No. 11 Zaterdag 22 Januari 1910 Zesde Jaargang. Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. UIT ZEELflHD Dit nnmer bestaat nit 8 MadzMen. EERSTE BLAD GEZAG. Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.75, daarbuiten i 0.95 Afzonderlijke nummers A contant-0.05 Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kantoor v. d. Administratie: Gangepoortstraat C 209, GOES. Reclameberiehten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjjs. Advertentiën van 15 regels fO,50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 x nereiend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct, A contant. (Slot.) De goedwillige lezer, die ons tot hier toe in ons betoog volgde, zal zich her inneren, hoe wij in onze twee vorige ar tikelen langs den weg eener logische re deneering tot deze stelling kwamen Buiten God is geen Gezag, want: Ge zag is het recht anderen iets op te leg gen met den plicht (voor die anderen) om te gehoorzamen; welnu, buiten God is geen recht, buiten Hem geen plicht, dus is er buiten God ook geen gezag. Zoo duidelijk als het in de beknopte omlijsting van een courantenartikel kan geschieden, toonden wij1 aan, dat God de eenig ware rechtsbron is en de z.g. an dere rechtsbronnen, b.v. de Staat, dien naam niet verdienden. De redeneering in 't bijzonder van de aanhangers van laatstgenoemde opinie toetsten wij aan de beginselen der logica en kwamen tot de gevolgtrekking, dat zij (de redeneering n.l.) uitliep op een „petitio principii", op het ronddraaien in een kringetje. Ten slotte zeidden wij: Een oogenblik zelfs toegegeven, dat de Staat of het algemeene rechtsbewustzijn cf de alge- meene volksovertuiging de hoogste en eenige rechtsbron uitmaken, waaruit de verschillende gezagsuitingen, als wetten, verordeningen enz. voortvloeien, volgt daaruit voor den onderdaan geenszins de bindende plicht, de gewetens plicht, om te gehoorzamen. En inderdaad, reeds hij vluchtig na denken springt deze conclusie met onaf wijsbare klaarheid naar voren. Waar toch haalt de Staat het recht vandaan, mij te verplichten? Wanneer, voo rdlat de Staat zijin eerste wet uitvaardigde, die plicht reeds bij de onderdanen bestond, dan was het wat anders. Maar dan was de Staat ook niet de eenige en hoogste rechtsbron. Zoolang men echter van God als hoog ste rechtsbron niet wil weten, kan de Staat de onderdanen dwingen, zeer zeker, om zijne wetten te gehoorzamen, maar hen niet verplichten. De eer ste vraag toch, die een redelijk mensch zich stelt, wanneer een ander hem iets beveelt, 'i swaar haalt die persoon het recht vandaan, om mij te bevelen? Stel ik nu den Staat die vraag, en zie ik dat deze zegt: „dat recht geef ik mijzelven", dan hen ik in mijn volste recht om te antwoorden: „dankje wel, nïaar dan ben ik niet verplicht om je te gehoorzamen." Antwoordt de Staat mij echter: dat recht ontleen ik aan een Hoogere Macht, aan God, de onbeperkte Heer van al het geschapene, in Wiens Naam en krachtens Wien ik al datgene beveel, wat ik in het belang en tot het welzijn mijner onderdanen reken en Die in het hart der Inenschen het voorschrift van eerbied voor het Staatsgezag |met onuitwisbare letteren heeft gegrift, gelijk Hij1 ons den eerbied voor onze ouders heeft ingeschapen, dan moet ik antwoorden: Gij hebt gelijk, daarvoor buig ik het hoofd en erken verplicht te zijn, uwe wet ten te gehoorzajnen. Nu zijn er die zeggen: Jawel, miaar gij zult toch niet ontkennen, dat, afgezien van elk Goddelijk gebod het gezond ver stand ons reeds zegt, dat wij aan de Staatswetten moeten gehoorzamen, wijl anders de heele boel in het honderd loopt. Verbeeld je eens: de eene zou dit, de andere dat willen, dan werd het immers een janboel, waar het einde van weg' is en zaten we weldra midden in de anarchie Volkomen waarI Maar omdat het ver- standigj