Dinsdag 8 November 1908. Vierde Jaargang. Verschijnt eiken MAAMDAG- JOEISDU- tn VRUDAGAVOKD. No. 180 KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. Uit het Voorloopig Verslag. BUITENLAND. HE ZEEUWSCHE COURANT Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.75, daarbuiten f0.95 Afzonderlijke nummers A contant- 0.05 AdveTtentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór taalf drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Bureau: LANGE VORSTSTRAAT, GOES. Advertentiën van 1—5 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. A contant. Reclaraeberichten 25 Gt p. r. Bij abonnement speciale prjjs. Een groot deel van het V. V. is aan den toestand van 's lands schatkist en! de plannen van den minister ter verster king van dien toestand gewijd. Dat ook hier de criüek niet ontbreekt en' dat men den heer Kolkman met zich zelf in tegenspraak wil brengen, was te voorzien. Dit spelletje is reeds buiten de Kamer in pers en vergaderingen begonnen. Natuurlijk vond de minister ook verde diging. De tegenspraak, welke men hem verwijt, is meer schijn dan werkelijkheid en het aantal belastingobjecten gering. Dit laatste klemt te meer, wijl naar alge meen werd erkend, de financieel® toe stand op het oogenblik ongunstig is. Over het verband tusschen belasting hervorming, met name tariefsherzie ning en sociale wetgeving ontspon zich volgens het V. V. de volgende discussie: Verscheidene leden waren van mee rling, dat er vooralsnog geen reden is om met 'toog op de vermindering van de opbrengst der middelen, blijvende versterking van inkomsten tot behoud van het finantieel evenwicht noodig te achten. Voordat tot jdmrrzame verster king wordt overgegaan, zal huns inziens nader moeten blijken, dat daaraan wer kelijk behoefte tiëstaat. Zoolang dit niet bewezen is, achtte men verhooging Van de successierechten en invoering eener algemeene inkomstenbelasting niet ge- wenscht, aangezien onnooddga verster king der middelen vanzelf leidt tot oji- noodige uitzetting van uitgaven. Mocht blijken, dat bedoelde maatregelen piet noodig zijn ter handhaving van het financieel evenwicht, dan zouden zij te zijner tijd. kunnen worden voorgesteld ten einde te voorzien in die uitgaven voor verdere sociale hervormingen. Sommigen dezer leden meenden ove rigens, dat voor de invoering van nieuwe wetten betreffende de arbeiders verzekeringen waarschijnlijk niet dade lijk millioenen noodig zullen zijn, aan gezien in den regel de uitgaven, daar aan verbonden, in den eersten tijd niet zoo hoog zijn en slechts gaandeweg stijgen, terwijl bovendien een deel dezier uitgaven denkelijk gevonden zal kunnen worden uit het normale accres van de opbrengst der middelen. Anderen wa ren daarentegen van oordeel, dat de uitgaven, welke uit verdere maatregelen ten aanzien der arbeidersverzekering zullen voortvloeien, reeds dadelijk zeel- belangrijk zullen zijn en dat men ter be stijding daarvan wel zijn toevlucht zou moeten nemen tot de door den Minis ter van Financiën in uitzicht gestelde verhiooging der invoerrechten. Tegen zoodanige verhooging bleek evenwel bij vele leden bezwaar te be staan. In de eerste plaats onder; tel de men, dat de Minister van Financiën een her ziening in protectionistischen zin heoogt. Sommigen zouden hieromtrent gaarne nadere inlichting ontvangen. Anderen achtten dit overbodig, omdat zij meen den, dat het wel niet mogelijk zou zijn, de benoodigde millioenen uit invoer rechten te verkrijgen zonder een pro tectionistisch tarief. Huns inziens blijkt thans weder uit het feit, dat Neder land veel minder nadeel ondervindt van de heerschende crisis dan Duitschland en Nooid-Anverika, hoe nadeelig de ge volgen van protectie zijn. Hiertegen voerden anderen aan, dat eene wel in gerichte tariefsherziening zeer wel dienstbaar kan gemaakt worden aan be vordering der binnenlandsche nijver heid, maar dat daarbij ook op de be langen van den handel kan en