No. 13. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag Januari 1911. FEUILLETON Zelandia Antiqua. Langs verborgen paden. Bij Or. Schaepman's graf. BUITENLAND. Do miraculeuze Hostii te Middelburg. II. (Slot.) Oorspronkelijk bewaard in de Augustij- nerkerk, werd het H. Sacrament van Mi rakel in 1622 overgebracht naar do Lieve Vrouwe. Sinds het jubeljaar 1774 had de uitstelling plaats in een kruis als het K-eulsc-.be, met kostbare steenen versierd, Op een zilveren berg staande, waarin tal van reliquieën waren geborgen. Het boekje bevat de volgende beschrijving van het H. Sacrament, liggend in het gouden kelkje: ,,Het is wat bruijnagtig van cou leur, heel uytgedroogd, ende schier gantscli in een getryokken bij forme (in den vorm van) oen bolleken, weynig groo- ter als een geinleyne (gewone) erwetje: men zegt dat het zijne natuurlijke god non- te zoude veriooren hebben door ©enig! water, 't welk ten tijde van eenen groo- ten vloed in het kelksken, daer 't in rust, godrongen is; doch dit kan ook ver oorzaakt zijn alleenlijk door den ouder- dam; anderszins men ziet genoeg dat het waeragtig Vleesch is, en dit alleen schijnt te strijden tegen de gemeyne wetten der na- tuer, want geen vleesch kan zich natuur lijk vier honderd volle jaren behouden, tenzij met hulpe van sommige middels, die, gelijk het blijkt uit den reuk, nooit hier omtrent zijn gebruykt geweest; jae in den tijd als dit Mirakel geschied is, niet meer bekend waeren." Christus blijft in het H. Sacrament te genwoordig, zoolang de gedaante van brood of wijn. blijft bestaan, dat is jdie leer der H. Kerk. De H. Hostie was in den mond van den heiligschenner veran derd in levend Vleesch: zou ,1e. Heer ook onder deze gedaante nog tegenwoor dig zijn? Pater Aegidius Romanus, pro fessor aan de universiteit van Parijs en generale Prior van de Augustijnen, was van gevoelen, flat Christus tegenwoordig bleef ook wanneer de gedaanten op bo vennatuurlijke wijze veranderden in vleesch, bloed of een andere zelfstaa- dghed, maar andere Theologen waren van een tegenovergestelde jneening. Daarom werd altijd achter het kelkje een gecon sacreerde H. Hostie ter aanbidding uit gesteld bij de plechtigheden. Hieruit loe ren wij, hoe nauwlettend de Kerk steeds de zuiverheid der leer handhaafde. Maar wanneer Christus niet meer te genwoordig is in. dit Sacrament van Mi rakel, welke hulp of troost kan men dan verwachten van dit stukje Vleesch? Wei ken eerbied is men er aan verschuldigd? Aldus laat de onbekende schrijver zijn lezers vragen en hij antwoordt: Van dit mirakuleus Vleesch kan men dezelfde hulp en troost verwachten en bekomen, als die men verkreeg in de eerste tijden van het Christendom van den boord van Christus' kleed, van de schaduw van Pe trus, van de zweetdoeken van Paulus, met één woord: van alles, dat door zijn oor sprong of door eenige andere omstan digheid ©en bizondere verbintenis heeft met God, Die alleen 4e Uitwerker is zulker wonderdaden en Wiens geest zich in al die zaken op een geheel zienlijke wjjze vertoont. In dezen zin is het, dat men aan een en ander eer en achtbaarheid verschuldigd is, als uitgelezen werktui gen, om Gods volmaaktheden aan de men- schen kenbaar te maken, vermits men er in schier iiiet anders eert of aanbidt alg de almachtige Hand, die ze heeft voortgebracht. Ten slotte eenige „wonderheden", ge schied doof het aanroepen van dit H. Sacrament van Mirakel en opge teekend uit deu mond van ooggetuigen en ge loofwaardige mannen