Uitverkoop Dinsdag 14 Januari 1908. Vierde Jaargang. GOES. PPEN FEUILLETON I No. 6, gpr~- p Sb t bedrag. ?ACTUREN ERUM, GOES. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. Verschijnt eiker MAANDAG-, WOENSDAG- u VSUDAMVONB. Het Geheim van het Paleis. Belangrijke ontdekking. BUITENLAND. cent. '5 cent. en fl.25. nt. 00 cent. f I.— en f 1.20. n 65 en 70 cent. ent. 7, f8 en f9. f 12. f7 en f8. roeken, nu 80 en <-1 ANO'S ILERLEI PRIJZEN. IVBKTAl.IV,;. IGE GARANTIE, ïterrtmen. LEW. e OPRUIMING behooren NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes (0.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers A contant 0.05 GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor abonné's f 0.371/,, voor niet-abonné's045 Bureau LANGE VORSTSTRAAT, GOES. Advertentiën van 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regel» voor 25 Ct A mutant. Reclameberichtun 2- Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Na in het algemeen de „schoone instel ling" van het oude mannon en vrouwen huis te Goes „gedemonstreerd" te heb ben als een instelling, waar honger wordt geleden, bespreekt het soc.-dem. orgaan voor Zeeland een bijzonder geval, ten bewijze barer bewering, en verwacht ook van ons een woord van afkeuring. De loon van het stukje is genietbaar; daarom geven we gaarne een kort ant woord. 'tls niet de eerste maal, dat we kon den opmerken, dat bedoeld orgaan, speci aal wat Goesche toestanden aanbelangt, onvoldoende is ingelicht. 't Ergste is, dat dan uit die onvoldoende gegevens conclusiën worden getrokken. Zoo ook nu weer: men heeft de klok hooien luiden, maar van den klepel weet men niet. Ziehier wat het soc.-dem. orgaan o. a. woordelijk schrijft „Verder zijn de oudjes daar geheel van hulp verstoken, ook des nachts, wat dan ook, dezer dagen weder bleek. 24 December werd i&an oude vrouw dood op haar bed gevonden en moest er een smid gehaald worden om de deur van haar kamertje open te breken. Er werd ons medegedeeld dat dit al herhaalde malen voorgekomen is, zoodat ons in ziens hier nachtelijke hulp dringend noo- dig is. Ook de omstandigheden waarin de vrouw leefde, verdienen zeker onze aandacht. Ze was trekkende van het katholieke armbestuur, en daardoor in 't genot van een wek-elijkschei toelage van 60 cent en 'swinters nog 10 tur ven. Van 60 oenten per week moest die vrouw dus leven, bet is dan ook zeker niet ie veel gezegd, wanneer we beweren dat in '1 Goesche oude mannen en vrouwenhuis de menschen kunnen hon ger 1 ijd en". Wiji verklaren, dat indien in dit brokje druks de absolute waarheid was vermeld, wij' ongetwijfeld met bet soc.- dem. blad een woord van afkeuring zou den laten hooren. Maar behalve vermelding van halve waarheden, worden hier niet medege deeld omstandigheden, die tot de rechte appreciatie van het geval veel af doen. Eenige kantteekieningen dus onzerzijds: lo. De Kath. „oudjes" zijn daar n i e t gei- he«], ook niet 's nachts, van hulp verstoken. Bij ziekte kunnen zij hunnerzijds k o s- t e 1 o o s ook 's nachts hulp krijgen. Bovendien kunnen zij, bij ziekte, op hun verlangen, in het Gasthuis worden ver pleegd, zonder dat zij ©en cent behoeven te betalen. 2o. We welen 'tniet, maar nemen we aan, dat bedoelde vrouw van 'tKath. armbestuur trok, wat het soc.