Dinsdag 11 Januari 1910 Zesde Jaargang. BUITENLAND. No. 5 Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. UIT DE PERS. NIEUWE IEEÜWSCHE COURANT Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers A contant-0.05 Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kanfoor v. d. Administratie: Ganxepoorfsfraaf C 209, GOES. Reclameberiehten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjjs. Advertentiën van 15 regels fO.50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X oerefcend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct, A contant. GEZAG. Tusschen twee couranten hier ter stede, het Vrijzinnig en het Christelijk-historisch orgaan, is een pennestrijd gaande over een in het eerstgenoemde verschenen ar tikel, getiteld„Gezag".l) Wijl wenschen de combattanten in hunne schermutseling niet te storen, vinden ech ter de kwestie, waar het ;om gaat, bei- langrijfc genoeg om er even bij stil te staan. De schrijver van het bewuste artikel begint aldus„De kerkelijke par tijen schermen alt ij d graag met gezag, zijp os eer en als de een i'ge en waarachtige eerbiedigers d aa rvan., t Dit is niet geheel en al juist. Imt mers, als wij ons niet bedriegen, sprak minister Heemskerk onlangs bijl de gei opende groeve van wijlen minister Pien son eenige gevoelvolle Woorden, als hulde voor de gehechtheid van den afgestorvene aan ons Vorstenhuis. De anti-revolutionair liet hier dus den liberaal recht Weden- varen, wat betreft diens jeerbied voor de gestelde machten, trouwens zou het van eene groote dosis verwaandheid bij ons getuigen, indien wij de eerbied voor het gezag by. zoovele hoogstaande, nobele personen onder onze politieke tegenstan ders in twijfel trokken. Wanneer wij echter de kwestie „in abstractor d. w. z. [afgezien van de personen, beschouwen en ons afvragen: Bij wie is het Gezag veilig? Bij wie be houdt het zijn wezen en natuur? Bij hen, die gelooven in eene Goddelijke Openbaring, of bij hen, die in geen bo vennatuurlijke orde gelooven, dan kan het antwoord niet anders ziijn dan: bij de eersten. Wat toch is „Gezag"? Een zedelijk overwicht als gev°lg van wer kelijke minderwaardigheid der erkenners, zooals de schrijver van bovengemeld artikel zegt? In geenen- deelel Immers, onophoudelijk zien wij in de maatschappij gezagvoerders optreden, die in verstand, talenten, ervaring, soms ook in hunne gedragingen de minder waardigen zijn hunner onderhoori- ge.n, en t.och wettig het gezag uitoefe nen. Koning Leopold II b.v. was wat zïjn privé-leven betreft, de mindere van menig een zijner .onderdanen, toch waren de zen hem wel degelijk eerbied en .ondeif werping schuldig als aan hun wettigen vorst. t In de kerkelijke Geschiedenis treffen wij zij het ook zelden hier en daar een paus aan, wiens daden en ge drag niet strookten met de voorschriften des Evangelies, maar die desniettemin als waarachtige wettige opvolgers van Petrus geldige rechtsmacht uitoefenden .over Gods Kerk, zooals paus Leo de Groote reeds opmerkte, toen hij zeide: „dignitas Petri etiam in indigno. herede non deficit", „de waardigheid van Pe trus gaat zelfs in een .onwaardigen »p- volger niet verloren". Neen, de definitie, die het begrip „Gezag" in volle juist heid omvat, zal aldus moeten luiden: Gezag is het RECHT anderen te bevelen, zóó, dat die anderen VERPLICHT zijn te gehoorzamen. Wanneer ik iemand iets .opleg en ik kan bewijzen, dat ik daartoe het recht heb, .terwij'l hij, wien ik het opleg, ver plicht is d. w. z;. bindend ver plicht, in geweten verplicht dat vjoor mj' te doen, dan oefen ik „gez;agi" uit. I Nu is de vraag: Vanwaar dat recht? Hoe kom ik daaraan? Nu ontleenen de geloovigen dat recht aan God, de ongeloovigeu aan den m e n s c h, d. w. zi aan het menschelijfc verstand. De eersten zoeken het b u i- t e n de wereld, de laatsten i n de wereld,. De eersten zeggen wiet Ra.ulus„Er is geen gezag tenzij uit God2), de laatsten beweren met Kant, dat het menschelijk verstand .ons het ambt van gebieder en den plicht