No. 122. TW EEDE BLAD. MEI WE ZEEIIWSCHE COURANT Zaterdag 15 October 1910. BUITENLAND. Zelandia Antiqua FEUILLETON. ELSA (Het oude Zeeland). Schouwen en Duivel and. VI. Toen onze landmeter in den avond van den 28en langs den zeedijk de Harde- meesche schans zocht te bereiken, zag hijl de Spaansche schepen voorwaarts koersen. Den volgenden morgen had de ontscheping plaats. Eén dag was vol doende, om zich in het bezit van Dui- veland te stellen en de noodige maatre gelen te nemen tot het veroveren van Schouwen. Iedere soldaat ontving be schuit met kaas voor 6 dagen, dat in een pak op den schouder werd gedragen; in een flesch aan den gordel twee pond buskruit; voorts de noodige lonten en 2 paar schoenen. Mondragon voerde de voorhoede aan, d'Avila en Osorio volg den. Oudtijds scheidde een breed vaarwa ter, de Gouwe, de beide eilanden. In die eerste helft der 16e eeuw, slibde dit wa ter zoo sterk aan, dat omstreeks 1550 nog slechts 2 of 3 voeten water gevonden werden, waar men, een 40 jaar geleden, tot 6 vadem peilde, voor de haven van Zierikzee. Dikwijls kon pien droogvoets van het eene eiland naar het andere gaan. In den vroegen morgen van den 30en doorwaadden de Spanjaarden het Dakwa ter, zooals de Goouwe later genoemd, werd, en ofschoon het water soms tot de oksels kwam, ongehinderd betraden zij den Schouwschen bodem in de nabij heid van het onder Noord-Gouwe gele gen Karthuizerklooster Sion. In zjjn rapport aan den Landvoogd over de mogelijkheid om te voet met een vol doend geml krijgslieden Duiveland te be reiken, had .Serooskerke te kennen gege ven, dat de inwoners van Brouwersha ven en Borrendamme, aan den ingang van de Zierikzeesche haven, goed ge zind waren. Daarom misschien en ook om dat een „verrader" aan Mondragon kwam meedeelen, dat er gebrek aan ammunitie was en slechts een zwakke bezetting, trokken de Spanjaarden eerst naar Brou wershaven. De Geuzenkapitein Valken burg voer naar Bommenede ooi hulp, maar kon wegens stormweer niet terug. Den len Oct. gaf het stedeke zich over. De bezetting, N ederlauders, kon vriji af trekken met wapens en goed. De lieden werden goed onthaald in het Spaansche kamp en ontvingen paspoorten, om zich naar hun woonplaats te kunnen begeven, maar ziji moesten van hun Bisschop een getuigschrift vragen van goed katholiek te zijin en dit binnen 8 dagen aan hun l'astoor overleggen. Niet zoo vlot ging het met Bomme nede. Daarheen waren de Geuzensche- pen gevaren, daar hadden zich de uit Oost-Duiveland gevluchte Nassausche huurlingen voor een goed deel verzameld. Op het dijkshoofd hadden zij zich ver schanst en hun vaartuigen lagen er voor anker, maar het liep hen niet mee met het weer: het ;was erg stormachtig in die eerste Octoberdagen. Den Hen had een aanval plaats op het hoofdde schans moest overhaast ontruimd worden en te vens gingen er 3 of 4 schepen teloor. Daarmee nochtans was het pleit geens zins beslist, evenmin als de felle beschie ting op 24 of 25 Oct., en de vooral niet minder felle bestorming van den an deren dag een behaalde oplossing bracht. Een bestorming van 3 uren op den 30en maakte langer stand houden onmogelijk. De 700 Franschen, Walen en Duitschers werden over de kling gejaagd. De bezet ting wist, welk lot te wachten stond, vandaar die hardnekkige verdediging. Middelerwijl was de Landvoogd zelf ook naar Schouwen gekomen, maar hij: zou het einde van den strijd om de beide eilanden niet meer beleven. De overgave van Zierikzee is maandenlang vertraagd door een „krijgslist" van 's Prinsen rent meester Beoosten-Schelde, Caspar van Vosbergen. Op een najaarsdag versoheen Vosbergen 62.) De oude baron was in de wolken, toen hij vernam, dat Elsa zich in het paard rijden zou oefenen. Per omgaande kwam uit Berlijn een sierlijk dameszadel en een ïijcostuum. „Nu