ourdes. hines I. DEKKER, GOES. I Goes. No. 79 Donderdag 8 Juli 1909 Vijfde Jaargang. Pz. IJNEN I1«J DER, Goes DEKKER, GOES. WM1NMH FEUILLETON. BUITENLAND. BINNENLAND. arland beveelt met imeenteraadsverkie- Heeren HET BESTUUR. »Z. Scheveningen, jerne Inrichting, e prijzen. itie. - Lage prijken. soorten. Meest gezochte les, extra licht loopend. Vecschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- in VRI1DAGAVDND. reden van den Raad IND op Donderdag aftredende leden: fK Jz. 7ERMÜE Iele Kiezers. kende kwaliteiten. 4 Ian dolmen. olkisten en Strijkstokken. en Cellosnaren, ïesnaren en Cithersnaren. ijs voor Mandolines. I Speelringen voor Cithers, a en Fluiten. Iiarinonica's en Ocarino'. Ir Piano's en Orgels. "tten en Muzieklessenaars. ten voor Piano's en Orgels j' ■on vanaf f 5,50 per daj onen vanaf f 11,— per dag rden verzocht eene SOVBSB Juli. Men kan hier-rede ver- en een aflaat van zeven jaren lozenhoedje in een Kerk houden in de Basiliek voor Kerk van de H. Katharina .AN CEULEN, Boekhandelaar, •katraat te Goes, C. BOON- ekenskerke, Mej. EMMA JA en SERAPHINA PATEER er JAN SMOLDERS (Koster) «gel 4ü' Amsterdam. 381 O U W als voor den toenemende verkoop en Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers k contant- 0.05 Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kanfoor v. d. Administratie: Ganiepoorfsfraaf C 209, GOES. Reelameberiehton 25 Ct, p. r. Bij abonnement speciale prijs. Advertentiën van 1—5 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 x oerekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct, k contant. i ;[HET KABINET. De „Standaard" schrijft in een drie star: „Van zekere zijde is min of meer aan gedrongen op een reconstructie van het Kabinet, en zulks met het oog op' den Kabinets-formateur van 1901. Onzerzijds is dit denkbeeld niet alleen niet gevoed, maar zoo beslist mogelijk afgesneden, toen ons blad reeds vóór maanden op de meest stellige wijze ver klaarde, dat een latere opneming van den genoemde in het Kabinet was uitgesloten. Naar het schijnt is op die stellige woor den niet genoegzaam gelet, of heeft men althans gedacht, dat latere omstandighe den in de toen gedane uitspraak wijzi ging konden brengen. Ook hieraan echter is door ons nooit voedsel gegeven, en uiteraard zouden we, zoo onze uitspraak van toen haar gel digheid had verloren, ze ook openlijk her roepen hebben. Dit deden we niet, en vermaakten er ons dan ook niet weinig mede, toen we in de stembusdageïi zelfs een man als mr. Van Houten hoorden roepen: „In 1905 was het: Kuyper moet weg! Thans is de leuze: Kuyper moet wegblijven". Vreemde leus tegen iemand, namens wien reeds vóór maanden verklaard is, dat zijnerzijds elk denkbeeld om niet weg te blijven was uitgesloten. Het tegenwoordig Kabinet blijft wat het is, en zal, door het votum der kiezers gedragen, de leiding van 's lands zaken, ongewijzigd in zijn personeel, blijven voortzetten". Naar aanleiding van deze verklaring schreef „het Huisgezin", dat zie acht dagen te laat kwam, en wel omdat een anti-rev. orgaan „d e S t i c h t s c h e C r t." pleitte voor een wieder optreden van 'dr. Kuyper als minister. „Het Huisgezin", dat meermalen, en meer dan voor onze coalitie ons ge- wenscht lijkt, met „de Standaard" polemiek voerde, heeft hier, naar onze meening ongelijk, evenals de „Arn- hemsche Courant", welk blad schreef, dat niemand zekerheid had, dat dr. Kuyper niet wederom als minister zou optreden, althans, dat „niemand" zulks ooit uit „de Standaard" zou hebben opgemaakt. Hiertegenover sta, dat wij meer dan eens en nog slechts enkele dagen ge leden de aandacht hebben gevestigd op de eertijds in dr. Kuyper's orgaan ge dane mededeeling, dat dr. Kuyper, bij een overwinning van Rechts in 1909, gepn ministerportefeuille zou aanvaarden. Het is destijds ondubbelzinnig ver klaard. Daarom gaat het volstrekt niet aan zooals het „Nieuws van den Dag" doet verband te leggen tusschen boven staande verklaring in „de Standaard" en de veelbesproken, veel verwarde en veel overdreven ridderorde-quaestie. Dr. Kuyper had reeds voor lang van een zetel-achter de groene tafel afstand gedaan. DE JAGUAR. 