HAK DE ROOS, I/EN SE, CK - GOES. pfwaren, Vernissen, tick War nas, Vuurlak, belenvernis, Fietslak bozen Brons, Kwasten, finstlak, ?erf in bussen,; ma VAN MIERT-HENNING I „De Vlinder" DEN MODELHOEDEN. Russische ponny's FEUILLETON. GEMENm NIEUWS, LLER-DE KEUNING. No. 37. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEUWSCHE COÜBANT Zaterdag 26 Maart 1911. UIT DE PERS. MIDDELBURG. /oorjaars-Artikelen. lasmarkt, Middelburg. - Kunstartikelen. P. BAL, De geheimzinnige Cassette Wie zich tegen I APRIL a. s. abonneert, ontvangt tot dien datum ons blad gratis. Proefnummers worden op aan vrage gaarne toegezonden. IIDDELBURG. st te berichten der nze nieuw verbouwde en naar lasalon. beden in alle prijzen. Aanbevelend, 50 CENT. j)UDELIJKE ARTIKELEN, en prijzen, van onze sorteering en beslist goedkoopste Beleefd Aanbevelend. Aanbevelend, MIDDELBURG, licht de ontvangst der nieuwste lak vergroot is en ies tijds ingericht. Onder beleefde aanbeveling. Bp, die als leerlingen wenschen opge- nen te worden aan bovengenoemde in- htiDg, hebben zich op te geven vóór APRIL bjj den Directeur. De aangifte kan geschieden voor de ie volgende vakken Timmeren taaien); Smeden (behandeling stoom- ichines) en Schilderen (hout, ■rmer en beginselen decoratie schilderen). dienen in het bezit te zjjn van een [wijs van het hoofd eeDer L. Sdat zij at goed gevolg alle klassen dier school bben doorloopenook kan men zich aan i toelatingsexamen onderwerpen. De Directeur, A. D. F. VAN DER WART. VANAF HEDEN te koop, ook in ruil. wordt acht dagen voor ingestaan trekvast zjjn, zoo niet, dan worden den verkoopèr teruggenomen. faardeuhandelaar, KLOETINGE bij Goes, Onverdacht getuige. Als er één organisatie bestaat, die wei nig voldoening heeft van haren arbeid, dan is het wel de Evangelische Maat schappij'. Zij weert zich zoo geducht, zij heeft zulke onvermoeide ijveraars in haar dienst, zij' weet zoo voortreffelijk de groote trom te roeren tegen Rome en het ultra- monttanisme, en toch Luisteren wij een oogenblik naar het geen een harer voormannen te vertellen heeft. Het klinkt als een droeve klacht 1 Ds. C. H i 11 e Ris Lambjrs was het, die (onlangs) te Amsterdam voor de plaat selijke af deeling als redenaar optrad; en ziehier wat hij, volgens het verslag in een der bladen, over de bedoelingen en den ar beid der Evangelische Maatschappij' zeide: Ds. H i 11 e Ris L a in b e r s, ver volgens zijn inleiding houdend, zette uiteen niet welke bedoelingen in 1853 de Evangelische Maatschappij werd opgericht. Evengoed als in 1559, toen Paus Paulus IV Utrecht tot een Aartsbis dom verhief en nog 5 andere in de Noordelijke Nederlanden oprichtte, trachtte Rome in 1853 bij de herstel ling der Bisschoppelijke Hiërarchie zijn macht ook jn Nederland te ver zekeren en te versterken. Uitvoerig zette spr. uiteen wat aan het herstel der Bisschoppelijke Hier archic voorafging en welke uitwer king dat had. Zoo stond spr. uitvoe rig stil bij de Aprilbeweging, die de verwachte uitwerking heeft ge mist, niettegenstaande de alge meenheid der protestbeweging. Na het niet doeltrefi'en dier bewe ging werd beproefd zuivere Evange lische Zending onder de- katholieken te doen plaats hebben door de op richting der Evangelische Maat schappij. Na eenige jaren kwam reeds de ervaring, dat deze zending alleen onvoldoende was. Het Ultramontanisme wies met kracht, en daarom ging de Evan gelische Maatschappij niet alleen de zending onder de Roomschen be trachten, doch ook den strijd aan binden tegen het