ontbreken helaas de sporen", klaagde Elsa, toen ze bedankte. „Schelm, je hebt gelijkik wil het goed maken en je Ali schenken. Victor, wat kost hij?" „Dat is te veel!" De jeugdige land heer schoof eenige bankbiljetten, terug, die grootvader voor hem neerlei. „Nu neem maar op'i Men moet alles nemen, ik doe ook zoo." Elsa omhelsde den ouden heer en dankte hem herhaal delijk. „Natuurlijk gaat Ali mee naar huis en koopen we een klein, heel licht rijtuig. Carlo en ik laten hem dan alle mooie streken om Genève zien." Dat was nu waarlijk eene wending, die Haldenstein maar weinig beviel. In den laatsten tijd had Elsa in zijne tegenwoor- volgens de la Rue uit een voornaam Zeeuwsch geslacht gesproten met nog twee anderen in het Spaansche kamp tot het aanknoopen van onderhandelingen. In het aan te gane verdrag zouden ook ©eni ge op stroom liggende Geuze-nschepen be grepen worden en 'hij verzocht een vrij geleide. Daarvan voorzien, bewerkte hij op de schepen juist het teeghendeel. Er werd afgesproken, welke dijken zouden doorgestoken, welke teekens gegeven zou den worden. .Gedekt door de nachtelijke duisternis werd krijgsvoorraad in de stad gebracht en Vond men zelfs gelegenheid tot het ontschepen valn 3 vienidjels soldaten, waaronder het vendel „De kinderen van Breda", dat met het „Bloedvendel" een zekere vermaardheid heeft verworven. Van dit alles waren de belegeraars blijk baar onkundig gebleven. Vosbergen en zijn gezellen kwamen in het kamp mee deelen, dat de zaak naar wensch was geklaard; zij zouden nu verslag gaan uit brengen in de stad. Eén hunner zou als gijzelaar achterblijven, doch dan moest een hopman van Mondragon met de twee anderen meegaan. Den beenen werd vrij vertrek toegestaan. Het duurde maar kort, of de Spanjaarden waren op de hoogte van het gebeurde en van onderhandelen kwam natuurlijk verder niets. In de stad bereidde men zich tot een hardnekkig volhouden. De verdachten en Spaansch- gezinden 'd. yr. z. zijl, (lie voor een, overeenkomst waren met de belegeraars of het voorvaderlijk geloof getrouw hie ven, werden in den avond van 24 Oct. gedwongen scheep te gaan en naar Vlissingen gebracht. Onder hen bevond zich ook Lieven Werckendet, de dijk graaf. Nog twee keeren konden de Watergeu zen de bedreigde stad van voorraad voor zien: in den nacht vóór St. Nicolaas en op 14 Jan. Om dezen tijd gelukte het tevens, de dijken op twee plaatsen, bij Borndamme 'en aan de Noordzijde, door te steken. De Spanjaarden weken naar de hoogst gelegen gedeelten en naar de dorpen. Zoo zocht een afdeeling, achter volgd door de Nassauschen beschutting in Noordwelle in de kerk en als het gebouw in brand werd gestoken, op den toren. Naar beneden gesprongen, werden de soldaten, voor zooverre noodig, af gemaakt. Van de 33 bleven er maar twee gespaard. Behalve twee Fransche edel lieden deelde ook een vrouw met een kind van 5 of 6 weken het lot dezer ongelukkigen. De moeder wierp haar kleine naar beneden, die opgevangen werd en gespaard bleef, maar zij zelf over leefde den sprong slechts twee dagen. Ellendig was de toestand des lands, in het najaar van 1575. Op veel plaat sen waren de dijken doorgestoken en de grootste helft van Hollanjd en Zeeland stond onder water. Allerwegen roof en brand. Er moest een algemeen verbod van slachten uitgevaardigd worden, we gens d® schaarschte van het vee. De belastingen drukten zwaarder dan ooit. De domeinen, de geestelijke goederen en de goederen der uitgeweken Katholieken, de licenten verlofbrieven, om koopwa ren naar de onder 's Konings gehoorzaam heid staande gewesten te vervoeren en niet het minst de brandschattingen, der Vlaamsche en Brabantsche kuststre ken leverden den Prins veel geld op, maar toch was er telkens weer gebrek. De „vr(p heyt" moest wel duur gekocht. Requesens