No. 13. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag Januari 1911.
FEUILLETON
Zelandia Antiqua.
Langs verborgen paden.
Bij Or. Schaepman's graf.
BUITENLAND.
Do miraculeuze Hostii te Middelburg.
II. (Slot.)
Oorspronkelijk bewaard in de Augustij-
nerkerk, werd het H. Sacrament van Mi
rakel in 1622 overgebracht naar do Lieve
Vrouwe. Sinds het jubeljaar 1774 had
de uitstelling plaats in een kruis als het
K-eulsc-.be, met kostbare steenen versierd,
Op een zilveren berg staande, waarin tal
van reliquieën waren geborgen. Het boekje
bevat de volgende beschrijving van het
H. Sacrament, liggend in het gouden
kelkje: ,,Het is wat bruijnagtig van cou
leur, heel uytgedroogd, ende schier
gantscli in een getryokken bij forme (in
den vorm van) oen bolleken, weynig groo-
ter als een geinleyne (gewone) erwetje:
men zegt dat het zijne natuurlijke god non-
te zoude veriooren hebben door ©enig!
water, 't welk ten tijde van eenen groo-
ten vloed in het kelksken, daer 't in
rust, godrongen is; doch dit kan ook ver
oorzaakt zijn alleenlijk door den ouder-
dam; anderszins men ziet genoeg dat het
waeragtig Vleesch is, en dit alleen schijnt
te strijden tegen de gemeyne wetten der na-
tuer, want geen vleesch kan zich natuur
lijk vier honderd volle jaren behouden,
tenzij met hulpe van sommige middels,
die, gelijk het blijkt uit den reuk, nooit
hier omtrent zijn gebruykt geweest; jae
in den tijd als dit Mirakel geschied is,
niet meer bekend waeren."
Christus blijft in het H. Sacrament te
genwoordig, zoolang de gedaante van
brood of wijn. blijft bestaan, dat is jdie
leer der H. Kerk. De H. Hostie was in
den mond van den heiligschenner veran
derd in levend Vleesch: zou ,1e. Heer
ook onder deze gedaante nog tegenwoor
dig zijn? Pater Aegidius Romanus, pro
fessor aan de universiteit van Parijs en
generale Prior van de Augustijnen, was
van gevoelen, flat Christus tegenwoordig
bleef ook wanneer de gedaanten op bo
vennatuurlijke wijze veranderden in
vleesch, bloed of een andere zelfstaa-
dghed, maar andere Theologen waren van
een tegenovergestelde jneening. Daarom
werd altijd achter het kelkje een gecon
sacreerde H. Hostie ter aanbidding uit
gesteld bij de plechtigheden. Hieruit loe
ren wij, hoe nauwlettend de Kerk steeds
de zuiverheid der leer handhaafde.
Maar wanneer Christus niet meer te
genwoordig is in. dit Sacrament van Mi
rakel, welke hulp of troost kan men dan
verwachten van dit stukje Vleesch? Wei
ken eerbied is men er aan verschuldigd?
Aldus laat de onbekende schrijver zijn
lezers vragen en hij antwoordt: Van dit
mirakuleus Vleesch kan men dezelfde
hulp en troost verwachten en bekomen,
als die men verkreeg in de eerste tijden
van het Christendom van den boord van
Christus' kleed, van de schaduw van Pe
trus, van de zweetdoeken van Paulus, met
één woord: van alles, dat door zijn oor
sprong of door eenige andere omstan
digheid ©en bizondere verbintenis heeft
met God, Die alleen 4e Uitwerker is zulker
wonderdaden en Wiens geest zich in al
die zaken op een geheel zienlijke wjjze
vertoont. In dezen zin is het, dat men
aan een en ander eer en achtbaarheid
verschuldigd is, als uitgelezen werktui
gen, om Gods volmaaktheden aan de men-
schen kenbaar te maken, vermits men
er in schier iiiet anders eert of aanbidt
alg de almachtige Hand, die ze heeft
voortgebracht.
Ten slotte eenige „wonderheden", ge
schied doof het aanroepen van dit H.