21. Maar, hoe ook de uitlegging van de zaak wezen mocht, het was zoo vlug en geheimzinnig gebeurd, dat een onaange naam gevoel en een voortdurende vrees voor het leven van mijn vriend mij over viel, die ik niet van mij af kon zetten. Nn inderdaad begon ik de boosaardige vasthoudendheid van den Kanselier Ral- lenstein te begrijpen. Hoe het ook zij, deze nieuwe gebeurtenis wakkerde mijn besluit aan hem te verschalken. Ik gaf mijn lange tochten in de omstreken op en dwong mijzelf in het dorp te blijven en scherper dan ooit nit te kijken. Het is een heel onaangenaam gevoel, om in het geheim bespied te worden. En dat we onder voordurend toezicht wanen, konden wij allen instinctmatig gevoelen. Het is lastig gevaar te ontwijken en mot goed voor de zenuwen, 's Morgens wakker (te worden met het gevoel, dat geheimzinnige blikken dien dag al uw da den bespieden, regelen en richten, met een onnaspeurlijken en vastbesloten wil, o! het In de „Nieuwe Venl. Courant" geeft dr. Nolens intussclien duidelijk te verstaan, dat 'tniet uitgemaakt is, dat alle leden van het zittende Ministerie zullen aanblijven. „Voor de hand ligt nu, dat het Kabinet aanblijft, en dat alleen die lieden, die om persoonlijke redenen hun portefeuille moeten prijsgeven, door anderen vervan gen worden. Ook het Kabinet schijnt zoo geoordeeld te hebben. Het zal zeer zeker te betreuren val len als de Minister van Oorlog om ge- zondsheidsredenen die taak, waarvoor hij getoond heeft in alle opzichten geschikt te zijn, zou moeten neerleggen. En evenzeer zal het voor het Kabinet te betreuren zijn als een ander zijner leden, die door vriend en vijand geacht wordt de ware man op de ware plaats te zijn, tot een hooge betrekking elders door H, M. de Koningin zou, worden ge roepen". Keeds sinds eenige dagen was het ;,de T ij d" bekend, dat de heer Sabron zal aftreden. Wie is de Minister, die „tot eene hoo- gere betrekking elders" zou kunnen geroepen worden? vraagt „de Tijd". Moet deze vage aanduiding in verband gebracht worden met het aftraden van generaal Heutz als gouverneur van Oost- tndië. Wij kunnen niet meer dan gissen. Wij hopen verder, dat onder de bewindslieden die om „persoonlijke redenen" hun ont slag zouden kunnen vragen, niet behoort onze uitstekende Minister van Justitie, omtrent wiens gezondheidstoestand in den laatsten 'tijd minder gunstige berichten inkwamen. FRiHKRIJK. Hoe het er in dit veelbeproefde, door de vrijmetselaars geregeerde arme land uitziet, schetst de bekende schrijver A r- thur Loth in den „Univers": „Ieder eerlijk man geeft er zich reken schap van, dat het land meer en meer inzinkt en ineen valt. Men voelt, dat alles verloren en te gronde gaat. De anarchie regeert in de regeering van den heer Clemenceau. Landsbestuur, leger, vloot, financiën, alles is in wanorde. Er bestaat geen vrede meer in het openbaar leven. De schandalen, de crises vermenig vuldigen zich. Het volk komt in dreigende opgewondenheidde revolutie breekt overal door. Indien er niets tegen den tegenwoor- digen toestand wordt gedaan, zal spoedig de algeheele instorting komen. Sinds het schrikbewind der revolutie heeft Frankrijk nooit in zulk een toestand verkeerd." De mannen, die aan het roer zijn, ge voelen zelf de verwarring, het gevaar van den toestand, dien zij hebben geschapen maar zij weten niet, wat te doen, zij zijn onmachtig iets goeds te doen. De sociale problemen op te loBsen gaat boven hun maakt, dat iemand zich een openlijken vijand wenscht. Wij waren allen over spannen, hoewel ik het minste, daar rijden, frissche lucht en oefeningen mijn zenu wen in orde hielden. Maar ik gevoelde, dat de staat van zaken zooals hij nu was, niet kon voortduren, terwijl dagen en weken voorbijgingen, zou Raltenslein niet tevreden zijn met zijn gemerkte prooi al leen onder toezicht te houden. Ons te Schönval op te houden, zou wachten zijn op den slag van den moordenaar, dien wij in het