De gevangenen tan den Ëzanr.
No. 59
Zaterdag 21 Mei 1910
Zesde Jaargang
Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
8 bladzij
EERSTE BLAD.
UIT DE PERS
Welk weder zullen wij hebben?
NIEUWE ZEEUW» COUP
Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.75, daarbuiten f 0.95
Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent.
Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór
half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags.
Kanfoor v. d. Administratie: Ganzepoorfsfraaf C 209, GOES.
Reclameberiehten 25 Ct, p. r. Bjj abonnement speciale prjjs,
Advertentiën van 15 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct.
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, woïdt 2 x nerekend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct, contant.
De redacteur van „De Volkswil"
In het te Breda verschijnend „Dagblad
van Noord Brabant" schrijft „Zelandus" de
volgende karakterschets over den redacteur
van „De Volkswil''- (zie no. 7701 van
genoemd dagblad).
„Wat Van den Brink is voor Breda,dat
is in zekeren zin doeh niet zoo radicaaal
voor het land van Hulst de redacteur
van de „Volkswil". Niet zoo radicaal, maar
daarom niet minder gevaarlijk en verder
felijk.
Juister gezegd, wat abbé Daens geweest
is voor het land van Aalst, dat is de
„Volkswil" in de eigenaardige eenigszins
Vlaamsche toestanden van Zeeuwsch-Vlaan
deren.
Want in Zeeuwsch VI. heerschen eigen
aardige toestanden op z'n Vlaamscbde
„Standaard" heeft het onlangs terecht
opgemerkt.
De scheiding vau Holland de Schelde en
de nabjjheid der Belgische grens zijn er
oorzaak van.
En de Vlaamsche aard van het volk.
Evenals Daens in Vlaanderen wilde de
notaris hier zjjnde apostel, de redder, de
hervormer. Maar in plaats van op te bouwen
en te hervormen begon hg kort na zijn
komst af te breken en te misvormen, zich
blind starend op mistoestanden, het goede
zag hij niet.
Onbesuisd en onbekookt viel hij aan,
sloeg er op los, stootte en kwetste.
„Zonder aanzien van persoon" was zijn
leuze, en niet de misbruiken maar de per
sonen striemde hij.
„Voor waarheid en Recht" bazuinde hij,
en zag de waarheid in de dwaasheid, en
het recht in het onbereikbare.
Sommigen en ook enkele geestelijken,
die in het begin zijn optreden toejuichten
aarzelden in twjjfel, trokken terug in te
leurstelling.
De bevlieging van den hoogmoed joeg
hem verder en hij zeide„ik alléén voor
het volk en het volk met mjj."
En die hoogmoed verblinde hem, hij
stelde zich niet alleen tegen de mannen van
aanzien maar ook tegen de geestelijkheid.
De geestelijkheid had gedwaald, hij was
onfeilbaar en bjj stelde den belachelijken
eischDe geestelijkheid moest met Kerst
mis voor hem een knieval komen doen.
Men haalde de schouders op die onoo-
zele. Maar de hoogmoed joeg hem verder,
door niemand gesteund of geraden I
De groote fout van den hervormer is
geweest, dat hij nooit zaken vau personen
wist te scheiden.
In zaken is, hij o, zoo kortzichtig.
Zoo ook in zijn strjjd tegen de geeste-
Historische Novelle vau
ARMINIUö AKUH1ER.
32. f
Zijl omhelsde hare tante en volgde den
officier, omringd idoor de jammerende
dienaren des huizes. Dij1 de poort stond
een rijtuig, waar zij instapten, want men
had het niet gewaagd haar te voet door
de stad te leiden, uit vrees voor de op
gewondenheid van het volk. Bij! de poort
van het paleis dei' koningin van Polen,
thans bezet door de Russische troepen,
moest zij uitstappen. Dit paleis diende
thans als kazerne en als gevangenis. De
officier bracht haar naar 'een groote zaal,
waar, rondom een met tal van papieren
bedekte tafel, vijf officieren van hooge-
ren rang zaten. Op een wenk van den
president ging zij zitten en wachtte kalm
het begin van het onderzoek af. De rech
ters keken haar aandachtig aan en sche
nen verrast over den moed en de be
slistheid dezer jonge jlame; het was of
zij haar bescheiden en toch vasten,
open blik schuwden.
„U bent de dochter van graaf Bia-
lewski?" begon ten slotte de voorzitter
der commissie.
„Ja, mijnheer."