in een oud regis ter nit het klooster der Leuvensche Au gustijnen. Een enkele zij hier nog ver meld. Hij kwam ten jare 1528 uit Zee land gevaren, schipper Wouter de Mun ter van Leuven en werd onderweg over vallen door een woedenden storm, zoo dat hij niet anders dacht, of hij zou zijn graf vinden in de golven. In dezen nood nam hij zijn toevlucht tot God, Die door het H. Sacrament van Mirakel ons, stof 15 Drie jaren waren bjjna voorbijgegaan dat h(j hier ronddwaalde en tot niets, tot volstrekt niets had hij het gebracht. Ge probeerd had hij veel, bijna alles... Maar bet was eenmaal zoowie in zijne kindsheid, in zijne jeugd niet goed heeft leeren werken, die brengt het ook tot niets goeds als de nood tot werken dwingt... Eerst bad hg getracht op een kantoor te komen, Het was hem ook gelukt. Doch zijn nala tigheid kwam er tusschentoen hjj twee of driemaal te laat op zijn werk was gekomen zond men hem eenvoudig weg: de Ameri kanen maken niet veel complimenten Daarna vond hij een plaats als Duitsch onderwijzer,.. het| ging weer hetzelfde bij kon zich aan geen orde gewennen... Nu werd hij kelnermaar daar deugde hg ook niet voor; dan liet hjj zich als zanger in een speelzaal engageereneen zware verkoudheid beroofde hem van zjjne stem Van na af ging het steeds naar beneden Wat was bij al niet geweestSteenklopper, pakjesdrager, schoenpoetser, opperman.. felijken xnenschen, een zoo duidelijk blijk had gegeven van Zijn tegenwoordigheid onder d© broodsgedaante. Hij smeekt© den Heer om uitredding, nu de gewone mid delen alle gefaald hadden, en bracht Hem eerbiedig in herinnering, hoe hij als lid van het broederschap het H. Sacrament van Mirakel met de anderen godvruchtig vereerd had en gevolgd was door de stra ten in de plechtige ommegangen. Toen scheen het onzen schipper toe, dat hij in de diepte van het felbewogen water de Leuvensche Augustijnerkerk zag, zoo als zij 'zich bij hooge feesten vertoond-el, het H. Sacrament van Mirakel op bet hoogaltaar uitgesteld en door vele bran dende kaarsen omgeven. Na enkele oogen- blikken met innige godsvrucht gebeden te h-ebben, kwam de schipper tot zich zeivan en bevond hij zich, gehouden en wel, in veilige haven. Thuisgekomen, vol bracht hij zijn belpfte en hij liet zjjln graf maken tegenover den preekstoel, op dat de predikanten zijn wonderbare red ding uit het doodsgevaar steeds levendig zouden houden, tot geestelijk voord-eel van de g-eloovigen. Het Broederschap van het H. Sacrament van Mirakel, dat schipper de Munter on der zijn leden telde, was toen reeds een zeer oude instelling tot bevordering van den dienst, den eerbied en de devotie voor, den kostbaren Schat, waarin Leu ven zich mocht verheugen. De Provinciaal der Augustijnen van de Keulsch-Neder- lanidsche provincie, Joannes de Moneta, spreekt er van in een brief -van den, ten Aug. 1426 als reeds bestaande |en neemt de 1-eden aan tot medebroeders en medezusters van zijn orde, waardoor dezen deelachtig worden aan al de goede werken, die in gezegde orde geschieden^ een voorrecht, dat op 8 Mei 1428 beves tigd is door den Generaal van de Au gustijnen Augustin-es Columna Romanus. Daarom getuigt Kardinaal Julianus, Le gaat van den H. Stoel in Duitschland in een schrijven van 10 Juli 1433, dat in dit Broederschap allerlei geloovigen, Priesters en leaken, in devotie vereenigd. zijn met de Broeders van het Keulsche Augustijner klooster. Tijdens de oprichting van het Broeder schap moet de herinnering aan de over