nben ETERF I ITTER clmlte Co. lantaarns. No. 101. TWEEDE BLAD. NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag Augustus 1910. Schulte Co. Ir. SCHÖNFELD, hilders en voor studie. Jr. H. REILINGH, te consulteeren. voorhanden: ook van Boldoot, Farina in heele, kwart Hacons, en bij de Nlaat. bande flacons Odeur. Gebrs. MULDER. AAK GRAVESTRAAT, MOND, Middelburg. GOES. eelige aanbiedingen: HET DINER. G E N V E. UIT DC PERS. K ol o n I n. ,Het Roode Kruis", DELBURG. IDE MIDDELBURG, "SDAG 30 AUG. bevelend, Goes. I een RIJWIELL A.MP wil inruilen, neemt een vryzicht orraad aanwezig ia van 200 nder de Merken SOLAR, RIEMANO, MILLARO e.a. concurreerenden prija. velend, M A G A Z IJ N ns IJzeren Ledikant met een ïtrassen, tezamen 7.—. zwaar IJzeren Ledikant met Matrassen, tezamen 9— jevuld 2-persoons Kapokbed, in 2 Kussens, gevuld met Ie Kapok, tezamen 18.—. i Kapok Bedstel met 3 Dekens, I Sitsen en I Molton-Deken, fin stel Matrassen, tezamen f29—. s Veeren-Bedstel, Bed, Peluw bsens, I Wollen Deken, I Sitsen I Molton Deken en I stel atrassen, tezamen f 35. onverbeterlijk. - Zwaar gevuld. eeren-Bedstel met 3 Dekens, Matrassen en een overtrek Bed en Peluw, alles betere en zwaarder Bedstel, tezamen f45.—. TENGEWOON PRACHTIG ie Veeren-Bedstel, Bed, Peluw, (ussens, met zeer mooie Vee- ivuld, prachtige Wollen, Sitsen, tlton-Deken, Overtrek voor Bed iluw en een stel Matrassen, filles te zamen f55.—. lingen naar buiten worden it uitgevoerd met vrij zicht, tige verpakking. Zakken vrij. terij „Het Roode Kruis", MIDDELBURG. ïeele en halve kruiken (Naar het Fransch van Gabriel Timmory) Nadat hij het tuchthuis had verlaten, waar hij: twee jaren had gezeten, stond hij radeloos. Als men zoolang in de eenzaamheid hoeft geleefd in de pro vincie, voelt men zich wel wat vreemd op het Parijsche plaveisel. En zoo viel het. Cyprien Elachand moeilijk om werk te vinden. Zijn oude relaties waren ver broken, de vroegere kameraden bij me,- h.igte opgepakt, en z.oo alleen was er niets te doen met eenige hoop op goe den uitslag. Uit louter wainhoop probeerde hij: 't met de eerlijkheid en werd couranten- venter. Maar 't was een slappe tijdgeen schandaal-proces, geen ramp, waarbij ve len omkwamen, geen interessante moord, niets gebeurde in die dagen. Boven dien was hij nog een nieuweling in 't. vak en had dus geen vasten kring van lezers. Hij had zoo kunnen verhonge ren. Hoe kwam hij nu uit de ellende? Hot verstandigst was, om zich mjaar weer te laten oppakken. Dan had men vrije woning, kleeding, vuur, licht en kost. Trouwens,.... (die kost! Als hij: daar aan dacht, en dat hij die weer twee jaar lang zou genietenBr 1 Als het dain toch moest zijn, zou hij gaarne zijn maag nog eens weer een feestdag geven; een herinnering, waarop hij kon teren in de vervelende dagen van erwten en boonen. Maar hoe, zopjder een centime in dehi zak en daarbij in zijn havenloos en afgedragen pak Droeve gedachten dwarrelden door zijn hoofd, toen :hij: in het park Monceau drenteldeEn dat hom nu maar hee- lemaal niets wou invallen. Hij moest, toch iels vinden. Maar er viel hem niets in. In 's he mels naam, Aan zou hij 't maar eens weer met een ouden truc probeeren; in 't. erg ste geval wierp men hem er vooraf uit, (ielukte hef, dan had hij toch zijn plei- zier er van en was voor den winter ge borgen. Een „atax" kwam voorbij, een wenk en het voertuig stopte. „Wil u vijftig francs verdienen De chauffeur keek hem verbaasd aan. Deze klant zag er