raadzaam, voordeelig of wat ook is, de Staatswetten te gehoor zamen, daarom is het voor mij nog geen gewetensplicht (altijd in de ver onderstelling dat de Staat de eenige rechtsbron is)Wat belet mij; om nu eens niet verstandig, niet beraden te handelen? Als ik er h.v. nu eens plei- zier in heb ,om op straat pp mijn hoofd te gaan loopen, dan kan men zeggen: „wat gek van dien vent, zoo loopt nu toch geen mensch", of: „wat dom van dien vent, want door over die vuile straat met zijli hoofd te loopen, ziet hij er straks uit als een moriaan"of„wat onver standig van dien vent, hij bezorgt zich zeiven last en ongemak voor niets en straks pakt misschien de politie hem op als schuldig aan het verstoren der open. bare orde." Maar met dat al lezer, waar om1 zou ik het niet mogen doen, als ik daar nu eens zin in heb! Zoo kan ook de aanhanger der moderne Staatsidee, waarin voor God geen plaats is, zeggen: het is verstandig, raad zaam, overeenkomstig onze waardigheid als mensch niet te stelen, te moorden, zich zeiven van het leven te berooven enz. Maar als ik nu eens anders wil? Als ik nu eens, pm een volksuitdrukking te gebruiken, „het lach heb aan dat verstand", die beraden heid, die menschenwaarde, en ook eens wil profiteeren van 's levens goed en zoetl Of als ik er genoeg van heb in kom mer en (Ontbering hier een ellendig be staan voort te sleepen en er met vergif of pistool een eind aan wil maken, hoe zal mij dan de moderne Overheid kun nen verplichten, af te zien van dief stal en zelfmoord? Nog eens, zij kan mij er toe dwingen, door mij op te slui ten enz. maar mij er toe verplichten I.nooit of te nimmer! Alleen dan, zal haar „Sic vol®, sic jubeo" voor mjjj een gebod zijn, wanneer ik weet, dat hare verordeningen en wetten wortelen in den w i 1 van een a n d e r, die het o h- beperkt recht en de onbestre den macht heeft anderen als mijn g e- bieders aan te stellen. Dan, maar ook dan alleen ontstaat uit de wisselwerking van gebieden en gehoorzamen een aller krachtigst element van orde en tucht dat steeds, maar vooral in kwade dagen van revolutie en oproer zal blijken al lerheilzaamst te zijn voor den staat èn, in zjjn geheel èn in ieder zijner leden,. Wijl de Staat dan gegrondvest is niet op het vlottend zand eener menschelij'ke instelling, maar op den rots van het goddelijk princiep. De instemming en hulde, die der christelijke regeering in 1903 ook van liberale zijde ten deel viel, toen zij het gëz.ag met klem en nadruk handhaafde tegenover de misdadige woe lingen van de onïwentelingsgezinden on der ons volk, bewijzen, hoe ook van de overzijde wordt ingezien, dal de geeste lijke en stoffelijke welvaart van een volk zonder een bindend gezag, aan hetwelk te gehoorzamen plicht is, onmogelijk te verkrijgen zijn. Een bindend gezag nu, aan hetwelk te gehoorzamen plicht is, kan alleen bestaan als men God erkent als de b r o n, uit wie dat gezag voort komt. Of Schaper nu gelijk had, toen hij deze week in Goes zeide, dat sommige Chris telijke beginselen in de politiek totaal zon der practisch nut zijn, zoo b.v. het be ginsel dat het gezag is uit God? Uit het bovenstaande vloeit, dunkt ons, wel degelijk voort, dat dit beginsel al lerminst een theoretische kwestie is. De toenemende verwildering der zeden, de voortdurende stijging der daden van mis dadig verzet tegen politie, de aanslagen met dolk en hom op overheidspersonen en regeeringslichamen (denk aan den anarchist, die indertijd een boin wierp in de Fransche Kamer) wijzen er op, hoe de moderne, d. w. z. ongeloovige gezagstheorieën reeds hare wrange vruch ten dragen en menige Staat alleen door de macht van politie en leger voor totale oiïtrichting en desorganisatie wordt be hoed. Wat Schaper verder zeide: „Practisch is echter de zaak zoo, dat het gezagi berust bij: de partij die in den stembus