-dem. blad schrijft. Ook in dat geval gelieve men het vol gende in aanmerking te nemen A. Dat het voor zoover het de K a- tholieke ouden van dagen betreft hun eigen vrije wil is, dat zij in die „schoone instelling" verblijf houden. 14 Ik zag haar, en mij naar links koerend om te zien, wat dokter Marino deed, merk te dc, aan de richting van zijn blik, en aan <le uitdrukking zijner oogen, dat hij haar ook zag. En ik zag ook, hoe zij hem ■en mg aankeek hem met zeldzaam pathetische uitdrukking, bijna verwijtend, mij echter met roerend sprekenden blik. ik strekte de hand naar haar uit en trad een schrede nader. ""f, b!ijf ze'de ik besloten. „God geve dat ik blijven kan tot ik weet, wamom die ongelukkige reeds zoo lang smeekt! Misschien raad ik het. 1 erder kwam ik niet, want ik keek in de ruimte de verschijning was weg als opgezogen door de lichtende zonm> stralen, die de kleine hoekkamer over stroomden. Weer kruisten de blikken van dokter Marino en de mijne elkaar. „Gij schijnt het geesten bezweren al dven weinig te kennen als ik", zeide hij met goedigen spot, en zooals het mij voor kwam, met licht bevende stem. Zij kunnen in „schoonere" instellingen onderdak en verzorging bekomen en wel... geheel kosteloos, maar dat willen zij veelal niet, omdat ze zich dan buiten Goes moeten begeven. B. Zeker, ouden van dagen vooral zijn erg gehecht aan hun geboorteplaats, en 'tis te begrijpen, dat er zijn, die de voorkeur geven aan een minder goeden ouden dag i n die plaats, dan aan een beteren er buiten, maar men kan toch van de Kathol, liefdadigheid niet eischen, da.t deze óveral -gestichten heeft tot kosteloos© verzorging jvan ouden van dagen. Hebben de socialisten die soms wed? Of hebben zijl er na genoeg geen?... C. Daar komt bij; da,t de Kath. ver pleegden daar misschien dat ze 't niet overal rondbazuinen ook nog anderen onderstand genieten, zooals van de St. Vincentius-vereieniging en de EH- sabeth-vereeniging, en last not least van de particuliere liefdadigheid. We zouden hiervan meer dan frappante staaltjes kunnen geven; dat we die niet vermelden, beeft een reden, die onge twijfeld het soc.-dem. orgaan zal weten te apprecieenen'tzo-u den ouden men schen vermoedelijk niet ten goede komen. 3o. 'tls zoo, zooals het soc.-dem. or gaan zegt: „de omstandigheden, waarin die vrouw leefde, verdienen zeker ds aan dacht". En dan vestigen wij1 er die aandacht op, dat de eigen dochter (dezer overlederj vrouw aan het doodsbed hairer moeder tot haar kinderen zei: ziet, daar ligt nu uwe weldoenster. En dat die dochter ver klaarde, dat de overledene „rijk" had kun nen zijn, indien ze niet zooveel had weg gegeven. Het blijkt dus wel, dat 'tnog al schikte met die „omstandigheden", en dat die vrouw niet „van 60 centen per week moest leven". We zullen het hierbij laten. Men ziet alweer, dat de socialisten maar raak schrijven om vermeendie misstanden te publiceeren, ontevredenheid te wekken en agitatie, en zoodoende profijt te halen voor hun verderfelijke zaak. Door tegenspraak of prolesten onzer zijds zal hun taktiek waarlijk niet ver anderen. Maar men ziet nu weer, wat men te getlooven heeft van betgeen de socialist ten aan het publiek igelieven op te dis- schen. Wat kan men ook anders verwachten van menschen, die de juiste meening zijn toegedaan, dat er voor hen 't meest buit is binnen te halen bij de praktische be hartiging van een socialistischen raad: dat men de maatschappelijke won den moet open houden?... We merken nog op, dat alleen het R.