der gehoorzaamheid oplegt.3) Wie der beide partijen heeft gelijk? Wij antwoorden zonder aarzelen: de eerste. Niet alleen toch kunnen ziji, die staan op den bodem der christelijke geloofs overtuiging, de aanhangers der imi e n- s' c h 1 yi k e gezagstheorie op de nood lottige vruchten wijzen, die hunne leer heeft gedragen bij' die lieden, welke, wars van alle gezag en tucht het „ni Dien ni maïtre" in hun vaandel voeren en. door hunne drieste, misdadige aanslagen op de dragers van het gezag, de maat schappelijke orde trachten te vernietigen, zij gaan verder en toonen op onweder- legbare gronden aan, dat alleen de ger zagstheorie, die uitgaat van een g o d d e- 1 ij k beginsel, de ware, de echte, de eenig duurzame is. Hun argumentatie, dio ook de onze is, komt in het kort op' de volgende sluitrede neder: „Gezag" is het recht anderen te be velen met den plicht (voor die andet ïen) .om te gehoorzamen. Welnu, buiten God bestaat er geen recht, buiten Hem geen plicht. Dus bestaat er buiten God geen Wijl veronderstellen, dat de schrijver van het artikel „Gezag" in liet Vrijzinnig Goesche orgaan, ons oplettend volgt in ons betoog. De zoo juist opgezette rede neering is hoogst eenvoudig, maar cor rect. Slagen wij er in het tweede lid4) dier redeneering klaar te bewijizfen, dan moet hij ook met ons de conclusie aan vaarden: Geen „Gezag" buiten God. Maar dan moet hij ook de door, hem geschreven zinsnede herroepen: De kerkelijke partijenposeeren5) als de eenige en waarachtige eerbiedi gers (van het gezag)", Want, is onze conclusie juist, dan ZIJN de kerkelijke partijen (en allen, die zich daartoe re kenen) de eenige en waarachtige eerbier digers van het gezag. Op die wijze gelooven wij zoo eenvour dig en tevens zoo duidelijk mogelijk het begrip „Gezag" pok voor den minder .ontwikkelde te kunnen toelichten. En dit is wel noodig, vooral in onze dagen, nu zoovelen het er ,op aanleggen den eer bied voor het gezag bij hunne medemenj- schen door woord en geschrift te dooden. Wat nu onze bewijisvoering betreft der stelling„Buiten God is noch recht, noch plicht", hierover in een volgend artikel. 4) Zie de „Goesche Courant" Van 4 en 8 Januari j.l. en „De Zeeuw" vatri 7 en 10 Januari j.l. 2) Rom. XIII: 1. 3) In geleerde termen heet het, dat ons verstand volgens Kant „nomothe- tisch" en „autonoom" is, d.' w. zl. zich zeiven zijn gedragingen voorschrijft en ons door den „categorischen imperatief" oplegt dit te doen en dat te laten. 4J Het eerste lid: Gezag is het recht enz. behoeft niet bewezen te worden, wijl deze definitie onmiddellijk uit het be grip „Gezag" voortvloeit. 5) Wij spa.tieeren. (Redactie.) Nog een paar oordeelen over de „decoratie-zaak". De „Vaderlander", het weekblad der Lib. Unie, ontraadt de Kamer het meegaan met mr. Troelstra's enquête-voorstel. Eerstens omdat toch geen licht kan verstrekt worden over bet hoofdpunt, nl. of dr Kuyper voor zichzelven eenig verba: d heeft gelegd tus schen de decoraties voor de familie Leb mann en de gelden, die hij voor de anti- revolntionnaire partijkas ontving Daarover zal men 't èn in den „eereraad", èn in de parlementaire enquête toch met bet eerlijk woord moeten doen. „En in de tweede plaatshet moet nu maar uit zijn. ,,'s Lands belang vorderde bespre king van deze zaak in het parlement en bestraffing van den minister, die ziju ambt zoo weinig hoog bleek gehouden te hebben, dat hij zichzelf schuldi? moest verklaren aan onvoorzichtigheid ,,'s lands belang eischte, dat men dergelijke „on voorzichtigheid" voor het vervolg onmo gelijk maakte. „Beide zaken zijn verkregen, en de staats man, die hooger steeg dan na Thorbecke ooit gezien was_ zag door zijne onvoor zichtigheid de ministerieel? portefeuille voor goed buiten zjn bereik vallen." „Dat zal der Kamer genoeg wezen, en ze zal, dunkt ons, geed doen, zelfs den schijn te vermjden, dat bet haar om ver volging des persoons te doen is." In „Ons Tijdschrift" van December be handelt de Terugblikschrjver eveneens de decoratie-aangelegenheid. Hij