Sacrament van Mirakel en opge teekend
uit deu mond van ooggetuigen en ge
loofwaardige mannen in een oud regis
ter nit het klooster der Leuvensche Au
gustijnen. Een enkele zij hier nog ver
meld. Hij kwam ten jare 1528 uit Zee
land gevaren, schipper Wouter de Mun
ter van Leuven en werd onderweg over
vallen door een woedenden storm, zoo
dat hij niet anders dacht, of hij zou zijn
graf vinden in de golven. In dezen nood
nam hij zijn toevlucht tot God, Die door
het H. Sacrament van Mirakel ons, stof
15
Drie jaren waren bjjna voorbijgegaan
dat h(j hier ronddwaalde en tot niets, tot
volstrekt niets had hij het gebracht. Ge
probeerd had hij veel, bijna alles... Maar
bet was eenmaal zoowie in zijne kindsheid,
in zijne jeugd niet goed heeft leeren
werken, die brengt het ook tot niets goeds
als de nood tot werken dwingt... Eerst bad
hg getracht op een kantoor te komen,
Het was hem ook gelukt. Doch zijn nala
tigheid kwam er tusschentoen hjj twee
of driemaal te laat op zijn werk was gekomen
zond men hem eenvoudig weg: de Ameri
kanen maken niet veel complimenten
Daarna vond hij een plaats als Duitsch
onderwijzer,.. het| ging weer hetzelfde bij
kon zich aan geen orde gewennen... Nu
werd hij kelnermaar daar deugde hg ook
niet voor; dan liet hjj zich als zanger in
een speelzaal engageereneen zware
verkoudheid beroofde hem van zjjne stem
Van na af ging het steeds naar beneden
Wat was bij al niet geweestSteenklopper,
pakjesdrager, schoenpoetser, opperman..
felijken xnenschen, een zoo duidelijk blijk
had gegeven van Zijn tegenwoordigheid
onder d© broodsgedaante. Hij smeekt© den
Heer om uitredding, nu de gewone mid
delen alle gefaald hadden, en bracht Hem
eerbiedig in herinnering, hoe hij als lid
van het broederschap het H. Sacrament
van Mirakel met de anderen godvruchtig
vereerd had en gevolgd was door de stra
ten in de plechtige ommegangen. Toen
scheen het onzen schipper toe, dat hij
in de diepte van het felbewogen water
de Leuvensche Augustijnerkerk zag, zoo
als zij 'zich bij hooge feesten vertoond-el,
het H. Sacrament van Mirakel op bet
hoogaltaar uitgesteld en door vele bran
dende kaarsen omgeven. Na enkele oogen-
blikken met innige godsvrucht gebeden
te h-ebben, kwam de schipper tot zich
zeivan en bevond hij zich, gehouden en
wel, in veilige haven. Thuisgekomen, vol
bracht hij zijn belpfte en hij liet zjjln
graf maken tegenover den preekstoel, op
dat de predikanten zijn wonderbare red
ding uit het doodsgevaar steeds levendig
zouden houden, tot geestelijk voord-eel van
de g-eloovigen.
Het Broederschap van het H. Sacrament
van Mirakel, dat schipper de Munter on
der zijn leden telde, was toen reeds een
zeer oude instelling tot bevordering van
den dienst, den eerbied en de devotie
voor, den kostbaren Schat, waarin Leu
ven zich mocht verheugen. De Provinciaal
der Augustijnen van de Keulsch-Neder-
lanidsche provincie, Joannes de Moneta,
spreekt er van in een brief -van den,
ten Aug. 1426 als reeds bestaande |en
neemt de 1-eden aan tot medebroeders
en medezusters van zijn orde, waardoor
dezen deelachtig worden aan al de goede
werken, die in gezegde orde geschieden^
een voorrecht, dat op 8 Mei 1428 beves
tigd is door den Generaal van de Au
gustijnen Augustin-es Columna Romanus.
Daarom getuigt Kardinaal Julianus, Le
gaat van den H. Stoel in Duitschland
in een schrijven van 10 Juli 1433, dat
in dit Broederschap allerlei geloovigen,
Priesters en leaken, in devotie vereenigd.
zijn met de Broeders van het Keulsche
Augustijner klooster.
