus zich verdubbelde. Als de Sorbriërs da;t bemerkten, kwam hun de omsluierde vrouwengestalte on heilspellend voor, schrik verlamde hunne rijen, zoo dikwijls zij zichtbaar werd. De aanvoerder echter riep toornig; „ik wil u toonen, dat de gesluierde vrouw geen geheimzinnig wezen is, beveiligd voor onze- pijlen I" En aanleggend op haar hoofd lachte hij spottend„ik groet u schoon© verme tele 1" Suisend kwam de pijl door de lucht gevlogen. Maar Wolfbrand dekte snel de jonkvrouw met zijn schild; anders was zij zeker doodelijk getroffen geweest. „Wacht ellendeling! Dat is al te grofI" schender, want onze zwakheid is voor hem een groot gevaar."l) Maar het vredespaleis dan, hoor ik een ander zeggen. Duidt dat niet op een over bodig worden van alte gtaande legers? Zeer zeker, het vredespaleis is een machtige uiting van de meer en, meer veldwinnende yredesidee, waarvoor nie mand onverschillig mag blijven. Of hier mede echter in een afzienbare toekomst het oorlogsgevaar bezworen wordt, is een andere vraag- Zjoolang het nu. niet ontwijfelbaar vast staat, dat de geschillen tusschen de mo gendheden, ook de groote, voortaan langs scheidsrechterlijken weg beslecht zullen len worden, zoolang, wijl herhalen het, heeft ;een volk, dat iets voelt voor eigen behoud, dus ook het onze, den plicht te zorgen, dat 'het in tijd van oorlog aan anderen eerbied kan afdwingen door een goed georganiseerd, krijigstuehtelijk opgevoed leger. Do offers welke de natie zich in vredestijd hiervoor zal hebben getroost, dragen da;n hunne kostbar© vruchten, want geen der krijgvoerende partijen zal het dan wagen zulk een volk lastig te vallen, noch den oorlogsbrand binnen zijn grenspalen durven ontsteken. Nu zijn er menschen, die, in deze alle h-eil verwachten van een volksleger. Dat is hun ideaal en zij wijzen met begees tering op Zwitserland, waar een vrijheid lievend volk de wapenen hanteert, vrij van kazerne dwang. Wij willen den minnaars van het volks leger hun idealen laten. Alleen wen- sc.hen wij op te marken, dat wat goed is voor Zwitserland, daarom nog niet deugt voor ons en ten anderen er enorm voel valt te zeggen voor de stelling, dat een normaal opgevatte, goed toegepaste kazernetucht, gepaard met een degelijke militaire opleiding de beste waarborgen biedt voor een goed leger. En hier tref fen wij feitelijk de antipathie, die velen tegen het leger hebben, in bet hart, om dat zij, afkeerig van alles wat hun mili taire kennis kon verruimen, bij het woord „kazerne" aan het leger denken van v.óór veertig jaar en hun oordeel vellen over de weermachL „uit den tijd van den kol'- poraalstok, der soldaten-vechtmachines, de, met-de-oogen rollende en vloekende en nooit-naar-dejn-ziin makende drilmees ters. Hun ontleedmes zetten ze in heit leger uit den museumtijd, toen de zelf kant der natie in de kazerne kwam, uit den tijd van het straf-niaar-raak systeem en Amerikaansch-spek-menu, toen het ver boden was aan den soldaat om te den ken. Doch dit is de caricatuur van ons te genwoordig leger. Ons huidig leger ziet er anders uit, maar de evolutie, die het doorgemaakt heeft, is aan de natie voor bijgegaan. Een humane geest waart door de ka zerne, voor eene uitstekende voeding wordt gezorgd, de uniform is eenvoudig maar net en overal gangbaar, flinkheid, gevoel van orde, nauwgezetheid zijtn dik wijls medegenomen eigenschappen uit. het Overgenomen uit de populaire brochure „De kracht van een volk", uitgave van de ver eeniging „Ons Leger'. riep de oude. En in het naaste oogen blik had zijn goed gericht schot den hoofdman neergeveld. Dan trok hij de in gevaar verkeerende non terug. „Lieveling, bescherm uriep hij bezorgd; en voor zij er op bedacht was, had hij haar een blinkend harnas omgeworpen en een helm op den sluier gezet. Gewillig liet zijl hem begaan; dan snoerde zij zelf de wapenrusting vast, en een vroolijken lach verhelderde daarbij haar gloeiend aangezicht. De dood van den hoofdman had schrik en verwarring gebracht onder de vijan den. Vele aanvallers lagen verslagen on der de muren. Langzamerhand verzwakte de