oordeelt, „dat inderdaad na de rede door dr. Kuyper in de Kamer gehouden, nog niet alle ne velen opgeklaard zijn, dat er na die rede op sommige punten weder meer duisternis gekomen is en dat meer licht gewenscht is; hoewel z. i. van corruptie geen sprake kan zijn." Dat de groot-redenaar der liberalen, de beer Borgesius, over de zaak zweeg, acht hij opmerkelijk, en hg vraagt „Was dit zonder beteekenis? Of herin nerde de heer Borgesius zich misschien de decoratie van een geldman, die een ton schonk voor een stichting tot kinderver pleging? Was het uit krachte van die herinnering, dat deze oud-minister ever de decoratiaangelegenheid van den anderen oud-minister zweeg? „Laten de linkscbe heeren het maar ronduit erkennen, de scrupules in het ver- leeuen van onderscheidingen zijn niet zoo verschrikkelijk hevig, indien er de .eene of andere „koninklijke' gift tegeuover staat. Maar wie denkt er dan aan lintjes- handel En welke partij legt haar ver- kieziogsrekening over? „Al hetwelk niet wegneemt, dat de rechterzjde zich nooit op slechte voor beelden van links beroepen mag. Wie het shibboleth „Voor of tegen den Christus" in den politieken strijd brengt, erkenne geen „mannen van rechts" die mette'daad toonen niets van dit hooge en heilige be ginsel te beleven Eu de geldelijke steun door de Lehmanns aan „de partij van orde in 1903" geboden, stempelt hen niet tot „mannen van rechts". Dr. Kuyper heeft met dit woord gegoocheld, en er e n aantal van zijn volgelingen mee begoochel!. Dat is voor ons besef in deze aangelegenheid het ergste. „Maar dat, dat raakt alleen de anti- revolutionnaire partij, dat is geen zaak van de Kamer, geen zaak van mr. Troelstra. Diens liefde voor de reinhei 1 onzer poli tieke zeden zj onverdacht, wj kunnen niettemin de gelachte niet weren, dat de wraak op den man van 1903 een der krachtigste bijmotieven is geweest, bij zijnen aanval. Het is trouwens in de Amsterdam- sehe vergadering, waarin hij over de zaak sprak, door mr. Troelstra zelf erkend. „En óók dit maakt deze campagne tegen een man als dr. Kuyppr zoo stootend, zoo walgelijk „Moge bet nu einden door een onderzoek van den Eereraad 1 Ofschoon wj vreezen.. Voor dr. Kuyper's tactiek van afwachten, uitstellen, en half-sprekeu hebben wij in deze aangelegenheid geen bewondering. Maar voor die van mr. Troelstra, gebaseerd op gefundeerde wraak en politiek wan trouwen evenmin Het directeur-generaalschap van landbouw. Het hoofdartikel tan de „Nieuwe Cou rant" van 7 dezer is gewijd aan het direc teur-generaalschap van den Landbouw. Na een kulde aan de uitnemende wijze, waarop de vorige titularis zich van zijn gewichtige taak kweet, komt daarin eek beschouwing voor over de groote verant woorde! jkheid van den nieuwen, nog te benoemen, directeur van den Landbouw door de hooge en talrijke eischen op eco- Domisch en sociaal terrein, die de landbouw en het tuinbedrijf hem zullen stellen Hierbij wordt nog de aandacht gevestigd op de moeilijkheid, die dezen hoogen amb- tvnaar niet gespaard kan bijven, om nl. zijne inzichten op eene gelukkige wijze in gang te doen vinden bj den verantwoor de! jken Minister van Landbouw, Nijverheid en Handeleene moeilijkheid die verzwaard wordt door het feit, dat de land- en tuin bouw den directeur te recht zullen blijven beschouwen als de „auctor intellectualis" van de gedragingen van de Regeering, die betrekking hebben op de genoemde be- drjven. Ten slotte wordt in het artikel met klem aangedrongen op een spoedige keuze voor de vervulling van deze allerbelangrjkste vacature. Dat het de Regeering moge gelukken iemand te vinden wiens verleden reden geeft om aan te nemen dat hj die hoe danigheden bezit. Gewis is zulk een persoon niet de eerste de beste! Namen zijn reeds genoemd; maar het ia alleszins begrijpelijk, dat de Regeering eenigen tjd neemt om haar keuze te vestigen, wellicht een enkele wijze in organisatie, misschien wat meer geld noodig acht. Toch zou het niet verstandig zijn, al te lang te