strijd te meerderheid behaalt" is ook niet juist. Bij een stembusstrijd geeft de meer derheid aan volgens welke lijn de regee ring het bewind zal voeren, mtet welke beginselen de Koning of de republieks president rekening zal houden bij het kiezen zijner ministers, doch zij laat het Gezag als zoodanig ongemoeid. Zelfs in de meest ideale republiek (want men on- derscheide wel tussehen het Gezag en, dan drager van het Gezag I) blijft waar wat de bekende christelijke wijsgeer Cathrein zegt: „Die Staatsgewalf hatt Gott zum unmittélbaren Urheber"2) „God is de onmid dellijke insteller van het Staatsgezag. Hij verleent het zonder tusschenkomst van den menschelijken wil en hetzijl de mensehen die zich tot Staten vereenigen, dat gezag verkiezen in den vorm eener monarchie of in dien eener republiek, zoodra zijl zich vereenigen, is het openbaar gezag aanwezig, zonder dat dit door de leden van den Staat ver hinderd kan worden. Voor den onbevooroordeelden, denken den mensch blijft St Pauius' woord on aantastbaar Non est auctoritas nisi a Deo", „Er is geen gezag tenzij uit God". „Zoo wil ik, zoo beveel ik." Cathrein, Moralphilosophie D II blzi 416. Cijfers, die te denken geven. Onlangs werden in nummer 126 der „Bijdragen" van het Centraal Bureau voor de Statistiek |de statistische gegevens be treffende den loop der bevolking in Neder land over 1908 gepubliceerd. Onder de medegedeeld© cijfers zijn er meerdere, die te denken geven. Het aantal levend geborenen, dat 171861 bedroeg, was in 1908 in verhouding tot de bevolking (29.7 per 1000 inwoners) weder kleiner en wel 0.1 pCt. dan het jaar te voren. Sedert 1840 werd het hoogste relatieve geboortecijfer aangetroffen in 1876, n.l. 37.1 per 1000 inwoners; sedert .daalde het regelmatig tot het hoven aangegeven cijfer van 29.7 per 1000. Werkelijk een zeer groote daling, dl© wel in staat is alle weidenkenden te ver ontrusten en met vrees voor de toekomst te vervullen. Het is toch zeker, dat het toenemen van het aantal aanhangers van het heillooze, bedroevend zedelooze stel sel van het Nieuw-Malthusianisme de hoofdoorzaak is, van wat wij beschouwen als een ramp- voor ons land. Het wondt tijd, dat de waarschuwende cijfers velen terugbrengen van den weg, die onfeilbaar zeker ten verderve voert. Doch wat vermogen cijfers op hen, die den godsdienst hebben echtergesteld hij gemakzucht en een ongeregeld verlangen, naar weelde! Te betreuren is ook, dat de stijging van het aantal huwelijken, die in 1906 en 1907 na de afneming van 19015 werd geconstateerd, zich in 1908 niet heeft voortgezet. Het aantal huwenden bedroeg per jaar ,en per 1000 inwoners sedert do periode 18409 14.78; 18509 16 06; 1860—9 16.44; 1870—9 16.20; 1880—9 14.28; 1890—9 14.62; 1900—8 14.86. Het aantal huwenden bedroeg, in de jaren 1905, 1906, 1907 en 1908 per 1000 inwoners respectievelijk 15.42, 14.68, 15, 15.2 en 14.5. Groote, voortdurende en verontrustende toename laten ook de echtscheidingscijfers zien. In 1908 werden 818 huwelijken ont bonden door rechterlijk vonnis, 10 na vijf jarige scheiding tusschen tafel en bed; terwijl 174 scheidingen van tafel pn bed plaats vonden. Op 1000 gehuwde paren kwamen sedert 1840 de volgende aantallen, echtscheidin gen voor: 18409 0.10; 18509 0 15; 1860—9 0.18; 1870—9 0 23; 1880—9 0 35; 1890—9 0.571900—7 0.69 en 1908 0.74. Niet zeer vleiend voor onze katholieke streken het is een bekend feit, dat al lerlei ongunstige maatschappelijke omstan digheden in de Zuidelijke provinciën de hoofdoorzaken van het euvel zijn zijn de kindersterftecijfers. Over 1906 en 19078 waren de cijfers der sterfte beneden bet jaar op 100 levend aangegevenen als volgt 1906 1907/8 Protestantsche moeders 11.21 10.25 R. Katholieke 15.66 14M6 Israëlitische 7.78 8.16 Totaal (ingesloten overigen) 12.71 1R84 Verblijdend is hot evenwel, dat pr be duidende beterschap valt te bespeuren. Het ga zoo voort. Niet het ongunstigste figuur maken de Katholieken in het volgende staatje betref fende het aantal onwettig geborenen pp 100 geborenen: 1906 1907 1908 Protest moeders 2.21 2 26 2 27 R- K. 2.01 L99 2.07 Israël. 