ultramontanisme, dat meer en moer de Roomschen in ons land ging doordringen. Langzamerhand is de bevordering van de kennis des evangelies onder Roomsoh-Katholieken van de eerste plaats gedrongen, daar de afsluiting der Roomschen dit deel der werk zaamheid vrij onvruchtbaar maakte. Zulks wel in tegenstelling met wat het buitenland te zien geeft, waar de I.os-van-Rome-beweging bloeit. De Evangelische Maatschappij tracht naar binnen in te werken door het aankweeken en ontwikke len van den vrijen p-rotestantschen geest en het protestantsch bewust zijn van alle sohakeering. Dat is zeer noodig, waar Reel wat Room- scho zuurdeesem in het bizonder de Calvinisten doordringt. Maar de belangrijkste taak der Evangelische maatschappij is de be- striding van het Ultramontanisme als den vijand van onze godsdien stige en staatkunde vrijheid. Het ljjkt inderdaad op een klaagzang. Hoe de E. M. het ook aanlegde, steeds was het resultaat tegenovergesteld aan haar opzet. De Aprilbeweging heeft hare uitwer king gemist. De „zuivere evangelische zending" on der de katholieken, bleek onvoldoen de. De „bevordering van de kennis des Evangelies" onder hen was vrjj' on vruchtbaar. En tegenover al dezen tegenspoed staat niet als aequivalent helaasdat het ultramontanisme wies met kracht en „heel wat Roomsche zuurdeesem" in het Er |it zjj door (Uit de nagelaten papieren van graaf VonC.) 8. Een jaar later bevond ik mij op een I vacantiereis in Italië. Na Napels en Rome niet een langdurig bezoek vereerd te heb- I ben en na mij ook geruimen tijd te hebben opgehouden in het trotsche Florence, richtte ik mijn schreden naar Pisa, de vaderstad van Gallileï, met haar grootsch verleden, haar wobderschoone gebouwen uit vroegeren tijd, haar beroemden schee- ven toren en Raar heerljjke domkerk van D- L. Vrouw „della spina" („met den o°0m"), zoo genoem(j wjji ;n die kerk net vromen eerbied een doorn bewaard wordt, afkomstig van de doornenkroon, vuiarmede de beulen Jezus' heilig hoofd Wiigden. ik w;st bovendien, dat Pisa „Iforado was voor kunstwinners en hebbers van oudheden en daarom had een ware „sehnsucht" naar deze oude sS1SChe s'ad- "c besloot dan ook totd t .yoor'00Pi8 in nitfn hotel te blijven at ik een onderkomen had gevonden bizonder de Calvinisten doordringt... M at geeft het dan, of de E. M. als haar „belangrijkste taak" beschouwt de „be strijding van het ultramontanisme als-den vijand van onze godsdienstige en staat kundige vrijheid?" Het "ultramontanisme" wint, naarmate de Evangelische paladijnen veelzijdiger pogen het te verdelgen Zouden de heeren den strijd maar niet staken In het belang hunner eigen zaak wel te verstaan? Want wat óns betreft kunnen zij de Hetze die alleen henzelven deert, ge- rust voortzetten. („Centrum".) De „Nieuwe Courant" en de Zedelijkheidswetten. *De „Nieuwe Courant", welke ondanks hare deftige allures de christelijke poli tiek en wat daarmede samenhangt vinnig weet te bestoken, had onlangs op de be merking van „Tijd" en „Residentiebode", dat alleen van een christelijke regeering zedelijke verheffing des yolks te wach ten is, aldus geantwoord: „Deze niet geringe zelfverheffing en kleineering van anderer zedelijkheid ge- schiedt naar aanleiding van de vraag, hoe vermen met de strafwet de onzedelijkheid moet trachten te keeren. Als „zedelijke ver heffing van ons volk" düarvan afhankelijk is, het ware er treurig mee gesteld. Dit is zeker, dat zjj door redacties, die zich met schamen voor dergelijke politieke uit buiting van