DUIF" (NTELS EEEMAN. adres voor COGNAC. PIJ Goes. ia Yeira alles. C 32. MIBDELBUIG. No. 116. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 1 October 1910. Regensburg (wettig gedeponeerd] ude Jenever. IER te Goes. ^magazijn ïialiteit in |o u s e n lire Rokken liuum- en errokken Cosfuums afdeelin voor j IATWERK. HAND TE KOOP n zeer goede Zelandia Antiqua 1 IJ DER, Goes FEUILLETON. ELSA GEMENGD NIEUWS. nehines behoeven e aanprijzing, •rzueken slecht» te letten, dat ze iet juiste adres ocht worden. dag van 124 uur te ontbieden voor alle JNSTTANDEN enz., bij id er, St. Jacobs traaf, lomgoed binnen 8, oen 12 dagen, on" direct franco ten, zen- anco te- H met j korting ïerk pij den Heer sorteerd en meest erd Mantelmajariln. nes en Kinderen. setten. jupe, fijne afwerking. |d aanbevelend, lantvoor lagen prjjs op het gebied van werk 3 onder letter S, bureau van (Het oude Zeeland). IV. Naar do lezer reeds bevroed beeft, was Datheen's gomachtige hier geen on. bekende. Evenals de Middelburgsche Ge- lein, de schoenmaker-beeldstormer, die in een winkel van kramerijen bij de Dam poort sinds 1559 de nieuwe leerstellingen verkondigde, de eerste predikant der hoofdstad werd, kon Barselis alle rech ten op Zierikzee laten gelden. „Niet vier van de tegenwoordige buitenplaats de Haan (1880), zegt Nagtglas in Zelan dia lllustrata, als hij van Noord-Gouwe spreekt, had, in een bosch, op Zon dag den 7 Juli 1566, des namiddags om streeks drie uren, de eerste godsdienst oefening der Hervormden in Schouwen plaats. Een Vlaamsche passementsmaker Jacob Jorisse pf pok wel Jacob Barselis genoemd, hield daar voor ruim vierhon derd toehoorders een predikatie." Om aan zijn woorden meer kracht bij to zetten, liet de predikant zich door gewapenden vergezellen, toen hij in de vroedschap verscheen, tot het stellen van den eisch: het verwijderen der altaren uit do St. Lieven. Het nieuwe bestuur was niet schroomvallig op dit punt: er was vroeger al besloten „de onnoodige kerkegoederen" montransen, kelken, cybories, fluweelen koorkappen, kasuifels en alles wat gemaakt is van „silver ofte van golt" te gelde te maken, maar thans was er bezwaar. De altaren konden niet weggebroken, zonder de pi laren te schenden, waarop het gewelf steunde. Men wenschte de komst van den gouverneur (Keersemak-er) af te wachten en van den Prins zelf. Het volgend jaar had de uitoefening van den katholieken godsdienst op de beide eilanden geheel opgehouden. In het voorjaar van 1573 werd een llaad nevens den Prins opgericht voor staats- en oorlogszaken te land en te water en Keersemaker behoorde tot de eerste negen leden. Jhr. Arend van Dorp, een der trouwste vrienden en raadslie den van Prins Willem, kwam hem ver vangen, een merkwaardig man, op wien we nog wel eens nader terug komen. Hij, de Rijkaard bijgenaamd, was in onze provincie geen onbekende, al stamde hij van een Hollandsche familie. Zijn eerste vrouw was een jonkvrouw uit Wemel- dinge, Marijken Booms, met wie hij slechts 2 jaar gehuwd is geweest Vervolgens is hij hertrouwd met Autoiuetta Grellet, de zuster van de laatste priorin van het St. Ceciliënconvent te Leiden. Hij bleef gouvlerneur, totdat hij de stad aan ilon- dragon moest overgeven (1576). Aiva's opvolger, Kequesens, besloot in Sept. 1575 een ernstige poging te wagen, om Schouwen en Duiveland aan de Nas- sauschen te ontrukken. De te Brussel, 6 Juni 1574, plechtig afgekondigde am nestie of