Jijkheid was niets zakelijks, alles per
soonlijk.
Waarom hjj den strijd overbracht op
geestelijk terrein?
Toen de geestelijkheid overtuigd werd,
dat deze onbesuisde would be hervorming
ontaardde in zelfsvergoding opruiing van
het volk, en verguizing van alle mannen
van aanzien, ontstond bij hen ontstemming
passieve en spoedig werkdadige tegen
stand. En zooals altijd, weet hij dit niet
aan eigen misvatting maar o hoogmoed
der or.noozelheid aan naijver en jaloezie.
En toen begon de vinnige strijd, zoo
onverkwikkelijk, tegen het gezag en de
personen der geestelijkheid.
Persoonlijke grieven, fouten en misstan
den werden allen op hun kap gesehaven.
Maar zag hij dan niet, dat bij zoodoende
den eerbied voor het priesterschap en den
godsdienst ondermijnde?
O, de zonderlinge, da geëxalteerde, hij
zag het niet in het begin, hij zag slechts
zich zei ven, den door den Hemel gezondene
Hij kon immers niet misdoen
Maar nu na de scheiding, nu hij zeggen
kan met Caesar: de teerling is geworpen,
nu nog?
Nu alle weldenkende katholieken hem
den rug toekeeren, en slechts enkele ver
dachten met de liberalen en socialisten hem
toejuichen, nu nog?"
Als in Kappeyne's dagen.
Onze lezers herinneren zich, dat dezer
dagen de meerderheid van den Amsterdam-
schen Raad besloot om aan de Christelijke
school voor zwakzinnigen geen subsidie uit
de gemeentekas te verleenenniettegen
staande B. en W. daartoe een voordracht
hadden aangeboden.
Het besluit van de RaadsmeerJerheid
was zeer naar 't hart van den Anasterdam-
schen correspondent der „N. R. Crt.," die,
naar aanleiding vooral van de woorden
door Prof. Diepenhorst gesproken, gewel
dig uitpakte eu zijn ontboezeming als
volgt besloot
Zeer zeker heeft de openbare Bchool
zich voor te bereiden op een harden,
langen strijd en zal zjj nog gedurende
vele jaren het aantal harer leerlingen
zien slinken, dank zjj de vele lok
middelen waarover de wegwijzers naar
de secteschool beschikken, zoodat er
ten slotte bjj thans vergeleken, slechts
een kleine kern de niet-confessioneele
Bchool getrouw blijft. Maar tegenover
die kern behooren wij ons te krachti
ger te houden aan het ideaal, waaruit
die geest opbloeit van waarachtige
godsdienstigheid, welke wars is van de
tweedracht zaaiende begrippen van
kerkeljjke dogma's, waarmede de
hoogere dingen van het leven niet het
minst hebben uit te staan.
„Het Centrum" teekent hierbij aan
Is dit geen proza uit den „goeden
„Uw vader, mejuffrouw, was gisteren
nog te Warschau. Hoe heeft hiji het dur
ven wagen de macht des keizers te min
achten, door zich niet te voegen over
eenkomstig de bepalingen der amnestie?
Mijlnheer de graaf heeft zich vermoede
lijk te schuldig gevoeld, wijl hij er de
voorkeur aan heeft gegeven zijin heil in
de vlucht te zoeken."
„Mijn vader zou zeer zeker zelf voor
u verschenen zijin, mijnheer, want zijn
edel karakter kent geen wantrouwen. Maar
toen hij hoorde, welk lot men bereidt
aan hen, die in goed vertrouwen tot u
komen, om de weldaad te ontvangen van
hetgeen gij amnestie belieft te noemien,
heeft hij! zich op mijn dringend verzoek
aan uw nasporingen onttrokken."
„U erkent dus, mejuffrouw, dat gij hem
hiji 2ijn vlucht hebt geholpen?" hervatte
de president op ernstigen toon.
„Hoe zou ik iemand kunnen doen ge-
lo.oven, zelfs al wilde ik het, dat aan,
een dochter de redding haars vaders niet
ter harte gaat?"
