HAK DE ROOS,
I/EN SE,
CK - GOES.
pfwaren,
Vernissen,
tick War nas,
Vuurlak,
belenvernis,
Fietslak
bozen Brons,
Kwasten,
finstlak,
?erf in bussen,;
ma VAN MIERT-HENNING
I „De Vlinder"
DEN
MODELHOEDEN.
Russische ponny's
FEUILLETON.
GEMENm NIEUWS,
LLER-DE KEUNING.
No. 37. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEUWSCHE COÜBANT
Zaterdag 26 Maart 1911.
UIT DE PERS.
MIDDELBURG.
/oorjaars-Artikelen.
lasmarkt, Middelburg.
- Kunstartikelen.
P. BAL,
De geheimzinnige Cassette
Wie zich tegen I APRIL
a. s. abonneert, ontvangt tot dien
datum ons blad gratis.
Proefnummers worden op aan
vrage gaarne toegezonden.
IIDDELBURG.
st te berichten der
nze nieuw verbouwde en naar
lasalon.
beden in alle prijzen.
Aanbevelend,
50 CENT.
j)UDELIJKE ARTIKELEN,
en prijzen,
van onze sorteering
en beslist goedkoopste
Beleefd Aanbevelend.
Aanbevelend,
MIDDELBURG,
licht de ontvangst der nieuwste
lak vergroot is en
ies tijds ingericht.
Onder beleefde aanbeveling.
Bp, die als leerlingen wenschen opge-
nen te worden aan bovengenoemde in-
htiDg, hebben zich op te geven vóór
APRIL bjj den Directeur.
De aangifte kan geschieden voor de
ie volgende vakken Timmeren
taaien); Smeden (behandeling stoom-
ichines) en Schilderen (hout,
■rmer en beginselen decoratie schilderen).
dienen in het bezit te zjjn van een
[wijs van het hoofd eeDer L. Sdat zij
at goed gevolg alle klassen dier school
bben doorloopenook kan men zich aan
i toelatingsexamen onderwerpen.
De Directeur,
A. D. F. VAN DER WART.
VANAF HEDEN
te koop, ook in ruil.
wordt acht dagen voor ingestaan
trekvast zjjn, zoo niet, dan worden
den verkoopèr teruggenomen.
faardeuhandelaar, KLOETINGE bij Goes,
Onverdacht getuige.
Als er één organisatie bestaat, die wei
nig voldoening heeft van haren arbeid,
dan is het wel de Evangelische Maat
schappij'.
Zij weert zich zoo geducht, zij heeft
zulke onvermoeide ijveraars in haar
dienst, zij' weet zoo voortreffelijk de groote
trom te roeren tegen Rome en het ultra-
monttanisme, en toch
Luisteren wij een oogenblik naar het
geen een harer voormannen te vertellen
heeft.
Het klinkt als een droeve klacht 1
Ds. C. H i 11 e Ris Lambjrs was het,
die (onlangs) te Amsterdam voor de plaat
selijke af deeling als redenaar optrad; en
ziehier wat hij, volgens het verslag in een
der bladen, over de bedoelingen en den ar
beid der Evangelische Maatschappij' zeide:
Ds. H i 11 e Ris L a in b e r s, ver
volgens zijn inleiding houdend, zette
uiteen niet welke bedoelingen in
1853 de Evangelische Maatschappij
werd opgericht.
Evengoed als in 1559, toen Paus
Paulus IV Utrecht tot een Aartsbis
dom verhief en nog 5 andere in de
Noordelijke Nederlanden oprichtte,
trachtte Rome in 1853 bij de herstel
ling der Bisschoppelijke Hiërarchie
zijn macht ook jn Nederland te ver
zekeren en te versterken.
Uitvoerig zette spr. uiteen wat aan
het herstel der Bisschoppelijke Hier
archic voorafging en welke uitwer
king dat had. Zoo stond spr. uitvoe
rig stil bij de Aprilbeweging, die de
verwachte uitwerking heeft ge
mist, niettegenstaande de alge
meenheid der protestbeweging.