niet naar uit, of hij vijftig centimes in zijn bezit had, laat, staan vijftig francs. Maar mijnheer Flachard glimlachte. Ik ben graaf Neufchateauik heb gewed in dit costuum te dineeren in een voorname restauratie. Als ik mijn weddenschap win, krijgt u vijftig francs Wilt n? Nu, dacht de besluurder van den auto zoo iets is te probeeren. Zulke wedden schappen kwamen vaker voor. Jawel, meneer de graaf! Waar wilt u gaan, meneer de graaf? Dat is me eigenlijk precies liet zelfde, in 't een of ander heel ele gant lokaal. Misschien naar Lacour aan het Ven- dömeplein Goed, naar Lacour. Vooruit I Weet u wat, meneer de graaf, ik zal liever eerst eens met mijnheer Dó minique spreken. Dat is toch veiliger. Met een genadigen hoofdknik bedankte mijnheer 1de graaf. Meneer Dominique leek deze scherts uitstekend toe. Meneer Dominique was reeds oberkellner geweest in „Maison Do- rée" in den vroolijken tijd van het twee de keizerrijk, den eenigen tijd, volgens meneer Dominique, waarin men de kunst liadi verstaan zich te amuseeren. Een tien- frank-stuk beloonde den chauffeur voor het slimme denkbeeld om juist hem de zen edelman te brengen, die de Iradi- tiën van den groolen lijd op zulk een geestige wijze wist. voort te zetten. Hij herinnert mij aan lord Bleak wist, beweerde Dominique. En met heel veel" loffelijkheid geleidde hij den gast in de eetzaal. Aan verschillende tafel- tjes zal juist een voornaam gezelschap, aan. Daar waren eenige automobiel-fa brikanten, een bekende actrice, een vlieg man Chanchard, dan een man van de wereld, financier tegelijk en (eindelijk groot vorst Bronislaw. De heeren waren allen door Domi nique bescheiden attent, gemaakt op het geen er zou komen, toch verwekte het optreden van Flachard in de restaura tie Lacour opzien. Hij heeft zich prachtig gegrimeerd, zeide de tooneelspeelster. Een echte Parijsche grappenmakerij, zei de grootvorst met een zwaren lach. De Vliegman was verstrooid; hij werk te in den geest aan een aëroplaan, waar mee hij over de Middellandsche zee zou vliegen. De man van de wereld had een ka pitalist uit de provincie uitgenoodigd, te genover wien hij wilde bluffen met re laties in de voorname, vooral in de aris tocratische wereld. Misschien kreeg hij gemakkelijker geld los van den provin cialen kapitalist,. Kent u dien origineelen vent vroeg de man van buiten. Wel zeker, heel goed, verzekerde de ander, en om zijn slachtoffer te im- poneeren, glimlachte hij den „graaf" vrien delijk toe en wenkte met zijn liand. Flachard glimlachte verlegen en be dankte eenigszins onbeholpen. De arme man voelde zich toch gehin derd. Hij miste al zrjn brutaliteit. Naast de heer Dominique wachtten oberkellner en kellner in de onderdanigste houding op zijn bevelen. Maar het was hem met den besten wil van ile wereld niet mo gelijk iets van deze spijslijst te begrij pen. De „Emincées, a la Montespan", de „Bouchées Luculhis", de heele reeks der, lekkernijen die hier ongetwijfeld ston den opgeteekend, hem waren hun na men even vreemd als de hiëroglypen der oude Egyplenaren. Hij bestelde onder een vreemden naam een portiepens in zuur. De toe hoorders hadden dol pleizier. Men vond dat bij zijn rol voortreffelijk speelde en meneer, Dominique vergeleek hem nu mét. Nestor Roqueplan. Aangemoedigd door den bijval van alle kanten, maar toch in wanhoop aan zijn gebrek aan kennis, bestelde hij na el kander ongeveer al de gerechten, die op hetj menu stonden en at: onvermoeid, zon der