wachten. Dan immers loopt de eenheid, die noodzakelijk bj een instelling als de Directie van den Landbouw moet bestaan, eenigermate gevaar De Minister heeft, als hoofd van het departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, toch al een zeer onvangrijke taak te vervullen hj kan de man niet zijn, die het noofige verband legt tusschen maatregelen, uit gaande van verschillende afdeelingen van het Landbouw-departement en daarvan in werkel jkheid de cbef is. De Directie van den Lan bouw is zoo ongeveer een half ministerie geworden, wat omvang en be teekenis aangaat, en eischt voortdurend werkkracht en de toewjding van den vollen man- ITAIilE Kardinaal Satolli f. Kardinaal Satolli, is na een langdurige ziekte, Vrijdagnacht om 4 uur overledeD. Kardinaal Frans Satolli werd den 21sten Juli 1849 ie Marsciano in het aartsdiocees Perugia geboren, en voltooide zijne studiën aan het groot-seminarie te Perugia in den tijd toen Leo XIII herder van dit diocees was. Nadat bij te Rome aan de universiteit der Sapienza op schitterende wijze zijn doctors-examen had afgelegd, werd hj naar het seminarie te Perugia geroepen, waar hem het professoraat, in de philosophic werd opgedragen Tegelijkertijd maakte Satolli een diepgaande studie van de werken van den H. Thomas van Aquine. Eenigen tijd was hij nog in zjn geboorte plaats als pastoor werkzaam, waarna Paus Leo XIII hem in 1880 naar Rome riep om de leerstoel voor theologie aan het seminarie van den H. Apollinaris en het college der propaganda in e nemen. Mgr. Satolli gaf in dien tijd vele werken van hooge waarde uit, o.a. een commentaar op de Summa van den H. Tnomas van Aquine in vjf deelen, een proefschrift over het schooue en ware in hun verhouding tot de natuurwetenschap, een leergang in de philo sophic in drie deelen, een historisch juri dische verhandeling en een andere onder den titel van Prima pnncipia Juris publici ecclesiastica de Ooncordatis. In het jaar 1886 werd hj president van de adellijke priesteracademie eu twee jaar later 1 Juni 1888 werd hij door den Paus verheven tot de waardigheid van tutulair-bisachop van Lepanto. Daarna werd hij opgenomen in het kapittel van St. Jan van Lateranen en werd consultor van de Congregatie van den index en van du Con gregatie van den H. Olficie. Toen Leo XIII het noodig achtte, in de Vereenigde Staten vau Noord-Amerika een apostolische muntiatuur te vestigen, viel zijn keuze op mgr. Satolli, die naar Was hington afreisde waar hj zjne gewichtige zending met veel jver vervulde. Tot loon van de vele verdiensten van dezen prelaat tegenover den H Stoel, werd bij door den Paus in het consistorie van 29 November 1895 tot kardinaal-priester verheven, met deu titel vaD St. Maria in Aracoeliin het laatste door Leo XIII gehouden cunsisto- riuin nam kardinaal Satolli de verheffing tot het suburbikariaat van Frascati aan en verkreeg daarmede den rang van kardinaal bisschop. De overledene was eveneens prefekt van de congregatie der Studiën, aartspriester van St. Jan van Lateranen, voorzitter van de pauseljke academie van den H. Thomas van Aquine. BELUIK. Prinses Charlotte. In tegenstelling met de angstwekkende geruchten over den toestand van prinses Ctiarlotte wordt nu gemeld dat de toestand op dit oogeublik bevredigend is. Sedert de ongelukkige oud-keizerin geestes-krank is, leed zj aan hevige crississen die dicht op elkander volgden, doch zich in de laaste jaren zeldzamer voordeden. Sedeit 't begin van December volgden die crisissen weer dichter op elkaar en waren zij ook heviger, doch gedurende de 42 jaar, dat de prinses het verstand heeft verloren, deed zich deze toestand herhaal- deljk voor en telkens is zj hem te boven gekomen. Gisteren heeft zj weer naar den gezond heidstoestand van haar broer, koning Leo pold gevraagd, en men heeft haar het nood lottig nieuws nog niet durven meedeelen. De correspondent van het „Handelsblad van Antwerpen" rreldt uit Brussel, d.d. 6 dezer Met genoegen ziet men weer de groote Belgische vlag