-K. par. armbestuur jaarlijks ongeveer f 4 5 00 voor zijn armen uitgeeft. Niemand onmisbaar. De „N. Tilburgsche Crt." van het ka tholieke Kamerlid Arts schrijft: „Omdat geesten bezweren niets dan humbug is", riep ik koortsachtig opge wonden uit. „Wat weten wij daarvan? En zijt gij hier, om het geheim te ontsluieren? O, laat mij. u daarbij helpen, mag ik?" „Dat wil ik u heel graag toestaan", antwoordde dokter Marino. „Maar ver geef mij mijn twijfel wat zoudt gij in deze zaak kunnen doen, gij, die hier in huis een vreemde zijt, terwijl ik ieder hoekje daarin ken of ten minste meen te kennen; want wie zou ooit heel goed den weg weten in deze vaak zeer verborgen vertrekken? Maar als gij mij uwe hulp bij de oplossing van het raadsel aanbiedt, zie ik niet in, waarom ik die niet zou aanvaarden, want vier oogen zien meer dan twee, ik hen alleen maar bang dat uwe hulp niet van' langen duur zal zijn". Voor ik hierop kon antwoorden, werd mij het antwoord reeds van andere zijde gespaard, want Danieli was ons in het kabinet gevolgd en presenteerde mij een brief, die, zooals ik dadelijk za,g, van de marchesa kwam. Ik brak hem open, vloog den inhoud even door en zeide toen tot den beschei den op zijde getreden dokter: „ik kan u nu meteen vertellen of het de moeite waard is, mijne hulp te aanvaarden. De marchesa deelt mij mode dat hare doch- „Vooral moet men zich wachten bij het Christen volk den indrpk te ves tigen alsof dr. Kuyper voor de samen stelling van ©en goed Christelijk Kabinet onmisbaar is. In de politiek en ner gens is iemand onmisbaar, wie hij ook zij". Dat is inderdaad een waarheid. Waaraan de Lanksche pers zich be reids verkneukeld heeft. Niet minder waar is intusschen, dat een Christelijke Staatspartij), die de besten ha;- rer mannen niet zou brengen, waar ze be hooren te staan, zonder daarvoor de ge wichtigste der redenen te hebben, zich zelve blameert en schaadt. Lange jaren heeft men van ongeloovige zijde gehoopt, dat het toch eens gelukken mocht, om onder datgene, wat uit den tijd vóór Christus was •vergebleven, iets te ontdekken, dat kon gelden als bewijs voor hetgeen men zoo gaarne zou aanloo- nen, dat n.l. de Bijbel en hiermede bedoelt men dan het Oude Testament - niets anders bevatte dan legenden, die in veel later tijd zijn to hoek gesteld. De vervulling van dien wensch is uit gebleven. Belangrijke ontdekkingen in As syria en Egypte, hebben slag op slag die verwachtingen der ongeloovigen be schaamd. Want de gewichtige oorkonden welke daarbij voor den dag zijn gekomen en die thans in de voornaamste oudheid kundige musea van Europa en Amerika worden bewaard, hebben de waarheid van den inhoud der H. Schrift middellijk en onmiddellijk bevestigd. En men is er in de geleerde wereld thans reeds aan ge woon geworden, de betrouwbaarheid der Bijbelsche verhalen gesteund en gewaar borgd te zien door de allermerkwaardigste documenten, welke ons uit de beschaving van de oudste rijken der wereld zijn over gebleven en die gaandeweg uit hun ver borgenheid te voorschijn worden gebracht. Men weet, hoe de ontcijfering van As- syrisohe opschriften talrijke geschiedkun dige en geographische bijzonderheden van het Oude Testament verduidelijkt en voor namelijk het tijdvak der koningen van Juda en Israël vervolledigd heeft. Ook de