vergiffenis, waarvan betrekke lijk weinigen met name genoemden zou den uitgesloten blijven, had niet mogen baten. De Bredasche vredesonderhande lingen (1575) hadden eveneens tot niets geleid, alweer tot groote teleurstelling van do rustige burgerij, toch verreweg de meerderheid. Koning Filip-s verlangde naar den vrede, Paus Gregorius XIII maande aan tot toegevendheid en de Duit- sche keizer trad op als bemiddelaar. De Spaansche troepen zouden gaandeweg het land verlaten, de Staten-generaal bijeen geroepen en de uitgebreidste amnestie ge geven worden, maar Onroomschen kon den niet geduld: zij! kregen 6 maanden, om bun have te gelde te maken of moes ten hun bezittingen door Katholieken laten beheeren. Dit was de uiterste grens van verdraagzaamheid in die dagen. De Katholieken hadden het onder protestant- sche vorsten vaak veel minder, nergens beter. Prins Willem had zich in Dec. 1573 openlijk bij de Kalvinisten aangesloten door bij) hen ten nachtmaal te gaan. Niet minder dan des Konings Landvoogd doorleefde hij1 moeielijke dagen. Zich te 46. Zo beet zich op de lippen om niet in lachen uit te barsten. Maar Egon ving den vroolijken glans op, die in haar oogcn schitterde en lachend keek hij haar aan. Poen bemerkte ze, dat hij buitengewone schoone, zielvolle aogen had, die mis schien voor deal omgang meer beloofde dan die zijns vaders, die babbelde met eetoe radheid van tong, .welke haar ver maakte. Het tochtje met de motorboot, toen de zonno ter kimme neigde en den hemel zich in bonter herfstkleuren tooide, die Elsa eene zwakke afspiegeling noemde van den glans der zuiderzonne, was heer lijk. Schilderachtig langs den „Langen Berg" uitgestrekt, die door beuken- en pijnbo-s- schen was bedekt, begrensd door 'het idyl lische Sc-hlornmeer, vertoonde zich de mo derne villarkolanie van Bansin. Anito werd vraolijk; toen men naar de woning ging, vleide ze zic-h tegen Elsa zwak voelend, om zelf de zaken tot een gewenscht einde te brengen, werd her haaldelijk onderhandeld met buitenlamd- sche hoven, bij; voorkeur met Frankrijk, waarbij; een schadeloosstelling in grond gebied in het vooruitzicht werd gesteld. Holland en Zeeland konden zich kwalijk aan de vredes onderhandelingen onttrek ken, toen Duitschland er zich mee moeide, maar de besprekingen werden gerekt, het volk door valsche voorstel lingen om den tuin geleid en eindelijk de beraadslagingen afgebroken, de schuld gevend aan de onverdraagzame tegen partij. Een vrede had de voordeelen, door de Nassauschen behaald, goeddeels doen te loor gaan. Van oudsher waren de steden en de Staten, de gewestelijke besturen, innig gehecht aan hun voorrechten en nauwlettend zag men op hun naleving toe. Werd niet beweerd, dat de wapenen waren opgevat ook om het schenden der privilegiën? De Prins echter was voor de nieuwe regeeringsleiden in deze beide provinciën een onmisbaar persoon, waar om men hem do absolute macht had op gedragen, behoudens enkele beperkingen in zake belastingen, regeerings-verande- ringen, verdragen en de benoemingen tot hooge posten. De strijd werd voortgezet. Mondragon berokkende den Nassauschen een gevoelig verlies door, 27 Juni 1575, Fijuaart en Klundert in te nemen en deze plaatsen te versterken. De Landvoogd koesterde het plan Schouwen en Duiveland te on derwerpen en daardoor do gemeenschap te verbreken tusschen Holland en Zee land, maar reeds herhaaldelijk hadden de Prinsgezinden op gevoelige wijze