Tijdens de oprichting van het Broeder
schap moet de herinnering aan de over
brenging van het H. Sacrament v"an Mi
rakel nog levendig geweest zijn te Leu
ven. Ook kon onmogelijk een zoo treffende
gebeurtenis te Middelburg reeds in het
vergeetboek geraakt zijn, terwijl er be
paald nog ooggetuigen in bet leven wa
ren, -en beide plaatsen waren niet zoo ver
van elkaar verwijderd, of men kon zeer
goed inlichtingen inwinnen bij geloof
waardige personen. Voorts is het aloude
Broederschap zelf ongetwijfeld een krach
tig bewijs van de waarheid, door nie
mand ooit ontkend. En wij, zegt de schrij
ver, hebben ook geen reden, om tot zulk
een onzekerheid te vervallen.
Het boekje eindigt met het tijdvers:
Lof en Glorie aam 't Alderheyligste Sacra
ment 1 L,
Een vereerder van den gestorven Doctor
bezocht 21 Januari j.i. den feestdag van
Sinte Agnes, de grafstede van Schaepman
op het Duitsche of zooals de Italianen
zeggen het „Teutonische" kerkhof te Rome
en vertolkte zjjn indrukken en gevoelens
in een merkwaardigen bnet aan bet Gentrum.
Wij lezen daar:
Ja, 't is een merkwaardig plekje in de
Eeuwige Stad met zjjn ramoer, dat stille,
kleine kerkhof der Germanen. De heilige
rust slaat haar donzen vleugelen nog
vrediger om ons heen dan op 't schemer-
zachte Begijnhof van 't woelig Amsterdam.
Er heersebt de ernstige vrede van den
dood, zooala het opschrift zegt: „Teutones
in Pace': de Teutonen in vrede.
Het overvloedige licht der klare-Bomein-
sche dagen valt deaipig Beer in dien ver
borgen hoek, onderschept als het wordt
door den dichten groei van donkere
cypressen en breed ontploken waaierpalmen
Na bad hjj zich laten opschrijven in het
leger der straatvegers, die gedurenceden
nacht de straten van New-York van het
vnil reinigen... Sedert acht dagen, nu het
heerlijkste zomerweer heerschte, konden
Blechts weinig arbeiders werk krjjgen en
hjj beboerde tot hen, die men later weg
stuurde Was de bren van bestaan gestopt,
dan ontbrak ook de verdienstesinds vjjf
dagen noemde hjj geen Sixpence meer zjjn
eigen en alleen een paar koraten brood,
die hjj in het water der fonteinen op de
openbare pleinen had geweekt, waren zjjn
voedsel geweestReeds lang had de
ongelukkige de courant, die hem in het
begin eene verkwikking geweest was, maar
hem dan de ellende van zjjn ganscbe
bestaan voor de oogen gebracht had, in
den zak van zjjn tot op den draad versleten
jas geschoven. De handen gevouwen staarde
hjj met droeven blik voor zich uit. Wat
zou er eigenljjk van hem worden Treurig
doodsch glansloos grjjnsde hem ds toekomst
aan. Nergens een plechtanker. Was het
niet het verstandigste geweest dat hjj ten
dien tijde, bjj den aanvang van zijn ellende,
kort proces had gemaakt?... Een greep,
een druk.Maar neen, welke jammervolle
dagen, welke vreeseljjke tijden hg doorga
maakt had, de gedachte, aan zjjn leven een
Maar 't zilvergrauw van den hooggeschoten
eucalyptus laat hier en daar het blinkend
lucbtblauw open, zoodat de zon haar stralen
zeeft op zwaren tak en zwarten grond en
dubbel juicht op 't oude wit der stille
monumenten. Recht voor ons rijst de
reuzenmuur van St. Pieter, in warm ver
geelde kleur van travestein, scherp betee-
kend met breede schaduw van pilasters
en hoogen marmerkraag.