1.53 1.64 1.42 Totaal (ingesl. overigen) 2.14 2.17 2.19 Hier valt echter toename op te merken. Het 'gunstigt komen de Katholieken uit wa.t, betreft het aantal geboorten, waarom trent we het volgende! staatje geven: Aantal 'geborenen op 1000 vrouwen uit 1906 1907 1908 Protest, moeders 56,86 58 03 57.06 R. K 65.03 64.54 64.92 Israël. 41.90 39.49 36.87 Tot. (ingesl. overigen) 60.86 58.03, 57.06 Onze Katholieke moeders doen niet mede aan den algemeenen achteruitgang. We mogen er haar dankbaar voor zij'n! Ten slotte nog eenige cijfers betreffende, onwettige geborenen, die op zich zelf re lden geven tot blijdschap. Moeilijk valt echter uit te maken, in hoeverre het goede, slechts schijn is, doordat het betreffende verschijnsel een gevolg is van het kwaad der Neo-Mathusiaansche practijken. Het aantal onwettig geborenen wijst zoo wel hij levend als bij levenloos aangegeve nen op vermindering. Sedert 1840 waren de cijfers der on wettig geborenen per 100 geboorten: bij levend1 aang. bij levenl. aang. 1840—9 4.51 8.75 1850—9 4.22 7.45 1860—9 3.81 6.56 1870—9 3.41 5.36 1880—9 3.98 5 33 1890—9 2.96 5.56 1900—7 2.29 4.23 1908 2.19 3.93 De zegenrijke werking der kinderwetten moge blijken uit de volgende cijfers In 1908 hadden 3665 erkenningen van natuurlijke kinderen plaats, d.i. 97.4 per 100 onwettig levend aangegevenen; deze cijfers bedroegen in 1904, 1905, 1906 en 1907 respectievelijk 70.24, 68.5, 66 1 pn 92.2. De groote vermeerdering in 1907 en 1908 vindt haar oorzaak in den aandraijg der Voogdijraden. Zij idoen er een goed werk mede. (N. D. Crt.) Hofbericht. H. M. de Koningin heeft Woensdagavond een diner waarbij' ook Z. K. H. Prins Hendrik aanzat, aangeboden aan de hoof den van buitenlandsche missiën, voor zoo ver in deze stad of bij afwezigheid ver tegenwoordigd door tijdelijke zaakgelas tigden. Tot deze laatsten behoorden Mgr. Giovannini, zaakgelastigde van den Hei ligen Stoel; de heeren Sampagnaro van Uruguay; Catalini, van Italië; Salcedo de Bairelo, van Spanje. Zondagviering. Zondag 16 Januari is van den kansel in alle R. Kath Kerken van Eindhoven en omgeving eene verklaring voorgelezen, waarvan de aanhef aldus luidt: De Geestelijkheid van Eindhoven en Omstreken is zich bewust van hare ver antwoordelijkheid en den pheht, die op haar rust, om te waarschuwen tegen over tredingen van goddelijke en kerkelijke geboden, om te waken tegen gevaren van ongeloof, ongods lieustighei 1 en zeieube derl, welkJe aan hare zorg toevertrouwde Geloovigen Oelreigen. Zij acht zich dan ook vèrplieht, geza menlijk en luide te protesteeren tegen den aanslag, welke op het geweten van honder den katholieke arbeiders en arbeidsters is ge; leegd, toei dezen gedwongeu weiden op den feestdag van de H H Driekoningen in een fabriek te Eindhovtn arbeil als op gewone werkdagen te veriehteu De veiklaring eindigde aldus: Op stoffelijk, doch meer i.og op het zedelijke en godsdienstig gebied hebt gij onvervreemdbare rechten, welke gij U door niemand of niets moogt laten ontnemen, niet door hedrt igingen ook niet door eenige geldelijke voordeelen, welke men U zou aauhiedeu. Verdedigt die rechten fier en met alle kracht. Zoek daartoe steun hij elkander, sluit U aan bij de R. K. Vakorganisatie en denk aan het woord van den Paus, die niet zender reden U heeft toegeroe- renArbeiders vereenigt U, waar gij als eenling machteloos staat, daar kunt gij veel, ja alles door onderliugen steun en algemeene samenwerking De Belgische missie. H. M. de Koningin heeft het voornemen Woensdag 26 dezer in oen