DUIF"
(NTELS
EEEMAN.
adres voor COGNAC.
PIJ
Goes.
ia Yeira alles.
C 32. MIBDELBUIG.
No. 116. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 1 October 1910.
Regensburg
(wettig gedeponeerd]
ude Jenever.
IER te Goes.
^magazijn
ïialiteit in
|o u s e n
lire Rokken
liuum- en
errokken
Cosfuums
afdeelin voor j
IATWERK.
HAND TE KOOP
n zeer goede
Zelandia Antiqua
1
IJ DER, Goes
FEUILLETON.
ELSA
GEMENGD NIEUWS.
nehines behoeven
e aanprijzing,
•rzueken slecht»
te letten, dat ze
iet juiste adres
ocht worden.
dag van 124 uur te
ontbieden voor alle
JNSTTANDEN enz., bij
id er, St. Jacobs traaf,
lomgoed binnen 8,
oen 12 dagen,
on" direct franco
ten, zen-
anco te-
H met
j korting
ïerk
pij den Heer
sorteerd en meest
erd Mantelmajariln.
nes en Kinderen.
setten.
jupe, fijne afwerking.
|d aanbevelend,
lantvoor lagen prjjs
op het gebied van werk 3
onder letter S, bureau van
(Het oude Zeeland).
IV.
Naar do lezer reeds bevroed beeft,
was Datheen's gomachtige hier geen on.
bekende. Evenals de Middelburgsche Ge-
lein, de schoenmaker-beeldstormer, die in
een winkel van kramerijen bij de Dam
poort sinds 1559 de nieuwe leerstellingen
verkondigde, de eerste predikant der
hoofdstad werd, kon Barselis alle rech
ten op Zierikzee laten gelden. „Niet vier
van de tegenwoordige buitenplaats de
Haan (1880), zegt Nagtglas in Zelan
dia lllustrata, als hij van Noord-Gouwe
spreekt, had, in een bosch, op Zon
dag den 7 Juli 1566, des namiddags om
streeks drie uren, de eerste godsdienst
oefening der Hervormden in Schouwen
plaats. Een Vlaamsche passementsmaker
Jacob Jorisse pf pok wel Jacob Barselis
genoemd, hield daar voor ruim vierhon
derd toehoorders een predikatie."
Om aan zijn woorden meer kracht bij
to zetten, liet de predikant zich door
gewapenden vergezellen, toen hij in de
vroedschap verscheen, tot het stellen van
den eisch: het verwijderen der altaren
uit do St. Lieven. Het nieuwe bestuur
was niet schroomvallig op dit punt: er
was vroeger al besloten „de onnoodige
kerkegoederen" montransen, kelken,
cybories, fluweelen koorkappen, kasuifels
en alles wat gemaakt is van „silver
ofte van golt" te gelde te maken,
maar thans was er bezwaar. De altaren
konden niet weggebroken, zonder de pi
laren te schenden, waarop het gewelf
steunde. Men wenschte de komst van den
gouverneur (Keersemak-er) af te wachten
en van den Prins zelf. Het volgend jaar
had de uitoefening van den katholieken
godsdienst op de beide eilanden geheel
opgehouden.
In het voorjaar van 1573 werd een
llaad nevens den Prins opgericht voor
staats- en oorlogszaken te land en te
water en Keersemaker behoorde tot de
eerste negen leden. Jhr. Arend van Dorp,
een der trouwste vrienden en raadslie
den van Prins Willem, kwam hem ver
vangen, een merkwaardig man, op wien
we nog wel eens nader terug komen.
Hij, de Rijkaard bijgenaamd, was in onze
provincie geen onbekende, al stamde hij
van een Hollandsche familie. Zijn eerste
vrouw was een jonkvrouw uit Wemel-
dinge, Marijken Booms, met wie hij slechts
2 jaar gehuwd is geweest Vervolgens is
hij hertrouwd met Autoiuetta Grellet, de
zuster van de laatste priorin van het
St. Ceciliënconvent te Leiden. Hij bleef
gouvlerneur, totdat hij de stad aan ilon-
dragon moest overgeven (1576).