We ruiken even den muffen reuk van
overgroeide kerkhofaarde, maar de scherper
geur van bubsboom en harsige eucalyptus-
schorsen verdrijft de doffe met een Iruiïge
lucht, waaraan we na jaren nog intieme
heugenis zullen vinden
Hier dan op dit kleine kerkhof rust
Doctor Schaepman, die Hollandscbe groote,
hier in dien eerbiedwaardigen grond, waar
eenmaal Nero's renpark lag, waar de
Obelisk van Zonnestad praalde, waar Petrus
gekruisigd, waar de eerste martelaren
geblakerd werden. Hier bij de Germanen
rust onze Gérman, die met zjjn naam de
eere van zijn strijdbaar ros zoo heerlijk
hooghield, de vrjjvechtende voorman, die
zich spiegelde san de Roomscbe kampi
oenen van Oost en West èn Zuid, maar
dien de DuiPche katholieken speciaal ons
heDjjdden bjj zijn leven en eerbiedig
opnamen na zjjn dood- Hier op de heilig
ste plek van het heilige Rome aan het
hart van de Wereldkerk, aan de wortelen
van den Wonderboom, aan de voeten van
den Opperpriester, naast het gebeente van
Sint Petrus rust de pauseljjkste van al
onze Hollandscbe emancipators en zijn
zaligheid bjj God moet er zaliger om wezen,
nu bg zjjn afgestreden lichaam veilig weet
op den grond, dien hjj als dichter bezong,
zjjn zerk beschaduwd voelt door 't bekruiste
koepeldak, dat de kracht en de vreugde
van zijn leven symboliseerde.
We zoeken in stilte dat beminde graf;
het trekt ons als een der groote aantrek
kelijkheden van Rome.
Geen pralig monument, geen naam van
vreemde vorstenhuizen, van Hergenröthers
of von Hohenlohe's boeit ons, aleer we den
bekenden naam van Schaepman vinden
op dezen vreemden grond. En al spoedig
ontdekken we tusschen het donkere groen
de blanke marmerplaat, recht in den muur
met 't markant relief van den Hollandschen
beeldhouwer Pier Pander, die den Hol
landschen heros begreepSchaepman opzij,
stoer en vierkant, geniaal en goedig, zwaar
eD ontvankelijk voor teederen weemoed.
Hier dan rust hjj, ienken we weer, hier
naderen we hem in den dood, wat in zjjn
leven mij nooit gebeurde. Hier rust uie
priester, die dichter, die staatsman, hier
onder dit kleine bloembed van witte rozen
en roodbevruchten hulst. Hier ligt de
Doctor zonder tahbert, hier rust de strjjder
zonder harnas, hier boeit Monsignore zonder
paarsen mantel. Verdeemoedigd is de
groote schitterende man in 't grauwe kleed
van den Minderbroeder. Broeder Schaep
man, peinzen we, en zien als door de
stille aarde den wjjdeu kap over zjjn ont
vleesden schedel, de stugge plooien om
't kaal geraamte en in de knokige viDgeren
geen veder meer maar een rozenkrans.
Want onze Schaepman stierf als een braaf
soldaat van God en Maria, als een waardige
zeon van Leo XIII, den Franciskaan-
scben Paus, den Paus ook van den
Rozenkrans.
Het inschrift der grafplaats is voornaam
en breed„J. M. J. Er In memoriam
Clarissimi Viri Hermanni J. A. M. Schaep
man, Protonotarii aplici. antistitis urbani,
doctoris, deputati, equitis Neen,
we missen geen enkelen van die eere titels,
maar denken er toch véél bg. Het diepste
van een machtig menscb w»rdt niet gezegd,
veel min gehouwen op zjjn graf. Wjj,
Roomschen van Holland, voelen wat geen
vreemde, die zjjn pelgrimskleed langs deze
groeve strijkt, ooit voelen kan Schaepman
was onze laatste bevrijder. Nederlandsch
katholiek die hjj was, diende hjj zijn
vaderland met de krachten van zjjn Geloof.
Want Rome heeft Schaepman en Schaep
man Roomsch Holland groot gemaakt. Is
't dan vreemd, dat de lage landen dat
voor hun heil verwqeste lichaam teruggaven
eind 'e maken, was niet meer bjj bem
opgekomen. Die woordtn, welke toen in
zjjne jeugd weerklonken, die stille meisjes
oogen, die hem op dien avood het moord
wapen uit de hand hadden doen slingeren,
zjj stonden telkens voor zjjne ziel, als de
wanhoop hare klauwen naar hem uitstrekte..
