r Imeboomen 83.49 HA. Dijk No. 134. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag November 1910. GOES. EIJERING. ^al-Ondergoederen. Jongens- ANTALONS. EMDEN. Meisjes- AHTALOHS. leeftijd 12 jaren. ^onderrokken. inbare Verkooping. lag 25 November 1910, iper.baar verkoopen 23 ZWARE jOEDE sport. IMPORTEUR. enbare Verkooping. Zelandia Antiqua Jaeger Corsetlijfjes. iPPEN. ide prijzen. Notaris H. W NEERVOORT te enpolder, zal op .naiddags 2 uur, iu de herberg van Verbeek aldaar, ten verzoeke van ouw H J. A BORSIUS te Middel- li het ide in de weide bij da hofstede Lnd door dhr. L. W. Woutersen te enpolder TONE HONEY en JACóüES geweest zijn te New York en ons zelf wel eens af: Zou de toekomst V" de rijwielsport. Daar is geen neer men in het bezit is van een ing Rijwielen grenst aan jke. fin prachtcatalogus van ESS WELCOME nieuws voor 1911. Notaris H W. NEERVOORT te tvenpolder zal, ten verzoeke van Mevr. ted. A. WITKAM - van de Ven te Hein- :and, in het openbaar verkoopen: op Woensdag 16 November 1910, morgens 10 uur, in de herberg van P. de Baar te Kwadendamme, den Nieuwen Hoondertpolder, ekenskerke, sectie B nos. 31, 31a, 31b lc. ïdere inlichtingen te bekomep ten kan- van genoemden Notaris, bij wien de strale stukken ter inzage liggen. op Donderdag 17 November 1910, morgens 10 uur (Het oude Zeelano). Schouwen en Duivel and. IX. De Staatsraad geraakte in die moetolijk- ste omstandigheden. Hij vaardigde een decreet uit, waarbij de muiters vogelvrij verklaard werden (26 Juli), een decreet, dat allerwegen met groote vreugde verna men weid, maar daarmee was het kwaad niet verholpen. Er werden troepen in dienst genomen, maar diie weinig geoefen- den moesten, het telkens afleggen tegen de Spaansche oudgedienden. De broeder van den Hertog van Aarschot, het hoofd dtr rtgeering, kwam op h ;t eind van Juli met ©en zending uit Spanje terug: de Koning zou in alles voorzien, geld zien den ten een Landvoogd, maar het brand de reeds lichterlaaie! Brussel was in rep en roer geraakt, zoodra de muiters zich hadden vertoond. De Spaansche soldaten had men de poorten uitgedreven en een Waalsche bezetting geweigerd. Den 3en Aug. sloeg het gepeupel een dienaar dood van lloda, een der twiee Spaansche leden van den Raad van State, omdat hij zijn meester met het woord had zoe ken te verdedigen. Al wat Spaansch was, werd verdacht te hieuien met de muiters. Een allerdringendst schrijven, richtte de Staatsraad weer naar Spanje op den 17-en. Niet met wapengeweld was de orde te hersteilen; er moesten onder handelingen geopend worden met Holland en Zeeland, de vreemdelingen behoorden verwijderd en de zaken op den ouden voet gebracht te worden; anders zagen de heeren zich liever ontheven van hun moeielijk ambt. Elf dagen later antwoordde de Koning, dat Don Jan van Oostenrijk onverwijld de Landvoogdij zou komen aanvaarden, geld zou gezonden worden en het gedrag van Sanchio d'Avila, die Spaansche soldaten uit Zeeland en eiders naar Ant werpen had laten komen, omdat de Span jaarden zich bedreigd achtten, werd afgekeurd, terwijl die vogelvrijverklaring niet afgekondigd zou worden. In de Statenvergader.ngen van Brabant heerschte ieen zonderlinge toestand. Daar voerden het woord en dreven besluiten door vrienden en geheime agenten van Oranje, die piet eens lid waren van de Staten. Een stoute staatsgreep zou aan Brabant het opperbestuur in de Neder landen verschaffen,: de leden van den Staatsraad en den Geheimen Raad, in zooverre te Brussel aanwezig, werden op 4 Sept. gevangen, genomen. Vervolgens ging een rondschrijven uit van Brabant aan de verschillende gewesten ter bijeen roeping