Aiva's opvolger, Kequesens, besloot in
Sept. 1575 een ernstige poging te wagen,
om Schouwen en Duiveland aan de Nas-
sauschen te ontrukken. De te Brussel,
6 Juni 1574, plechtig afgekondigde am
nestie of vergiffenis, waarvan betrekke
lijk weinigen met name genoemden zou
den uitgesloten blijven, had niet mogen
baten. De Bredasche vredesonderhande
lingen (1575) hadden eveneens tot niets
geleid, alweer tot groote teleurstelling
van do rustige burgerij, toch verreweg
de meerderheid. Koning Filip-s verlangde
naar den vrede, Paus Gregorius XIII
maande aan tot toegevendheid en de Duit-
sche keizer trad op als bemiddelaar. De
Spaansche troepen zouden gaandeweg het
land verlaten, de Staten-generaal bijeen
geroepen en de uitgebreidste amnestie ge
geven worden, maar Onroomschen kon
den niet geduld: zij! kregen 6 maanden,
om bun have te gelde te maken of moes
ten hun bezittingen door Katholieken
laten beheeren. Dit was de uiterste grens
van verdraagzaamheid in die dagen. De
Katholieken hadden het onder protestant-
sche vorsten vaak veel minder, nergens
beter.
Prins Willem had zich in Dec. 1573
openlijk bij de Kalvinisten aangesloten
door bij) hen ten nachtmaal te gaan.
Niet minder dan des Konings Landvoogd
doorleefde hij1 moeielijke dagen. Zich te
46.
Zo beet zich op de lippen om niet in
lachen uit te barsten. Maar Egon ving
den vroolijken glans op, die in haar oogcn
schitterde en lachend keek hij haar aan.
Poen bemerkte ze, dat hij buitengewone
schoone, zielvolle aogen had, die mis
schien voor deal omgang meer beloofde
dan die zijns vaders, die babbelde met
eetoe radheid van tong, .welke haar ver
maakte.
Het tochtje met de motorboot, toen de
zonno ter kimme neigde en den hemel
zich in bonter herfstkleuren tooide, die
Elsa eene zwakke afspiegeling noemde
van den glans der zuiderzonne, was heer
lijk.
Schilderachtig langs den „Langen Berg"
uitgestrekt, die door beuken- en pijnbo-s-
schen was bedekt, begrensd door 'het idyl
lische Sc-hlornmeer, vertoonde zich de mo
derne villarkolanie van Bansin.
Anito werd vraolijk; toen men naar
de woning ging, vleide ze zic-h tegen Elsa
zwak voelend, om zelf de zaken tot een
gewenscht einde te brengen, werd her
haaldelijk onderhandeld met buitenlamd-
sche hoven, bij; voorkeur met Frankrijk,
waarbij; een schadeloosstelling in grond
gebied in het vooruitzicht werd gesteld.
Holland en Zeeland konden zich kwalijk
aan de vredes onderhandelingen onttrek
ken, toen Duitschland er zich mee
moeide, maar de besprekingen werden
gerekt, het volk door valsche voorstel
lingen om den tuin geleid en eindelijk
de beraadslagingen afgebroken, de schuld
gevend aan de onverdraagzame tegen
partij. Een vrede had de voordeelen, door
de Nassauschen behaald, goeddeels doen
te loor gaan. Van oudsher waren de steden
en de Staten, de gewestelijke besturen,
innig gehecht aan hun voorrechten en
nauwlettend zag men op hun naleving
toe. Werd niet beweerd, dat de wapenen
waren opgevat ook om het schenden der
privilegiën? De Prins echter was voor de
nieuwe regeeringsleiden in deze beide
provinciën een onmisbaar persoon, waar
om men hem do absolute macht had op
gedragen, behoudens enkele beperkingen
in zake belastingen, regeerings-verande-
ringen, verdragen en de benoemingen tot
hooge posten.