bijlzonder ge hoor aan de buitengewone zending van den Koning van België, waarvan hoofd is de oud.minister Beernaert, gelegenheid te geven aan II. M. kennisgeving te doen van de Troonsbeklimming van Koning Al. hert. Bij deze gelegenheid zal ter eene der missie 's avonds ten Hove een gala diner worden gehouden. In verhand hiermede is de datum voor het diner a,aa de militaire autoriteiten van Donderdag 27 Januari verschoven naar Zaterdag den 29sten dier maand. Het bezoek van H. M. de Koningin- Moeder aan Oranje.Nassau 'Oord te Ren- kum is uitgesteld tot Dinsdag 25 dezer. De Prins naar Duitschland. Z. K. H. de Prins vertrok hedenoch tend per trein va,n 8 u. 50 naar Weimar. De nieuw benoemde burgemeester van Leiden Jhr. Mr. N. C. de Gij'selaar werd 21 Oct. 1865 te Gorinchem geboren, be zocht de inrichtingen voor openbaar on derwijs aldaar en voltooide zijn studie aan de Hoogeschool te loeiden. Aanvan. fcelijfc was hij werkzaam als bankier, doch hij trok zich voor enkele jaren vrijwel uit de firma De Gijbelaar en Ca terug. 'Hij! behoort tot de Chr. Historische par. tij; had naar het ambt niet gesolliciteerd doch was daartoe aangezocht. Goes. Julianafeest De verjaardag onzer Koningin kan hier nooit feestelijk gevierd worden, omdat dan het voor zoo iets onmisbare Marktplein bezet is jnet kermiskramen en spellen. Nu heeft zich een commissie gevormd om! den geboorte dag van prinses Juliana blijde te her denken. Deze commissie heeft gisterenavond vergaderd in de Prinsi van Oranje en heeft uit haar midden het volgende bestuur ge kozen: voorzitter D'. D. v. jd. Bout, vice- voorz. A. C. Boluyt, seer. S. A. Leopold, 2e secr. S. Duvekot,. penningmeester J. H. C. Hollmann, 2o penningm. J. de Jonge Jzn., bestuurslid Jac. Z. Risoh. De heer Risch heeft voor het jaarfeest een gedicht geschreven, dat door den heer J. Kooiman op muziek gezet is. Deze can tate zal door een 600-tal schoolkinderen op 'de Markt gezongen worden en 's mid dags zullen de gymnastiekvereenigingen van den Zuid-Bev. gymn. bond een turn- uitvoering geven. Dit is voorloopig besproken. Natuurlijk zal 't afhangen van denl steun die de bur gerij, de muziek- en andere gezelschappen, verleenen, wat dien dag verder zal ge schieden. Raadsvergadering van Middelburg. Vervolg en slot. Het door ons in ons vorig nuimïner reeds vermelde aangenomen voorstel van B. en W.. om' op het verzoek van den Walcherschen Turnbond om het gebrui ken van een gemeente-gymnastieklokaal niet in te gaan, lokte eenige discussie uit. Tegen het voorstel van B. en Wi. stemden de heeren Gratama, de Rijeke, Van Andel, Boogaert, De Veer en Van der Harst, dus 6 leden, vóór stemden 9 leden. Daarop bespreekt de heer De Rijbke de vroeger door hem gedane vraag om trent het verbod tot inrit va,n de Lange Geere van de zijde van de Langeviele in verband met 't daarop door den voor zitter in de vorige vergadering gegeven antwoord. Bij' een onderzoek in loco is spr. gebleken dat de straat breed genoeg is en twee wagens gemakkelijk elkaar kunnen passeeren. Spr. drukte de hoop uit, dat B. en W. een nader onderzoek in zullen stellen en het verbod zullen intrekken. De voorzitter merkt op dat de zorg voor de veiligheid der bewoners alleen be rust bijl B. en W.en.niet hij den Raad Tegen opheffing van het verbod bestaan groote bezwaren; de veiligheid eischte den maatregel. De heer Do Rijeke vraagt nog het woord om een en ander op te merken over de brandweer in verband met den jongsten brand. De organisatie is daar gebleken nog met in orde te zijn. De brandmeesters zijn te laat gewekt. Spr. zou willen dat van. dvege de politie per telefoon de brand meesters konden worden gewaarschuwd; 31 schellen zouden daarvoor noodig zijn De aanleg zou ongeveer f1000 ineens kosten.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1910 | | pagina 1