vooruitzicht hadden. Het eten of ander moest den toestand dwingen. Daarom besloot ik, dat wij het moesten wagen, maar toen het gebeuren zou, kwam het geweld van den anderen kant. Ik wandelde op een namiddag dicht bij het dorp, terwijl ik een of andier plan overdacht, toen ik een zonderlinge ont dekking deed. Ik dien te vermelden, dat de omstreken rijk wanen aan geologische schatten. Jaren geleden was er een grond- afschuiving geweest, waardoor vete din gen van vroeger eeuwen aan het licht werden gebracht. Meermalen was ik daar geweest, maar meer om de schilderach tige ruwheid van die .streken, dan uit geologische nieuwsgierigheid. Diezen dag dwong mij iets, weer naar die landver- kracht. Zij zijn verplicht te regeeren tegen hen zeiven en hunne eigen beginselen; zij moeten het gezag handhaveD, zij, die zei ven de anarchie zijn! En nu blijkt dat de regeeringsmannen over de syndicalistische stakingen, over het bankroet der sociale hervormingen, over bet geweldige tekort der Iwgrootiug wraak willen nemen, door hun anti elericale heftig heid te verdubbelen. De lijsten van iubeslag nemingen en verbeurdverklaringen worden met vernieuwde woede gepubliceerd. Nieuwe vervolgingen worden gericht tegen de vrouwen-congregatie3, die tot beden aan de wreedheid der sectarissen waren ontsnapt, de bier en daar nog bestaande Zusterscholen worden gesloten, de laatste bibliotheken van kapittels en seminaries worden iDge- palind de laatste pastoors gewapenderhand uit hun pastorieën gestootende Bisschop pen, onder hen, een Prins der Kerk, worden voor de rechtbank gesteld wegens rebellie tegen de wetten der kerkvervolging Het is de oorlog tegen de Kerk, die weer begint. Maar terwjl Frankrijk de eenige staat is, die in oorlog is met de kerk, er is ook geen enkele andere staat, waar de inner lijke toestand zoo slecht en zoo kritiek is. De anti-clericale politiek heeft Frankrijk geen enkelen dienst bewezen, zij heeft integendeel het land verzwakt, innerlijk verscheurd, in de ellendigste positie en den ondergang nabij gebracht. En ondanks dat alles, duidelijk aan de geheele wereld, gaan de Fransche kerkver- volgers door met hun heilloos werk, dat geheel het arme land ten verderve voert. Zelfmoord prediking. Bij gelegenheid der zelfmoord-epidemie, dia in de laatste weken, heerscht onctelr de kinderen der godsdienstlooze schoten, wordt door de „Petit Patriobe" in herinne ring gebracht, dat de leerlingen der open bare schoten door zich het teven te her nemen, slechts de lessen hunner ondislr- wijzers opvolgen. Want in zijn nummer van 24 December 1895 zegt het „Jour nal des Instituteurs" spiekend over zelf moord „Wat blijft ons over, als we aan een onzer plichten zijn te kort gekomen? Als de fout, die we bedreven hebben, zoo ernstig is, dat ze onze ear bezoedelt, dan moeten wie, vast besloten, den dood ver kiezen boven de oneer. Laten we ons von nis zelf uitvoeren, of zijn we te laf daar voor, dan moeten we ons uitleveren aan de justitie van ons vaderland. De straf volvoeren aau ons zelven is waardiger; nochtans moeten we in haar graote gestrengheid, slechts onze toevlucht tot haar nemen, in de gelukkig buitenge wone gevallen; alleen wat onherstelbaar is, is een reden voor zelfmoord." Wielk een verschrikkelijke geestesdwa- ling! De „onzijdigheid der Fran sche school. In een toespraak, gehouden op een schoolcongres beeft Mgr. Henry, bisschop van Grenoble, de volgende feiten gesig naleerd „In een Meisjesschool van Grenoble liet een onderwijzeres eerst drie teerlingen schuiving te gaan. Daarom sloeg ik het pad in, dat achter de herberg liep en naar een betimmerde hoogte leidde, waar de gespleten aardlagen en met boomen begroeide rotsblokken in romantische ver warring dooreen lagen. Op een punt in een onregelmatige helling was op twintig meter afstand van het pad een oude stee- nen sarcophaag geplaatst, die op zekeren tijd uit de aarde te voorschijn gekomen, daar gebleven was, waarschijnlijk daar de waarde ervan minder was, dan de kosten, die noodig zouden zijn, het