aanval en eindelijk trokken de Sor- biërs stil terug. Zoodra het buiten stil geworden was, kwam de abdis met eenige zusters uit do kapel. Zij gal bevel mei en wijn te halen om de strijders te verkwikken. Den eersten beker reikte de waardige Overste Wolfbrand toe met de hartelijke woorden: „Moge God in den hemel uwe trouw beloonen, broederDe vijanden vreezen uwen krachtigen worp, anders waren zij niet zoo spoedig heengegaan". Wolfbrand dronk met lange teugen den Verwachting tot aan den avond van 5 Aug Zwakke tot matigen, westelijke tot zuid westelijken wind. Gedeeltelijk bewolkte lucht. Weinig of geen regen Weinig verandering van temperatuur. leger en knotten van eigenzinnigheid is niet te betreuren. De zedelijke opleiding is een onderdeel van de militaire opleiding, omdat men begrepen heeft, dat zedelijke achteruit gang in de kazerne drie slachtoffers maakt, lo. het individu, 2o. de maatj- schappij waarin het terugkeert, 3o. het leger waartoe het blijft behooren. De godsdienstzin van den soldaat woBdt miet alleen geëerbiedigd, doch ook aangemoe. digd. De meerderen toonen eene warme belangstelling voor de minderen, ook voor hunne particuliere belangen. De officier en ook de onderofficier heeft naast zijn ambtsplicht ook eene sociale roeping te vervullen, en weet en doet dit. Dit is het werkelijke beeld van het leger, zooals het leeft en werkt, en daar aan valt het gemakkelijk de sympathie te schenken, die zoo noodig is om de innerlijke groeikracht van het leger te bevorderen.2) Dit hebben velen in den lande be grepen en zij hebben de ha,nden ineen geslagen tot het vormen van een boud- genootschap, dat zich de toenadering van volk en leger ten doel stelt. Dit bond genootschap, deze vereeniging draagt den schoonen naam van „Ons Leger" en is in den letterlijken zin des woords voor allen toegankelijk, zonder' onderscheid van sekse, stand, politieke richting of belij denis. Zij werd den 24sten Januari van dit jaar opgericht te Breda, nam weldra haar vlucht over verschillende steden van 'ons land en telt thans ruim 5000 lede». Een llink, pakkend orgaan, getiteld „Le ger en Volk" verscheen den lóen Juli j.l. en zal geregeld iedere maand ver schijnen. Geen heter bewijs van de universeele strekking dezer echt nationale vereeniging dan de naamlijst van de redactie van „Leger en Volk". Daarop komen voor een liberale dagbladredacteur, een. '11.- Kath. geestelijke, een leerjaar aan een Hoogcre Burgerschool en een officier. Dagelijks treden nieuwe leden tot de vereeniging toe, vormen zich nieuwe al- deelingen. Ook de afgevaardigde ter Twee de Kamer voor Goes, Jhr. Mr. De Savornin Lohman sloot zich, naar men ons dezer dagen meldde, bij de Vereeniging aan, terwijl Z.Excellentie de Minister van Oor log zijn voile instemming betuigde met het streven der vereeniging. Wijf gelooven, dat dit nobele voorbeeld van zoovele landgenooteu ook in deze provincie tal van oprechte vaderlanders zal aansporen, om met terzijdestelling van alle min of meer kleingeestige bedenkin gen zich te scharen onder do banier van „Ons Leger", dat zonder het een of an der legerstelsel aan te prijzen, meerdere 3) Idem. beker leeg. Hem teruggevend sprak de ervaren krijgsman: „meen niet, hooge vrouwen, dat zij zoo spoedig aftrekken. Wie de Sorbiërs kent, weet hoe listig zij zijn". „Gij denkt dus dat zij den aanval zullen hernieuwen". De oude knikte. „Nu zullen zij be raadslagen, en dan zullen wij ze spoedig weerzienwellicht van een andere zijde". „Als zij dan maar niet ontdekken hoe bouwvallig de muren zijn aan den zuid kant", zei de abdis bezorgd. „Het liefst deed ik een uitval om dat gespuis in het open veld aan te pak ken!" sprak Wolfbrand. „Bij Donar en Wodan als hazen zou ik ze aan mijn lans rijgen 1" „Wolfbrand, roept gij nog aan wat gij in 't heilig doopsel hebt afgezworen I" sprak Hadumut berispend die nog altijd geharnast binnen jtrad. „Lieve Heer Jezus, vergeef mij", bad de oude, snel een kr'uis makend. De abdis zag de gewapende non streng aan. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1911 | | pagina 1