ge toond te water de overmacht te bezit ten. Eenige Zeeuwsche uitgewekenen, waaronder Philibert van Serooskerke en misschien ook de vroegere burgemeester van Middelburg Simon Cost, hadden Ke quesens |er c(p gewezen, hoe gemakkelijk men van Tholen, dat nog Spaansch was, naar St. Filipsland, kon oversteken; voorts, hoe van hier naar Duiveland een zandplaat liep, die (jij laag water droog kwam to liggen en waarover inen, iaën enge kil, het Zijpe, doorwadend, op Dui veland kon geraken. Eenmaal meester van de schans te Vianen kon er hulp geboden van Moggershil, aan den uiter sten hoek van Tholen gelegen. Was Mon dragon niet, nu temet drie jaar geleden, aldus door het Krekerak getrokken, om het door de Watergeuzen omsingelde Goes te ontzetten? De onderneming mocht hachelijk lijken, men zou de kans wagen. Terwijl te Antwerpen 30 galeien en onderscheidene kleine vaartuigen in ge reedheid gebracht werden, ging de Land voogd naar Bergen-op-Zoom en vervol gens naar Tholen. Sanchio d'Avila bracht de troepen over: 'Spanjaarden, Duitschers en Walen, van elk 1500. De verschil lende schansen op het eiland werden goed van krijgsvoorraad voorzien. De ruiters bleven in de .stad, terwijl het voetvolk te St. Annalarid werd samengetrokken met 200 delvers. Na vijf dagen van voorbereiding ging de overste Osorio d'Ulloa 22 Sept. met 300 Spanjaards en evenveel Walen den natten weg op, begeleid door vier Spaan sche en 4 inlandsche gidsen, onder wie genoemd worden een Zierikz-eeënaar, vroeger in dienst van den Rentmeester Philibert van Serooskerke en een inge zetene van Tholen. Overgezet naar St. Filipsland ving men vandaar de stoute tocht aan over de plaat langs het eilandje Rumoort naar de kil. Maar hier raakte het mis. Moesten de mannen op de plaat reeds tot hun knieën door de slik waden, hier kwam het tot de schouders. En dan al door begroet door de GeuzenkogelsEr scheen geen doorkomen aan en het krijgs volk 'trok terug naar St. Filipsland, waar velen zonder schoeisel, allen doodaf aan kwamen. Niemand dacht er aan, daarom het op zet te laten varen. Weer vijf dagen later brachten 30 scheepjes des nachts de krijgsoverste don Filips de Bramonte met 100 haakschutters naar St. Filipsland, ter begeleiding van de Zeeuwsche en Spaan sche gidsen, wien een nader onderzoek aan en fluisterde haar innige woorden van dank. Men was „thuis". Elsa lachte er mee, dat voor een verblijf buiten een geheel groot huis nooclig was. Zij vertelde onder 't theedrinken, dat haar en de haren een paar kamers voldoende waren, als men naar Clarens of Chillon ging. De graven waren met haaf vroeger le ven op de hoogte. Haldenstein genqot, wijl geen enkele vraag gelegenheid gaf om nu reeds in bijzonder over „Carlo mio" te spreken. De oude Tamienberg had haar naar Haldensteins schilderingen zijn zoon uit gebeeld als een bekoorlijk, maar zeer vrij ietwat eigenzinnig schepseltje. Egon vond het eerste waar, maar zou aan de laatste eigenschappen andere namen hebben ge geven. Op den terugweg begon de oude graaf: „Elsa van Haldenstein?" „Garrero", verbeterde de zoon. „Ach, laat dat toch!" was het spijtige antwoord. „Ze is veel meer dame dan ik durfde denken; nu reeds kan ze een air aannemen; als gravin zal dit haar nog beter afgaan!" Deze woorden sprak hij wellicht meer was opgedragen. Thans was de uitkomst gunstiger en het waagstuk zou onderno men worden. L. (Wordt vervolgd.) De schipbreukelingen der „Jantina