brenging van het H. Sacrament v"an Mi rakel nog levendig geweest zijn te Leu ven. Ook kon onmogelijk een zoo treffende gebeurtenis te Middelburg reeds in het vergeetboek geraakt zijn, terwijl er be paald nog ooggetuigen in bet leven wa ren, -en beide plaatsen waren niet zoo ver van elkaar verwijderd, of men kon zeer goed inlichtingen inwinnen bij geloof waardige personen. Voorts is het aloude Broederschap zelf ongetwijfeld een krach tig bewijs van de waarheid, door nie mand ooit ontkend. En wij, zegt de schrij ver, hebben ook geen reden, om tot zulk een onzekerheid te vervallen. Het boekje eindigt met het tijdvers: Lof en Glorie aam 't Alderheyligste Sacra ment 1 L, Een vereerder van den gestorven Doctor bezocht 21 Januari j.i. den feestdag van Sinte Agnes, de grafstede van Schaepman op het Duitsche of zooals de Italianen zeggen het „Teutonische" kerkhof te Rome en vertolkte zjjn indrukken en gevoelens in een merkwaardigen bnet aan bet Gentrum. Wij lezen daar: Ja, 't is een merkwaardig plekje in de Eeuwige Stad met zjjn ramoer, dat stille, kleine kerkhof der Germanen. De heilige rust slaat haar donzen vleugelen nog vrediger om ons heen dan op 't schemer- zachte Begijnhof van 't woelig Amsterdam. Er heersebt de ernstige vrede van den dood, zooala het opschrift zegt: „Teutones in Pace': de Teutonen in vrede. Het overvloedige licht der klare-Bomein- sche dagen valt deaipig Beer in dien ver borgen hoek, onderschept als het wordt door den dichten groei van donkere cypressen en breed ontploken waaierpalmen Na bad hjj zich laten opschrijven in het leger der straatvegers, die gedurenceden nacht de straten van New-York van het vnil reinigen... Sedert acht dagen, nu het heerlijkste zomerweer heerschte, konden Blechts weinig arbeiders werk krjjgen en hjj beboerde tot hen, die men later weg stuurde Was de bren van bestaan gestopt, dan ontbrak ook de verdienstesinds vjjf dagen noemde hjj geen Sixpence meer zjjn eigen en alleen een paar koraten brood, die hjj in het water der fonteinen op de openbare pleinen had geweekt, waren zjjn voedsel geweestReeds lang had de ongelukkige de courant, die hem in het begin eene verkwikking geweest was, maar hem dan de ellende van zjjn ganscbe bestaan voor de oogen gebracht had, in den zak van zjjn tot op den draad versleten jas geschoven. De handen gevouwen staarde hjj met droeven blik voor zich uit. Wat zou er eigenljjk van hem worden Treurig doodsch glansloos grjjnsde hem ds toekomst aan. Nergens een plechtanker. Was het niet het verstandigste geweest dat hjj ten dien tijde, bjj den aanvang van zijn ellende, kort proces had gemaakt?... Een greep, een druk.Maar neen, welke jammervolle dagen, welke vreeseljjke tijden hg doorga maakt had, de gedachte, aan zjjn leven een Maar 't zilvergrauw van den hooggeschoten eucalyptus laat hier en daar het blinkend lucbtblauw open, zoodat de zon haar stralen zeeft op zwaren tak en zwarten grond en dubbel juicht op 't oude wit der stille monumenten. Recht voor ons rijst de reuzenmuur van St. Pieter, in warm ver geelde kleur van travestein, scherp betee- kend met breede schaduw van pilasters en hoogen marmerkraag. We ruiken even den muffen reuk van overgroeide kerkhofaarde, maar de scherper geur van bubsboom en harsige eucalyptus- schorsen verdrijft de doffe met een Iruiïge lucht, waaraan we na jaren nog intieme heugenis zullen vinden Hier dan op dit kleine kerkhof rust Doctor Schaepman, die Hollandscbe groote, hier in dien eerbiedwaardigen