Was er die valsche schaamte maar niet
geweest, die hem weerhield, zjjne ellende
aan anderen te openbaren, misschien had
hjj bunnen geholpen worden maar geen
macht ter wereld kon bem daartoe bewegen,
eens aan de poort van het Duitsche zieken -
huis of aan de deur van den zielzorger der
Duitsche katholieke kapel te kloppen...
Als hjj zich niet vergiste, had hg' deze
George van Bergen eens hooren preeken.
Het was een jonge pater Jezuït geweest
en bjj had wegens het groote gedrang niet
nauwkeurig kunnen zienmaar de stem...
hjj had wel willen wedden, dat het die
van den vriend uit zjjn jeugd geweest was..
Toen, het was ongeveer eenhaltjaar geleden,
had zich het verlangen van hem meester
gemaakt, om zich aan hem in al zjjn ellende
te openbaren, maar neen, zich zelf vernederen
hjj kon het niet... Later, toen het verlangen
hem meer en meer aangreep om tot een
vriendenhart zjjn toevlucht te nemen, had
hjj tevergeefs naar zjjn vriend der jeugd
aan a Rome, waar zjjn hooge ziel voor dat
licb am haar leven dronk?
Wie het geluk had in Rome te leven,
ziet Schaepman ineens in een klaarder
licht. Hjj immers, die in zjjne schocne
jeugd „den vollen doop der Roomsche zon"
had genoten, wordt pas helder gezien in
datzelfde romeinsche licht, dat alles zoo
luisterrijk en verstaanbaar maakt.
Schaepman op zjjn beurt laat zjjn
beminde Moederstad zien door 't spectrum
van zjjn gezond enthousiasme dat hoogea
schoon weet op te spuiten als de blanke
fonteinen der Pausstad. Lees Schaepman
in Rome, beiden spreken met onvergefelijker
nadruk dan voorheen.
Maar wij kwamen niet om te mijmeren
op Schaepinans graf, we kwamen om te
bidden. Voor hem om rust, voor ons om
kracht. De doctor laat ons zijn voorbeeld
in ruil voor een gebed. Boven de gemeen
schap van 't Vaderland bindt ons de ge
meenschap der HeiligeD. Requiem aeternam
dona ei DomineDe eeuwige rust voor
hem, o Heer.
Tot dit gebed op dezen grond zal iedere
Katholiek uit Holland verplicht zijn, die
naar de graven der Apostelen pelgrimeert.
Na Sint Pieter naar Schaepman, die onder
de schaduw van den koepel, in de koelte
der hooge donkere boomen den bazuinstoot
wacbt van den Engel der verrijzenis. De
zware klokken van den werelddoui, die
bun bronzen dreun zoo plechtig over de
daken daveren ten oproep naar de Ecclesia
Sanctorum, zijn bet symbool der bljjde
geluiden, die mede onzen rooinschen strijder
biDnen zullen zingen in de triomfeerende
Kerk. ImmersNil est morte beatius
beata: niets is zaliger dan een zalige dood."
B. vanAemstel
„J. M. J. Fr. Ter gedachtenis aan den
roemruchten Schaepman, A postolisch protonotaar,
ronieinsch priester, doctor, afgevaardigde, ridder."
FKANKBU K.
Derede van Maurice Barrèi
in de Fransche Kamer over den
vervallen toestand van kerk
gebouwen. Op den 18en Januari, in
dezelide zitting, waarbjj een geesteskranke
zjjn revolver afschoot naar de ministerstafel,
hield de nationalist Maurice Barrès een
schitterende redevoering over bovenstaand
onderwerp.
In den uiterst verzorgden litterairen vorm
die al zjjn redevoeringen kenmerkt, bracht
Barrès den vervallen toestand ter sprake,
waarin de katholieke kerken van Frankrjjk
op het oogenblik verkeeren en die, dank
zjj de vjjandige of onverschillige houding
der regeering, voortdurend erger wordt.
Hjj vertelde o.m. hetgeen er voorgevallen
is te St. Gervais-sur-Oouches. Daar staat
een oude Romantische kerk, een stukje
steenen kunst, waarvoor de bouwkundigen
en kenners eerbiedig hun hoedje afnemen.