Egyptologie, ofschoon schaarscher, beves tigde reeds menigmaal de juistheid der schriftuurlijke med-edeelingen. Thans is in het land der Pharao's een document ontdekt van zeldzame waarde, daar het een bijzonder licht werpt over het verblijf der Joden in Egypte, waar over de hier en daar opgedeiv-en monu menten nog niets van eenige beteekenis hadden bericht. In de koninklijke Pruisische akademie der Wetenschappen heeft professor Sa- chans verslag uitgebracht over een on derzoek naar een papyrus-rol, die opgei- graven was uit de aarde van het Nij.l- eiland Elephantine (Boven-Egypte). Derge lijke papyrus-rollen beslaan uit aan elkan der gelijmde bladen van de papyrusplant, welke men in vroeger eeuw-en gebruikte ter typhus heeft, gelukkig in lichten graad, en zij Weenen nu in de eerst acht of tien dagen niet verlaten k:in. Zij vraagt mij, of het verblijf in het palazzo Spada mij aangenaam is, want indien ik de een of andere reden heb om het liever te willen verlaten, mo-et ik naar Florence gaan en haar daar afwachten. Nu, hoe het mij ook spijt dat de dochter dezer lieve vrouw ziek is, toch ben ik bet toeval dankbaar dat ik daardoor in het palazzo Spada gekomen ben, wat ik anders waarschijn lijk nooit gezien had. Natuurlijk blijf ik hier en zal dat de marchesa dadelijk schrij ven. Wanneer gij, waarde dokter, mij la ter verder zoudt willen rondleiden, zal ik u zeer dankbaar zijn. Het is nu na tuurlijk mijn plicht, eerst de marchesa te beantwoorden, voor ik aan iets anders denken kan". „Natuurlijk", stemde de dokter toe. „Maar, wanneer ik zoo vrij mag zijn u een raad te geven, dan zou ik zeggen, schrijf niets van al het ongewone wat gij hier gezien hebt". „Neen, bepaald niet", verzekerde ik. „Ik was niet van plan het te do-en, maar dank u toch voor den goeden raad". Wij gingen zwijgend de rij paradever- trekken weer door; toen wij echter den uitgang naderden, bleef de dokter staan. om er op te schrijven. De gevonden pa pyrus-rol nu werd onlangs aan het ko ninklijk museum te Berlijn ontcijferd, en aan haar echtheid valt niet te twijfelen. De taal waarin- deze rol is beschreven is het arameiesch d-er boeken Esra. e-n Da niël. Zij bevat een verzoekschrift ten jare 407 vóór Christus, tijdens de regeering van koning Darius II gericht door de Joden van Elephanta aan Bagoas, den Pers, stad houder van Judea, om zijn bijstand in te roepen tot het herstellen van hun prach- tigen t&mp-el, die -skwsr de omwonende Egyptenaren gedeeltelijk Verwoest was. Het verzoekschrift vangt aldus aan: „Moge de God van d-en Hemel u ge nade do-en vinden in d-e oogen van Koning Darius; moge Hij' u ©en lang lev-en schen ken -en moig-e gij sterk -en vol vreugd© zijn, nu -en altijd". Van d-e Jod-en, die het verzoekschrift onderteek-enden, was Jedoniah het hoofd; ze deelden mede, hoe hun temp-el gebouwd was, alvorens Cambyses in het jaar 525 vóór Christus Egypte veroverd© -en hoe hij wel d-e Egyptisch© tempels vernield©, maar den tempel van Jehovah spaarde. Doch later hadden, tijdens d-e afwezigheid d-er Perzische satrapen, Egyptisch© Chiioem-priesters met d-en commandant der stad samengezworen, om in den tem pel te dringen. De soldaten verbrijzelden met bijlen de, marmeren kolommen, ze verbrandden het cederen dak en roofden de sieraden van goud -en zilver. Dit was barbaarsch, want d-e temp-el stond bek-end als -een zeldzaam, kunstwerk