te vervoe ren en nu een der aantrekkingspunten vormde van deze plaats en de herberg die beneden lag. Ik was er vroeger al eens langs gegaan, maar had nooit de moeite genomen, het pad af te gaan, om dit voorwerp eens van nabij te bekijken. Het tegenwoordige en de toekomst waren te belangrijk om zich bezig te houden met het verleden. Maar nu deed ik dat. Ik stapte terzijde en liep langzaam naar het voorwerp van mijne nieuwsgierigheid. Toen ik naderde verscheen tot mijne ver bazing een hoofd boven hel einde van de steenen kist en een lachend meisjes gezicht met een ©enigszins vrijpostige uit drukking keerde zich naar m!j toe. Ver vuld als ik was met wantrouwen, wist opstaan, die haar eerste H. Communie gaan doen en daarna degenen, die dat niet doen. Daarop zei de onderwijzeres Degenen, die haar eerste Communie niet doen zijn verstandig, de anderen zijn domooren." In een jongensschool te Grenoble zag ©en onderwijzer een catechismus in die handen van ©en kind. De onderwijzer nam het boekje af, verfrommelde het en wierp het met minachting weg. Een ander» onderwijzer in Iscre steldie de volgende schandelijke vraag aan een kind,: dat zich itat d© eerste H. Com munie voorbereidde„Wanneer zal de pastoor je zijn paslilje geven?" Is het wonder, dat de Fransche bis schoppen de katholieke ouders waarschu wen voor dergelijk „neutraal" onderwijs? SERVIË, Ellende. In het Zuid-Oosten van Frankrijk is de bevolking er slecht aan toe. Door de wijncrisis al verarmd heb ben zij in den laatsten tijd van zware vorst, overstrooming en aardbeving te lij den gehad, in vete dorpen kan er bij1 het eten geen vleesch meer af, en zoo meldt ©en Parijsch blad in een dorp is de armoede zoo groot, dat alle dor pelingen te zamen slechts één gazet le zen, die van huis tot huis gaat. Er is sprake van, dat de regeering in de Ka mer aangezocht zal worden de ellende in het Zuid-Oosten te lenigen. PBKKIË. Te Teheran loopt het snel op de groote crisis aan. In den nacht van 'Zaterdag op Zondag zijn de Engelsche en Russische tolk de nationalisten tegemoet gezonden, om hun te zeggen, dat, indien zij verder op Teheran aanrukten, Engelsche en Russische troepen onverwijld het land zouden bezetten. Later meldden de twee afgezanten dat de kozak keu van den Sjah de opstande lingen onder aanvoering van Sipaehdar, den gouverneur van Gilan, te Sjachabad bij Teheran hadden verslagen. De opstande lingen kregen 12 dooden, de troepen van den Sjah verloren een officier en drie man aan dooden. Een afdeeling Bachtiaren, die in dienst van den Sjah stond en tegen de oproerige Hachtiaren, die uit Koem aanrukken, uit gezonden was, is naar de laatsten overge- loopen. Zaterdagochtend is op den bazaar te Teheran een bom geworpen. Er werden vier menschen gewond. Üe daders vluchtten, zonder herkend te zijn. De bevolking is zeer opgewonden. Kleine patrouilles kozak ken trekken tot handhaving van de orde door de stad. Een nader bericht meldt over het gevecht bij Teheran nog de volgende bijzonderheden: De kozakken van den Sjah hadden zich uit Keredsj, 20 K.M. ten W. van Teheran, waar een groot militair kamp is, terugge trokken, daar ze bang waren afgesneden te worden. Hier werden zij Zondagmorgen door de nationalisten aangevallen. Voor het vuur van twee machinegeweren moesten zij met groote verliezen afdeinsen. De troepen van den Sjah vermeesterden een kanon en vier vaandels. ik nauwelijks of ik voor deze verschij ning op mijn hoede moest zijn of niet. Misschien een dorpsmeisje, dacht ik, of-, schoon ze daar zeker niet naar uitzag. Ik besloot dat te onderzoeken. „Neem mij niet kwalijk", zeid© ik in het Duitsch. „Het spijt mij, u gestoord te hebben, maar ik wilde juist dit oud© voorwerp eens bekijken, er niet aan den kende, dat er iemand in zou zijn". Haar glimlach ging over in lachen. „Hoe kon u dat ookl" antwoordde zij. „Het is de laatste plaats, waar u kon denken een levend wezen te vinden". Ik kende genoeg Duitsch, om te hoe ren, dat dit niet haar moedertaal was. Zij sprak het vrij goed, maar zeer