grond, waar eenmaal Nero's renpark lag, waar de Obelisk van Zonnestad praalde, waar Petrus gekruisigd, waar de eerste martelaren geblakerd werden. Hier bij de Germanen rust onze Gérman, die met zjjn naam de eere van zijn strijdbaar ros zoo heerlijk hooghield, de vrjjvechtende voorman, die zich spiegelde san de Roomscbe kampi oenen van Oost en West èn Zuid, maar dien de DuiPche katholieken speciaal ons heDjjdden bjj zijn leven en eerbiedig opnamen na zjjn dood- Hier op de heilig ste plek van het heilige Rome aan het hart van de Wereldkerk, aan de wortelen van den Wonderboom, aan de voeten van den Opperpriester, naast het gebeente van Sint Petrus rust de pauseljjkste van al onze Hollandscbe emancipators en zijn zaligheid bjj God moet er zaliger om wezen, nu bg zjjn afgestreden lichaam veilig weet op den grond, dien hjj als dichter bezong, zjjn zerk beschaduwd voelt door 't bekruiste koepeldak, dat de kracht en de vreugde van zijn leven symboliseerde. We zoeken in stilte dat beminde graf; het trekt ons als een der groote aantrek kelijkheden van Rome. Geen pralig monument, geen naam van vreemde vorstenhuizen, van Hergenröthers of von Hohenlohe's boeit ons, aleer we den bekenden naam van Schaepman vinden op dezen vreemden grond. En al spoedig ontdekken we tusschen het donkere groen de blanke marmerplaat, recht in den muur met 't markant relief van den Hollandschen beeldhouwer Pier Pander, die den Hol landschen heros begreepSchaepman opzij, stoer en vierkant, geniaal en goedig, zwaar eD ontvankelijk voor teederen weemoed. Hier dan rust hjj, ienken we weer, hier naderen we hem in den dood, wat in zjjn leven mij nooit gebeurde. Hier rust uie priester, die dichter, die staatsman, hier onder dit kleine bloembed van witte rozen en roodbevruchten hulst. Hier ligt de Doctor zonder tahbert, hier rust de strjjder zonder harnas, hier boeit Monsignore zonder paarsen mantel. Verdeemoedigd is de groote schitterende man in 't grauwe kleed van den Minderbroeder. Broeder Schaep man, peinzen we, en zien als door de stille aarde den wjjdeu kap over zjjn ont vleesden schedel, de stugge plooien om 't kaal geraamte en in de knokige viDgeren geen veder meer maar een rozenkrans. Want onze Schaepman stierf als een braaf soldaat van God en Maria, als een waardige zeon van Leo XIII, den Franciskaan- scben Paus, den Paus ook van den Rozenkrans. Het inschrift der grafplaats is voornaam en breed„J. M. J. Er In memoriam Clarissimi Viri Hermanni J. A. M. Schaep man, Protonotarii aplici. antistitis urbani, doctoris, deputati, equitis Neen, we missen geen enkelen van die eere titels, maar denken er toch véél bg. Het diepste van een machtig menscb w»rdt niet gezegd, veel min gehouwen op zjjn graf. Wjj, Roomschen van Holland, voelen wat geen vreemde, die zjjn pelgrimskleed langs deze groeve strijkt, ooit voelen kan Schaepman was onze laatste bevrijder. Nederlandsch katholiek die hjj was, diende hjj zijn vaderland met de krachten van zjjn Geloof. Want Rome heeft Schaepman en Schaep man Roomsch Holland groot gemaakt. Is 't dan vreemd, dat de lage landen dat voor hun heil verwqeste lichaam teruggaven eind 'e maken, was niet meer bjj bem opgekomen. Die woordtn, welke toen in zjjne jeugd weerklonken, die stille meisjes oogen, die hem op dien avood het moord wapen uit de hand hadden doen slingeren, zjj stonden telkens voor zjjne ziel, als de wanhoop hare klauwen naar hem uitstrekte.. Was er die valsche schaamte maar niet geweest, die hem