moet gelet worden. In de tweede plaats werd het leggen van verband tusschen sociale hervor mingen en eene tariefsherziening beden kelijk gieacht, omdat daardoor het tot stand komen dier hervormingen kan worden belemmerd. Zij, die eene ver. hooging van invoerrechten schadeljjk achten voor 's lands belang, zullen zich verplicht kunnen zien zich te verzet ten tegen sociale maatregelen, die zjj op zich zelve gewenscht achten, maar die naar hunne meening te duur ge kocht zouden zijn, indien daarvoor die prjjs moet worden betaald. In de derde plaats werd tegen het bestrijden der uitgaven voor sociale hervormingen uit verhooging van in voerrechten aangevoerd, dat men op die wijze met de eene hand zou terugnemen, wat men met de andere geeft. Sociale hervormingen worden tot stand ge bracht, omdat men oordeelt, dat zij door 's lands belang worden gevorderd, niet om sommige klassen gunsten te bewijzen. In de omstandigheid, dat zoo danige maatregelen aan de arbeiders ten goede komen, is, naar men meende, dus geene reden te vinden tot invoering van belastingen, welke vooral hen treffen. Hiertegen werd aangevoerd, dat bet niet onbillijk is verband te leggen tus schen maatregelen, welke ten voordeel© van bepaalde groepen der maatschappij komen en de keuze van de belasting, tot bestrijding van de kosten dier maat regelen te nemen. Indien, bijvoorbeeld ter bestrijding van de uitgaven voor hooger onderwijs eene belasting ge heven werd, die voornamelijk drukte op hen, die van dat onder-wijs gebruik ma ken, zoo zouden deze leden dit alles zins gerechtvaardigd, achten. Enkele leden meenden, dat ter duur zame versterking van de inkomsten in voering van eene tabaksregie of van een staatsmonopolie voor verkoop van ster ken drank of petroleum aanbeveling ver dient. Zij vroegen, hoe de Minister van Financiën hierover dacht en herinner den hierbij1 aan de Nota van den heer Van Kol, gevoegd bij het Voorloopig Verslag omtrent het wetsontwerp van den vorigen Minister tot heffing ©ener inkomstenbelasting. Ook over de gemeento-finanoiën, mili taire onderwerpen, werkloosheid en pn- dere punten hadden min of meer belang rijke besprekingen plaats. De ruimte ontbreekt ons, op al hetgeen daarover in het V. V. wordt gezegd, uit voerig in te gaan, of het in den breede hier te vermelden. Maar een zinnetje uit het verslag moe ten wij hier toch nog overnemen. Het is waard goed onthouden te worden. „Men bracht", dus leest men op bl. 14, „het Ministerie den lof, dat de benoemingen; tot staatsambten over het algemeen van onpartijdigheid getuigen". Slechts één aanmerking hadden „vele" leden te maken: Zij konden zich n.I. niet vereenigen met de keuze van den voor zitter der Staatscommissie in zake hat beleid betreffende de spoorwegen, wijl hij een tegenstander van Staatsexploitatie zou zijn, een bewering, die evenwel door „anderen" in twijfel werd getrokken en waarvoor de regeering in elk geval geen grief kan treffen. Op het stuk van benoemingen gaat zij, volgens het V. V., vrij uit. De Eerste Voorwaarde. Het gewicht der Tweede Kamer-verkie zingen in 1909, en waarom de strijd dan gaan zal, hopen we later in een reeks artikelen uiteen te zetten. Maar reeds nu, vestigen we de aandacht op de eerste voorwaarde, noodig voor de overwinning. De strijd in 1909 zal niet licht zijn. Van vrijzinnige zijde zullen alle pogin gen worden in het werk gesteld om het Rechtsche Kabinet te doen tuimelen. Daartegenover zal onzerzijds een stevige actie dienen gevoerd. Het eerstnoodige nn zijn kiezers. We hebben noodig een zoo groot moge lijk aantal kiezers. Daarom is het ,de taak onzer kiesver- eenigingen 'nauwkeurig zorg te dragen, dat niemand onzer, die kiezer zijn kan, op de nieuwe kiezerslijst ontbreekt. Reeds nu dient men zijn aandacht te schenken aan de zoo groot mogelijke uit breiding van ons kiezerscorps. Ook zal er gedacht moeten worden, op welke wijze iemand, die nog geen kiezer is, 'tbest kiezer kan worden gemzakt. Van de activiteit onzer kiesvereenigin- gen zal in den nu aanbrekende® tijd veel wol-den gevergd. Met opgewektheid ©n frisschen moed nu aan de kiezersteelt begonnen Gestraft. De Leidsche Christelijk-Historischen heb- ben loon na<uH wetrk ojntv&ngen. Men weet, hoe deze heeren, die teen kleine minderheid vormen, geweigerd had den een anti-revolutionairen, candidaat voor den gemeenteraad te steunen, en hoe toen de R.