Na het niet doeltrefi'en dier bewe
ging werd beproefd zuivere Evange
lische Zending onder de- katholieken
te doen plaats hebben door de op
richting der Evangelische Maat
schappij. Na eenige jaren kwam
reeds de ervaring, dat deze zending
alleen onvoldoende was. Het
Ultramontanisme wies met
kracht, en daarom ging de Evan
gelische Maatschappij niet alleen de
zending onder de Roomschen be
trachten, doch ook den strijd aan
binden tegen het ultramontanisme,
dat meer en moer de Roomschen in
ons land ging doordringen.
Langzamerhand is de bevordering
van de kennis des evangelies onder
Roomsoh-Katholieken van de eerste
plaats gedrongen, daar de afsluiting
der Roomschen dit deel der werk
zaamheid vrij onvruchtbaar
maakte. Zulks wel in tegenstelling
met wat het buitenland te zien geeft,
waar de I.os-van-Rome-beweging
bloeit.
De Evangelische Maatschappij
tracht naar binnen in te werken
door het aankweeken en ontwikke
len van den vrijen p-rotestantschen
geest en het protestantsch bewust
zijn van alle sohakeering. Dat is
zeer noodig, waar Reel wat Room-
scho zuurdeesem in het bizonder de
Calvinisten doordringt.
Maar de belangrijkste taak der
Evangelische maatschappij is de be-
striding van het Ultramontanisme
als den vijand van onze godsdien
stige en staatkunde vrijheid.
Het ljjkt inderdaad op een klaagzang.
Hoe de E. M. het ook aanlegde, steeds
was het resultaat tegenovergesteld
aan haar opzet.
De Aprilbeweging heeft hare uitwer
king gemist.
De „zuivere evangelische zending" on
der de katholieken, bleek onvoldoen
de.
De „bevordering van de kennis des
Evangelies" onder hen was vrjj' on
vruchtbaar.
En tegenover al dezen tegenspoed staat
niet als aequivalent helaasdat het
ultramontanisme wies met kracht en
„heel wat Roomsche zuurdeesem" in het
Er
|it zjj
door
(Uit de nagelaten papieren van graaf VonC.)
8.
Een jaar later bevond ik mij op een
I vacantiereis in Italië. Na Napels en Rome
niet een langdurig bezoek vereerd te heb-
I ben en na mij ook geruimen tijd te hebben
opgehouden in het trotsche Florence,
richtte ik mijn schreden naar Pisa, de
vaderstad van Gallileï, met haar grootsch
verleden, haar wobderschoone gebouwen
uit vroegeren tijd, haar beroemden schee-
ven toren en Raar heerljjke domkerk van
D- L. Vrouw „della spina" („met den
o°0m"), zoo genoem(j wjji ;n die kerk
net vromen eerbied een doorn bewaard
wordt, afkomstig van de doornenkroon,
vuiarmede de beulen Jezus' heilig hoofd
Wiigden. ik w;st bovendien, dat Pisa
„Iforado was voor kunstwinners en
hebbers van oudheden en daarom had
een ware „sehnsucht" naar deze oude
sS1SChe s'ad- "c besloot dan ook
totd t .yoor'00Pi8 in nitfn hotel te blijven
at ik een onderkomen had gevonden
bizonder de Calvinisten doordringt...
M at geeft het dan, of de E. M. als haar
„belangrijkste taak" beschouwt de „be
strijding van het ultramontanisme als-den
vijand van onze godsdienstige en staat
kundige vrijheid?"
Het "ultramontanisme" wint, naarmate
de Evangelische paladijnen veelzijdiger
pogen het te verdelgen
Zouden de heeren den strijd maar niet
staken
In het belang hunner eigen zaak wel
te verstaan?
Want wat óns betreft kunnen zij de
Hetze die alleen henzelven deert, ge-
rust voortzetten. („Centrum".)
De „Nieuwe Courant" en de
Zedelijkheidswetten.
*De „Nieuwe Courant", welke ondanks
hare deftige allures de christelijke poli
tiek en wat daarmede samenhangt vinnig
weet te bestoken, had onlangs op de be
merking van „Tijd" en „Residentiebode",
dat alleen van een christelijke regeering
zedelijke verheffing des yolks te wach
ten is, aldus geantwoord:
„Deze niet geringe zelfverheffing en
kleineering van anderer zedelijkheid ge-
schiedt naar aanleiding van de vraag, hoe
vermen met de strafwet de onzedelijkheid
moet trachten te keeren. Als „zedelijke ver
heffing van ons volk" düarvan afhankelijk
is, het ware er treurig mee gesteld. Dit is
zeker, dat zjj door redacties, die zich
met schamen voor dergelijke politieke uit
buiting van hooge heiaugen, niet wordt
bevorderd."