van de Staten-Generaal. Alras kwamen de Staten van Brabant tot de ervaring, dat zij aldus hun doel niet be reiken zouden. De gevangen heeren her kregen meest allen de vrijheid en de nu in zijn macht geknotte Staatsraad noo- digde de gewesten uit (15 Sept.), afge vaardigden naar de hoofdstad te zenden. Aanvankelijk waren slechts V laandéren len Henegouwen vertegenwoordigd. Later zan den ook de andere gewesten hun afge- vaardigden, behalve Friesland, Groningen j en Overijsel ,waar de Spaanschgezind© stadhouder zulks belette, en Luxemburg, dat koningsgezind was en bleef. Holland en Zeeland deden zich reeds gelden als ten afzonderlijk staatje. Niet zonder aanvankelijke tegenkanting van de hooge geestelijkheid verklaarden i ie Staten-Genieraal jle Spaansche solda- ten mede vogelvrij1. Uitdrukkelijk en her- 1 haaldelijk betuigde de Staatsohe partij onder de gehoorzaamheid van den Koning te willen blijven en den katholieken gods- dienst te zullen handhaven, maar het vreemde krijgsvolk moest zooveel mogelijk vervangen worden door Nederlanders. Wat Holland en. Zeeland betreft, men wenschte te berusten in de veranderde omstandighe den, mits vrjjie godsdienstoefening vootr de Katholieken. Op dezen, grondslag zou den de onderhandelingen met den Prins zeker meer kans van slagen hebben dan in 1575. 63.) ELSA. wassende op den te verkoopen dijk. i vergaderen nabij de Hofstede, be ad door den heer Van Kruijssen, Lange Weegje. De natuur, eeu heerlijke iu kleuren pracht ondergaande zon, of haar opko men uit de zee; eeu milde, klaarlichte maannacht iu de tropen; de zuidelijke sterrenhemel genoten op een zacht daar heen gljjidend schip, dat alles waren heel den, welker schoonheid hij gevoelde, er waarbij zijn steeds werkend brein rust genoot; maar ruïnen, overblijfselen uit vervlogen tijden schenen den werkzamen man van den modernen tijd, die altijd vooruit wilde en moest om zichzelf te hljjven, een memento mori toe, dat hem onbehaaglijk aandeed. Maar de smaken verschillen. Wat of Ines wel zag. Hij wilde ze echter piet storen. Het schoone meisje droomde zich in haar fantasie een, leven uit deze steen- puinen, waarover Clinton zeker gelachen 2°u hebben. l'aleizen en tempels, die ze wel eens op plaatwerken uit het land der Pharao'i had gezien, doemden op voor haar geest Volksgewoel, zooals in Kaïro, vulde de Om de Spaansche soldaten kwijt te raken, riepen de Staten-Generaal de hulp in van Oranje. Twee afgevaardigden een broeder van Bossu, Haussy, en ad vocaat Michel de Bakker gingen naar Middelburg. De Prius zou soldaten ;en geschut leenien, om de Spaansche bezet ting op het kasteel van Gent tot den aftocht te dwingen; de Staten van Vlaan deren zouden voor de betaling zorgen; maar het krijgsvolk mocht aan de burgerij geen oyerlast doen en geen ergernis geven aan de Katholieken (21 Sept.). Inmiddels was men te Brussel tot het inzicht geko;- men, dat jmlet een stap als de gedane groote gevaren gepaard gingen. Aan ïaussy werd een bode achterna gezon den, dat hij zich maar niet haasten zou, doch de onderhandelaar bevonld zich reeds te Vlissingen, gereed om naar den over kant te varen. Oranje had 6 vendels en het noodige geschut beschikbaar gesteld en bet zou hierbij niet blijven, terwijl den soldaten op lijfstraffe verboden zou worden kerken en kloosters te plunderen, beelden te breken, de geestelijken te mis handelen. Alleende Prins wenschte Sluis met het sterke kasteel te mogen bezetten tot waarborg. Haussy keerde op zijn schreden terug en stelde voor, hij zocht de vrijlating te verkrijgen van zijn broeder, die sinds 1573 te Hoorn gevan gen gehouden werd, zelf met de