haast op te kijken van zijn bord Zijn flinke eetlust vond onvermengde.be wondering, niet minder de realistische wijze, waarop hij toonde, hoe men onder het. volk omgaat met mes en vork. Na den maaltijd nam hij zijn kleintje 'koffie, slurpte eenige glazen fijne likeur leeg en maakte een groot gat in de si garenkist. De rekening j— De rekening! '1 Is al te komisch! mompelde de oberkellner. Op een zilveren blad werrl ze hemaangeboden. Hij keek er even in Honderd en vijf en zeventig francs. Hij verzocht den chef te roepen Meneer Dominique verscheen. Waarde heer, zei hij tegen dezen Ik ben geen graaf, ik heet Crypten Flachard Met die weddenschap is 't maar onzin, geld heb ik niet geen stuiver laat. me maar arresteeren. Kostelijkriep mijnheer Dominique Prachtig, prachtigMeneer de graaf is geestig als een Aurélieu Scholl. Maar de voortdurende betuigingen van Flachard, die ten slotte woedend werd omdat niemand wou gelooven, dat hij geen graaf was, maakten hem eindelijk toch nadenkend, en hij verzocht „me neer de graaf" om de grap niet te ver te drijven. Deze ging daarop voort vloe kend te bezweren, dat hij Crypien Fla chaid was. Meneer Dominique keek den grootvorst aan, hij lachte niet meer, hij zag blijkbaar nihilisten voor zich in den aristocratie, was al te verlijdelijk Dominique, zei hij-, ik heb verlo ren. De graaf heeft met mij gewed. Ik betaal de rekening Tot ziens beste vriend, morgenavond in de club, Met deze woorden hem op den schou der kloppend nam hij van Crypien af scheid, die als .verbluft stond, en daar na heenging, met den diepsten eerbied door 't geheele personeel tot aan de deur toe uitgeleid. (Eindh. Ct.) ELSA. 32). Op verlangen van Sidonie phantaseerde ze. Hare ziel legde ze in het spel, waaraan hare gevoelens eene teederheid gaven, waardoor zij zelf aan de wereld werd ont heven en die Nordheim in een toestand brachten, die hij zelf niet begreep Een oneindig verlangen wekten die klanken in hem op, die beurtelings klaagden en fluis terden en jubelden over iets, wat hij niet begreep. Het was hem te moede, als zocht hij naar iets, dat hij echter niet zou vinden, als niet iemand hem hielp en leidde. O, die raadsels des levensAls in een doolhof voelde hjj zich gevangen en geen reddende draad van Ariadne vermocht hem er uit te voeren. Terwijl hij langs omwegen huiswaarts keerde, schreef Elsa in haar dagboek en maakte de eerste aanteekeningen voor haar roman„Een hartelijke grootmaeen trotsche, oude baronniet zoo standvastig als hij zelf wel geloofteen ietwat een voudige, goede kleinzoon een millioenen- Reeds was Dominique besloten om de politie te sturen, toen de man van de wereld, tevens man van zaken, tusschen- beide kwam. De gelegenheid om zijn vriend uit de provincie te bewijzen, hoe intiem hij: verkeerde met de Parijsche dokter, nadere beschouwing waard, wjjl hjj klaarblijkelijk een raadselachtige natuur is." Dan correspondeerde ze nog tot diep in den nacht met Carlo. Zij verheugde en bedroefde zich tegelijk over de scheiding ze schilderde hem het wederzienfanta seerde over het kleine toekomstige tehuis beloofde de beste aller vrouwen te zullen worden en vond het zoo heerlijk, dat „il bello Carlo" haar en geen andere had uitverkoren, ofschoon hij al meermalen verzocht had van deze laatste ontboezemin gen verschoond te blijven. Dan volgden teekeningen der high life, die haar nooit bevallen zou en ten slotte iets over Halden- stein, dat met deze woorden eindigde „Nu ken ik