m-et meer dere zijbeuken en vijf torens van berg steen. Ook was het goddeloos, daar de offerdienst gestaakt moest worden. „Toen zij dit euvel gedaan hadd-en", ver haalt het verzoekschrift, „hulden wij ons in zak en asch, wij, onze vrouwen en onze -kinderen, -en wij' vastten -en baden tot Jehovah den Heer van Hemelen allen, die kwaad hadd-en gedaan aan den Tem pel, werden gedood. Maar toch blijven wij in zak en asch; wij blijven vasten; onze vrouwen zijn ons al waren ze weduwen, en wij hebben onze hoofden niet gezalfd noch wijn gedronken, -en geen offers heb ben wij opgezond-en in den Tempel". Het verzoekschrift eindigt ongeveer als volgt: f j T „Uw dienstknecht Jedoniah en zij, die met h-em zijn, -en al de Jod-en van Ele phanta zeggen dit: „Indien het -onz-en Meester behaagt den bouw van d-en Tem pel goed t-e keuren, laat h-em dan aan zijn vrienden hier in Egypte schrijven, dat de Ttmpel van den God Jehovah in de stad Elephanta moet herbouwd worden gelijk hij voormalig was. Dan zullen wij in uw naam reuk- -en brandoffers opzenden op het altaar vail d-en God Jehovah, en wij zullen ten allen tijde voor u bidden, wij, onze vrouwen en kinderen -en al de Jo den, als de Tempel herbouwd wordt. „Vruchteloos is door ons reeds -een bede om bijstand gezonden aan d-en Hoogen Priester Jochanan en de pri-esters, die te Jeruzalem zijn, zonder dat" zij zich zelfs gewaardigd heb-ben om t-e antwoorden. Ook ons verzoek aan de zon-en van Sam- balias, den P-erzisch-en stadhouder in Sa maria, was vruchteloos. „Ik heb een verzoek aan u, mejuf frouw", zeide hij, „een zonderling ver zoek. Maak er in uwe briev-en aan d-e mar chesa geen melding van, dat ik hi-er ben!" Ik keek hem verbaasd aan, maar was spoedig van mijne verwondering beko men. „0, ik begrijp u," zeid-e ik. „De marchesa mag zich niet verontrusten over het feit dat haar zoon het mysterie op het spoor tracht te kom-en door middel van iemand -die hare familie zoo na staat als gij. Ik ben wel geen vriendin van ge heimen, maar wanneer gij, die in dit ge val beter o-ordeelen kunt, het wilt, dan kan ik de geheel© zaak lat-en rusten, zon der mij aan een onwaarheid schuldig te maken". D-e dokter hoog. „Gij hebt mijn beweeg reden van dit schijnbaar zeer zonderling verzoek begrepen -en gedeeltelijk geraden", zeid-e hij. „Wanneer ik u verzc-ek het hier bij voorloopig te laten, dan beloof ik u meteen, dat ik u het andere deel mijner beweeggronden zal meedeel-en, als do tijd daarvoor gekomen is". „O", z-eide ik lachend, „dat. klinkt zoo geheimzinnig als men het in h-et palazzo Spada niet anders verwachten kan". „Niet waar?" vroeg hij lachend terug wat was hij knap wanneer hij lachte. „Wie weet, of gij biet s-asam-e ook daarvoor „Maar als gij ons helpt, zult gij recht hebben voor Jehovah, den God van den Hemel, om duizend zilveren talenten te ontvangen van hen, die in den tempel offeren". Uit dit ruim, drie-en-twdntig eeuw-en oude document blijkt derhalve, dat een kleine, kolonie Jod-en te Syene aan d-en Nijl, betrekkelijk kort, na het -einde der Babylonische gevangenschap, verwonder lijk rijk was geworden, zoodat ze bezat een heerlijk-en tempel, een „Huis van Jei- hovah den Go-d van den Hemel". D-e tem pel was gebouwd van blokken marmer, cod-eibout, -koper en gebeeldhouwde berg steen en was gevuld met de kostbaarste schatten, kelken en and-er vaatwerk