troe pen naar Vlaanderen te gaan. Den 26en stonden de Nassauschen, aangevoerd door Olivier van den Tympel, een bekwaam officier, maar tevens een hevig Kalvinist en beeldstormer, vóór Gent, doch de poor ten bleven gesloten. De Kalvinisten wa ren vrij talrijk in deze stad, die toch steeds veel woelige elementen bevatte. Een der hoofdmannen liet de .troepen binnen. Terwijl ©enerzijds de Staten-Generaal, gesteund door een aantal edelen, de groote steden en voor een goed gedeelte ook dooi de geestelijkheid, een groote bedrijvigheid ontwikkelden in d©n nationalen strijd tegen de Spanjaarden, geld zochten te krijgen in het binnen- en buitenland, de waarde der munt verhoogden, en troe pen wierven, poogde men anderzijds de kalvinistische krijgslieden uit Gent ver wijderd te krijgen. Reeds daags na het binnenrukken was Jan de Mol, heer van Oetingen, afgereisd, om den Prins, namens de Staten-Generaal, te bewegen tot het terugroepen zijner soldaten en weer twee dagen later kwam Haussy met gelijk doel te Middelburg, maar tevens ami te spre ken over het zenden van afgevaardigden. Oranje antwoordde (3 Oct.), dat zijn sol daten alleen maar vergunning hadden in hun wachthuizen psalmen te zingen en te bidden; hij beoogde slechts de verlos sing van de ondragelijke tirannie; een verandering in den godsdienst had hij nimmer gewild; alles zou in den ouden staat blijven, tot de Staten-Generaal de zaak zou vereffend hebben; gaarne zou hij1 onderhandelen, om tot een bevredi ging te komen, en het krijgsvolk zou hij terugroepen. Jhr. van Dorp en de Vlis- singsche baljuw P'ieter de Rijke kregen in last de troepen jveer naar Zeeland te voeren, of Gent en de Staten van Vlaanderen moesten ze willen behouden- Van den Tympel had luide te verzekeren, niet in het minst tot last te zullen zijn. Booze geruchten liepen in Gent. Volgens het zeggen der Kalvinisten zouden de Je zuïeten, religieuzen en andere geestelij1- ken al de landbewoners willen vermoor den. Ook de stad zou van zoa'n moord- tooneel niet verschoond blijven. De wach ten werden versterkt. Onder zulke om standigheden ware het misdadig geweest de Nassauschen te laten vertrekken. Een vreeselijke ontmoeting. De Indische correspondent van „De Maasbode" meldde onlangs aan zijn blaf het volgende spannende jachtverhaal, geljjk hjj en eenige medetoeristen het hadden opgevangen uit den mond van een Indiër tjjder.s een kampement op den bergrug van den Goenong Sahing. straten; ze zag koningen en krijgers; rijk getooide vrouwen met haar gevolg,; draag stoelen, door slaven voortbewogen; men. schen en kinderen in bqnt gewoel. In een langen stoet trokken ze naar ,een' tempel; Ines droomde dit alles zoo le vendig met open oogen, alsof 't een vi sioen was. Onwillekeurig keerde ze zich om. Clin ton's stom, meer iu luid zelfgesprek, dau tot haar gericht, wekte haar. „Kon ik dien eersten ingenieur, dieu Carlo Ruggiero, nog maar houdenklaag de hij zoo hartstochtelijk, dat zijne doch ter zeker, zou gelachen hebben, ware het niet, dat ze boos was over die stoornis, „Bied hem maar geld", zei ze verach telijk en wondde den blik weer naar de puinhoopen van Thebe. Maar die heerlijkheid, hare fata, mor- gana-luchtspiegeling was verdwenen. Woestenij, verval, dood mosgras, ver toonden zich nu in de h-eete, zengend© Docemberzon, waar ze nog pas levendig, vervlagen grootheid aanschouwde. Uit eene zandzee staken ze op-, welke lang zaam, alsof hij sliep, de Nijl doorstroomde. „Meer geld", hernam Clinton, blijkbaar zeer ontstemd, „meer geld, alsof dat zou helpen I" „Je zegt steeds, dat geld alles vermag", „Drie dagen waren we den Jang opge trokken, altijd