weerhield, zjjne ellende aan anderen te openbaren, misschien had hjj bunnen geholpen worden maar geen macht ter wereld kon bem daartoe bewegen, eens aan de poort van het Duitsche zieken - huis of aan de deur van den zielzorger der Duitsche katholieke kapel te kloppen... Als hjj zich niet vergiste, had hg' deze George van Bergen eens hooren preeken. Het was een jonge pater Jezuït geweest en bjj had wegens het groote gedrang niet nauwkeurig kunnen zienmaar de stem... hjj had wel willen wedden, dat het die van den vriend uit zjjn jeugd geweest was.. Toen, het was ongeveer eenhaltjaar geleden, had zich het verlangen van hem meester gemaakt, om zich aan hem in al zjjn ellende te openbaren, maar neen, zich zelf vernederen hjj kon het niet... Later, toen het verlangen hem meer en meer aangreep om tot een vriendenhart zjjn toevlucht te nemen, had hjj tevergeefs naar zjjn vriend der jeugd aan a Rome, waar zjjn hooge ziel voor dat licb am haar leven dronk? Wie het geluk had in Rome te leven, ziet Schaepman ineens in een klaarder licht. Hjj immers, die in zjjne schocne jeugd „den vollen doop der Roomsche zon" had genoten, wordt pas helder gezien in datzelfde romeinsche licht, dat alles zoo luisterrijk en verstaanbaar maakt. Schaepman op zjjn beurt laat zjjn beminde Moederstad zien door 't spectrum van zjjn gezond enthousiasme dat hoogea schoon weet op te spuiten als de blanke fonteinen der Pausstad. Lees Schaepman in Rome, beiden spreken met onvergefelijker nadruk dan voorheen. Maar wij kwamen niet om te mijmeren op Schaepinans graf, we kwamen om te bidden. Voor hem om rust, voor ons om kracht. De doctor laat ons zijn voorbeeld in ruil voor een gebed. Boven de gemeen schap van 't Vaderland bindt ons de ge meenschap der HeiligeD. Requiem aeternam dona ei DomineDe eeuwige rust voor hem, o Heer. Tot dit gebed op dezen grond zal iedere Katholiek uit Holland verplicht zijn, die naar de graven der Apostelen pelgrimeert. Na Sint Pieter naar Schaepman, die onder de schaduw van den koepel, in de koelte der hooge donkere boomen den bazuinstoot wacbt van den Engel der verrijzenis. De zware klokken van den werelddoui, die bun bronzen dreun zoo plechtig over de daken daveren ten oproep naar de Ecclesia Sanctorum, zijn bet symbool der bljjde geluiden, die mede onzen rooinschen strijder biDnen zullen zingen in de triomfeerende Kerk. ImmersNil est morte beatius beata: niets is zaliger dan een zalige dood." B. vanAemstel „J. M. J. Fr. Ter gedachtenis aan den roemruchten Schaepman, A postolisch protonotaar, ronieinsch priester, doctor, afgevaardigde, ridder." FKANKBU K. Derede van Maurice Barrèi in de Fransche Kamer over den vervallen toestand van kerk gebouwen. Op den 18en Januari, in dezelide zitting, waarbjj een geesteskranke zjjn revolver afschoot naar de ministerstafel, hield de nationalist Maurice Barrès een schitterende redevoering over bovenstaand onderwerp. In den uiterst verzorgden litterairen vorm die al zjjn redevoeringen kenmerkt, bracht Barrès den vervallen toestand ter sprake, waarin de katholieke kerken van Frankrjjk op het oogenblik verkeeren en die, dank zjj de vjjandige of onverschillige houding der regeering, voortdurend erger wordt. Hjj vertelde o.m. hetgeen er voorgevallen is te St. Gervais-sur-Oouches. Daar staat een oude Romantische kerk, een stukje steenen kunst, waarvoor de bouwkundigen en kenners eerbiedig hun hoedje afnemen. Do kerk is al zoo eud, dat herstellingen noodzakeljjk zijn geworden. Nu, de goede