„Mejuffrouw, de rechten des keizers
gaan boven de plichten, welke men heeft
te vervullen tegenover een vader, ont
houd dit. Van het oogenbiik af, waarop
graaf Bialewski opgeroepen was om van
zij'n handelwijze rekenschap pf te leggen
voor den vertegenwoordiger van onzen
allergenadigsten Heerscher, was het een
schuldige daad zich aan dezen gebieden
den plicht te onttrekken; het was een
ouden tijd" toen het liberalisme in
ons vaderland vrijwelals alleenheerseher
ten troon zat, en de „secte-school"
zelfs geen stiefkinderlijk aanzien ge-
genoot
Jammer voor de „N. R. Crt." dat
het nu juist niet de bizondere school
is, welke de natie verdeelt door
„tweeüracht zaaiende begrippen", maar
dat em en over de openbare school
een hevige strjjd is ontbrand 1
Men zou zoo meenen, dat, na de
ervaring, te dezer zake opgeJaan, de
voorstanders van het „neutraal" onder
wijs althans hun hoogen toon van
weleer zouden willen prijsgeven.
Voor sommigen schijnt dit echter al
te moeilijk te zijn.
En zij praten en schrijven er maar
op los, alsof geen onloochenbare feiten
hun waan van weleer, wat de open
bare school betreft en hun sombere
profetieën ten aanzien der confessio-
neele school hadden te niet gedaan.
Dat is juist, en veel van het geschrijf
over de schoolquaestie in onze dagen voert
de gedachte terug naar de laatste helft
der vorige eeuw. Gelukkig echter dat de
Christelijke school thans in een andere
positie is dan toen, en dat het nu de voor
standers van de openbare school zijn, die
met den dag meer genoodzaakt worden
hun ouden hoogen toon te laten varen.
Deze school heeft geen toekomst meer.
„De Standaard".
De Groentijd.
De professoren Van der Bilt en Simons
verklaren zich ia „Het Vaderland" tegen,
prof. Groenewegen voor afschaffing van den
Groentijd. De laatste schrijft o. m.
Juist omdat de studenten zelve veel
beter zijn, dan dit verouderd en ont
aard instituut, is het m. i. alleen een
kwestie van tijd, of aan de meerder
heid zullen de oogen opengaan. Zij
zullen inzien, hoe min het vermaak is
dat de blik op zoo'n troep kaalgescho
ren, besmeerde es bespoten, getrapte,
uitgescholden jongens hun verschaft.
Inzien, dat het laf is met een over
macht in een donker gemaakte kamer
een paar weerlooze jongens te gooien,
te stompen en hun de kleeren van 't
ljjf te rukkèu. Dat het gemeen is een
abnormalen zwakkeling eerst tot iets
gemeens te dwingen en hem dan, om
zjjn val, aan de verachting prijs te
geven. Dat het onedelmoedig is zich
te vermaken in vernedering en s-naad,
die men zelf met overmacht zwakkeren
heeft opgelegd. Als maar eenmaal de
verblindende waan gebroken is, dat
de eer van het korps in dingen is
gelegen, waar een onbevangen mensch
veeleer schande in vindtIk ben
zeker, dat de overgroote meerdeiheid
der korpsstudenten, als ze zulke toe
standen eens onder de handelsjongelui
misdrijf."
„Al wat ik u daarop antwoorden kun,"
antwoordde Rosa verontwaardigd, „is, dat
ik iu zulk een moraal niet ben opge
voed,"
„Neen, natuurlijk niet!" zeide de pre
sident met lichten spot; „wijl weten vol
doende volgens welke grondbeginselen
mijnheer de graaf zijn familie bestuurde.
Hoe zou hij\ die steeds gereed stond om
den geest van opstand in zijn vaderland
levendig te houden, zijn kinderen trouw
hebben kunnen leerejil"
„Hij heeft hun steeds geleerd trouw
te zijn aan hun vaderland, aan hun eer
en aan hun God."
„Genoeg, mejuffrouw I Tracht niet met
uwe rechters te strij'den."
„Ik geloof niet, dat ik te kort schiet
aan. de achting, die ik verschuldigd beu;
maar niets ter wereld zal mijl kunnen
verhinderen op te komen voor de eer
van mijn vader."
„Pas op", zeide een der rechters pp
een toon van zekere deelneming, „gijl
pleit ten gunste van het verraad."
„Het verraad, mijnheer, treedt zoo niet
op; het offert niet zijin rust, zijn geluk,
ja zelfs zijn leven."
„Al wie tegen zijin koning de wapenen
opneemt is een verrader", antwoordde de
president harsch.
„Tegen zijin kon ing, mijnheer, ja
wel dat geef ik toe."