ravijn in lavijn uit; te paard den eersten dag, te voet den tweeden en nu uren aaneen kropen we de rotsen op. Van de vlakte zagen we niets dan een warreling van nevels en kleuren, of we weg van de wereld raakten. Nu we uit het bosch vrij waren, had len we den langen top als een muur vooruit-omhoog. We vsnden die klimmerij al een straf van den morgen af en als den een het voor uitzicht van de jacht, den ander van de Argapoera met de hindoe-oudheden niet had bezig gehouden, we waren vlak voor t einde gekeerd. Nu zwoegden we bergop met den stap, dien gij u hier vandaag aanleert en we keken niet om, ten einde de verlatenheid niet te fel te voelen en evenmin omhoog, om den moed erin te houden. Maar op het eind van den dag wachtte een verrassing, een verrukking. Boven op dien kam, die nu wel erg eenzaam was, nu beneden de aarde onder de wolken school, kwamen we den een na den ander en hielden verzamelen op zjjn scherpen rand. Daar lag boven op den berg in dien ouden kraterrand een tweede bergland open een vergezicht van deinende heuvelen en dalen, een Euro- peesch middengebergte vol liefs boven op de statigheid van een Javaanscben vulkaan. Vreemd, of ze er door een wonder was neergezet stond er een jagershut, de rus- tiekste en mooiste tegelijk, die ik hier ooit zag. Dat was mooi en heerlijk voor wie houdt van het koele water, de bedauwde, schaduwige bosschen en de wijde, ijle bergluchten. Een kali met een diepen val, die een zaam dreunde en schalde, dicht geboomte rondom die pondok en een gezicht over een berg als een eiland uit een meer van wolken, we vonden, dat we onzen voorganger, die hier de hut had willen neerzetten, dankbaar moesten zijn. Dien avond zaten we diep in onze jassen te bibr.eren en voelden ons romantisch en uit op avontuur om een hoog en warm vuur. We vroegen elkaar of ze daar beneden nu dat vuur zouden zien als een fonkelende ster op den zwarten berg en daaraan weten, dat we hier waren, hoog in de lucht, met menschen bijeen. We dachten ook aan den tjjd, dat de topograven Java opmaten en maanden lang trianguleerden in 't hooggebergte, met niets dan de verlatenheid en kwijnende koelies, die het daar niet konden harden, voor gezelschap, en dag na dag wolken en nevels voor kwelling. We vonden ze stakkers en geen menschen, zooals anderen, die het niet uithouden, zonder omgang en gesprek. Erge verhalen deden we elkaar van de beesten, die hier boven huizen, grimmiger en heerschzucbtiger nog dan die van be reden in hun onaangerande macht. Hier, waar ze leven konden van allen overvloed der natuur, moesten ze oversterk zijn en Liet om te weerstaan voor een mensch. Plezier hadden we erin elkaar benauwd te maken voor den nacht met zijn spokige boschgeluiden van zuchtende en roepende dieren en brekende takken. We werden er stil van en luisterden naar alle klanken, die verdacht waren. Dan aten en dronken we veel en gulzig, armoedig als we ods voelden in die ongenadige bergkou en zetten ons dicht in een kring, schuins van 't vuur en deden wat een Indischman meestal doet, wauneer hij kou ljjdt op een bergtop en zich verveelt in de don kerte en de verlatenheid we kaartten tot diep in den nacht. Den morgen daalden we af op de hoog vlakte midden in den mist Dog We gingen herten schieten, die hier weiden op de grazige hellingen. Dat hertenjagen op den Jang had een bizondere bekoring; daar kwam veel list en vaardigheid bjj te pas en het was wezenlijk meer dan een laf schijfschieten Want wanneer 's morgens de dampen op trekken, dan pakken de laatste nevels zich tot kleine wolken samen, die scheren rakelings de glagahvelden over. Het zjjn geen