„De Tijd Ret zich door de groote woor
den van het Haagsohe blad niet uit het
veld slaan maar repliceerde aldus:
„Natuurlijk nemen wij hier den hand
schoen niet op voor ons geacht zuster-
oigaan „De Residentiebode Hare redac
tie toch is volkomen bij machte, den tegen
haar gerichten aanval naar behooren af te
slaan, indien zij dit noodig acht.
Voor zóóver do aanval ook ons betreft,
antwoorden wij daarop, dat door het hand
haven van de publieke eerbaarheid, het
weren van openbare ergernissen en het
beschermen der jeugd .tegen verleiding
zeer stellig wordt bevorderd „de zedelijke
verheffing van ons volk", ook indien daar
bij de strafwet wordt te baat genomen.
Dat de Linkerzijde der Tweede Kamer
hij behandeling der „Zedeiijkheidswet"
met hare houding verlegen heeft gezeten,
is uit de beraadslagingen genoeg gebleken'
Niet vv (j waren het, doch het was de li
berale overzichtschrijver van het „Hbld."
welke openlijk den liberalen leden pha-
risaeïsme en gehuiche.d braafneidsverioon
verweet. Niet wij zullen thans ook den-
zelfden leden voor de voeten werpen, dat
zij ten slotte tegen gestemd hebben,
om niet in 1913 het verwijt te hooren
van de kiezers, dat zij, liberalen, toen zijt
de meerderheid bezaten, s-teeds verzuimd
hebben, door wettelijke maatregelen iets
v oor de zedelijkheid te doen, ter wijl zij
thans door hun stem aan de voorstellen
eener christelijke Regeering jte geven, toch
de noodzakelijkheid van zoodanige maat
regelen erkend hadden. Nog eens: wij zul
len geen beschuldiging uitspreken, die wij
niet bewijzen kunnen, gedachtig aan de
zeer juiste qualificatie, welke op dergelijke
onbewezen beschuldigingen wordt .toege
past; wij zullen dit mej doen, ook omdat
wjj gelooven, dat er een meer waarschijn
lijke verklaring bestaat, die wjj aanstonds
zullen mededeelen. Doch terzelfder tijd
ook ontzeggen wjj aan de liberale pers het
ïecht, den steun, welken wjj' verleenden
aan het aangenomen wetsontwerp, toe te
schrijven aan electorale" bedoelingen en
verklaren wjj den laatsten geciteerden vol
zin van „De Nieuwe Ct.", waarin gespro
ken wordt van „politieke uitouiting van
hooge belangen" vlakaf lasterlijk.
Dat bjj de eindstemming over eene wet,
als de pas door de Tweede Kamer aan
genomen „Zedelijkheidswet" en na al het
geen bjj de behandeling dier. wet is hekend
geworden, de geheele Rechterzijde vóór,
de geheele Linkerzijde op enkele uitzon
deringen tegen stemde, is zeker voor
den geestestoestand der onderscheiden
in een der oude huizen van de binnen
stad, wier bewoners een bron van bijver
diensten vinden in het verhuren van ka
mers aan vreemdelingen.
Zoo slenterde ik dan op een goéden
morgen door Pisa's nauwe straten niet
ver van het Lungarno Medrioeo, toen mjj'n
oog op een bordje viel met de bekende
aankondiging: „Gemeubileerde kamers te
huur". Het bordje hing aan den stijl van
een groot hardsteenen portiek, zeer fraai
gebeiteld in den penaissance-stjfl van het
laatst der 15e of het begin der 16e eeuw.