hooge heiaugen, niet wordt bevorderd." „De Tijd Ret zich door de groote woor den van het Haagsohe blad niet uit het veld slaan maar repliceerde aldus: „Natuurlijk nemen wij hier den hand schoen niet op voor ons geacht zuster- oigaan „De Residentiebode Hare redac tie toch is volkomen bij machte, den tegen haar gerichten aanval naar behooren af te slaan, indien zij dit noodig acht. Voor zóóver do aanval ook ons betreft, antwoorden wij daarop, dat door het hand haven van de publieke eerbaarheid, het weren van openbare ergernissen en het beschermen der jeugd .tegen verleiding zeer stellig wordt bevorderd „de zedelijke verheffing van ons volk", ook indien daar bij de strafwet wordt te baat genomen. Dat de Linkerzijde der Tweede Kamer hij behandeling der „Zedeiijkheidswet" met hare houding verlegen heeft gezeten, is uit de beraadslagingen genoeg gebleken' Niet vv (j waren het, doch het was de li berale overzichtschrijver van het „Hbld." welke openlijk den liberalen leden pha- risaeïsme en gehuiche.d braafneidsverioon verweet. Niet wij zullen thans ook den- zelfden leden voor de voeten werpen, dat zij ten slotte tegen gestemd hebben, om niet in 1913 het verwijt te hooren van de kiezers, dat zij, liberalen, toen zijt de meerderheid bezaten, s-teeds verzuimd hebben, door wettelijke maatregelen iets v oor de zedelijkheid te doen, ter wijl zij thans door hun stem aan de voorstellen eener christelijke Regeering jte geven, toch de noodzakelijkheid van zoodanige maat regelen erkend hadden. Nog eens: wij zul len geen beschuldiging uitspreken, die wij niet bewijzen kunnen, gedachtig aan de zeer juiste qualificatie, welke op dergelijke onbewezen beschuldigingen wordt .toege past; wij zullen dit mej doen, ook omdat wjj gelooven, dat er een meer waarschijn lijke verklaring bestaat, die wjj aanstonds zullen mededeelen. Doch terzelfder tijd ook ontzeggen wjj aan de liberale pers het ïecht, den steun, welken wjj' verleenden aan het aangenomen wetsontwerp, toe te schrijven aan electorale" bedoelingen en verklaren wjj den laatsten geciteerden vol zin van „De Nieuwe Ct.", waarin gespro ken wordt van „politieke uitouiting van hooge belangen" vlakaf lasterlijk. Dat bjj de eindstemming over eene wet, als de pas door de Tweede Kamer aan genomen „Zedelijkheidswet" en na al het geen bjj de behandeling dier. wet is hekend geworden, de geheele Rechterzijde vóór, de geheele Linkerzijde op enkele uitzon deringen tegen stemde, is zeker voor den geestestoestand der onderscheiden in een der oude huizen van de binnen stad, wier bewoners een bron van bijver diensten vinden in het verhuren van ka mers aan vreemdelingen. Zoo slenterde ik dan op een goéden morgen door Pisa's nauwe straten niet ver van het Lungarno Medrioeo, toen mjj'n oog op een bordje viel met de bekende aankondiging: „Gemeubileerde kamers te huur". Het bordje hing aan den stijl van een groot hardsteenen portiek, zeer fraai gebeiteld in den penaissance-stjfl van het laatst der 15e of het begin der 16e eeuw. Verder gaf het huis, waartoe het portiek ingang verleende, niets bijzonders te aan schouwen als een vrjj1 smal front met onregelmatig verdeelde ramen. Portiek en deur waren echter de moeite waard om te zien en met wellust liet ik mijn blikken gljjden langs de hardsteenen krullen en bloemen, toen een kreet van verrassing mjj'n lippen ontglipte. Roven de deur had ik een wapensciiild ontdekt, waarop stond uitgebeiteld een roos met het devies „senza spina", „zonder doorn", juist zoo als op de