grootvader op-en-top mijne ongelukkige moeder nam zijn toorn te hoog op; dat was haar ongeluk. Hoe wonder baar, dat ik zoo mjjn eenig geluk kon vinden." Over Nordheim schreef ze deze opmer kingen neer„Een jonge, oude man hjj speelt met het leven, voert niets uit, bezit schatten, dia hem niet gelukkig maken." Eenige dagen later zeide de oude baron tot zjjne gemalin „Sidonie, je bent weer zoo jong als in uw jeugd." Ze zag hem aan. „Lichamelijk helaas onmogeljjk met mjjne zestig jaren maar Uit een corrospondenlie, onlangs in de „Maasbode" gepubliceerd en bevattende eenj reeks van reisindrukken op den tocht naar Oberammergau, knippen wij het vol gende over de stad Genèvie. Wel heeft deze stad van nature een schilderachtige ligging aan het meer en de oevers der Rhöne, -in gunstige oogenblikken biedt zij een allerheerlijkst uitzicht op de geweldig hooge Mont-Bianc- keten, zij ti.s verfraaid door breede kaden, ruime straten, mooie parken, be langrijke monumenten, frissche fonteinen en zooveel andere bijzonderheden, die te genwoordig in elke stad van eenige be- teekenis te vinden zijn. Maar iets ka rakteristieks ontmoet" ge nauwelijks, ten zij. de herinneringen aan Geneve's ge schiedenis. Deze zijn er dan ook zeer vele. En 'daarom wil ik u ditmaal niet eene beschrijving der stad geven, die niets in teressants inhouden zou, maar in kor te, kleine krabbeltjes, een omtrekje schet sen van Geneve's historie een om- trekje, dat gij zeil" gemakkelijk met uwe eigen geschiedkunde wat aanvullen zult. Een stad van strijd en oorlog, deze. In ieen boek over oorlog, Julius Caesar's „De Bello Gallico" wordt zij voor het eersl genoemd. Beurtelings staand onder Romeinsche, Bourgondische, Frankische en nogmaals onder Bourgon dische heerschappij', ontwikkelt zij zich tol. een begeerenswaaKlige vesting, die in 1033 kwam onder het Duitsche Rijk. Bisschoppen en graven strijden om de macht, de burgerij weet zich in den strijd van beide zijden voorrechten te verschaffendo oude geschiedenis van het heen, waarover door twee gevoch ten werd en dat den derde ten deel viel Doch wat beteekende deze strijd om stoffelijke voordeelen lussehen eedgenoo- ten en Savoyaards in vergelijking mei. den grooten strijd der reformatie? In de vijftiende eeuw was het den hertogen van Savoye gelukt om den bis- schoppelijkcn stoei van Genève te be zetten. Dit werd de verwijderde aanlei ding om zich af ie scheuren van de Roomsche kerk. In 1526 weid door Genève met Bern en Freiburg een bondgenoot schap gesloten tegen Hertog Karei Hl en tevens de hervorming binnen de vesle ingeluid. Het eerste begin van een beeldenstorm werd in 1530 waargenomen, hefti ger en woester herhaalde zich de storm in 1535, tot op aandrijven van Farel de hoofdkerken 'in bezit genomen werden door de protestanten en het vieren dei- heilige mis verboden werd door den ge meenteraad. Slechts kleine schokjes en stootjes wa ren liet tol nu toe geweest, die hel volk vandaag naar den Roomschen, morgen naar den Protestantschen godsdienst de den overhellen. Doch met kleine duw tjes kan men een volk niet blijvend op een vaste plaats stellen. Daarvoor is kracht noodig, stuwkracht en heikracht, zou men mogen zeggen. Voor Genève was de dag nabij, waarop één man het voik zoa voortstuwen naar zijn doel en zijn beginselen heien zou in hun hart. Dö zeven en twintigjarige Johannes Cal lijn, die pas zijn „[nstilutio religionis christianae" had gepubliceerd, deed in 1536 Genève aan, terwijl