Verder gaf het huis, waartoe het portiek
ingang verleende, niets bijzonders te aan
schouwen als een vrjj1 smal front met
onregelmatig verdeelde ramen. Portiek en
deur waren echter de moeite waard om
te zien en met wellust liet ik mijn blikken
gljjden langs de hardsteenen krullen en
bloemen, toen een kreet van verrassing
mjj'n lippen ontglipte. Roven de deur had
ik een wapensciiild ontdekt, waarop stond
uitgebeiteld een roos met het devies
„senza spina", „zonder doorn", juist zoo
als op de zliveren plaat van mijn ge
heimzinnige cassette I Een vermoeden, dat
onder invloed van vroegere kunststudiën
reeds meermalen in mjj was opgerezen^
partijen een teekenend, een karakteristiek
feit. Dat dit feit niet wordt voorbijgezien
en dat het stellig ook bij de eerstvolgende
algemeens verkiezingen ter sprake zal ko
men, ligt voor de hand, spreekt, dunkt
ons, van zelf. Zij, die zich voor dergelijke
bespreking zóó beducht betoonen, geven
daardoor zeker geen blijk van een gerust
geweten. De Rechterzijde echter heeft zich
van die beduchtheid niets aan te trekken;
voor haar bestaat geen enkele reden, om
zich daardoor het zwijgen te laten op
leggen.
Ook ten aanzien van het behandelde
wetsontwerp trok de antithese een scherpe
lijn tussohen Rechts en Links en was het
(de enkele uitzonderingen daargelaten) de
antithese, welke de stemmen vóór en tegen
bepaalde. Ziedaar het stellige feit, hetwelk
al het water van de zee niet kan uit-
wisschen".
Een juiste beslissing.
Dr. Nolens schrijft in „de Nieuwe Venl.
Crt." naar aanleiding van de gevoerde
discussiën bij1 de eindstemming over het
zedel jjfcheidsontwerp
Met 57 tegen 36 stemmen verklaarde
de Kamer een door den heer Tydeman
voorgesteld amendement niet toelaatbaar.
Had de kamer anders beslist, er ware
een precedent gesteld, dat voor ©en ge-
regelden gang van zaken in de Kamer
de allernoodiottigste gevolgen zou kun
nen hebben.
Die gang van zaken toch wordt be-
heerscht door het reglement van orde,
en door de toepassing van dit reglement
zijn ante-cedenten van het grootste ge
wicht.
Dat reglement bepaalt, dat indien een
wetsvoorstel in den loop der beraadsla
ging beeft ondergaan, de eindstemming
over het voorstel in zijn geheel tot een
volgende vergadering wordt uitgesteld,
tenzij de Kamer anders besluite.
Er heeft dan, wat men noemt een
tweede lezing van het wetsvoorstel plaats.
De voor de hand liggende bedoeling
is om gelegenheid te geven onnauwkeu
righeden en tegenstrijdigheden, di© door
de aangebrachte wijziging in het voorstel
kunnen zijn binnengeslopen ,daaruit te
verwijderen. Moestal worden die wijzigin
gen door de regeering in overeenstemming
niet de Commissie van rapporteurs voor
gesteld. Maar ook door de leden der Ka
mer kan dit geschieden.
Het reglement bepaalt echter uitdruk
kelijk, dat alleen die voorstellen van
nieuwe wijzigingen, welke door de aan
genomen wijzigingen of de verwerping van
artikelen noodzakelijk zijn geworden, daar
bij zijn toegelaten.
Bij de behandeling van het wetsont
werp tot bestrijding der zedeloosheid was
een amendement van den heer Vuuren
aangenomen, tengevolge waarvan yerbo-
den werden ook die kansovereenkomsten,
waartoe de gelegenheid .tot deelneming
is geboden door ondernemers van paarden-
wedstrjden.
Het amendement van den heer Tyde
man, bij de tweed© lezing vooigesteid
de Voorzitter noemde het terecht een
nieuw artikel had ten doel door de
wet aan de regeering de bevoegdheid te
geven ten aanzien van bovengenoemde
kansovereenkomsten de wet op een later
tjjdstip in werking te doen treden.
Kon nu worden gezegd, dat deze wij
ziging noodzakelijk was geworden door de
aanneming van het amendement v. Vuu
ren?
Zeer zeker niet.
Eene andere vraag was of voor die
nieuwe bepaling niet wat te zeggen was.
Er dient onderscheid gemaakt te worden
tusschen amendementen bij eerste lezing,
en amendementen hij tweede lezing.
En het gevaar bestaat dat bij tweede
lezing het recht van amendement huiten
de door het reglement van orde voorge
schreven grenzen wordt toegepast.