verkeerde mede in hache lijke omstandigheden. Immer geldgebrek Door gebrek aan geld konden de bestbe- raamde plannen niet uitgevoerd worden, gingen de voordeelen van behaalde over winningen verloren. De Spaansche rn.il- lioenen kwamen steeds te laat. Van de gewesten was geen geld los te krijgen; alleen Brabant schoot 35.000 gld. voor, een druppel! Om in de dringende behoeften te voor zien, liet de Landvoogd zijn zilver ver smelten. Het muitende krijgsvolk was de schrik der burgerij en de Bosch- en Wa tergeuzen maakten het schoone Vlaan deren schier onbewoonbaar. Requesens schreef 30 Jan. 1576 den Koning, dat hij digheid zoo weinig van haar verleden gesproken, dat dit toekomstbeeld hem al zijn plannen den bodem insloeg, die hij vormde. De nu volgende rijtoeren waren ech ter optochten. De baron en de barones reden in het groote rijtuig met een koetsier en een be diende; in een kleiner dokter Funk met Anito; daarnaast Elsa, hoog te paard, met Nordheim en Victor. Men legde bezoeken in die buurt af en ontving gasten. Een druk en vroolijk leven heerschte weldra in die stille zalen van Haldenburg. Victor liet het ontvangen der gasten aan grootvader over; zoo kon hij zich geheel en al overgeven aan de genoegens, die dit leven hem bood. Op een der landgoederen in de buurt trof Elsa hare excellentie van Rotern met hare dochters aan, die er als zomer gasten vertoefden. Minzaam informeerde de generaalsche naar de arme, goede Ada en of deze de betrekking van verpleegster goed waar nam. Elsa stelde haar hieromtrent gerust en knoopte toen met Hilda een zoo- ver trouwelijk gesprek aan, als had ze het spoedig hoopte te sterven. Men zou niet kunnen zeggen, dat de Nederlanden door de opstandelingen veroverd waren; weg gegeven werden zij door niet op tijd de noodige maatregelen te nemen. De Wagenbestuurder. Ginds in het hooge noorden van Ber lijn was het, bij de Pankstrasse, aan het eindstation van de tramlijn inummer 34. De wagenbestuurder Peter Konrad stond op het voorste platvorm van zijn wagen, de linkerhand aan den stroomsluiter, de rechterhand aan de rem en wachtte op het teeken van de bel om den rit dwars door de stad naar buiten, naar den Kreuz- berg, te beginnen. Hij was een flinke verschijning, die Kon rad. In zijn zware, groote zwarte over jas leek hij haast 'n reus. Thans, nu de voorjaarszon hem op den rug scheen, was het hem wel wat extra warm in die dikke jas. Hij gevoelde bijna lust om ze uit te trekken dan klonk een kort schel teeken met Ide bel: de rech terhand maakte de rem los, de linker schakelde den stroom in en de zware wagen zette zich in beweging. Het was in den namiddag zeer druk in de straten. Peter Konrad moes! dus alle aandacht wijden aan het besturen van zijn wagen. Slechts nu en dan liet hij zijn blikken een oogenblik dwalen naar de huizen aan de beide zijder der straat, naar de winkels, die hij alle zoo goed kende. Wie weet, of hij ze wel ooit weerzag, want het was immers de laatste rit, dien hij deed. Als hij ginds bij het station in de Kreusbergstrassef aankwam, zou hij voor de laatste maal afgelost worden afgelost voor altijd 1 Twaalf jaar was hij als wagenbestuur der bij de tram in dienst en hij zou er niet aan gedacht hebben zijn betrek king vaarwel te zeggen, als de omstan digheden hem niet daartoe gedwongen hadden. Door den dood van zijn moeder was het kleine huisje, in de kleine stad, waar hij geboren en opgegroeid was, op hem, den eenigen erfgenaam overgegaan. Zijn moeder had de stalhouderij, die zijn va der kort voor zijn dood had opgericht, en die behoorlijk brood gaf, tot aan den dag van haar plotseling overlijden aan gehouden. Dat Peter bet eenmaal zou overnemen, stonjd reeds lang vast, maar wijl zijn moeder altijd gezond was, scheen dit tijdstip nog ver af te liggen. Nu was het onverwachte gebeurd zijn moe der stierf; de hoefslag van een koppig paard had haar ontijdig ten grave ge voerd. Daar Peter Konrad bepaald weg moest, had de tramdirectie zijn aanvraag om ontslag ook dadelijk ingewilligd; hij deed nu zijn laatsten rit en morgen zou hij met vrouw en kind naar zijn geboorte plaats op reis gaan. Met vrouw en kind! Om deze twee verheugde hij zich vooral over den plotselingen ommekeer in zijn omstandigheden. 