hij van zijn geboorteplaats Noyon in Picardië naar Bazel of Straatsburg reisde. De reeds genoemde Guillaume Farel hierin hebt ge gelijk, dat geluk jeugdiger maaktvroeger was ik te oud." „De gave des woord erfde Elsa wel van u", antwoordde hij goed geluimd. „Onder richt haar om 's hemels wil niet meer dan ben ik verloren en ik verlang zoo zeer u voor iets te winnen." „Waarvoor?" vroeg ze. „Dat we ons huis voor de wereld openen voor Berljjn verlaten wordt, wat nog slechts enkele weken duurt. In den herfst be vinden we ons dan volop in het wereldsche leven Elsa moet deze kringen leeren ken nen. Nu reeds moet ge bezoeken met haar afleggen wilt ge me dit pleizier doen?" Ze knikte. „Gaarne JoachimMaar houdt ge het voor noodig, dat we onze lieveling met vreemden deelen De ons gegeven tijd is toch zoo kort?" Spijtig haalde hij de schoudeis op. „Dien te verlengen is juist mijn bedoeling, Si donie! Ook u moet daaraan gelegen zijn 1" Ze zweeg een wijle. „Vroeger was ik misschien zoo zelfzuchtig, nn wensch ik het geluk van ons kind; deze weinige maanden laat ik me niet ontnemen." De baron drong zoo lang aan, totdat besloten werd om Elsa het plan voor te stellen, zonder de bijbedoeling te laten merken. en dezes vriend Pierre Viret noodigden Calvijn uit om in de slad te blijven en hier het predikambt uit te oefenen. Hij bleef, -doch wegens geloofstyrannie werd hij reeds in 1538 met Farel ver bannen. In 1541 teruggekomen binnen de ves ting, heeft hij de maatschappelijke en geestelijke instellingen hervormd naar zijn vaste plannen, met een strengheid en puritanisme, die in de nieuwe geschie denis zoo goed als onbekend waren. Veel heeft het hem gekost, zijne tegenstan- standers, niet te overwinnen, maar te vernietigen, een Michael Servet werd als dwaalleeraar ter dood gebracht, maar in 1555 stond hij als onbestreden heerseher aan het hoofd der reformatie, die met zijn naam genoemd wordt en hare verspreiding over de landen van Europa en hieruit gevonden heefl, zoo dat sommigen Genève met den (in elk geval veel te weiklschen) naam van hel Protestantsche Rome hebben vereerd. Zeker is het, dal deze stad een ge weldige beteekenis heeft gehad voor het geestesleven in ons werelddeel, al is zij' dan ook geen stad van licht gewor den, gelijk haar wapenspreuk zou wil len suggereeren. Nog twee andere namen, namen van dwaallichten, zijn aan dien van Genève verbonden in de geschiedenisde na men van Jean Rousseau en van Vol taire. De eerste is hier geboren en heeft het zijne bijgedragen, om den standen- strijd, die hier altoos gewoed "heeft, nog te verscherpen, de tweede heeft zich hier vaak opgehouden, zoodat in Ferney, een plaatsje op zes kilometer afstand, van Genève een standbeeld te zijner eere is opgericht. Ook Rousseau heeft het zijne, op een eilandje in de Rhone, door Pradier in 1834 gemodelleerd in brons, als een eerherstel misschien bedoeld voor den smaad hem vroeger aangedaan. Immers, in 1763 liet de Geneefsche magistratuur, op aanraden van Voltaire en de Parij zen Sorbonne, Rousseau's beruchte „Erni- le" en „Contral Social" door den beul verbranden als: „téméraires, seandaleux, impies et tendanl a détruire la. reli gion chrétienne et tons les gouverne ment»". Dit was even een vleug van licht na de duisternissen Ziedaar alles, wat ik u van Genève te schrijven heb. Het is weinig, maar bel is ernstig, dunkt mijl. Gij voegt er misschien bij: het is vreemd, dal iemand na warm-gékleurde beschrijvingen