Is dat éénmaal gebeurd, dan kan bij
volgende gelegenheden een beroep gedaan
worden op het antecedent. En een derge
lijk beroep heeft altijd veel kracht.
Gevolg er van zou kunnen zjjn, dat
niet alleen de Kamer, maar ook de re-
werd thans zekerheid: de cassette was
een voortbrengsel van Pisaner kunst, mis
schien nog wel afkomstig van de hand
des genialen Nino Pisano. Zou de cas
sette uit dit huis, blijkbaar een paleis
uit lang vervlogen .tijden, afkomstigzijn
„Sic transit gloxia mundil" „Zoo gaat
's werelds heerlijkheid ten gronde", hoorde
ik vlak achter mij zeggen. Mij omkee-
rende zag ik een klein, oudachtig heer
met verstandige oogen mij aankijkend. Hij
knikte mij vriendelijk .toe en zeide terwijl
hij met zjj'n perkainentachtige hand naar
het portiek wees„Het is de familie Spina
al juist zoo gegaan als vele andere Pi-
saner-geslachtengroot, rijk en machtig,
wisten zij trotsche kooplieden en edele
ridders in hunne familieregisters op te
teekenen, totdat het verval kwam en hun
geslacht in armoede en ellende ten gronde
ging. De laatste Spina werd in 1650 in
het familiegraf op den Campo Santo bij
gezet".
„En aan wien behoort het huis nu",
vroeg ik den mededeelzamen ouden heer.
„Sinds de laatste Spina eruit gedragen
is, heeft het wel honderd bezitters ge
had. Thans is het 't eigendom van een
architect, die er een hotel van wil maken,
geering bij tweede lezing wijzigingen zou
kunnen voorstellen, waardoor bij eerste
lezing gevallen beslissingen weer werden
te niet gedaan.
Een reglement van orde dient zoo stipt
mogelijk te worden nageleefd.
Vooral in punten van zoo groot gewicht
als het hier besproken.
Wordt er eenmaal van afgeweken, dan
zijn de grenzen, waarbinnen de afwijkin
gen moeten blijven, moeilijk te trekken.
Voorstellen tot wijziging eener wet kun
nen ieder oogenblik, en zelfs voor dat de
wet in werking is getreden, van de Re
geering en van de Kamer uitgaan.
Indien men die noodig acht, volge men
den vooigeschreven weg.
Het zou echter verkeerd zijn het binnen
enge grenzen beperkte amendeeringsrecht
bij tweede lezing daartoe te gebruiken.
Dat de Kamer weigerde den eersten stap
op dien verkeerden weg te zetten, was
eene juiste beslissing.
Uit «ns Parlement.
In de rubriek „Hors d'oeuvres" (buiten-
nissigheden) gaf „De Maasbode" on
langs eenige humoristische schetsen van
kamerleden, die behooren tot de politieke
restanten. Wij lezen daar:
„Politieke restanten" in de Kamer. Ja,
die zijn er ook. Maar dan moet men
niet allereerst denken aan restanten uit
een uitverkoop van confectie-artikelen of
manufacturen van een vorig seizoen.
Als wiji spreken van politieke restanten,
dan bedoelen wij daarmee politieke fi
guren, welke bij de wisseling van de
volksgunst, zich in het parlementaire le
ven hebben kunnen Randhaven, Kamer
leden, die een stuk politieke geschiedenis
vertegenwoordigen.
Deze politieke restanten vinden wij ter
rechter- en ter linkerzijde, er zijn poli
tieke restanten, waarvan wij: hopen, dat
zij nog lang resteeren zullen, mannen
als Dr. Kuyper en Jhr. Mr. de Savor-
nin Lohman, er zijn er ook die wjj bij
een eerstvolgende opruiming gaarne ii
tont prix zagen uitverkoopen, maar hier
noemen wij' geen namen.
Dat zou den uitverkoop misschien kun
nen doen mislukken.
De „politieke restanten" zijn in de
Tweede Kamer gemakkelijk te herkennen,
men kijkt slechts naar de witte haren
van hoofd en baard. In de Eerste Kamer
zou dit een moeilijker herkenningstee-
ken zijn, want daar zijn bijna alle bol
len en baarden grijs of wit, uitgezonderd
de burgemeester van Den Haag, die nog
aanvallig blond, en de emeritus-dito
van Amsterdam, die nog aanmerkelijk don
ker van aspect is.