parochianen bleken bereid het noodige geld bjjeen te brengen, opdat de restauratie kunne geschieden. Maar de Staat heeft immers de hand gelegd op de kerken, en nu mag de pastoor zoo maar niet laten beginnen met werkzaamheden in een gebouw met katholiek geld gesticht, doch waarvan sinds de scheidingswet de geesteljjken slechts de gebruikers zjjn. Goed en wel. De pastoor gaat een bezoek brengen bjj den onderperfect, en vraagt, et hjj een bouwkundige wit zenden, om de kerk eens in oogenscbouw te nemen. „Wjj hebben niet het genoegen U of uw titel te kennen antwoordt de onderperfect en trouwens, U heelt er niets mede te maken, voor dergeljjke zaakjes zorgen wij". „Maar er dreigt gevaar, mijnheer Tot wien zal ik mjj dan moeten wenden De onderperfect zet zich recht op zijn stoel, en beduidend, dat het bezoek al lang genoeg geduurd heeft, zegt hjj „De burgemeester alleen heeft het recht, de noodzakelijkheid eener restauratie te kunnen constateeren, omgezien waarschjjnljjk was deze verder gereisd, om zich van zjjn roeping als missio naris to k wjj ten... Hem was het echter immer slechter gegaan nu was hjj heelemaaj broodelooa en daarbjj lichameljjk ongeluk kig. Hjj voelde dat de koorts het bloed in zjjn aderen sneller deed vloeien en daarbjj kwelde hem de honger... had hjj zich maar aan Frits Merten vastgeklampt, toen hjj deze herkende... Hjj was toch aitjjd zoo'n goede jongen geweest en ten laatste zou het deze mogeljjk gewei st zijn, hem ergens onder dak te brengenmisschien zou er nog wel een plaatsje over geweest zjjn. Hemel wat is dat Het wordt hem zoo zwart voor de oogen, zoo naamloos wee, zoo zwak om het hart... een ruk en Jobgn Kersten ligt voorover bewusteloos op den grond. TIENDE HOOFDSTUK Hst is ongeveer acht uur in den avond van denzeliden dag, als Frits Mertens in zjjne kamer, die hjj van een Duitsche arbeidersfamilie gehuurd heeft, zit om zijn avondmaal te gebruiken. Terwjjl hjj de in Amerika onmisbare thee drinkt, vliegen zjjne blikken over een dicht in elkander geschreven brief die de Duitsche poststoom- en hjj alleen is bevoegd, maatregelen te nemen." Met eenige beleefde woorden wordt den geestelijke de deur gewezen.... En de goede pastoor wordt nu gestuurd naar een burgemeester, die als secretaris aan beide ooren doof is voor roomsche wenschen. 't Is wel om op te schieten. Ge begrjjpt het, nietwaar Van Pontius naar Pilatus. Eb het einde schijnt, dat het dak der betrokken kerk thans zal instorten.... Eenzelfde geval, en niet minder teekenend, is voorgevallen te Messet. Reeds had de pastoor der parochie van Reterre aan deu president van den departementalen raad bericht, in welk een vervallen toestand de kerk zich bevond. Het noodige geld was door katholieke families bijeengebracht. De gemeenteraad had zelfs al zjjn goedkeuring gehecht aan het plan voor herstelling. Alleen de toestemming van den president van den raad behoefde men nogmaar deze liet niets van zich hooren. Deze 15en November 1.1. werd een nieuwe brief ge schreven aan zjjn adres. Maar eilaas, van den president wilde de toestemming, om met de werken een aanvang te nemen, maar niet komen. De president zwjjgt, de perfect zwjjgt.... en de minister eveneens. „Waar bevindt zich dan toch het gou vernement?" vroeg Maurice Barrès, die, om de twijfelachtigheid van den goeden wil der departementale en gemeentelijko raden nogeens te doen uitkomeD, ook een kosteijjk staaltje vertelde van den burge meester der gemeente Lapenche. Er staat daar