Do kerk is al zoo eud, dat herstellingen
noodzakeljjk zijn geworden. Nu, de goede
parochianen bleken bereid het noodige geld
bjjeen te brengen, opdat de restauratie
kunne geschieden. Maar de Staat heeft
immers de hand gelegd op de kerken, en
nu mag de pastoor zoo maar niet laten
beginnen met werkzaamheden in een gebouw
met katholiek geld gesticht, doch waarvan
sinds de scheidingswet de geesteljjken
slechts de gebruikers zjjn.
Goed en wel. De pastoor gaat een bezoek
brengen bjj den onderperfect, en vraagt,
et hjj een bouwkundige wit zenden, om de
kerk eens in oogenscbouw te nemen. „Wjj
hebben niet het genoegen U of uw titel
te kennen antwoordt de onderperfect
en trouwens, U heelt er niets mede te
maken, voor dergeljjke zaakjes zorgen wij".
„Maar er dreigt gevaar, mijnheer Tot
wien zal ik mjj dan moeten wenden De
onderperfect zet zich recht op zijn stoel,
en beduidend, dat het bezoek al lang genoeg
geduurd heeft, zegt hjj „De burgemeester
alleen heeft het recht, de noodzakelijkheid
eener restauratie te kunnen constateeren,
omgezien waarschjjnljjk was deze verder
gereisd, om zich van zjjn roeping als missio
naris to k wjj ten... Hem was het echter
immer slechter gegaan nu was hjj heelemaaj
broodelooa en daarbjj lichameljjk ongeluk
kig. Hjj voelde dat de koorts het bloed in
zjjn aderen sneller deed vloeien en daarbjj
kwelde hem de honger... had hjj zich maar
aan Frits Merten vastgeklampt, toen hjj
deze herkende... Hjj was toch aitjjd zoo'n
goede jongen geweest en ten laatste zou
het deze mogeljjk gewei st zijn, hem ergens
onder dak te brengenmisschien zou er
nog wel een plaatsje over geweest zjjn.
Hemel wat is dat Het wordt hem zoo
zwart voor de oogen, zoo naamloos wee,
zoo zwak om het hart... een ruk en Jobgn
Kersten ligt voorover bewusteloos op den
grond.
TIENDE HOOFDSTUK
Hst is ongeveer acht uur in den avond
van denzeliden dag, als Frits Mertens in
zjjne kamer, die hjj van een Duitsche
arbeidersfamilie gehuurd heeft, zit om zijn
avondmaal te gebruiken. Terwjjl hjj de in
Amerika onmisbare thee drinkt, vliegen
zjjne blikken over een dicht in elkander
geschreven brief die de Duitsche poststoom-
en hjj alleen is bevoegd, maatregelen te
nemen."
Met eenige beleefde woorden wordt den
geestelijke de deur gewezen.... En de
goede pastoor wordt nu gestuurd naar een
burgemeester, die als secretaris aan beide
ooren doof is voor roomsche wenschen.
't Is wel om op te schieten. Ge begrjjpt
het, nietwaar Van Pontius naar Pilatus.
Eb het einde schijnt, dat het dak der
betrokken kerk thans zal instorten....
Eenzelfde geval, en niet minder teekenend,
is voorgevallen te Messet. Reeds had de
pastoor der parochie van Reterre aan deu
president van den departementalen raad
bericht, in welk een vervallen toestand de
kerk zich bevond. Het noodige geld was
door katholieke families bijeengebracht. De
gemeenteraad had zelfs al zjjn goedkeuring
gehecht aan het plan voor herstelling.
Alleen de toestemming van den president
van den raad behoefde men nogmaar
deze liet niets van zich hooren. Deze 15en
November 1.1. werd een nieuwe brief ge
schreven aan zjjn adres. Maar eilaas, van
den president wilde de toestemming, om
met de werken een aanvang te nemen, maar
niet komen. De president zwjjgt, de perfect
zwjjgt.... en de minister eveneens.
„Waar bevindt zich dan toch het gou
vernement?" vroeg Maurice Barrès, die,
om de twijfelachtigheid van den goeden
wil der departementale en gemeentelijko
raden nogeens te doen uitkomeD, ook een
kosteijjk staaltje vertelde van den burge
meester der gemeente Lapenche.