„Dat gaat alle perken te buiten", riep
en niet in hun eigen wereld vonden,
ze zou kwalifieeeren met een woord,
dat precies het Omgekeerde van stu
dentikoos beduidt
De beste dienst, die menaan studen
tenkorpsen bewijzen kan, is de vriend-
schappelijken raadontdoe u zoo
spoedig en zoo radicaal mcgelijk van
alle deze dingen, die beneden u zijn.
Gjj zelve moet weten hoe. Uw bloei
hangt er zeker, uw bestaan hoogstwaar
schijnlijk van af. Wjj gelooven niet,
dat gij staat en valt met een ver
ouderd en ontaard instituut, omdat wjj
vertrouwen in u, op wie het beste
deel der natie hoopt.
Tweede Kamer.
Zitting van 19 Mjei 1910.
Troelstra's Enquête-voorstel.
Aan de orde was Troelstra's voorstel tot
het houden eener enquête omtrent de han
deling van den toenmaligen minister van
Binnenlandsche Zaken, ter zake der deco
raties in 1903 eu 1905. De tribunes wa
ren stampvol.
Het algemeen debat werd geopend door
deu heer De Beaufort, die verklaarde
'tniet eens te zijn met zeer veel van het
geen in de nota des heeren Lohman voor
komt. Spreker was 't oneens met Lohmau's
stelling, dat een enquête wel tegenover, eeju
zittend minister, maar niet tegen een oud-
minister toelaatbaar is. Tegenover de nota
van den heer Lohman stelde spreker
voorts in het licht, dat een aanklacht ge
heel iets anders is dan een enquête. Bij
een aanklacht toch moet men overtuigd
zijn van de schuld van beklaagde, terwijl
een enquête slechts een onderzoek be
oogt. Spreker oordeelde dan ook dat de
wet geen hinderpaal inhoudt om de aan
hangige enquête voor te stellen. Echter
nagaande de vraag, of iu het onderhavige
geval het landsbelang het instellen van
een nader onderzoek eisoht, is spreker, na
rijpe ervaring, gekomen tot een ontkennen
de beantwoording dier vraag. Daarbij' koint
dat de feiten, waarnaar een onderzoek
zou worden ingesteld, vrijwel reeds be
kend zijn. Er is reeds genoeg licht pp
die feiten gevallen, zoodat er reeds vol
doende waarschuwing in gelegen is voor
volgende regeeringen en dit vooral ook
ten aanzien van een der meest belangrijke
feiten, dat de heer Kuyper tegelijk minister
en thesaurier eener kiesvereeniging was.
Spreker had dan ook weinig opgewektheid
om iu al die treurige zaken verder te
wroeten. Ook betwijfelde spreker pf de
enquête bewijzen zou bijbrengen.
De heer Van D o oi r n verklaarde tot
een, geheel andere conclusie te zijn geko
men. Iedereen toch zal betreuren, dat de
naam van ons land gemoeid is geworden
in de bekende zaken en daarom was 't
de president; „gijl wilt dus de rechtma
tigheid van het gezag van Zijne Majes
teit den Keizer bestrijden?"
Rosa zweeg.
„Voor het overige, mejuffrouw,, kan ik
mijl over de vrijmoedigheid vau uw woor
den ofschoon deze ons een kijlk ge
ven op uw misdadige denkwijize niet
verwonderen, want ik houd er meer vau
dan vau huichelarij. Ik zal mij dus op
dit oogenblik door mijn gevoel niet la
ten beheerschen. Uw vader heeft de stad
onmogelijk kunnen verlaten, hij moet dus'
iu Warschau zelf verborgen zijn. en wij
zullen ongetwijfeld zijn schuilplaats spoe
dig ontdekt hebben. Wilt gij nu zelf hem
er toe bewegen voor ons te verschijnen?
Zijn, gehoorzaamheid zcvi hem de goed
gunstige genade des keizers waardig ma
ken en aan u onmiddellijk de vrijheid
schenken."
„Wat? Zoudt gij willen, dat ik mijh
vader uitleverdel" riep Rosa ontsteld.
„Bedenk ten minste dat gij' met een Chris
ten-vrouw spreekt".
„Vergeet het van uw kant niet, me
juffrouw; ik herhaal het u, dat de dienst
van den keizer gaat boven alles. Trou
wens, wij1 hebben middelen genoeg om
geheimen onthuld te krijgen; pas ervoor
op I"
„0 neen, mijnheer! Gij zult geen enkel
daarvan met goed gevolg op mij toepas
sen", antwoordde Rosa, hare oogen ten
hemel slaande.
Verwachting tot den avond van 21 Mei.