De strijd werd voortgezet. Mondragon
berokkende den Nassauschen een gevoelig
verlies door, 27 Juni 1575, Fijuaart en
Klundert in te nemen en deze plaatsen
te versterken. De Landvoogd koesterde
het plan Schouwen en Duiveland te on
derwerpen en daardoor do gemeenschap
te verbreken tusschen Holland en Zee
land, maar reeds herhaaldelijk hadden
de Prinsgezinden op gevoelige wijze ge
toond te water de overmacht te bezit
ten. Eenige Zeeuwsche uitgewekenen,
waaronder Philibert van Serooskerke en
misschien ook de vroegere burgemeester
van Middelburg Simon Cost, hadden Ke
quesens |er c(p gewezen, hoe gemakkelijk
men van Tholen, dat nog Spaansch was,
naar St. Filipsland, kon oversteken;
voorts, hoe van hier naar Duiveland een
zandplaat liep, die (jij laag water droog
kwam to liggen en waarover inen, iaën
enge kil, het Zijpe, doorwadend, op Dui
veland kon geraken. Eenmaal meester
van de schans te Vianen kon er hulp
geboden van Moggershil, aan den uiter
sten hoek van Tholen gelegen. Was Mon
dragon niet, nu temet drie jaar geleden,
aldus door het Krekerak getrokken, om
het door de Watergeuzen omsingelde
Goes te ontzetten? De onderneming mocht
hachelijk lijken, men zou de kans wagen.
Terwijl te Antwerpen 30 galeien en
onderscheidene kleine vaartuigen in ge
reedheid gebracht werden, ging de Land
voogd naar Bergen-op-Zoom en vervol
gens naar Tholen. Sanchio d'Avila bracht
de troepen over: 'Spanjaarden, Duitschers
en Walen, van elk 1500. De verschil
lende schansen op het eiland werden goed
van krijgsvoorraad voorzien. De ruiters
bleven in de .stad, terwijl het voetvolk
te St. Annalarid werd samengetrokken
met 200 delvers.
Na vijf dagen van voorbereiding ging
de overste Osorio d'Ulloa 22 Sept. met
300 Spanjaards en evenveel Walen den
natten weg op, begeleid door vier Spaan
sche en 4 inlandsche gidsen, onder wie
genoemd worden een Zierikz-eeënaar,
vroeger in dienst van den Rentmeester
Philibert van Serooskerke en een inge
zetene van Tholen. Overgezet naar St.
Filipsland ving men vandaar de stoute
tocht aan over de plaat langs het eilandje
Rumoort naar de kil. Maar hier raakte
het mis. Moesten de mannen op de plaat
reeds tot hun knieën door de slik waden,
hier kwam het tot de schouders. En dan
al door begroet door de GeuzenkogelsEr
scheen geen doorkomen aan en het krijgs
volk 'trok terug naar St. Filipsland, waar
velen zonder schoeisel, allen doodaf aan
kwamen.
Niemand dacht er aan, daarom het op
zet te laten varen. Weer vijf dagen later
brachten 30 scheepjes des nachts de
krijgsoverste don Filips de Bramonte met
100 haakschutters naar St. Filipsland, ter
begeleiding van de Zeeuwsche en Spaan
sche gidsen, wien een nader onderzoek
aan en fluisterde haar innige woorden
van dank.
Men was „thuis". Elsa lachte er mee,
dat voor een verblijf buiten een geheel
groot huis nooclig was. Zij vertelde onder
't theedrinken, dat haar en de haren een
paar kamers voldoende waren, als men
naar Clarens of Chillon ging.
De graven waren met haaf vroeger le
ven op de hoogte. Haldenstein genqot,
wijl geen enkele vraag gelegenheid gaf
om nu reeds in bijzonder over „Carlo
mio" te spreken.
De oude Tamienberg had haar naar
Haldensteins schilderingen zijn zoon uit
gebeeld als een bekoorlijk, maar zeer vrij
ietwat eigenzinnig schepseltje. Egon vond
het eerste waar, maar zou aan de laatste
eigenschappen andere namen hebben ge
geven.
Op den terugweg begon de oude graaf:
„Elsa van Haldenstein?"
„Garrero", verbeterde de zoon.
„Ach, laat dat toch!" was het spijtige
antwoord. „Ze is veel meer dame dan
ik durfde denken; nu reeds kan ze een
air aannemen; als gravin zal dit haar
nog beter afgaan!"
Deze woorden sprak hij wellicht meer
was opgedragen. Thans was de uitkomst
gunstiger en het waagstuk zou onderno
men worden. L.