0, hij vond het een zeer aangename gedachte van nu af zijn eigen baas te zijn en eigenaar van een kleine, toch altijd goed rendeerende en schul denvrije zaak, niet meer voor anderen te moeten werken, doch voor zichzelven maar het hart ging hem toch eerst recht open, als hij er aan dacht hoe ge lukkig zijn Therese zou zijn, dat ze de kleine sombere woning aan een binnent- plaatsje kon verruilen tegen de aardige, vriendelijke lichte kamers in het ouder lijke huis. En dan Frits, zijn jongen, zijn schat I In zijn verbeelding zag hjj hem reeds rondkruipen pp alle plekjes, waar hij zelf als kind zich zoo onbeschrijfelijk gelukkig had gevoeld; in den hooizolder, in het hoenderhok en in den tuin in den tuin, waar thans zeker de kruisbes- senstruiken haar mooi groeigeel voor jaarskleed aangetrokken hadden en waar thans in het gras onder de beukenlaag zeker weer de viooltjes groeiden. Ja voor Frits die verheugde zich reeds bovenmate in het vooruitzicht op de reis I Zijn schoonste herinneringen waren im- laatste bezoek vergeten. Onaangename herinneringen te laten rusten was ook iets, dat ze van „padre" als eene brom van wijsheid, had geleerd. Haldenstein wees er Victor op, dat het goed noodzakelijk eene meesteres, hij een vrouw behoefde. Te zeer, om de bedoe ling niet te bemerken, prees hij eene der rijkste erfgenamen uit den omtrek, eene jonge dame van ouden adel, wier trot- sche schoonheid veel bewonderd werd. Of Victor bloosde, wijl hij wenschte, wat hem werd aangeraden dan wel van er gernis, was niet uit te maken. De graven van Tannenberg waren het veelvuldigst de gasten van Haldenburg. Egon beschouwde kich reeds als land heer; de formaliteiten der overgave be hoefden slechts vervuld te worden. Zijn vader was inwendig blij, dat het zoover was. Zoo had hij geene verplichtingen meer: bezat een thuis en kon een leven lijden volgens zijn stand. Egon begreep zeer goed, dat hij jalle kracht zou moe ten aanwenden om het verwaarloosde goed te verbeteren en zijns vaders aan spraken te voldoen. Maar hij kende zijne werkkracht en zijne energie te goed om niet vol hoop het leven te beginnen, dat hij wenschte. mers verbonden aan de laatste vacan- ties, die hij bij zijn grootmoeder door bracht, en nu zou hij voor altijd daar zijn, waar het mooier was dan ergens elders op de Wereld! Nauwelijks kon hij 't oogenblik afwachten, dat hij in den trein zou stappen, telkens en telkens wteer had hij zijn vader dat verzekerd. En nu vandaag hij had onder vurige, harts tochtelijke liefkozingen het verlof daar voor afgebedeld vandaag mocht hij zijn vader opwachten, als dezen zijn laat sten rit had gedaan, om hem dan te vergezellen. Want vajder wilde nog ver schillende inkoopen voor de reis en die verhuizing doen. En dat hij daarvoor zijn Zondagsgewaad, het mooie blauwe ma trozenpakje mocht pantrekken, was hem ook toegestaan. Peter Konrad verheugd© zich er al over, dat z'n jonjen hem buiten bij den Kreuz- berg, voor het station met schitterende oogen zou tegemoet huppelen. De rit was bijna, ten einde. De wagen draaide uit de Kochstrasse de Friedrich. strasse in en had nu het lange rechte eind tot de Belleallianoeplatz voor zich. Toeen dicht bij de markthalte, schoof een zware lastwagen over de rails en Peter moest, om een botsing te voorkomen, krachtig remmen. 