ijle vormen zonder vast hegin of hervatte Inos met een spot, die Clinton onaangenaam trol. Voor de eerste maal Viel dez-e hem op. „Men koopt er geen Carlo Ruggiero voor", antwoordde hij. „Dez-e is rotsvast wat hij wil, daar blijft hij1 bij". „Eene uitzondering dus. Neem dan een anderen ingenieur, papa, dat is toch een voudig genoeg". „Niet zoo gemakkelijk, als je wel denkt. Meent ge, dat er velen zijn, die biemi gelijken?" „Zie dan van de zaak af. Ik heb al zoo lang gedacht, dat ge het goldopstape- len wel kondt laten varen om ergens als „grand seigneur" te gaan leven en, een schitterend huishouden in te rich ten", sloeg Ines voor. „Rust ik, dan roest ik", was zijn ant woord. Dit was zijn gewoon gezegde, in dien men hem den raad gaf op te houderi. „Zooveel geld, waarvan men niet pro fiteert, is nutteloos", riep Ines. „Je spreekt voortdurend van dien ingenieur, alsof ge bankroet zoudt gaa,n, indien hij je ver- het". „Hij is de geniaalste, dien ik ken en hij' bezit daarbij eene buitengewone energie", zei Clinton. „En veracht overigens het geld maar niet; als misschien weldra eene gravenkroon uw hoofd siert, dan, einde, ze verwaaien niet in de lucht, maar in den vroegen morgen loopt gij daar wolk in, wolk uit in een oogenblik en wanneer gij handig zijt, en goed de oogen open hebt, dan loopt gij ia de drijvende wolk mee en het heele plateau zoudt ge door kruisen zonder dat mensch oi dier u gewaar wordt. Daar zit de true van de hertenjagers in. De dieren zien ze staan in de verte, maar ze hebben de koppen op en de ooren spits; ze staan cf ze al gespannen zijn voor sprong en vlucht en gij genaakt ze op gean honderden meters. Er is b(jna geen fijner dier in de bos schen, dan een hert, zoo fijn gebouwd en fijn van zinnen. Maar eer ze u zien, kruipt gij zoo'n morgenwolk letterlijk binnen, een verraderlijke wolk, die op ze aandrijft. Wanneer gij dan het gras hoort ritselen in den mist en een tak knappen, dan weet ge, dat ge ze beslopen hebt eer gij ze zelf ziet. Dan loopt ge voor de wolk uit en ineens staat ge midden in de kudde, aan alle kanten steken de ranke koppen boven het hooge gras. Zoo slopen we dien morgen met den drijvenden mist mee en voelden ons daar heerlijk bij, zooals iedereen zich voelt, als een looze list hem lukken gaat. Maar die wolk had een kwade gang en in plaats van de beesten te verraden, leidde ze ons in de val. Toen we dan gerucht hoorden om ons heen, verwonderden we ons wel ieder voor zich over dat zware kraken in de struiken, maar dachten aan een geweldig hert, dat het gewas breekt uit overmoed met zijn wijd gewei. Hier boven groeien die dieren groot en krachtig uit, zonder angst immers voor de menschen, zelden opgejaagd, maar oud wordend op de over vloedige weiden van de hoogvlakte. We traden dus den nevel uit, al verheugd om ons schot. Maar toen ik in den zonneschijn kwam, sloeg de ontzetting me aan den grond Midden in 't licht stand hij, groot, lang en boog en ontzaglik trotsch, een geweld van een koningstijger. Zeer alleen stond hij er, met geen levend dier iD zijn bereik, zelf een levende heerscherij over die steppen en al dat land binnen dien kring van berger Ik stond het dier aan te zien, zag hem en zag hem niet en was te verwonderd om gevaar te voelen. Hij had me in z'n macht; z'n loensende oogen begoochelden me niet, maar wel z'n vorm. Zóó die zware ponten stammig in 't gras, zóó dat vlammend fluwetlen ijjf, zóó die wreede, breede kop met grimmige snorren en het zwiepen van z'n staart die den grond scheerde, dat was het geweldigste, wat ik ooit gezien had. K(jk ze strak in de oogen en ze springen niet op, dat was me