Zwakke tot matigen, meest veranderlijke
wind. Gedeeltelijk bewolkt. Kans op onweder.
Koeler.
volgens spreker voior de volksvertegen
woordiging plicht, om door een nauwkeu
rig onderzoek dit volle licht over de
Kuyperzaak te doen schijnen. Spreker be
streed voorts de tegen Traelstra's voor
stel aangevoerde middelen van niet-ont-
vankelijfc verklaring. Hij achtte een onder
zoek naar de daden van afgetreden mi
nisters zeer zeker toelaatbaar. De juridi
sche bezwaren, tegen de enquête aange
voerd, achtte spreker onhoudbaar.
Iu het belang vau den goeden naam
van ons vaderland is nooidig, dat het volle
licht schijn©; broodnoodig is dat verbroken
wordt het net, waarin ons land gevangen
is, dat net van politieke verwarringen.
Wanneer men vraagt naar de persoon, die
dat net geweven heeft, hoort men steeds
denzelfden naam. Spreker zal dan ook uit
volle overtuiging stemmen voor Troelstra's
voorstel.
De heer Vanldzinga motiveerde zijn
stem tegen Troelstra's voorstel. Wat rest
ons, vroeg spreker, na Kuyper's schuld
bekentenis nog te onderzoeken? Slechts
één punt van publiek belang, n.l. of er
innerlijk verband bestaat tusschen het ver
leenen eener decoratie aan den heer R.
Lehmann en pogingen om ook diens broe
der te deooreeren en het ontvangen van,
geld voor de partijkas. Het u i t e r 1 ij k
verband bestaat, het kan niet worden ont
kend. Maar dit zegt alles niets.
Het innerlijk verband zou moeten wor
den aangetoond en dit achtte spreker, bij
gebreke aan schriftelijke bewijsstukken,
welke niet zijn bij'gebraeht noch door de
enquête noch dooi' een eereraad, mogelijk.
Ten dezen aanzien bestaat geen redelijke
verwachting. Daarbij komt des heeren
Kuypers stellige ontkentenis op dit punt.
Dit is voor spreker afdoende. Niemanid
heeft 't recht zonder schriftelijk tegenbe
wijs twijfel te opperen aan die ontkentenis.
Het publiek belang is hier niet van zooveel
gewicht, dat een enquête vereiseht wordt.
Daarom zal spreker, evenals de heer
De Beaufort, tegen dit voorstel tot het in
stellen van een enquête stemmen.
De heer Nolens motiveerde zijn stem
tegen het voorstel. Volgens spreker moet
in een enquête niet het persoonlijke de
kern zijn, maar behoort het zakelijk te
praedomineeren.
De heer Van de Velde legde namens
zijn politieke geestverwanten de verklaring
af, dat, daargelaten de vraag of de Kamer
de bevoegdheid bezit vooir dit geval een
enquête in te stellen, ziji van meeni'ng
zijn, dat het Staatsbelang zulks niet
eischt.
„Is dat uw laatste woord?"
Rosa bepaalde zich ertoe bevestigend
te knikken.
„Nu dan, gij gaat thans naar de gevan
genis, en wanneer gij dezen nacht niet
tot andere gedachten komt en besluit te
spreken, zult gij de straf van den knoet
moeten verduren. Daarmede kunnen we
de nreest weerspannige lippen aan het
praten krijgen".
„O, mijn God!" riep Rosa, „ook gij hebt
deze straf verdragen; het is voor mij een
eer te mogen wandelen in uwe voetstap-
pen".
Het vertrek, waarheen men Rosa bracht,
was een dakkamer, welker geheele meu
bileering bestond uit een stoel en een
slecht bed. Zoodra Rosa zag, dat zij al
leen was, knielde zij neer en bad vurig
tot God, niet zoozeer om afwending van
de haar dreigende beproevingen, als wel
om de noodige kracht, ten einde met on
derwerping en moed te kunnen lijden.
Toen zij opstand, gevoelde zijl zich rus
tig en sterk, en ondanks haar treurigen
toestand, ondanks haar kommer over het
lot van haren vader en van Raphael,
dacht zij nog slechts eraan, zich voor,
to bereiden, om met waardigheid het lij
den, dat haar bedreigde, te doorstaan;
al hare andere bekommernissen had zij
neergelegd in Gods hand.
Den volgenden morgen deed ©en soldaat
de deur open en legde op een plank een
stuk roggebrood naast een kruik water