zliveren plaat van mijn ge heimzinnige cassette I Een vermoeden, dat onder invloed van vroegere kunststudiën reeds meermalen in mjj was opgerezen^ partijen een teekenend, een karakteristiek feit. Dat dit feit niet wordt voorbijgezien en dat het stellig ook bij de eerstvolgende algemeens verkiezingen ter sprake zal ko men, ligt voor de hand, spreekt, dunkt ons, van zelf. Zij, die zich voor dergelijke bespreking zóó beducht betoonen, geven daardoor zeker geen blijk van een gerust geweten. De Rechterzijde echter heeft zich van die beduchtheid niets aan te trekken; voor haar bestaat geen enkele reden, om zich daardoor het zwijgen te laten op leggen. Ook ten aanzien van het behandelde wetsontwerp trok de antithese een scherpe lijn tussohen Rechts en Links en was het (de enkele uitzonderingen daargelaten) de antithese, welke de stemmen vóór en tegen bepaalde. Ziedaar het stellige feit, hetwelk al het water van de zee niet kan uit- wisschen". Een juiste beslissing. Dr. Nolens schrijft in „de Nieuwe Venl. Crt." naar aanleiding van de gevoerde discussiën bij1 de eindstemming over het zedel jjfcheidsontwerp Met 57 tegen 36 stemmen verklaarde de Kamer een door den heer Tydeman voorgesteld amendement niet toelaatbaar. Had de kamer anders beslist, er ware een precedent gesteld, dat voor ©en ge- regelden gang van zaken in de Kamer de allernoodiottigste gevolgen zou kun nen hebben. Die gang van zaken toch wordt be- heerscht door het reglement van orde, en door de toepassing van dit reglement zijn ante-cedenten van het grootste ge wicht. Dat reglement bepaalt, dat indien een wetsvoorstel in den loop der beraadsla ging beeft ondergaan, de eindstemming over het voorstel in zijn geheel tot een volgende vergadering wordt uitgesteld, tenzij de Kamer anders besluite. Er heeft dan, wat men noemt een tweede lezing van het wetsvoorstel plaats. De voor de hand liggende bedoeling is om gelegenheid te geven onnauwkeu righeden en tegenstrijdigheden, di© door de aangebrachte wijziging in het voorstel kunnen zijn binnengeslopen ,daaruit te verwijderen. Moestal worden die wijzigin gen door de regeering in overeenstemming niet de Commissie van rapporteurs voor gesteld. Maar ook door de leden der Ka mer kan dit geschieden. Het reglement bepaalt echter uitdruk kelijk, dat alleen die voorstellen van nieuwe wijzigingen, welke door de aan genomen wijzigingen of de verwerping van artikelen noodzakelijk zijn geworden, daar bij zijn toegelaten. Bij de behandeling van het wetsont werp tot bestrijding der zedeloosheid was een amendement van den heer Vuuren aangenomen, tengevolge waarvan yerbo- den werden ook die kansovereenkomsten, waartoe de gelegenheid .tot deelneming is geboden door ondernemers van paarden- wedstrjden. Het amendement van den heer Tyde man, bij de tweed© lezing vooigesteid de Voorzitter noemde het terecht een nieuw artikel had ten doel door de wet aan de regeering de bevoegdheid te geven ten aanzien van bovengenoemde kansovereenkomsten de wet op een later tjjdstip in werking te doen treden. Kon nu worden gezegd, dat deze wij ziging noodzakelijk was geworden door de aanneming van het amendement v. Vuu ren? Zeer zeker niet. Eene andere vraag was of voor die nieuwe bepaling niet wat te zeggen was. Er dient onderscheid gemaakt te worden tusschen amendementen bij eerste lezing, en amendementen hij tweede lezing. En het gevaar bestaat dat bij tweede lezing het recht van amendement huiten de door het reglement van orde voorge schreven grenzen wordt