(Wordt vervolgd.)
De schipbreukelingen der
„Jantina Agatha".
Hiet „Nieuwsblad van het Noorden"
schrijft
Wie zijn nu in staat een overzicht te
geven in groote trekken van de schip
breuk .der „Jantina Agatha" en een be
knopt nelaas van het lijden en de ont
beringen, idie de bemanning in het
Noord-Amerikaansche poolland heeft
moeten doorstaan. De twee mannen, die
met de „Thomas" te Dundee waren aan
gebracht de kok en ©en lichtmatroos
hebben enkele brieven medegebracht
van den kapitein en va,n de beide stuur
lieden aan hun familiebetrekkingen, waar
van wie inzage of afschrift hebben ge
kregen. De lotgevallen zijn zeer belang
wekkend.
Cumberlandgolf is een inham in de
Oostelijke kust van Baffinland aan de
Davisstraat tegenover de Westkust van
Zuid-Groenland en ongeveer op 65° Noor
derbreedte, als IJsland dus. Het is er een
zeer onherbergzaam klimaat, daar het de
milde werking van den Golfstroom mist.
Havens op deze breedte in Noorwegen
zijn bijna het geheel© jaar toegankelijk.
Cumberlandgolf is echter maar gedu
rende hoogstens twee maanden vrij van
ij's.
In ld© golf ligt Blackleadeiland aan de
Zuid-Westkust. Daar zijn een tweetal ne
derzettingen van Eskimo's, elk 100 a 150
man sterk. Honderden mijlen in den om
trek is verder geen menschelijk wezen
te bespeuren.
Blacklead wordt gedurende den korten
zomer aangedaan door enkele .waivisch-
vard-ers, die maar in de buurt op de
vangst zijn, terwijl er ook een zendings-
post is, die van tijd tot tijd wordt af
gelost. De heer Crauford Noble te Aber
deen heeft er voorts een factorij1 waar
pelswerk wordt bewaard, dat er eens per
jaar vandaan wordt gehaald. Kapitein
Dijkstra had de reis al eens eerder ge
maakt in twee maanden en negen da
gen. Hij kende den weg en het land.
Den 29sten Juli vertrok hij met de
„Jantina Agatha", een mooien stalen,
tweemastschoener, behooreude aan den
heer J. J. Onnes te Groningen van Dun
dee. Behalve de bemanning waren nog
aan boord de zendeling F, W-. Greens
hield, die een groot half jaar verlof in
Engeland had doorgebracht, en prof. Bern-
hard Hanlzsch, een Duitsch dierkun
dige, die plan had om voor zoölogische
en anthropologische onderzoekingen drie
jaren door te brengen in de streek tus
schen de Cumberlandgolf en de Ponds
baai.
De aankomst was voorspoedig, de pas
sagiers waren aan land gebracht en een
lading pelswerk was ingenomen. Het was
reeds iaat in 't jaargetijde en dus hoog
tijd om te gaan, daar het ij's reeds be-
gon pp t© zetten.
Op 40 a 50 mijlen van Blacklead is
het schip den 26sten September des
nachts om plus minus 3 uur tegen een
groot blok ijs gestooten. Om 6 uur werd
in het ruim 4 duim water gepeild, om
8 uur 13 duim en om 12 uur 'reeds
3 voet. Daar was geen pompen tegen
en zoo werden de twee booten klaar
gemaakt en beladen met provisie.
Het was stille zee en effen water toen
om )6 uur het schip in zinkenden toe
stand [werd verlaten.
Er werd natuurlijk koers gezet naar
het pas verlaten Blacklead. Maar dat
kon men niet dadelijk bereiken. Na ll1/2
uur ;te hebben geroeid, bereikte men land,
een hooge steenrots, waar een tent werd
gemaakt van een dekkleed, dat men van
boord had meegenomen. We moesten op
de steenen slapen en dat was wel wat
frisch, schrijft de stuurman. Den vol-
voor zich zelf, dan voor zijn zoon. Egon
lachte.
„Als gravin Is u van plan, papa
„Ik verzoek van zoo'n ongepasten
scherts verschoond te blijven", riep Tan-
nenberg Senior uit. „Niet ik, maar gij,
dat is toch duidelijk!"