altijd gezegd. Maar dien kop had ik goed aanzien, h(j biolo geerde mij en ik niet hem. Hij bewoog niet, stond als een beeld in z'n pracht en z'n kracht en werd beangstigend en drei gend in z'n rustigheid. Wanneer ze zoo stil staan en zoo door het aankijken dat ze je doen, zelf in één houding zijn gefixeerd, dan schieten, dat was me ook verteld. Maar ik schoot niet en kon niet schieten, voor het eerst verlamd door een natuur kracht boven m'n macht. Den dag te voren had ik niet geduizeld op de rotsen, nu stond ik te beven en te wankelen voor dat kalme, hoogmoedige dier. Het sperde z'n rooden bek open, een gat van bloed en lillende spieren in z'n kop, waar de gruwe lijke tanden tel doorheen vlijmden. Toen brulde hij en donderde hij letterlijk. Dat bljjf ik altijd hooren, dat schallen en dreunen van die tijgerstem de vlakte over, de morgenlucht door, van berg tot berg een dieper en hooger geluid, een tri omfantelijker en vorstelijker geluid heb ik in de Indische bergen nooit gehoord. Of hij geen gevaren kende, of hjj heelemaal overmoedig was in z'n macht, zoo liet hij z'n roep schallen in het gezicht van den mensch, dien hjj verachtte, hier iD z'n hoog domein. De anderen moeten daar gestaan hebben als ik, vlakbgmaar ik zag ze niet. Er viel geen schothij verlamde ze dus alle maal, enkel door stand en stem. Toen draaide h(j zich heel statig om, nam een sprong als een veer die losschiet en met zal het je aangenaam zijn het te kunnen uitgeven zonder er bij te rekenen". „Eene gravenkroon", laohtte ze spot tend, al,sof men daarmee wandelen ging I Waarom niet eene vorsten-diadoem? Mis schien kies ik wel een bedelaar". „Dat kunt ge niet, daarvoor ken ik je te goed". H-et schip legde aan. Do nieuwe tijd had tusschen de puin hoopen van jden ouden zijn. scheppingen opgericht, die een eigenaardige tegenstel ling met het verleden vormden. Onder palm-en en vijgen, omgeven door schitterende bloesempracht, waaronder kunstmatige watervallen in steenen hek kens neervielen, verhieven zich de hotels en landhuizen van Lukser in modernen glans, Ved-erap lagen de ellendige hutten der Fellah's verspreid; aan den stroom heerschte opgewekt leven, wijl juist eene der groote goederenbooten, die den Nijl bevaren, werd gelast, welke bouwmate riaal en producten der Europeesche nij verheid bracht. Terwijl Clinton aanwijzingen gaf om de bagage uit dien Delphin te laden, be schouwde lues met welgevallen dit haar vreemde en bointe leven. Ze lei haar hand op het hoofd vain een aardig, klein jongetje en zei zoo voor een boog door de lucht, als een vlam van geel verschoot hij in de glagah. Later schaamden we ons diep voor elkaar, dat we ons zóó hadden laten hypnotiseeren door een redeloos dier, al was liet dan een beest met een klauw, die u met één slag uit het leven slaat. Toen we kalmeerden werden we weer dapper en kregen berouw over zoo'n houding van een bang kind. Maar nog later schaamden we ons niet langer want toen we hoorden, dat niemand dat eerste zien van het krachtigste en nijdigste dier in deze natuur dapper en zonder schrik of afdeinzen weerstaat, was ons geweten gerust. Dat kan ook niet andersvandaag nog benauwde u dit oerbosoh hoeveel geweldiger en onmee- doogender uw gevoel aangrijpend, moet het gezicht zijn van een dier, dat hier de baas is over al wat leeft en tiert en te midden van deze krachten zich beweegt als in z'n element. De keizerlijke grafkelder te Weenen. De Oostenrijksche keizers en naaste aan verwanten worden na hun dood bijgezet in den grafkelder, die zich in de kerk der paters Oapucijnen bevindt. Aan die zonen van St. Eranciscus is tevens de bewaking van