toegepast. Is dat éénmaal gebeurd, dan kan bij volgende gelegenheden een beroep gedaan worden op het antecedent. En een derge lijk beroep heeft altijd veel kracht. Gevolg er van zou kunnen zjjn, dat niet alleen de Kamer, maar ook de re- werd thans zekerheid: de cassette was een voortbrengsel van Pisaner kunst, mis schien nog wel afkomstig van de hand des genialen Nino Pisano. Zou de cas sette uit dit huis, blijkbaar een paleis uit lang vervlogen .tijden, afkomstigzijn „Sic transit gloxia mundil" „Zoo gaat 's werelds heerlijkheid ten gronde", hoorde ik vlak achter mij zeggen. Mij omkee- rende zag ik een klein, oudachtig heer met verstandige oogen mij aankijkend. Hij knikte mij vriendelijk .toe en zeide terwijl hij met zjj'n perkainentachtige hand naar het portiek wees„Het is de familie Spina al juist zoo gegaan als vele andere Pi- saner-geslachtengroot, rijk en machtig, wisten zij trotsche kooplieden en edele ridders in hunne familieregisters op te teekenen, totdat het verval kwam en hun geslacht in armoede en ellende ten gronde ging. De laatste Spina werd in 1650 in het familiegraf op den Campo Santo bij gezet". „En aan wien behoort het huis nu", vroeg ik den mededeelzamen ouden heer. „Sinds de laatste Spina eruit gedragen is, heeft het wel honderd bezitters ge had. Thans is het 't eigendom van een architect, die er een hotel van wil maken, geering bij tweede lezing wijzigingen zou kunnen voorstellen, waardoor bij eerste lezing gevallen beslissingen weer werden te niet gedaan. Een reglement van orde dient zoo stipt mogelijk te worden nageleefd. Vooral in punten van zoo groot gewicht als het hier besproken. Wordt er eenmaal van afgeweken, dan zijn de grenzen, waarbinnen de afwijkin gen moeten blijven, moeilijk te trekken. Voorstellen tot wijziging eener wet kun nen ieder oogenblik, en zelfs voor dat de wet in werking is getreden, van de Re geering en van de Kamer uitgaan. Indien men die noodig acht, volge men den vooigeschreven weg. Het zou echter verkeerd zijn het binnen enge grenzen beperkte amendeeringsrecht bij tweede lezing daartoe te gebruiken. Dat de Kamer weigerde den eersten stap op dien verkeerden weg te zetten, was eene juiste beslissing. Uit «ns Parlement. In de rubriek „Hors d'oeuvres" (buiten- nissigheden) gaf „De Maasbode" on langs eenige humoristische schetsen van kamerleden, die behooren tot de politieke restanten. Wij lezen daar: „Politieke restanten" in de Kamer. Ja, die zijn er ook. Maar dan moet men niet allereerst denken aan restanten uit een uitverkoop van confectie-artikelen of manufacturen van een vorig seizoen. Als wiji spreken van politieke restanten, dan bedoelen wij daarmee politieke fi guren, welke bij de wisseling van de volksgunst, zich in het parlementaire le ven hebben kunnen Randhaven, Kamer leden, die een stuk politieke geschiedenis vertegenwoordigen. Deze politieke restanten vinden wij ter rechter- en ter linkerzijde, er zijn poli tieke restanten, waarvan wij: hopen, dat zij nog lang resteeren zullen, mannen als Dr. Kuyper en Jhr. Mr. de Savor- nin Lohman, er zijn er ook die wjj bij een eerstvolgende opruiming gaarne ii tont prix zagen uitverkoopen, maar hier noemen wij' geen namen. Dat zou den uitverkoop misschien kun nen doen mislukken. De „politieke restanten" zijn in de Tweede Kamer gemakkelijk te herkennen, men kijkt slechts naar de witte haren van hoofd en baard. In de Eerste Kamer zou dit een moeilijker herkenningstee- ken zijn, want daar zijn bijna alle bol len en baarden