Agatha". Hiet „Nieuwsblad van het Noorden" schrijft Wie zijn nu in staat een overzicht te geven in groote trekken van de schip breuk .der „Jantina Agatha" en een be knopt nelaas van het lijden en de ont beringen, idie de bemanning in het Noord-Amerikaansche poolland heeft moeten doorstaan. De twee mannen, die met de „Thomas" te Dundee waren aan gebracht de kok en ©en lichtmatroos hebben enkele brieven medegebracht van den kapitein en va,n de beide stuur lieden aan hun familiebetrekkingen, waar van wie inzage of afschrift hebben ge kregen. De lotgevallen zijn zeer belang wekkend. Cumberlandgolf is een inham in de Oostelijke kust van Baffinland aan de Davisstraat tegenover de Westkust van Zuid-Groenland en ongeveer op 65° Noor derbreedte, als IJsland dus. Het is er een zeer onherbergzaam klimaat, daar het de milde werking van den Golfstroom mist. Havens op deze breedte in Noorwegen zijn bijna het geheel© jaar toegankelijk. Cumberlandgolf is echter maar gedu rende hoogstens twee maanden vrij van ij's. In ld© golf ligt Blackleadeiland aan de Zuid-Westkust. Daar zijn een tweetal ne derzettingen van Eskimo's, elk 100 a 150 man sterk. Honderden mijlen in den om trek is verder geen menschelijk wezen te bespeuren. Blacklead wordt gedurende den korten zomer aangedaan door enkele .waivisch- vard-ers, die maar in de buurt op de vangst zijn, terwijl er ook een zendings- post is, die van tijd tot tijd wordt af gelost. De heer Crauford Noble te Aber deen heeft er voorts een factorij1 waar pelswerk wordt bewaard, dat er eens per jaar vandaan wordt gehaald. Kapitein Dijkstra had de reis al eens eerder ge maakt in twee maanden en negen da gen. Hij kende den weg en het land. Den 29sten Juli vertrok hij met de „Jantina Agatha", een mooien stalen, tweemastschoener, behooreude aan den heer J. J. Onnes te Groningen van Dun dee. Behalve de bemanning waren nog aan boord de zendeling F, W-. Greens hield, die een groot half jaar verlof in Engeland had doorgebracht, en prof. Bern- hard Hanlzsch, een Duitsch dierkun dige, die plan had om voor zoölogische en anthropologische onderzoekingen drie jaren door te brengen in de streek tus schen de Cumberlandgolf en de Ponds baai. De aankomst was voorspoedig, de pas sagiers waren aan land gebracht en een lading pelswerk was ingenomen. Het was reeds iaat in 't jaargetijde en dus hoog tijd om te gaan, daar het ij's reeds be- gon pp t© zetten. Op 40 a 50 mijlen van Blacklead is het schip den 26sten September des nachts om plus minus 3 uur tegen een groot blok ijs gestooten. Om 6 uur werd in het ruim 4 duim water gepeild, om 8 uur 13 duim en om 12 uur 'reeds 3 voet. Daar was geen pompen tegen en zoo werden de twee booten klaar gemaakt en beladen met provisie. Het was stille zee en effen water toen om )6 uur het schip in zinkenden toe stand [werd verlaten. Er werd natuurlijk koers gezet naar het pas verlaten Blacklead. Maar dat kon men niet dadelijk bereiken. Na ll1/2 uur ;te hebben geroeid, bereikte men land, een hooge steenrots, waar een tent werd gemaakt van een dekkleed, dat men van boord had meegenomen. We moesten op de steenen slapen en dat was wel wat frisch, schrijft de stuurman. Den vol- voor zich zelf, dan voor zijn zoon. Egon lachte. „Als gravin Is u van plan, papa „Ik verzoek van zoo'n ongepasten scherts verschoond te blijven", riep Tan- nenberg Senior uit. „Niet ik, maar gij, dat is toch duidelijk!" „Ik! dank u allerhartelijkstmen