v.an natuur en kunst ons opeensi j'jn de koelte der geschiedenis verhalen plaatst. Ik voel iels van uwe verwondering, maar geloof mij: menige reis zou er bij winnen, indien de rei ziger nu en dan het zoeklicht der his torie over de bezochte steden liet stra len. Voor kleur en leven van het ge ziene zou dit vaak een aanwinst zijn. Gewaagd, ergerlijk, goddeloos en de strek king hebbende den Christelijken godsdienst en de regeeringen omver te werpen. motiveering van haar verlangen eenige klingen neer, d|ie beter in de pen waren gebleven, al worden ze dan ook in een vrijzinnig-democratisch orgaan „merk waardig" genoemd.J) Gewagend van ons 'eigen volksbestaan, zegt het weekblad ,o. m. „En dan moet .hierbij' in het oog .ge houden, da.t onze ipna.fhankelijkheid, ons nationaal volksbestaan, helaas, niet voor, heel het volk van dezelfde beteekenis is. Voor wie bij' een loon van acht, negen gulden met wat groot gezin zelfs het moedigste moet ontberen en da.t bij een prbeidstijd zooi lang, flat alle geestelijke ontwikkeling en belangstelling schier wordt afgesneden, wordt het zoo licht een. onverschiillige zaak of Nederland om- afhankelijk blijft". Dleze redeneering is niet nieuw. Men heeft ze, in eenigszins anderen vorm, herhaaldelijk en siinds jaren kunnen vtinden in de pers der socialisten. Maar ook in d i e kringen werd ze ten slotte niet zeer houdbaar geacht, zoodat een sociaal-democratisch voorman op een goeden dag verklaarde, ingeval van oor log de eerste te willen zijn, om naar de grenzen te (rekken met hel geweer op schouder. De redactie van 'de Beukelaar ver keert blijkbaar nog in het eerste stadium van haar sociaal ,voelen en streven. Zij zegt soms goede dingen, maar deinst ook voor de gewaagde niet terug, en laat in een radicale bui blijkbaar wat al te zeer den vrijen teugel aan wat in haar gemoed opbruischt. Ons nationaal volksbestaan 'is een zaak van het grootste belang voor alle Neder landers. En zij is niet slechts een zaak van m a t eri e© 1 belang, maar waarborgt ons ook het behoud ,van onschatbare geest telijke goederen, als onze vrijheiid ien onze taal. Dat de vaderlandsliefde zou moeten stij gen en dalen met. het grooter of kleiner aantal rijksdaalders, dat men verdiept, is in flagranten strijd met het patriot tisch begrip, met den aard van een volk en met zijne geschiedenis. Juist de. kleine luyden hebben meerr malen voor onze natie de grootste offers gebracht. Nederlands onafhankelijkheid was voor hen allerminst een „onverschillige zaak", ook als de nood drong. En ondanks alle agitatie van roode in ternationalisten gelooven wij wel te kun nen verzekeren, dat jn die gezindheid' geen ingrijpende verandering gekomen is. Om deze eenvoudige, maar afdoende rer den, dat het nationaal gevoel van een volk geen zaak is, die zich in dubbeltjes laat uittellen. I Het democratisch orgaan waarop het .Centrum" hier het oog heeft is „Het Weekblad voor Zeenwsch Vlaanderens Westelijk deel". Het Vaderlandsch Gevoel. De Beukelaar betoogt, dat van de groote offers, iel ie voor do kustverdedii giing worden geëischt, niet één cent mag worden gevorderd uiit de zakken der ar beiders, en dat het geld, va,n de ver- hooging der invoerrechten te verwach ten, ook niet ten deel© voor de verster king der defensie zal worden besteed. „Van arbeiders, die door te groote zor gen, te veel sloven, geestelijk schier wor den verstompt, ook verstompt in hun na tionale belangstelling, mag van hun-hon gerloon