Er staat daar een kerk, toegewjjd aan
de H. Eulalia. De burgemeester van de
gemeente is een verwoed papenvreter Een
zjjner schoonste droomen is, de verwjjdering
te zien van deze kerk. Was het tempeltje
nu maar een beetje bouwvallig.... Maar
neen, het staat nog zoo hecht en vast, dat
zelfs aan geen herstelling behoeft gedacht
te worden. Intussohen wil de al-wjjze bur
gervader met alle geweld, dat er een
schrjjven komt van hooger hand, om de
kerk af te breken. Hjj richt zich tot den
perfect Chardon, die hem antwoordt, dat
hem toestemming zal gezonden worden. En
zjj is er inderdaad gekomen.
Den 16en Januari besloot de gemeente
raad, dat de kerk van St. Eulalia moest
worden afgebroken. Het was een kolfje
naar des burgemeesters hand getooid met
de sjerp zjjner waardigheid en vergezeld
van zjjn secretaris, twee gemeenteraadsleden
een troepje partjjgenoDten, een veldwachter
en twee gendarmen, toog de burgervader,
vol moed, op weg. Ook de metselaar was
niet vergeten, hij stond bij de kerk reeds
op zjjn post, toegerust met touwen, ladders,
houweelen enz. Maar ziet, de plechtige stoet
stuitte op den tegenstand aer Katholieken,
die gewaarschuwd werden en nu üun oude
kerk wilden verdedigen. Verontwaardiging
maakte zich meester van de edele hoofden
der stad... en twee gendarmen bleken zelfs
noodig om..den burgemeester cum suis
te kalmeeren.
Aan de feiten, waarmee Barrès zjjn rede
documenteerde, ontleen ik nog het volgende,
dat leert wat edel drietal gemeenteraad,
prefect en Kabinet somB vormen.
Den 22en Juni 1908 werd zonder
medeweten van de Katholieken en van den
pastoor sen decreet gevraagd en ver
kregen om de kerk te Brue-Auriac buiten
dienst te stellen. Het decreet ging in tegen
alle regels van bet recht. Teen het dan ook
bekend werd, maakte zich een algemeene
verbazing en verontwaardiging van de
Katholieken meester. Men wilde verzet
aanteekenen. Maar jawelbet hooghartig
antwoord van den perfect luidde„Het
gezag komt niet terug op zjjn besluiten.
Uw kerk is buiten dienst gesteld". Maar
dan met een bippocritisch air, alsof hjj de
goedheid in persoon was, vervolgde bü
„Een middel schiet er nog over... ge kunt
het recht koopen om weder de kerk in
gebruik te nemen. Maar reken er op, dat
zooiets alleen kan geschieden tegen een
goed duitje". De Katholieken hebben toen
aangeboden, zich met de restauratie te
belasten, waarmede eenige onkosten zonden
gepaard gaan van ODgeveer 3800 francs.
Maar de gemeenteraad zag in het geval
boot voor hem medegebracht en dien bjj
bjj zjjn thuiskomst van de fabriek gevonden
heeft.
Hjj is van zjjn broer Karei en er moeten
goede tjjdingen in staan, want op het
frissche gelaat van den meesterknecht rust
een bevredigende glimlach Goddank,
zjjne moeder gaat het goedbeter dan de
jaren te voren. Waarschijnlijk draagt
de omstandigheid daartoe bg, dat zjj niet
meer in de stad woont, maar sedert zjj haar
rariteitswinkel verkocht heeft, buiten in
het nette huisje getrokken is, dat haar zoon
Karei te midden van de landerjjen gebouwd
heeft, waarop hjj eene warmoezerjj heeft
„Gelooft ge wel lieve Frits" zoo schreef
zijn broer, „hoe moeder en ik een net,
gemoedeljjk leven te samen leiden Heele-
maal jong is die goede moeder hier geworden
tusschen mjjne groentebedden, bloemperken
broeikassen en champignonsteelt die aitjjd
beter floreert en mjj een goede winst af
werpt, wijl ik de eenige ben die ze iu 't
groot op deze plaats aankweek.
(Wojxlt vervolgd.)