wapperen boven het paleis te Brussel, waar heden de magistratuur werd ontvangen. Varaf 2 uur was de rij van rijtuigen op de paleizenplaats letterlijK zonder einde. Het onthaal door den Konjng, alhoewel zeer kort, heeft op de magistratuur den zelfden goeden indruk gemaakt als op de wetgeving en op de diplomaten, 'tls niet meer de schuchtere en ietwat linksche prins, die nooit dorst vooruit te komen, altijd bevreesd voor een spottend woord of eene vermaning van Leopold II De Koning is nu zichzelven meester en toont het in allei- hande omstandighelen. Tegenover allen bewijst hj dat hij geleerd, opgemerkt, rondom he gezien heeft, tegenover ieder weet hij het juist woord te plaatsen, het juiste gesprek te voeren. FRAA li IC LIK. Toenemende criminaliteit. Uit het rapport, dat de Fransche minis, ter van Justitie beeft openbaar gemaakt blijkt, dat de criminaliteit toeneemt, doch alleen in de groote steden. Het platteland blijft gezond. Sedert 20 jaren is in de dorpen het getal misdaden niel grooter geworden, zelfs het industrieele middelpunt staat buiten het toenemen der criminaliteit... Maar, de groote steden Te Parjs, de „Ville Lumière", zich zoo gaarne bet hart van Frankrijk noemend, is het g.tal wegens moord gevonDisten verdrievoudigd. Lyon, Bordeaux en de pretsteden van de kust der Middellauds?he Zee doen, helaasivoor Parjs weinig onder. Maar Marseille slaat het record. Daar is de criminaliteit acht maal erger dan twintig jaren geleden. Hieruit volgt de conclusie, dat de crimi naliteit vooral verergerd is in de middel punten van vergevorderde berchaving, in de steden van plezier Wie er de middelen niet bezitten om pret te maken, verschaffen ze zich eenvoudig langs den weg der misdaad. Vandaar de tallooze apachen (bandieten), welke de Lichtstad telt en die om een menschenleven weinig meer malen dan om dat van een vlieg, zoo die moord hun genieiingen kan geven. Wat daartegen te doun Ze met onver biddelijke gestrengheid behandelen, roept men. Te Londen zjn geen apachen (dit is zeker wel wat al te absoluut, men denke slechts aan de Londensche garotters), wijl men er de kat met de negen staarten en de „hard labour" kent. „Herstelt vordert men de zweep en den dwang arbeid voor al die straatdeugnieten, al die lanterfanters, al die luilakken die de ban ken van onze wandelweges vullen, de voorbijgangers beleedigend, étalages beste lend en met den revolver spelend op een leetij-d, waarop men vroeger nog met een tol speelde. Doe dat, m jnheer de minister van Justitie, en wees overtuigd, dat uw eerstvolgend rapport een serieuze ver laging van de cijfers der criminaliteit zal aanduiden. Zou men 'tmeenen? Wij gelooven het niet. Want 'tzjn de producten der drake- tandeu, die men heeft gezaaid, door het volk zijn godsdienst te ontnemen, door bet diets te maken, dat zingenot zijn hoogste begeeren behoort te wezen. Het platte land is vrij gezond zoo troost men zich maar is ook dat niet het bewijs, dat de eigenlijke oorzaak der hooge crimi naliteit der groote steden schuilt daar, waar de meeste Franschen ze niet willen zien, in het ongelosf? Of men dan ook al aan het uitbranden van de kankerge zwellen met gloeiend ijzer zal overgaan of niet, dat middel kan onmogetjk de resultaten opleveren, die men er van ver wacht. Het FraDsche gepeupel der groete steden is daarv.or reeds al te zeer losge maakt van alle hoogere zedelijke beginselen, verlorven tot in het hart en nieren, alleen het grof zinnelijk genieten huldigend als ziju God. Waar zelfs het wederinvoeren van de doodstraf vooreerst geen verbetering bracht, staat in de middelpunten der „be schaving" de zaak vrijwel hopeloos. Juffrouw Bourette, die beschuldigd wordt door vergiftigde anti-pyrine poeders aan den heer Doudieux te zenden, den dood van den jongen zanger Godard veroorzaakt te hebben, volhardt bj haar ontkennen. Ze ontkent eenvoudig alles, zonder zich te bekommeren om de onwaarschijnlijkheid

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1910 | | pagina 1