Er zijn ook in de Kamer politieke
restanten, die eigenlijk noch politiek noch
restant zjjn, maar zooveel als de artike
len vertegenwoordigen, welke door een
handigen winkelier als restanten in een
opruiming speciaal worden Ingebracht.
Onder deze categorie behooren de wit-
bollige heeren G. de Jongh van Rotterdam
V en Vorsterman van Oyen, op zeven-
tigjarigen leeftijd in de Kamer gekozen
aLsvrij'zinnig-democraat.'
De heer G. de Jongh, directeur van
gemeente-werken te Rotterdam in ruste,
geniet die rust in de Tweede Kamer voor
treffelijk, alleen is dat niet altijd een
„otium cuin dignitaté",l) want de waar
digheid laat ook bij hem, als er iemand
van rechts gehoord moet worden, wel
eens wat te wenschen over.
De oude heer Vorsterman van Oyen
heeft iets gepensioneerds over zich, hij
lijkt, zooals hij1 daar peinzend in zijn
bankje zit gedoken, een oud-gediende op
Bronbeek in civiel. Hij zou eerder een
lustig penningkundige of postzegelverza
melaar dan een hartstochtelijk politicus
kunnen zijn.
Tot de echte politieke restanten be
hooren de Beaufort, van Karnebeek, Goe
man Borgesius.
Wie de Beaufort zich alleen herinnert
van illustratieprenten, zou in het gebogen
mannetje van nu, nauwelijks' den voor
maar daar hijl geen geld heeft voor de
verbouwing, heeft hij het zoolang ver
huurd aan een Duitsche dame, die er
op haar beurt een soort van pension van
gemaakt heeft. Maar ,u moet niet den
ken dat zij andere menschen dan vreem
delingen als commensaal in haar huis
zal krijgen ,want geen Pisaner is te be
wegen om er binnen te gaan, al kreeg hij
de kamers voor niets en den kost op
den koop toe."
„Waarom niet?" vroeg ik, nieuwsgierig
geworden, „wat hebben uw stadgenooten
tegen dit huis?" „Och hernam de
oude heer en hij zag mij met een schelm-
schen blik aan, „misschien wilt u hier
uw intrek nemen en„Juist", ant
woordde ik, „dat is mijn plan, maar nu
gjj A gezegd hebt „Moet ik ook B zeg
gen", hernam hij. „Maar laat ik eerst mijne
verontschuldiging aanbieden „dat ik u on
gevraagd heb aangesproken. Doch ik zag
u als vreemdeling vvant een Pisaner
zijt u niet, dat begreep ik terstond
verdiept in de beschouwing van dit prach-
tige portaal, las om zoo te zeggen op
uw gezicht do vele onuitgesproken vra
gen, die de aanblik van dit gebouw in
u verwekten en wijl ik als kind van
De Administratie der
„Nieuwe Zeeuwsche Courant".
namen, knappen diplomaat .herkennen.
Zijn witte baard is hier on daar ge
vlamd met zwarte plokjes, wat in de
verte als hermelijn doet. Deze staats
man van beroep, behoort tot de consciën
tieuze Kamerleden, die ook het in-de-
Kamer-zijn tot een plicht rekenen en iede-
ren spreker en elke quaestie met hun
vleiende attentie vereeren.
Behoort de heer de Beaufort tot de
Verdwijnende soort der oud-liberalen, te
vens, en dat is erger, moet hij ook ge
rekend worden tot de verdwijnende cate
gorie van vrijzinnige politici, die de Ka-
mersfeer op peil wisten te houden.
Naast hem mag Jhr. van Karnebeek ge
noemd worden, een Jid van de Kamer,
wiens naam wij als kinderen reeds ken
den, en wiens politieke ideeën h'em ma
ken tot den libéralen grootvader in de
Kamer.
Want, loopt de vrijzinnigheid ter lin
kerzijde, wij hooren 'tzoo dikwijls-, niet
van v. Karnebeek |to-t Duys?