„Ik! dank u allerhartelijkstmen zegt,
dat de jonge dame verloofd is. Ik vind
ze alleraardigst, maar zonder eenige zelf
zucht; ik zou wel wenschen, dat u daar
rekening mee hield, vader?"
Egon sprak nadrukkelijk; hij! achtte 't
oogenblik der lang begeerde bespreking
van beider toestand gekomen.
„Ik weet, dat ge in Monte-Caxlo speel
schulden gemaakt hebt en niet voor de
eerste maai, papa!"
Do vader wilde opvliegen^ maar die
zoon legde zijn hand stevig op zijn arm.
„Laten we nog een eind langs het strand
gaan, de natuur stemt tot rust."
De maan goot haar zilver licht uit op
de dommelende zee. Zachtk-ens ruischte
ze, als zoete liederen van rust en geluk.
„Bij; zulk eene grootheid is toch alles
klein", sprak Egon. „Eindelijk moet er
eens openhartig gesproken worden. Met
het vermogen mijner overleden moeder
denden dag zijn de kapitein met den'
tweeden stuurman en een paar anderen
naar Blacklead gegaan en twee dagen,
later werd alles in twee groote booten
icn ide roeiboot van het schip naar Black
lead gehaald, een tocht, die 18 uur
duurde.
„Daar kwamen we aldus vertelt de
eerste stuurman J. P. Klugkist aan zijn
vrouw in zijn brief bij den do-miné
thuis. Daar .was nog alwat provisie, maar
met acht personen eet men gauw wat
op. Onze voornaamste kost was zeehon-
denvleesch, maar in den laatsten tijd was
er niet veel meer. Brood, meel, koffie en|
thee waren op. In vijf dagen hebben, wij
bijna niets gehad dan wat water en een
stukje verdroogde zeehondenworst; dat
kwam, omdat we weg waren om zalm
te .vangen, teneinde onzen voorraad weer
wat aan te vullen. Maar op de plaats,
waar de zalm anders is, hebben we
niets gevangen. De zalm was weg en,
zoo hadden we niets om te eten. Met
dit droevig vooruitzicht maakten we ons
klaar om weer Jerug te keeren, toen,
juist nu de nood op 't hoogst was, red
ding nabij bleek.
Tegen den avond kwam er een roei
boot, met Eskimovrouwen bemand, om
ons mede te doelen, dat er een schip
gekomen was om ons af te halen. Dat
was -een uitkomst. Dadelijk pakten we
ons vischtuig in en maakten we de boot
klaar jen twee dagen later kwamen we
aan boord van het schip.
Natuurlijk vielen we dadelijk op het
eten aan, maar ik nam niet te Veel op
eens, omdat mijn maag niet aan voed
sel gewend was".
„Het is hier een treurig land, zoo
schrijft Klugkist verder, alles ijs en
sneeuw. Bij den winterdag twee maan
den lang maar 2 uur daglicht en 's zo
mers twee maanden lang geen nacht. Dan
gaat de zon zoowat een uur onder, maar
in de schemering blijft het licht. Dan
25sten Juni gingen we nog met de slee
over het ijls".
Uit (een anderen brief teekenen we nog
aan: .„Van begin October tot half Juli was
het hier geregeld een kou van 50 graden.
Allen waren we in robbenvellen gekleed.
Onze kost was altijd zeeho-ndenvfoesch,
maar we hadden altijd honger, en zijn
mager, hoewel gezond." De overwintering
had ruim 11 maanden geduurd.
De Noo-rsche schoener „Thomas" was
te klein om ,alle schipbreukelingen mee
te nemen. Daarom ging de kapitein met
'een deel der bemanning op een grooten
walvischvaarder, de „Scolia", over, die in
October terug verwacht wordt.
pe kok ©n een lichtmatroos gingen, ge
lijk boven gemeld is, op de „Thomas".
(Het is ©en merkwaardig verhaal, waard
om uitvoeriger te worden beschreven. Uit
gegaan om anderen te verlossen is de
bemanning ivan de „Jantina Agatha" het
slachtoffer van de redding geworden.