volgens de taalregels en met een vreemd accent. „Ik wil u niet storen", zeide ik. Op een anderen keer Zij was opgestaan, stapte nit de groote kist en sprong naast mij op den grond. „Daar! ik wil uw wetenschappelijke stu die niet storen"!, zeide zij. „U is een Engelschman, niet waar?" voegde zij ei' in het Epgolsch hij. „Dat ben ik. En u is ook een Engel sche". „Ik?" „Ja dat denk ik zoo", Een wankelende trpon. De gespannen verhouding tusschen ko ning Peter van Servië en de sa men zweer- derspartij, peemt met den dag een ern stiger karakter aan, en is nog weer ver scherpt, doordat de samenzweerders de door den koning op aandringen van prins George, bevolen overplaatsing van ritmees ter Ziskovic, niet dulden. Ziskovic is de officier, die in den moordnacht als eer st© luitenant der lijfgarde de deur van den koning opende en zoo dein samen zweerders gelegenheid gaf, in die slaap kamer van het ongelukkige koningspaar door te dringen. De samenzweerders hebben ©en depu tatie naar den koning gezonden, ©n eisch- ten, dat Ziskovic weder op zijn post als commandant der lijfgarde zou worden her steld. De deputatie wees bij deze gele genheid op de afzetting van sultan Ab- doel Hamid, hij wijze van afschrikwek kend voorbeeld 1 Het Ministerie. Naar met stelligheid wordt verzekerd, zal behalve Minister Sabron, die om ge zondheidsredenen zal aftreden, ook Mi nister Idenburg heengaan. Deze zou name lijk d«n beer van Heutsz opvolgen als gouvernieur-genieraal van Ned.-Indië. Om trent Minister Nelissen, wiens gezond heidstoestand eveneens te menschen over laat, schijnt tot dusverre nog niets met zekerheid hekend te zijn. Ridderorden en verkiezingsgeld. Het „Nieuws van den Dag" vindt, dat men in d© afgeloopan week niet zeer billijk is geweest jegens den heer Kuyper. Vergeet men dan, dat geen groot, al thans hooggeplaatst en machtig ma,n, groot is voor zijn kamerdienaar? Dat wei-iig reputatiën den stoot van klakkelooze open baarmaking der nagelaten brieven en ge schriften zouden verdragen? Dat plaat sing op de voordracht voor een ridder- oude wiel eens meer op zonderling-tref fende .wijze samenviel met diensten, aan de bovendrijvende partij bewezen, pn dat 't wel anderen dan dr. Kuyper onver schillig gelaten heeft, of er een luchtje was aan geld: non olet 1 Dat wel geen' enkel militant politicus zou willen ge houden worden aan al zijn uitingen in den verkiezingsstrijd (En dat maakt voor velen dat politiek geharrewar zoo weer zinwekkend.) Dat zeer deftige regeerings- persomen en diplomaten overal ter we reld die -hulp van geheime agenten pn spionnen niet versmaden? Dat men licht geneigd is, hetgeen ten nadeiele van een tegenstander gezegd wordt voor waar te houden, tenminste voor waarschijnlijk? Het jagen naar, het sjacheren naar on derscheidingen dat ieder fatsoenlijk mensch verachtelijk moét vinden daar was het hier niet alléén om te doen. Er kwam veel bij. Deze Kuyper-quaestie is „Een goede veronderstelling". „Het is geen veronderstelling. U kunt haast niet anders zijn". „Door mijn slecht Duitsch of door nog iets ergers „Door uw goed Engelsch". „En mijn slechte manieren?" „Dat niet precies". ik keek haar aan, zooals zij daar op den kant van de sarcophaag met haar voet heen en weer zat te schoppen, ter wijl zij mij op een grappige wijze bekeek. Zij scheen omstreeks negentien jaar te zijin, hoewel hare trekken haar ouder maakten. Die waren scherp en hadden eens uit drukking van eene vrouw, di© de wereld kent. Daarentegen was zij geheel als een meisje gekleed; haar japonnetje was nog kort en ze had een isenvoudigen stroo- hoed met maar weinig lint op en droeg geen andere versierselen, dan een een voudige gouden spelt aan haar kraagje. „Ik hoop, dat u niet weggaat, omdat ik u heb laten schrikken", zeidie zij schalksch. Ik kan best een gemakkelijker zitje vinden en de wetenschap gaat voor alles, zooals ik halaas weet". „Ik kan mij niet verdedigen miet te zeg gen, een geteerde te zijn". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1909 | | pagina 1