een kerk, toegewjjd aan de H. Eulalia. De burgemeester van de gemeente is een verwoed papenvreter Een zjjner schoonste droomen is, de verwjjdering te zien van deze kerk. Was het tempeltje nu maar een beetje bouwvallig.... Maar neen, het staat nog zoo hecht en vast, dat zelfs aan geen herstelling behoeft gedacht te worden. Intussohen wil de al-wjjze bur gervader met alle geweld, dat er een schrjjven komt van hooger hand, om de kerk af te breken. Hjj richt zich tot den perfect Chardon, die hem antwoordt, dat hem toestemming zal gezonden worden. En zjj is er inderdaad gekomen. Den 16en Januari besloot de gemeente raad, dat de kerk van St. Eulalia moest worden afgebroken. Het was een kolfje naar des burgemeesters hand getooid met de sjerp zjjner waardigheid en vergezeld van zjjn secretaris, twee gemeenteraadsleden een troepje partjjgenoDten, een veldwachter en twee gendarmen, toog de burgervader, vol moed, op weg. Ook de metselaar was niet vergeten, hij stond bij de kerk reeds op zjjn post, toegerust met touwen, ladders, houweelen enz. Maar ziet, de plechtige stoet stuitte op den tegenstand aer Katholieken, die gewaarschuwd werden en nu üun oude kerk wilden verdedigen. Verontwaardiging maakte zich meester van de edele hoofden der stad... en twee gendarmen bleken zelfs noodig om..den burgemeester cum suis te kalmeeren. Aan de feiten, waarmee Barrès zjjn rede documenteerde, ontleen ik nog het volgende, dat leert wat edel drietal gemeenteraad, prefect en Kabinet somB vormen. Den 22en Juni 1908 werd zonder medeweten van de Katholieken en van den pastoor sen decreet gevraagd en ver kregen om de kerk te Brue-Auriac buiten dienst te stellen. Het decreet ging in tegen alle regels van bet recht. Teen het dan ook bekend werd, maakte zich een algemeene verbazing en verontwaardiging van de Katholieken meester. Men wilde verzet aanteekenen. Maar jawelbet hooghartig antwoord van den perfect luidde„Het gezag komt niet terug op zjjn besluiten. Uw kerk is buiten dienst gesteld". Maar dan met een bippocritisch air, alsof hjj de goedheid in persoon was, vervolgde bü „Een middel schiet er nog over... ge kunt het recht koopen om weder de kerk in gebruik te nemen. Maar reken er op, dat zooiets alleen kan geschieden tegen een goed duitje". De Katholieken hebben toen aangeboden, zich met de restauratie te belasten, waarmede eenige onkosten zonden gepaard gaan van ODgeveer 3800 francs. Maar de gemeenteraad zag in het geval boot voor hem medegebracht en dien bjj bjj zjjn thuiskomst van de fabriek gevonden heeft. Hjj is van zjjn broer Karei en er moeten goede tjjdingen in staan, want op het frissche gelaat van den meesterknecht rust een bevredigende glimlach Goddank, zjjne moeder gaat het goedbeter dan de jaren te voren. Waarschijnlijk draagt de omstandigheid daartoe bg, dat zjj niet meer in de stad woont, maar sedert zjj haar rariteitswinkel verkocht heeft, buiten in het nette huisje getrokken is, dat haar zoon Karei te midden van de landerjjen gebouwd heeft, waarop hjj eene warmoezerjj heeft „Gelooft ge wel lieve Frits" zoo schreef zijn broer, „hoe moeder en ik een net, gemoedeljjk leven te samen leiden Heele- maal jong is die goede moeder hier geworden tusschen mjjne groentebedden, bloemperken broeikassen en champignonsteelt die aitjjd beter floreert en mjj een goede winst af werpt, wijl ik de eenige ben die ze iu 't groot op deze plaats aankweek. (Wojxlt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1911 | | pagina 5