Doordat het schip het laatste was, dat
in de Golf was moesten zij na de schip
breuk (bijna een vol jaar daar blijven en
ontberingen lijden, waarvan wij ons hier
geen (denkbeeld kunnen vormen. Dat is
nog iets anders, dan met een goed uitge
ruste ©n geproviandeerde po-ol-expedi-tiie
er op uit te gaan.
We hebben in onze letterkunde ver
scheiden verhalen van dergelijke avontu
ren; het verhaal van de schipbreukelin
gen der „Jantina Agatha" verdient een
plaats in die rjj.
In ©en volgend nummer geeft het
„Nieuwsblad van het Noorden" eene ver
betering omtrent het vergaan van heit
schip, welk vergaan niet op de terugreis
maar op de heenreis is geschied, om
daarna nog iets over te vertellen uit het
geen (de matroos Jan Vogelzang in zijd
zakboekje met potlood had opgeteekend.
Ziehier het voornaamste.
De jeerste landing ging nog al gemak
kelijk. Men sliep des nachts onder 'n
geïmproviseerde tent en hield den volgen
den morgen scheepsraad, waarin besloten
werd Ide Eskimo-nederzetting op te zoe
ken. iDe heer Greenshield, de zendeling
passagier, ging mee :en was van veel
wil ik het goed vrijmaken van de schulden,
welke er op rusten. Gij doet dan de
bezitting aan mij over en ik verplicht
me tot het uitkeeren ©ener rente,- die niet
karig zal uitgemeten worden. Gij, speelt
niet meer en speculeert ook niet meer
met mijn naam."
De andere boog het hoofd en heet zich
op de tanden.
„Ge zijt wreedaardig openhartig"-,
kwam er eindelijk spottend uit.
„Verstandig, vader! En dat is gelukkig,
anders stonden we nu voor den onder
gang", antwoordde Egon meer treurig dan
ontstemd.
„Ik zal er eens over nadenken", beloof
de jde oude graaf na ©enig getalm. „Doet
gij1 ;het ook, Egon; wees niet eigenzinnig".
In deze woorden lag eene teerheid,
een -spijt, dat de zoo® het zoo pas ge
geven antwoord ietwat betreurde.
Hij idrukte zijd vader de hand. „Laten
wo zwijgen", verzocht hij; „ik weet, dat
ge mij1 lief hebt; maar een mensch moet
zich geven gelijk hij is."
De oude graaf werd overgevoelig: dat
overkwam hein wel eens moer. Hij sprak
van zijn liefde voor vrouw en kind, die
hij echter nooit door daden bewezen had;
dienst, omdat hij de eenige was, die fle
Eskimotaai verstond.
Men kwam waar men wezen wilde, op
Blacklead, waar de heer Greenshield een
huis (had -en zich onder zijn merisch'ani
thuis gevoelde. Dadelijk werden de ach
tergelatenen, waaronder ook Vogelzang,
afgehaald en allen werden gastvrij opge
nomen onder het dak van den zendeling,
de Duitse tie professor incluis.
D© ieerste zorg gold nu de kleeding.
De gewone pakjes werden uitgetrokken
en vervangen door Eskimopakken. D-e jas
daarvan bestaat uit aan elkander genaai
de vellen van zeehonden, zonder knoop
of knoopsgaten, alleen met een opening
er in, waar men het hoofd doorsteekt en
-een kap, die bij koud wieer over het!
hoofd getrokken wordt. Het buitenste is
van vel van oude zeehonden, de voering
van yellen van zeer jonge zeehondjes,
dit laatste is veel zachter. De vrouwenjas
ziet er net zoo uit, behalvd dat daar
tot versiering een staart aan den kap is,
die bijna tot aan den grond reikt en
behangen is met al wat de Eskimodames
maar voor blinkends in handen kunnen
krijgen, 'n muntje, een stukje blik, 'in
lepel, 'n stukje lood desnoods. Mannen
en vrouwen dragen korte broeken van
dezelfde stof, terwijl de kousen van ren-
di-ervellen gemaakt zijn met het haar van
binnen. Dan volgen nog sokken van vogel-
Vellen met de veeren naar den binnenkant
en daarover sokken van zeehondenvel.