zegt, dat de jonge dame verloofd is. Ik vind ze alleraardigst, maar zonder eenige zelf zucht; ik zou wel wenschen, dat u daar rekening mee hield, vader?" Egon sprak nadrukkelijk; hij! achtte 't oogenblik der lang begeerde bespreking van beider toestand gekomen. „Ik weet, dat ge in Monte-Caxlo speel schulden gemaakt hebt en niet voor de eerste maai, papa!" Do vader wilde opvliegen^ maar die zoon legde zijn hand stevig op zijn arm. „Laten we nog een eind langs het strand gaan, de natuur stemt tot rust." De maan goot haar zilver licht uit op de dommelende zee. Zachtk-ens ruischte ze, als zoete liederen van rust en geluk. „Bij; zulk eene grootheid is toch alles klein", sprak Egon. „Eindelijk moet er eens openhartig gesproken worden. Met het vermogen mijner overleden moeder denden dag zijn de kapitein met den' tweeden stuurman en een paar anderen naar Blacklead gegaan en twee dagen, later werd alles in twee groote booten icn ide roeiboot van het schip naar Black lead gehaald, een tocht, die 18 uur duurde. „Daar kwamen we aldus vertelt de eerste stuurman J. P. Klugkist aan zijn vrouw in zijn brief bij den do-miné thuis. Daar .was nog alwat provisie, maar met acht personen eet men gauw wat op. Onze voornaamste kost was zeehon- denvleesch, maar in den laatsten tijd was er niet veel meer. Brood, meel, koffie en| thee waren op. In vijf dagen hebben, wij bijna niets gehad dan wat water en een stukje verdroogde zeehondenworst; dat kwam, omdat we weg waren om zalm te .vangen, teneinde onzen voorraad weer wat aan te vullen. Maar op de plaats, waar de zalm anders is, hebben we niets gevangen. De zalm was weg en, zoo hadden we niets om te eten. Met dit droevig vooruitzicht maakten we ons klaar om weer Jerug te keeren, toen, juist nu de nood op 't hoogst was, red ding nabij bleek. Tegen den avond kwam er een roei boot, met Eskimovrouwen bemand, om ons mede te doelen, dat er een schip gekomen was om ons af te halen. Dat was -een uitkomst. Dadelijk pakten we ons vischtuig in en maakten we de boot klaar jen twee dagen later kwamen we aan boord van het schip. Natuurlijk vielen we dadelijk op het eten aan, maar ik nam niet te Veel op eens, omdat mijn maag niet aan voed sel gewend was". „Het is hier een treurig land, zoo schrijft Klugkist verder, alles ijs en sneeuw. Bij den winterdag twee maan den lang maar 2 uur daglicht en 's zo mers twee maanden lang geen nacht. Dan gaat de zon zoowat een uur onder, maar in de schemering blijft het licht. Dan 25sten Juni gingen we nog met de slee over het ijls". Uit (een anderen brief teekenen we nog aan: .„Van begin October tot half Juli was het hier geregeld een kou van 50 graden. Allen waren we in robbenvellen gekleed. Onze kost was altijd zeeho-ndenvfoesch, maar we hadden altijd honger, en zijn mager, hoewel gezond." De overwintering had ruim 11 maanden geduurd. De Noo-rsche schoener „Thomas" was te klein om ,alle schipbreukelingen mee te nemen. Daarom ging de kapitein met 'een deel der bemanning op een grooten walvischvaarder, de „Scolia", over, die in October terug verwacht wordt. pe kok ©n een lichtmatroos gingen, ge lijk boven gemeld is, op de „Thomas". (Het is ©en merkwaardig verhaal, waard om uitvoeriger te worden beschreven. Uit gegaan om anderen te verlossen is de bemanning ivan de „Jantina Agatha" het slachtoffer van de redding geworden. Doordat het schip het laatste was, dat in de Golf was moesten zij na de