den grafkelder toevertrouwd. De correspondent van een onzer groote bladen bracht met Allerheiligen jl. eeu bezoek aan dien grafkelder en verhaalt zijn indrukken als volgt Van het „Central Friedhof' naar den Keizerlijken grafkelder in het kleine kerkje der Capucjjnermonniken is een heel eind ver, maar druk is het er heden, al is het grafgewelf ook dagelijks te bezichtigen, üp Allerheiligen is de belangstelling groo- ter dan anders en voordat ik eigenlijk wist waarom, stond ik in da queue. Gelukkig niet lang, want een monnik met een langen baard ontsloot de deur. Met vele anderen moest ik langs een smalle trap naar be neden, waarbjj men wegenB het schemerlicht zeer op zijn voeten moest passen. En zoodra vond niet onze geleider dat er genoeg waren of hij sloeg de deur achter zich toe en stak den sleutel, die reeds voor vele keizers den toegang tot het doodenrijk heeft ontsloten, in zijn bruine pij. Is men gelukkig beneden gekomen, dan staat meu in een gewelf, waarvan de nissen aaD den eenen kant met een traliehek zijn afgesloten. In deze niet toegankelijke ruimte staan de kisten van de Habsburgers der oude ljjn, te beginnen met Keizer Matthias (gestorven 1618J tot Karei VI (gest. 174U). Door ouderdom zijn de zinken kisten met een donkere „patina" bedekt en de opschriften moeilijk te ontcijferen. In de volgende afdeelingen, waar dc leden van het huis Habsburg-Lotharingen rusten, is het veel lichter. In het midden van dit gewelf' staat het reusachtige mausoleum, dat Maria Theresia voor zich had laten maken. Met haar begint de lijn der Habsburgers, geboren uit haar huwelqk met Erans van Lotharingen Op groote onderstellen staan beide prachtige en met allegorische beelden versierde kisten. Bovenop liggen de standbeelden van den Keizer en de Keizerin in half liggende houding, elkaar aankijkende alsof zelfs de dood deze twee menschen, die elkaar zoo liefgehad hebben, niet heeft kunnen schei den. Op de zjjkanten van de kist zijn tafereeien uit beider leven op bronzen platen aangebracht. Men ziet de kroning in Presburg en op eeu andere plaat de kroning van keizer Erans in Frankfort tot Duitsch Keizer. Bijzonder mooi is de fiuguur, die de droefheid der onderdanen over bet overlijden der Keizerin symboliseert. Het publiek is zeer opmerkzaam, fluistert het een en ander, terwijl de monnik, reeds lang aan die omgeving gewend, luidkeels de verklaring geeft. Aan de voeten der Keizerin ligt haar zoon, Jozef II, die van pracht niets weten wilde en daaiomineen eenvoudige looden kist begraven is. Een kruis en zijn naam op het deksel is alles. En zoo gaan wij verder langs allerlei kisten totdat de pater uitroept: hier rusten zichzelf; „Een lief aapje, hij zal mijn, bediende zijn". Tot haar verbazing ri-ap' het kind in het Engelsch heftig uit: „Ik ben geen aap, ©n wil je bediende niet zijn!" „Waar heb je onze taal geleerd?" vroeg ze. „In het huis van den beer, waar ik met Alfred ben opgevoed. Hij is do eenige, dien ik dien; mijne ouders zijn voornaam". Weg was de jongen. „De eerste, waarop ik geen indruk maak", zei Ines tot Clin ton. „Wellicht heerscht hier een andere smaak". Dit kleine voorval ontstemde haar. Eerst in huis vergat ze, door zijn eigen-, aardige inrichting en door de zorgen eepear talrijke schaar bodiendttn. voor haar, de heorscheres, haren wrevel. Zich meesteres te gevoelen in het huis houden overkwam haar voor de eerste maal. Hier vond ze alles kant en klaar. Ze dacht, dat het zoo prettig moest zijn olm geheel naar eigen smaak oen huis in te richten, waarin man zich thuis kon gevoelen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1910 | | pagina 5