grijs of wit, uitgezonderd de burgemeester van Den Haag, die nog aanvallig blond, en de emeritus-dito van Amsterdam, die nog aanmerkelijk don ker van aspect is. Er zijn ook in de Kamer politieke restanten, die eigenlijk noch politiek noch restant zjjn, maar zooveel als de artike len vertegenwoordigen, welke door een handigen winkelier als restanten in een opruiming speciaal worden Ingebracht. Onder deze categorie behooren de wit- bollige heeren G. de Jongh van Rotterdam V en Vorsterman van Oyen, op zeven- tigjarigen leeftijd in de Kamer gekozen aLsvrij'zinnig-democraat.' De heer G. de Jongh, directeur van gemeente-werken te Rotterdam in ruste, geniet die rust in de Tweede Kamer voor treffelijk, alleen is dat niet altijd een „otium cuin dignitaté",l) want de waar digheid laat ook bij hem, als er iemand van rechts gehoord moet worden, wel eens wat te wenschen over. De oude heer Vorsterman van Oyen heeft iets gepensioneerds over zich, hij lijkt, zooals hij1 daar peinzend in zijn bankje zit gedoken, een oud-gediende op Bronbeek in civiel. Hij zou eerder een lustig penningkundige of postzegelverza melaar dan een hartstochtelijk politicus kunnen zijn. Tot de echte politieke restanten be hooren de Beaufort, van Karnebeek, Goe man Borgesius. Wie de Beaufort zich alleen herinnert van illustratieprenten, zou in het gebogen mannetje van nu, nauwelijks' den voor maar daar hijl geen geld heeft voor de verbouwing, heeft hij het zoolang ver huurd aan een Duitsche dame, die er op haar beurt een soort van pension van gemaakt heeft. Maar ,u moet niet den ken dat zij andere menschen dan vreem delingen als commensaal in haar huis zal krijgen ,want geen Pisaner is te be wegen om er binnen te gaan, al kreeg hij de kamers voor niets en den kost op den koop toe." „Waarom niet?" vroeg ik, nieuwsgierig geworden, „wat hebben uw stadgenooten tegen dit huis?" „Och hernam de oude heer en hij zag mij met een schelm- schen blik aan, „misschien wilt u hier uw intrek nemen en„Juist", ant woordde ik, „dat is mijn plan, maar nu gjj A gezegd hebt „Moet ik ook B zeg gen", hernam hij. „Maar laat ik eerst mijne verontschuldiging aanbieden „dat ik u on gevraagd heb aangesproken. Doch ik zag u als vreemdeling vvant een Pisaner zijt u niet, dat begreep ik terstond verdiept in de beschouwing van dit prach- tige portaal, las om zoo te zeggen op uw gezicht do vele onuitgesproken vra gen, die de aanblik van dit gebouw in u verwekten en wijl ik als kind van De Administratie der „Nieuwe Zeeuwsche Courant". namen, knappen diplomaat .herkennen. Zijn witte baard is hier on daar ge vlamd met zwarte plokjes, wat in de verte als hermelijn doet. Deze staats man van beroep, behoort tot de consciën tieuze Kamerleden, die ook het in-de- Kamer-zijn tot een plicht rekenen en iede- ren spreker en elke quaestie met hun vleiende attentie vereeren. Behoort de heer de Beaufort tot de Verdwijnende soort der oud-liberalen, te vens, en dat is erger, moet hij ook ge rekend worden tot de verdwijnende cate gorie van vrijzinnige politici, die de Ka- mersfeer op peil wisten te houden. Naast hem mag Jhr. van Karnebeek ge noemd worden, een Jid van de Kamer, wiens naam wij als kinderen reeds ken den, en wiens politieke ideeën h'em ma ken tot den libéralen grootvader in de Kamer. Want, loopt de vrijzinnigheid ter lin kerzijde, wij hooren 'tzoo dikwijls-, niet van v. Karnebeek |to-t Duys? Is Jhr. van Karnebeek eenmaal een toonaangevend man geweest, ook nu leent men nog gaarne het oor aan hetgeen