Is Jhr. van Karnebeek eenmaal een
toonaangevend man geweest, ook nu leent
men nog gaarne het oor aan hetgeen
hij zegt, mits men hem maar verstaan kon.
Want zijn stem klinkt in de Kamer als
een versleten phonograaf, en als 't er erg
rumoerig is, gelijk verleden Donderdag,
dan is zijn geluid als een piezelig water
straaltje uit een kraan, die men vergeten
heeft heelemaal dicht te draaien.
En als hij dan heftig zijn woord met
een vuistslag op de lessenaar wil onder
strepen ,dan doet zijn krachtelooze geste -
als het mechaniek van een étalagepop.
Goeman Boigesius, de meest verpoli
tiekte man van de Kamer, wordt erg oud.
Zijn hoofd is nog dieper in zijn rug ge
zakt als een te diep geslagen stop op
een flacon triplo sec. Nu hij de kracht
begint te missen om zich op den voor
grond te houden, lijkt 't, alsof zijn lippen
de opmerkingen mummelen, die hij niet
meer tot woorden kan maken.
Zijn stem krast, als hg' redevoert, door
de Kamer als oen botte zaag over hard
steen.
Dr. Roessing, met zijn uitgekamde,
witte bakkebaarden om zijn plechtig ge
zicht, is als een oude dominé uit de ge-
illustreerde werken van Eugenie Marlitt.
Als hij met zijn portefeuille onder dén
arm, de handen samengevouwen, langs
de groene bankenheuveltjes, de Kamer
uitgaat, trekt hij een gezicht alsof hij het
kerkhof afstapt, waar zijn heele gemeente
begraven ligt.
Als hij1 het woord voert, dan is 't alsof
hij een kwikonderbreker in zijïn keel beeft
zitten. Elk woord van hem kijkt om waar
zijn op-volger blijft. De leemtes worden
dan aangevuld met kanselgebaren.
Lieftinck, met zijn Rlozend gezicht tus
sohen de lijst van witte haren van hoofd
en baard, is een oud geworden tafelgenoot
van Bart van der Helst beroemden Schut
tersmaaltijd. Als hij spreekt klaagt zijn
telkens schorre keel om een verversching
als het Haagsche Kanaal om een spuiing.
Jhr. van Foreest is een staatsman, die
met het standbeeld van Gijsbrecht Karei
van Hogendorp gemeen Reeft, dat hij ook
altijd in zijn stoel zit. Maar hij doet dit
niet zoo deftig als onze groote Rotterdam
mer. Hij zit meer als een gemoedelijke
waard van een provinciehotel na de table
d'hote, waarbij ze duchtig zijn wijnkel
der gekeurd hebben.
Net als een slap Katholiek, die maar
eens in het jaar te biechten gaat, vraagt
ook hij slechts eenmaal in het jaar het
woord. Hjjl heeft 'tdan over de „Honds-
bosschen", wa,t in de verte klinkt alsof
hij het rijmpje opzegt van de „Bibelebon-
sohen berg".
1) „Een rust, gepaard met waardigheid".
Pisa niet slechts een groote liefde koester
voor mijn vaderstad, maar ook in de stu
die van haar monumenten veel belang
stel, nam ik de vrijheid u van de ge
schiedenis van dit gebouw op de hoogte
te brengen, 'tls misschien wel wat vrij
postig ,doch het js ons menschen eigen,
om datgene wat men weet ook aan een
ander te willen mededeelen. Trouwens
men kent mij in Pisa en wanneer een
vreemd historicus of oudheidkundige bij
zonderheden over deze stad wenscht te
vernemen, verwijst men Rem steeds naar
den ouden doctor Gambacorti, die zich
nimmer onbetuigd laat.'
Ik beschouwde deze toespraak als een
manier om jrich aan mij voor te stellen.
Van mij'n kant noemde ik ook mjjn
naam en kwaliteit welke do doctor met
een buiging in .ontvangst nam.
Daarna vertelde ik Rem van mijne cas
sette ,hoe en waar ik haar gevonden had,
doch van mijh vreemde droomen in be
trekking tot dat voorwerp zweeg ik. Ook'
maakte ik hem opmerkzaam op- de over
eenkomst tusschen het wapen hier boven
de deur en dat wat op de zilveren plaat
des cassette gegraveerd stond.
(Wordt vervolgd.)