'Zijn wagen stond stil naast een wagen van dezelfde lijn, die van den tegenovergéstelden kant was ge komen en bij een halte wachtte. Peter knikte den bestuurder van den anderen wagen vluchtig toe en wilde, toen de goederenwagen gelukkig over de rails 'was gekomen, verder rijden, toen zijn oor eenige woorden van het gesprek opving, dat eenige passagiers van den anderen wagen voerden. Was het een jongen? Ja, een jongen van ongeveer tien jaar-; hij was uit het Victoriapark ge komen en wilde over de straat loopen. En beide beenen weg? Glad afgesneden 1 De brandweer moest komen om den wagen op te lich ten. Het was een akelig gezicht, zooals de beenen uit de blauwe broek De naast Peter staande wagen zettie zich in beweging en het slot van den zin stierf Weg in den wind. Ook Peter schakelde den stroom in, maar hij deeid 't volkomen werktuigelijk, 't Schemerde hem voor de oogen en het bloed suisde hem in de ooren. Een koude rilling liep hem over den rug in Weerwil van de dikke jas. Een jongen een jongen van onge veer tien jaar overreden een jongen met een blauwe broek en in de Kreuz- bergstrasse! Groote hemel, ;als dat Frits zijn Frits Op de Belleallianceplatz gaf de conduc teur het sein om te stoppen. Peter hoorde het niet; het suizen en bruisen in zijn ooren overstemde hem. De conducteur trok voor de tweede maal aau de bel. Thans eindelijk hoorde Peter het signaal en liet den wagen stil houden. Daar zag hij een controleur naar den wagen komen. Meneer de controleur! riep hij met heesehe stem. Meneer de con troleur I Zijn superieur kwam bij hem op het platvorm staan. Wet Konrad, wat is er? Ik ben ziek, meneer de controleur, ik kan niet verder rijden; wilt u. De controleur stapte vlug op' het uiterlijk van den wagenbestuurder ver ried hem, dat de man waarheid sprak. Hij nam diens plaats in en vroeg: Wilt ge afstappen, Konrad, of meerijden tot het station Meerijden I Het klonk als een gerochel. Toen leunde de zieke in een hoek en de rit werd voortgezet. Toen ze het gevaarlijke gedeelte door de Hallesche poort, over de Belleallianc- brug en de Blücherplatz achter zich had den en de rustige Bellalliancestrasse wa ren ingedraaid, voelde de controleur plot seling de als van hevige koorts trillende hand van den wagenbestuurder op zijn Met Victor kon hij de practijk van de landhuishoudkunde bespreken, wijl deze reeds ervaring bezat; Nordheim had de zelfde plannen, die ook Egon verwezen lijken wilde: deze arbeiders en beambten het leven zoo gelukkig mogelijk te ma ken; doctor Erwin Funk bezat eene zeer rijke zielkundige en maatschappelijke on dervinding. Elsa hoorde hun gesprekken, zij het ook grootendeels zwijgend, met de groot ste belangstelling aan. Somtijds gebeurde het, dat zij eene opmerking maakte, diie bewees, dat zij de 'practische toepassing kende van hetgeen hier in theorie werd besproken. „Een wonderlijk wezen!" Daarover wa. ren :de vier heeren het eens. Ieder be doelde dit op zijne manier. Funke, als zielkundige, verstond er door, dat ze met de grootste zorgvuldigheid was opgevoed, de beste voorbeelden in haar leven had gehad, klaar uit haar oogen zag en kloek wist te Qordeelen. Victor meende, dat haar goed hart haar boven de meeste vrou wen deed uitblinken. Egon von Tannen berg, zag in haar de dichterlijk aange legde, ontvankelijke natuur; Erich Nord heim zeide, dat Elsa Carrero de vol maaktheid zelve was. arm en kooide de met bevende stem' uit gesproken woorden: Is het waar, meneer de controleur, heeft men in de Kreusbergerstrasse een jongen overreden? De controleur antwoordde, zonder om te zien Ja, Konrad, een kleinen jon gen! Is hij dood? De controleur knikte slechts. En toen hoorde hij achter zich een kreet, die niets menschelijks had en omziende, zag hij den grooten, sterken pian onbeweeg lijk op het platvorm liggen. De controleur