niets worden geëischt", zegt het blad. Had de redactie zich tot deze opmer kingen bepaald, men zo-u behoudens éenige reserve wat enkele uitdrukkingen betreft ermee kunnen accoord gaan. Maar nu schrijft de B e u k e 1 a a. r tel' „Bezoeken maken daar verlang ik naar ik zou hier zeer gaarne eens poolshoogte nemen en op de hoogte komen." Dit was nu wel geen veelbelovend antwoord, maar Haldenstein vergenoegde er zich voorloopig mee, terwijl het Sidonie prikkelde. Zij onderdrukte die opwelling en dacht er met trots aan, dat men de lieveling harer ziel zou bewonderen, gelijk zjj zelf, haar man, kleinzoon en zoon, ja zelfs de dienstboden. Van Nordheim was zo niet zeker nu eerst geloofde ze Victors oordeel, dat zijn vriend critisch was aangelegd. Elsa gevoelde in de weinige dagen, die ze hier was, het begin eener inwendige verandering. Ze kwam tot het bewustzijn hoe en waarom wist ze niet dat zjj zich hier niet kon geven gelijk thuis. Ze vergeleek zich bij eene plant, in vreemde aarde gezet, die onderzoekend haar wortelen uitstrekt en weet, dat ze hier nooit gedijen kan zooals ginds. Dikwijls was ze ernstig en stil door het gevoel van hetgeen ze ont beerde ze verwonderde er zich over, dat zijdie nooit dwang had gekend, nu daar toe was genoodzaakt om niet zwak en klein te wezen. Terwille van Carlo dorst ze de kluisters niet verbreken. Maar bij de gedachte aan die maanden, Een Christenf?) Dajak. Zooals de lezer weet, bearbeiden sinds eenige jaren de Paters Capucijnen het missieveld van Borneo, waar de paters Jezuieten reeds op sommige plaatsen hel zaad des Evangelies hadden uitgestrooid. De missionarissen beleven natuurlijk allerlei ervaringen. Aardig is wat pater Eugenius uit Sed- jirain op Mklden-Borneo in de „Javapost" schrijft over zijn ontmoeting met een ze keren Oetjil, een hoofd der Dajakkers. Wanneer het zoo in zijn kraam te pas komt, wil Oetjil wel voor Christen door gaan, maar de pastoor laat zich niet be dotten. „Onnoodig te zeggen, dat Oetjil stok stijf vasthoudt aan ouderwetsche zéden en gebruiken. De honderden voorschrif ten en plechtigheden bij den rijstbouw, bij de verschillende feesten onderhoudt hij op angstvallige wijze. Zijn leven wordt, beheerscht door zijn droomen, door de vlucht en het gezang der vogels, doer de tienlallen hantoes, die naar Dajaks- meening, lucht en aande bevolken die de scheiding nog zou duren en aan die langzaam voorbijgaande dagen, zuchtte ze. Een groot bloemencorso had plaats Elsa zou hierbij voor de eerste maal in het openbaar optreden, gelijk ze bemerkte, toen Haldenstein breedvoerig over het daartoe noodige sprak. Met haar grootouders zat ze in een open, met rozen versierd rijtuigNordheims elegante kleine equipage bevatten dezen en Victor. Het voorname en rijke Berlijn nam aan dit feest deel. Overal bloemen't was een groeten en wuiven van wagen tot wagen, als bekenden elkaar ontmeetten. „Baron en barones von Haldenstein hier?" vroeg een ieder met verbazing. Het kluize naarsleven der villa hield das plots op hoe kwam dit toch Wie was dit lieve, kostelijk gekleede meisje naast de barones De gelijkenis op Gisela gaf den bekeH- den van het huis het antwoord. Elsa ver wekte bij diegenen, welke dit niet waren, opzien wegens hare schoonheidde groot ouders voelden zich gestreeldde onver schillige kalmte, die ze aan den dag legde, scheen de bekoring, die ze uitoefende, nog te verhoogen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1910 | | pagina 5