hij zegt, mits men hem maar verstaan kon. Want zijn stem klinkt in de Kamer als een versleten phonograaf, en als 't er erg rumoerig is, gelijk verleden Donderdag, dan is zijn geluid als een piezelig water straaltje uit een kraan, die men vergeten heeft heelemaal dicht te draaien. En als hij dan heftig zijn woord met een vuistslag op de lessenaar wil onder strepen ,dan doet zijn krachtelooze geste - als het mechaniek van een étalagepop. Goeman Boigesius, de meest verpoli tiekte man van de Kamer, wordt erg oud. Zijn hoofd is nog dieper in zijn rug ge zakt als een te diep geslagen stop op een flacon triplo sec. Nu hij de kracht begint te missen om zich op den voor grond te houden, lijkt 't, alsof zijn lippen de opmerkingen mummelen, die hij niet meer tot woorden kan maken. Zijn stem krast, als hg' redevoert, door de Kamer als oen botte zaag over hard steen. Dr. Roessing, met zijn uitgekamde, witte bakkebaarden om zijn plechtig ge zicht, is als een oude dominé uit de ge- illustreerde werken van Eugenie Marlitt. Als hij met zijn portefeuille onder dén arm, de handen samengevouwen, langs de groene bankenheuveltjes, de Kamer uitgaat, trekt hij een gezicht alsof hij het kerkhof afstapt, waar zijn heele gemeente begraven ligt. Als hij1 het woord voert, dan is 't alsof hij een kwikonderbreker in zijïn keel beeft zitten. Elk woord van hem kijkt om waar zijn op-volger blijft. De leemtes worden dan aangevuld met kanselgebaren. Lieftinck, met zijn Rlozend gezicht tus sohen de lijst van witte haren van hoofd en baard, is een oud geworden tafelgenoot van Bart van der Helst beroemden Schut tersmaaltijd. Als hij spreekt klaagt zijn telkens schorre keel om een verversching als het Haagsche Kanaal om een spuiing. Jhr. van Foreest is een staatsman, die met het standbeeld van Gijsbrecht Karei van Hogendorp gemeen Reeft, dat hij ook altijd in zijn stoel zit. Maar hij doet dit niet zoo deftig als onze groote Rotterdam mer. Hij zit meer als een gemoedelijke waard van een provinciehotel na de table d'hote, waarbij ze duchtig zijn wijnkel der gekeurd hebben. Net als een slap Katholiek, die maar eens in het jaar te biechten gaat, vraagt ook hij slechts eenmaal in het jaar het woord. Hjjl heeft 'tdan over de „Honds- bosschen", wa,t in de verte klinkt alsof hij het rijmpje opzegt van de „Bibelebon- sohen berg". 1) „Een rust, gepaard met waardigheid". Pisa niet slechts een groote liefde koester voor mijn vaderstad, maar ook in de stu die van haar monumenten veel belang stel, nam ik de vrijheid u van de ge schiedenis van dit gebouw op de hoogte te brengen, 'tls misschien wel wat vrij postig ,doch het js ons menschen eigen, om datgene wat men weet ook aan een ander te willen mededeelen. Trouwens men kent mij in Pisa en wanneer een vreemd historicus of oudheidkundige bij zonderheden over deze stad wenscht te vernemen, verwijst men Rem steeds naar den ouden doctor Gambacorti, die zich nimmer onbetuigd laat.' Ik beschouwde deze toespraak als een manier om jrich aan mij voor te stellen. Van mij'n kant noemde ik ook mjjn naam en kwaliteit welke do doctor met een buiging in .ontvangst nam. Daarna vertelde ik Rem van mijne cas sette ,hoe en waar ik haar gevonden had, doch van mijh vreemde droomen in be trekking tot dat voorwerp zweeg ik. Ook' maakte ik hem opmerkzaam op- de over eenkomst tusschen het wapen hier boven de deur en dat wat op de zilveren plaat des cassette gegraveerd stond. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1911 | | pagina 5