overlegde een oogen blik. Zou hij stilhouden. Zou hij verder rijden? Een blik in den wagen overtuig de hem, dat er geen passagiers meer inzaten. In een minuut kon hij hét eind station bereiken. Dus verder! Met ge forceerde kracht verder! De wagen stopte voor het slation. De controleur wenkte een paar wagenbestuur ders en conducteurs van de andere wa gens en men maakte toebereidselen om het zware lichaam van den bewustelooze in het station te dragen, toen een kleine jongen tusschen de mannen doordrong. Met een luiden kreet wierp hij zich op het schijnbaar levenlooze lichaam en sloeg zijn armpjes om hem heen. Vader! Vader! Mijn lieve goede va- der I Nu sloeg de man zijn oogen op. Hij richtte zich een weinig op, streek zich met de handen een paar malen over het gezicht en wreef zich het voorhoofd. Daar na vroeg hij als uit een diepen slaap ontwakend Wat is er toch. met mij gebeurd? Waar ben ik? Wat is er te doen? En toen plotseling, toen hij volkomen tot bewustzijn was teruggekeerd, sprong hij op, pakte den jongen met reuzenarmen hief hem op, drukte hem tegen zich aan en kuste hem hartstochtelijk. Frits 1 Mijn jongen 1 Mijn jongen 1 Frits! Jij jij leeft? Je bent niet over reden? Ik overreden? vroeg de jongen verbaasd. Ik kom juist van moeder Daar kwam een der wagenbestuurders bij Peter. Hij wees naar het station. - Daar binnen ligt er een, zoo groot als die van jou, Konrad, die is straks onder den wagen gekomen hij is dood. Maar jou Frits is het niet. Met oogen vol tranen vzag Peter op zijn kleinen jongen neer. Frits, mijn jongen, en ik dacht, dat jij het was 1 En terwijl hij den jongen nog eenmaal tegen zijn borst drukte, kwam het onder snikken over zijn lippen: Hemel, aan dezen laatsten rit zal ik geheel mijn leven denken! Peter Konrad vertoeft nu al sedert een jaar in zijn geboortestadje en beheert nauwgezet de erfenis, die hem tot ©en der voornaamste burgers van de plaats gemaakt heeft. Zijn Therese houdt als degelijke huisvrouw de huishouding uit stekend in orde, en Frits, zijn jongen, weet in de stallen en in al de hoekjes van 't huis en hof en tuin den weg. (N. H. Ct.) De Revolutie in Portugal. Nu enkele correspondenten van buiten- landsche bladen de oprechtheid gehad hebben, om het verloop der onmensche- lijke en schandelijke priester-vervolgin gen naar waarheid mee te deelen, kunnen de andere journalisten ook moeilijk ach terwege blijven om de leugens van het republikeinsche schrikbewind tegen te spreken. Zelfs de correspondent van de „Daily News" moet thans bekennen, dat de regeering het schieten der soldaten, en matrozen en het gepeupel op het Jezu- ieten-klooster en de plundering van ver schillende andere kloosters en kerken ge makkelijk had kunnen voorkomen. De be wering, dat de kloosterlingen met bom- Op Oderberg, de bezitting' der Tannen- bergs, was een groot gezelschap ver- eenigd. De oude graaf wenschte, voor hij, gelijk hij zich uitdrukte, officieel van het tooneel verdween, nog eenmaal allen te zien. Hildegonda en Suzanna met haar ma ma en de bezitster van het goed, waar ze logeerden, verschenien in schitterende toilettende vrijheerlijke familie von Wier- ner met drie dochters en twee zo-ons, die bij de Garde dienden; Liselotte von Bünau, in kant gehuld en met diamanten versierd, scheen de ouders meer voor den vorm mee te brengen, dan ten be wijze, dat ze onder hun bescherming stond; de financieel-e en de burgerlijke wereld vermengden zich met den adel; officieren der voornaamste regimenten verschenen in schitterende uniformen ien brachten in het gezelschap geest, leven en beweging. Elsa en Anito waren in 't wit; in haar eenvoud staken ze af bij de overigen en toch trok de eerste de algemeene op merkzaamheid. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1910 | | pagina 5