-K. en anti-rev. kiesvereenigin- gen in de twee vacatures, waaronder één Christ.-historische, twee anti-revolutionai ren stelden. Do uitslag is nu, dat de eene Christelij'k- His tonische candidaat gevallen is, en dat herstemming moet plaats hebben tusschen de twee anti-revolutionaire- en de twee liberale candidaten. 't Merkwaardigste van deze stemming is wel, dat op den christ.-hist. candidaat slechts 75, zegge vijf en zeventig stemmen werden uitgebracht. En dan twee veel sterkere partijen, die reeds zooveel offers gebracht hadden, de wet willen stellen! De straE is welverdiend. Dat ze ook leerzaam zij. MIK G. L. Nolst Trenité schrijft aan de „N. R. Crt." onder dit opschrift: „Het schijnt nu wel zeker te zijn dat de nieuwe booten der Maatij. „Zeeland" buitenslands zullen wor den gebouwd. Dit is een verlies van ongeveer vier millioen voor ons land, waal'van een belangrijk bedirag aan werkloonen. In dezen tijd van werkloosheid al- lei'wege, ontzettend, jammer! Moest dit zoo loopen? Het verhaal, dat het zoo'n overgroot belang zou zijn voor de „Zeeland", dat de drie booten op één werf wor den gebouwd wat onlangs in en kele bladen gelezen werd klinkt niet zeer waarschijnlijk. Eerder is aan te nemen, dat bet bestuur het piet aandurft de-ze schepen, die van eein ni-eu.w type zullen zijn, aan de bin nenlandsche nijverheid op te dragen en meent het best „verantwoord" te wezen met de opdracht aan een be kende Engelsche werf te doen. Dat is het oude gebrek aan vertrou wen in onze Nederiandsche nijverheid en het oude geloof dat Engeland, ook wat den scheepsbouw betreft, toch maar op hooger trap dan ons land staat. Tegen een dergelijk, door de praktijk niet gestaafd geloof valt moeilijk te strjj-den of te redeneeipen. 't Zit ons in het bloed. Maai- jammer, ontzettend jammer zou het toch zijn, indien daardoor deze vier millioen, in dezen tijd, aan ons land wer-den onttrokken. Zonden directie en commissarissen van de „Zeeland" (niet kunnen be sluiten dat feit in de schaal te leg gen tegen het voormelde volksge loof?" Wjj zijn de- eersten, die erkennen, dat de Nederlandsche nijverheid zelfs bui ten een tijd van werkloosheid alzoo inuner, zooveel mogelijk dient te wor den begunstigd. Indien er veel werk aan den winkel is bij de Nederlandsche industrie, dan, van zelf, is er ook werk voor de Nederlandi- sche arbeiders. Daartegen over staat, dat in onzen tijd van enorme concurrentie het vaak voor een bedrijf - speciaal voor groote be drijven een bestaansvoorwaar de is, dat uit te voereu werken zoo spoe dig mogelijk en zoo min duur mogelijk in éénzelfde fabriek tot stand komen. Kan de Nederlandschej industrie aau zoo danige bestaansvoorwaarden niet vol doen, dan ligt het in de rede, dat de buitenlandsche industrie ter hulp wordt geroepen. Gelukkig, dat in dusdanig geval door de buitenlandsche industrie een Neder- landsch bedrijf op hoogte kan gehouden werden 1 We geven toe, dat deze gevallen tot de uitzonderingen behooren. Maar de „Zeeland" zelve toch kan feite lijk alléén beoordeelen, wat in deze het welbegrepen belang va,n Jiaar geheel be drijf vordert. Dok schijnt de heer mr. Nolst Tre nité uit het o-og verloren te hebben de bepalingen, onder welke van Staatswege aan de „Zeeland" subsidie is toegekend. Met die bepalingen heeft de „Zeeland" ook rekening te houden. Mocht het kunnen, dain zouden ook wij ten slotte gaarne zien, dat de nieuwe boo ten in Nederland worden gebouwd. DUITSOHLAS D. Een opzienbarende