schip breuk (bijna een vol jaar daar blijven en ontberingen lijden, waarvan wij ons hier geen (denkbeeld kunnen vormen. Dat is nog iets anders, dan met een goed uitge ruste ©n geproviandeerde po-ol-expedi-tiie er op uit te gaan. We hebben in onze letterkunde ver scheiden verhalen van dergelijke avontu ren; het verhaal van de schipbreukelin gen der „Jantina Agatha" verdient een plaats in die rjj. In ©en volgend nummer geeft het „Nieuwsblad van het Noorden" eene ver betering omtrent het vergaan van heit schip, welk vergaan niet op de terugreis maar op de heenreis is geschied, om daarna nog iets over te vertellen uit het geen (de matroos Jan Vogelzang in zijd zakboekje met potlood had opgeteekend. Ziehier het voornaamste. De jeerste landing ging nog al gemak kelijk. Men sliep des nachts onder 'n geïmproviseerde tent en hield den volgen den morgen scheepsraad, waarin besloten werd Ide Eskimo-nederzetting op te zoe ken. iDe heer Greenshield, de zendeling passagier, ging mee :en was van veel wil ik het goed vrijmaken van de schulden, welke er op rusten. Gij doet dan de bezitting aan mij over en ik verplicht me tot het uitkeeren ©ener rente,- die niet karig zal uitgemeten worden. Gij, speelt niet meer en speculeert ook niet meer met mijn naam." De andere boog het hoofd en heet zich op de tanden. „Ge zijt wreedaardig openhartig"-, kwam er eindelijk spottend uit. „Verstandig, vader! En dat is gelukkig, anders stonden we nu voor den onder gang", antwoordde Egon meer treurig dan ontstemd. „Ik zal er eens over nadenken", beloof de jde oude graaf na ©enig getalm. „Doet gij1 ;het ook, Egon; wees niet eigenzinnig". In deze woorden lag eene teerheid, een -spijt, dat de zoo® het zoo pas ge geven antwoord ietwat betreurde. Hij idrukte zijd vader de hand. „Laten wo zwijgen", verzocht hij; „ik weet, dat ge mij1 lief hebt; maar een mensch moet zich geven gelijk hij is." De oude graaf werd overgevoelig: dat overkwam hein wel eens moer. Hij sprak van zijn liefde voor vrouw en kind, die hij echter nooit door daden bewezen had; dienst, omdat hij de eenige was, die fle Eskimotaai verstond. Men kwam waar men wezen wilde, op Blacklead, waar de heer Greenshield een huis (had -en zich onder zijn merisch'ani thuis gevoelde. Dadelijk werden de ach tergelatenen, waaronder ook Vogelzang, afgehaald en allen werden gastvrij opge nomen onder het dak van den zendeling, de Duitse tie professor incluis. D© ieerste zorg gold nu de kleeding. De gewone pakjes werden uitgetrokken en vervangen door Eskimopakken. D-e jas daarvan bestaat uit aan elkander genaai de vellen van zeehonden, zonder knoop of knoopsgaten, alleen met een opening er in, waar men het hoofd doorsteekt en -een kap, die bij koud wieer over het! hoofd getrokken wordt. Het buitenste is van vel van oude zeehonden, de voering van yellen van zeer jonge zeehondjes, dit laatste is veel zachter. De vrouwenjas ziet er net zoo uit, behalvd dat daar tot versiering een staart aan den kap is, die bijna tot aan den grond reikt en behangen is met al wat de Eskimodames maar voor blinkends in handen kunnen krijgen, 'n muntje, een stukje blik, 'in lepel, 'n stukje lood desnoods. Mannen en vrouwen dragen korte broeken van dezelfde stof, terwijl de kousen van ren- di-ervellen gemaakt zijn met het haar van binnen. Dan volgen nog sokken van vogel- Vellen met de veeren naar den binnenkant en daarover sokken van zeehondenvel. D-es winters draagt