D-es winters draagt men in plaats van
z-eehondenkleeren, 'kleeren van rendierhui
den, die zijti warmer.
Onzie matroos had ruimschoots gelegen
heid om ethno-logische studiën te maken.
Hij vertelt hoe de Eskimo-'s wonen in
huizen Van stokken, waaro-ver veilen ge
spannen zijn. Het eenige meubel van be-
teekenis is de traanlamp, waarboven het
eten gekookt wordt. Dit maal bestaat ge
regeld uit vleesch en bloed, waarvan een
soort soep gekookt wordt, Plantenvoed-
sel js er den langen winter natuurlijk
niet te krijgen. Voor den v-egetariërsbond
zou het een uitgebreid hoewel dor veld
voor propaganda zijn.
De heele familie huist bij elkaar in
zoo'n tent, toepik noemt onze zegsman
ze. De mensch-en zijd van middelbare leng
te, imet zeer zwart haai1, donkere o-ogen
-en ihruin van gelaatskleur. En lui, zegt
hij. lOp Blacklead staat een kerkje en
een -schooltje. Maar de aanwezigheid van
de bemanning der „Jantina Agatha" was
in 'zooverre geen welvaart voor hen, daar
er 'nu zuinig met het proviand moest
worden geleefd. Men had al spoedig uit
gerekend, dat er juist genoeg was om allen
tot den zomer in 't leven te houden, maar
dan mo-est men van 't begin af o-p rantsoen
worden gesteld. Daarbij kwam nog, dat
d-e Duitsche zoöloog volgens Vogelzang
geen bemind man in de kleine kolo
nie den 23sten April het binnenland
inging en zijn proviand meenam, waardoor
d<e voorraad nog kleiner werd. Ze kregen
toen -daags elk maar twee scheepsbeschui
ten en een paar borden zeehondensoep,
naar bovengenoemd recept van vleesch
en bloed gekookt.
D-e schrijver van ons dagboek vertelt
ook nog z-ek-er in een droefgeestige
bui van de wijze, waarop de Eskimo's
m-et hun dooden handelen. Het lijk wordt
in een vat gekuipt en zoo ergens tusschen
de rotsen gezet, daar de grond te hard is
om -er een graf in te graven.
Geen wonder dat de schipbreukelingen
vurig hoopten op Juli en Augustus, wan
neer er schepen komen in Cumberlandgolf.
Of hun voorraad niet vermeerderd kon
worden? Ja, maar alleen in den zomer.
D-es winters is er niets te jagen en zijn
-er ook geen vogels, die eieren leggen,.
Als 't water open is, dan gaat al wat
hand-en heeft en over een boot beschik
ken kan er op uit. Want de zee moet
het proviand leveren. Hot land is ook in
den zomer onherbergzaam. Alleen rendie
ren, die er echter niet getemd schijnen
te worden, zooals in Lapland, leveren
dan t-e land voedsel en huiden. Voo-rts
zijn er nog vossen, die om hun pels,
w-elke hooge waarde heeft, geschoten
worden.
steeds had hiji offers aangenomen, nooit
gebracht
Do -zoon zwoeg voor heden. Zijn be
sluit was genomen en daardoor de uit
voering bepaald.
Egon van Tannenjburg had nog nooit
zijne woorden teruggenomen.
Nog lang zat E-lsa voor haar venster
en luisterde naar het ruischen van woud
en -water.
De -stralen -der maan omhulden haar
in -een toovernet; zij zat wakend te droo-
men. -
Een gele, troebele stroom stuwde lang
zaam zijne water-en voort; puinho-open
doemden Op, die duizenden jaren torsten
palmen, schamele hutten en steden on
derscheidde ze vaag.
Op het water schepen en bootjes
„Carlo!" Luide riep ze het en ontwaakte.
Hij dacht daar aan haar, gelijk zij aan
hem te midden van al het nieuwe, dat
haar omgaf; maar dat het oude niet kon
doen vergeten.
Op dezen avond verheugde ze zich,
dat weer een dag der scheiding om was
- de tijd vloog snel, maar het getal
dag-en scheen -eindeloos!
(Wordt vervolgd.)