Onthulling. Wat in de „Daily Telegraph" is mede gedeeld omtrent keizer Wilhelm's bemoei ing met den oorlog der Engelschen tegen de Boeren, zal in breeden kring pijnlijk aandoen, zeggen we met „het Centrum"-, Het maakte- indertijd reeds een onaan gename® indruk, dat de Keize'r president Kruger, die naar Europa was gekomen, om hier de zaak der Zuid-Afrikaansche republieken te bepleiten, niet wenschte te ontvangen. In Frankrijk was de president gehul digd, iu België en Nederland met enthou siasme begroet. Door gansch Europa ging een bruisend gevoel van sympathie voor de Boeren, slachtoffers |der hebzuchtige politiek van Chamberlain. Ook in Duitschland openbaarde dat ge voel pioh op d© meest ondubbelzinnige wijze en te Berlijn zou Kruger met niet minder geestdrift zijn toegejujcht, dan in Parijs. Maarde Keizer liet weten, dat hij den president niet ontvangen kon, en Kruger keerde terug op zijn schreden. Dat was een grievende teleurstelling, vooral daar men zich herinnerde, hoe Wil helm II eenige jaren te voren den Boeren geheel spontaan een gelukwensch had ge zonden, toen zij den roof-aanval van dr. Jameson hadden afgeslagen. En die roof- aanval was, gelijk al spoedig bleek, het voor-spel van den oorlog geweest, op touw gezet door dezelfde mannen. Het aanzien des Keizere leed onder deze scherpe verandering van houding, maar wat thans door de „Daily Tel-egraph" wordt gepubliceerd vult niet slechts de maat van verontwaardiging, maar doet die overloop-en. Dat de keizer het Transvaalsche Staats hoofd niet wenschte te ontvangen, was althans te begrijpen. Re hooge politiek heeft nu eenmaal haar bizondere eischen, en een man, op zoo hoogeer post geplaatst al-s d« Duitsche keizer, di-e met zoovele omstandigheden heeft rekening te houden, zal aan zijn persoonlijk© inzichten en sym pathieën meermalen het zwijgen moeten opleggen. De belangen van zijn volk moe ten hem als staatshoofd na aan 'thart liggen, en de adviezen zijner ministers wegen uit den aard der zaak bij' een con- stitutionee-len souverein zwaar. Het was dan ook niet zoozeer de per soon des Keizers, als wel "de Duitsche regeering, die voor het terugwijzen van Kmger's bezoek werd aansprakelijk ge steld. Thans echter is het wel de persoon van den Duitschen souverein, die doof de ont hulling van de „Daily Telegraph" getrof fen wordt. De Keizer zou n.I. niets meer of minden- dan het krijgsplan hebben ont worpen, dat de overwinning der overmach tige Engelsbhen o-p de Boeren de ver nietiging van de onafhankelijkheid der- beide kleine Staten tengevolge had. En het pijnlijkst van alles is misschien nog, dat die personeele handeling des Keizers, die even onverdedigbare als sensationeel® bemoeiing met een oorlog, waarin het on recht weid. gediend en waartegen een luid protest zou hebben beantwoord aan den eisch del- politieke moraliteit, thans wordt voorgesteld als een daad, waarop Duitsch land zich beroepen'ien beroemen kan tegen over Groot-Brittannie 1 Waar blijft hier om van andere over wegingen maar ni-et te spreken die eer bied voor het recht der kleine Staten? Duitschland is ©en groote mogendheid en tegen keizer Wilhelm zag men wel eens op als tegen den souverein, op wiens gevoelens en gezindheid juist die kleine Staten konden rekenen. En ook ten onzent was nu en dan, zij 't ook in zeer begrensden kring, een zekerje neiging merkbaar, om door toenadering tot en zélfs -door aansluiting bij het rijk, waarover Wilhelm II regeert, een veilige schuls te zoeken' vlooi- onze zelfstandigheid, tegen gevaren van buiten. Degenen vooral, bij' wie deze neiging bestond, zullen zich hevig teleurgesteld vinden. Hun eenige troost is, dat de ont hulling van de „Daily Telegraph" ook in Duitsche bladen tot vrjj seh-erpe critiek op de houding des Keizers aanleiding geeft, Maar die houding schijnt er inmid dels niet om veranderd te zijn, en het doet Werkelijk vreemd aan', dat het hopfd van een Staat in een zoo