men in plaats van z-eehondenkleeren, 'kleeren van rendierhui den, die zijti warmer. Onzie matroos had ruimschoots gelegen heid om ethno-logische studiën te maken. Hij vertelt hoe de Eskimo-'s wonen in huizen Van stokken, waaro-ver veilen ge spannen zijn. Het eenige meubel van be- teekenis is de traanlamp, waarboven het eten gekookt wordt. Dit maal bestaat ge regeld uit vleesch en bloed, waarvan een soort soep gekookt wordt, Plantenvoed- sel js er den langen winter natuurlijk niet te krijgen. Voor den v-egetariërsbond zou het een uitgebreid hoewel dor veld voor propaganda zijn. De heele familie huist bij elkaar in zoo'n tent, toepik noemt onze zegsman ze. De mensch-en zijd van middelbare leng te, imet zeer zwart haai1, donkere o-ogen -en ihruin van gelaatskleur. En lui, zegt hij. lOp Blacklead staat een kerkje en een -schooltje. Maar de aanwezigheid van de bemanning der „Jantina Agatha" was in 'zooverre geen welvaart voor hen, daar er 'nu zuinig met het proviand moest worden geleefd. Men had al spoedig uit gerekend, dat er juist genoeg was om allen tot den zomer in 't leven te houden, maar dan mo-est men van 't begin af o-p rantsoen worden gesteld. Daarbij kwam nog, dat d-e Duitsche zoöloog volgens Vogelzang geen bemind man in de kleine kolo nie den 23sten April het binnenland inging en zijn proviand meenam, waardoor d<e voorraad nog kleiner werd. Ze kregen toen -daags elk maar twee scheepsbeschui ten en een paar borden zeehondensoep, naar bovengenoemd recept van vleesch en bloed gekookt. D-e schrijver van ons dagboek vertelt ook nog z-ek-er in een droefgeestige bui van de wijze, waarop de Eskimo's m-et hun dooden handelen. Het lijk wordt in een vat gekuipt en zoo ergens tusschen de rotsen gezet, daar de grond te hard is om -er een graf in te graven. Geen wonder dat de schipbreukelingen vurig hoopten op Juli en Augustus, wan neer er schepen komen in Cumberlandgolf. Of hun voorraad niet vermeerderd kon worden? Ja, maar alleen in den zomer. D-es winters is er niets te jagen en zijn -er ook geen vogels, die eieren leggen,. Als 't water open is, dan gaat al wat hand-en heeft en over een boot beschik ken kan er op uit. Want de zee moet het proviand leveren. Hot land is ook in den zomer onherbergzaam. Alleen rendie ren, die er echter niet getemd schijnen te worden, zooals in Lapland, leveren dan t-e land voedsel en huiden. Voo-rts zijn er nog vossen, die om hun pels, w-elke hooge waarde heeft, geschoten worden. steeds had hiji offers aangenomen, nooit gebracht Do -zoon zwoeg voor heden. Zijn be sluit was genomen en daardoor de uit voering bepaald. Egon van Tannenjburg had nog nooit zijne woorden teruggenomen. Nog lang zat E-lsa voor haar venster en luisterde naar het ruischen van woud en -water. De -stralen -der maan omhulden haar in -een toovernet; zij zat wakend te droo- men. - Een gele, troebele stroom stuwde lang zaam zijne water-en voort; puinho-open doemden Op, die duizenden jaren torsten palmen, schamele hutten en steden on derscheidde ze vaag. Op het water schepen en bootjes „Carlo!" Luide riep ze het en ontwaakte. Hij dacht daar aan haar, gelijk zij aan hem te midden van al het nieuwe, dat haar omgaf; maar dat het oude niet kon doen vergeten. Op dezen avond verheugde ze zich, dat weer een dag der scheiding om was - de tijd vloog snel, maar het getal dag-en scheen -eindeloos! (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1910 | | pagina 5