van goud en zilver. Ook bezat hij een groot altaar voor reuk- en brandoffers en schijnt minstens even schoon te zijn geweest als d-e tempel, dien men bezig was in Jeruza lem t-e herbouwen. Door dit feit wordt een bijzonder licht geworpen ov-er den inhoud van het boek Daniël. In de ballingschap t-e Babyion, vóór de uitvaardiging van het edict' van Cyrus, waarbij aan het Israëlitische volk de vrijheid hergeven w-erd en d© vergun ning om zijn temp-el te herbouwen, schijnt d-e gedachte van Daniël in het geb-ed, dat hij tot Godi richt (hoofdst. IX) veeleer gericht te zijn op Jeruzalem dan op den tempel zelf; op den wederopbouw van de stad veel meer dan op d-e wederop richting van een altaar voor d-en Aller hoogste. Maar de gevoelens van Daniël zijn thans t-e verklaren, nu het feit vast staat, dat reeds elders, zooals te Elephan tine, tempels gebouwd; waren door uit geweken Jod-en naar h-et voorbeeld van die te Jeruzalem. Want het scheen voor den profeet, dat allereerst Jerusalem her bouwd moest worden, opdat Israël, ver strooid, bij gedeelten zich w-eder zou bij een voegen, en daar dan ook, daar alleen, de eenige tempel voor den waren God weder zou kunnen verrijzen. Dit alles is, thans duidelijk geworden evenals het f-eit, dat bet Bode Daniël uit de -dag-en d-er ballingschap is -en niet uit een later tijdvak. En de hoogepriest-er Jo hannes (Nehem. 1222) e. a. is ni-et een verzonnen naam, maar een man geweest van vleesch en bloed. („De Tijd".) ÏTAIJË. De Pauselijke medaille voor 19 08. Uil Rome schrijft men aan de „Reichspost" „Volgens een aloud gebruik, laat, zoo als algemeen b-ekend is, de Paus ieder jaar een© medaille claan, waarop, builen zijn beeltenis ©ene allegorie van de meest gewichtige gebeurtenis uit het voorafgaande jaar staat afgebeeld. Deze medailles, in goud, zilver of brons, wor den op het fe-sst dier H. Petrus en Paulus door den II. Vader verdeeld. De eerste medaille na een© opvolging op de H. Stoel vertoont altijd alleen de beeltenis en het wapen van den nieuwen Paus. De laatste pontificaats-medaille van Pius X (van 1907) had tot onderwerp de consecratie niet in uw zak meedraagt". Nu, ik meen-de er wel iets van t-e ra den, al z-eide ik het -ook ni-vt, namelijk, -dat d-e -dokter bedenkingen had, omdat het ons aan een-a du-enna ontbrak, zonder welke in Italië ©ene ongetrouwde dame niet met -een dito hear spreken mag. Of de marchesa ook zoo bekrompen dacht, en hare dochter ev-en slecht had opgevoed, als alle Italiaanse!)© measjes op dat. punt opgevo-ed zijn, wist ik natuurlijk niet, maar in ied-er geval zou zij toch wel verplicht zijn aan d-e „oonventi-e" te offeren, en zou zij mij bepaald uit mijn paradijs verdreven hebben als zij geweten had, dat ook de secretaris en vriend van haar zoon daarin verblijf hield. Hierover denkend kwam ik op mijne kamer, en vond haar heerlijk verwarmd door ©en lustig brandend vuurtje -en de Stanza della Dogaressa rijk met bloemen versierd, wat haar een allergezelligst hui selijk aanzien gaf. Ik rook aan d-e heer lijke la Franc-e-roz&n, aan d-e waasachtige tuberozen -en verwonderde mij over dezen attenten majordomo, -die alles zoo mooi gearrangeerd had. Of had d-e marchesa daar orders voor gegeven? Dat moest ik Luigi eens bij gelegenheid vragen. (Wordt vervolgd). J

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1908 | | pagina 1