ernstige zaak legen de duidelijk uitgedrukte gevoelens zijner onderdanen meende te moetan in gaan. De Duitsche staatkunde wint daardoor noch aan kracht, noch aap. betrouwbaar heid. Waarschijnlijk zal Wilhelm II ook bij deze handeling het staatkundig belang van. zijn rijk op het oog hebben gehad, en deed hij als Keizer, wat hij als m e n s c h zou hebbeu nagelaten. Maar in -welk een ongunstig licht verschijnt dan weer de zoogenaamde „hooge politiek"? Een officieuze mededieeling in de Norddeutsche is zoo opzienbarend, dat de kranten, in het nieuwe licht dat over de feiten straalt, weer naar harte lust kunnen beginnen. Men kan al dadelijk zeggen, dat de| Keizer er onder de mannen, die de bui tenlandsche politiek van het Duitsche rijk leiden, het best is afgekomen. Hij is door de mededeeiing van de Norddeut sche, gedaan in een oprechtheid, welke niet altijd het kenmerk van dergelijke nota's is, in zijn eer van constitutioneel vorst, die geen regeeringsdaad buiten me deweten van zijne jegens den Rijksdag verantwoordelijke raadgevers mag ver richten, hersteld. Het was van den be ginne aan duidelijk, dat iemand aan Duit- schen kant gebrek aan oordeel getoond moest hebben. Dit verwijt blijkt nu von Schön, den nog weinig ervaren staats secretaris van buitenlandsche zaken, te moeten Heffen, hoewel prins Bülow niet van een onvoorzichtigheid, welke zijne staatsmanswijsheid niet had doet ver wachten, is vrij' te pleiten. Bülow heeft voor den Keizer de beschamende beken tenis moeten doen, dat hij! het stuk, het welk de Keizer, geheel in den constitu- tioneelen vorm, aan zijn oordeel had on derworpen, zonder er een blik in te slaan, aan von Schön doorgezonden en het aan Hezen overgelaten heeft, te bepalen, of het in de Engelsche pers kon verschijnen. Do rijkskanselier moet achteraf berouw over dit al te groote vertrouwen in staatsseeretaris v. Schön gevoeld hebben, want de Norddeutsche verraadt, dat hij zoo hij er vooraf kennis van genomen had, de openbaarmaking ontraden zou hebben. Hij blijkt met dat al niet geaar zeld te hebben, om de gevolgen voor zijn fout op zich te nemen en heeft bij het gehoor, waarin hiji den Keizer zijne on voorzichtigheid beieed, tevens zijne aan vrage om ontslag ingediend. De Keizer heeft dat verzoek niet ingewilligd. Met het openbaar gemaakte stuk van de Nord.deutsche omtrent hetgeen voorafgegaan is aan de openbaarmaking van het interview met den Keizer is het hoogtepunt van verwarring en ongeloof lijke toestanden bereikt. Volgens de N o r d- deutsche heeft de Keizer het hem door een Engelschen „Privatmann" voorgelegd© manuscript van het artikel aan den Rijks kanselier ter inzage toegezonden. Deze heeft echter niet de moeite genomen het te lezen, doch het doorgezonden naar het ministerie van buitenlandsche zaken en dit heeft hoegenaamd geen bezwaren ge maakt Na do openbaarmaking diende do rijkskanselier zijn ontslag in, dat de Kei zer echter weigerde. In deze uiteenzet ting van het geval klinkt bijna alles on gelooflijk, en vooral dat de rijkskanse lier niet eens den tijd of het noodige verantwoordelijkheidsgevoel gehad heeft om het interview vooraf te lezen. Niet minder ongehoord is het, dat het minister rie van buitenlandsche zaken geen be zwaren heeft geopperd tegen de openbaar making. Een uitvinder. Men leest in het laatste nummer van de „Deutsche Reichsbote", onder de ru briek „Uitvinderspatenten": „44 W. 30, 139, dubbele manchetknoopen. Wil helm, kroonprins van Duitschland en Prui sen, keizerlijke Hoogheid, Potsdam, 11 Juli 1908". Dit beteekent dat de kroonprins patent heeft genomen op ©en door hem uitge vonden practische oplossing in zake jhet manchetknoop-probleem. Erg duidelijk js de beschrijving der uitvinding niet. Haar resultaat schijnt te zijn, dat men makke lijker en steviger de linnen pols-omklee ding kan aanbrengen. Een vakman in de

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1908 | | pagina 1