No. 149. Dinsdag 17 December 1907. Derde Jaargang. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. Mijnt ilken MAANDAG-, WOENSDAG- tn VRIIDAGAVOND. FEÜÏLLÉTOW Het Geheim van het Paleis. BUITEN LANDT BINNENLAND, NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes f0.75, daarbuiten 0.95 Afzonderlijke nummers A contant j - „0.05 GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor abonné's f0.371/,, voor niet-abonné's„045 Bureau LANGE VORSTSTRAAT, GOES. Advertentiën van 15 regels £0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regelo voor 35 (It. A loutaat. Reclameberiebten 3» Cl. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Zij die zich met I Januari a. s. op dit blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum;verschijnende nummers gratis. #*■1, Voorlichting. De Duitsche Bisschoppen hebben dezer dagen te Keulen een bijeenkomst gehad. De anti-clericale pers, die natuurlijk tot die vergaderingen toegelaten wordt (I), wist dan ook onmiddellijk mede te deelen, wat op die conferentie was verhandeld. Zoo verhaalde de „Köln. Zeitung", door de „Goesche Courant" die het bericht met eenig onzinnig commen taar overnam „een der meest betrouw bare Duitsche bladen" genoemd, dat de meerderheid der Bisschoppen besloten had, den Paus mede te doelen, dat het goed zou zijn, indien Z. H. eerst in Duitsch- land inlichtingen zou inwinnen, alvorens Pauselijke besluiten uit te vaardigen. Van dit bericht nu is geen tittel of jota waar. De Kath. „Köln. Vo 1 k s z ei tu n g" is gemachtigd op de meest formeele wijze tot de verklaring, dat het bericht der „Köln. Ztg." 'n „puur verzinsel" is. Toch heeft deze nonsens weer door de geheele liberale pers gecirculeerd, en van intrekking we zijn dat gewend komt niets. 't Is wel opmerkelijkde liberale pers gaat geregeld hooghartig voorbij alles wat er in het Katholieke leven voorvalt. Wanneer ze zich een enkele maal bezig houdt met specifiek! Katholieke zaken, dan kan men er zeker van zijn, dat het slechts te doen is om tweedracht te zaaien of om voordeel te behalen. Het is niet ondienstig hier aan te halen wat dezer dagen het „Handelsbl. v. Antwerpen" schreef over de liefde, waarmee de liberale pers,zonder kennis van zaken schrijft over de kwestie dier modernisten. „De anti-katholieke pers houdt zich met voorliefde bezig met deze kwestie, zegt dit blad. Men zon zeggen, dat, indien ,er jééne kwestie haar onverschillig Jgwesj. lhben, het juist deze was. Het geldt hier vooral vraagpunten van dogma, die enkelen, geestelijken en lee- ken, uitleggen op eene wijze, die de Kerk niet als orthodox kan beschouwen. We wisten niet, dat onze anti-katholieke confraters in die vraagpunten zoo sterk waren, dat ze daar ex-cathedra oor deelvellingen over kunnen uitspreken. Waai- ze plots al die wijsheid en theolo gische kennis hebben gehaald, om hunnen zeg }e hebben in zoo door en door gods dienstige vraagpunten, blijft ons een raadsel. Wij erkennen ootmoedig dat onze ken nissen zoo ver niet strekken en dat, tot on-s groot geluk en zielegerustheid, we 'tnog altijd niet verder gebracht hebben dan tot aanvaarding der uitlegging, die onze bevoegde overheid ons geeft, in kwestiën, die den grondslag zijn van het geloof. Onze liberale confraters moeten zich in de laatste tijden ongetwijfeld diepe god geleerde studiën hebben opgelegd, en merk waardig is het, hoezeer hunne besluiten „Grootvader schijnt een zeer- verstan dig man te' zijn", zeide ik ernstig. „0, ja, lala", antwoordde Formosa snib big, „dat wil zeggen, onverstandig is hij met alles wat bet huis Spada betreft. Daarvan is alles goed en mooi en onfeil baar en heilig. Zelfs de spoken. De gees ten uit andere huizen - bah! daar zou hij wel opruiming onder houden, als het echter spoken uit, het huis Spada zijn, dan moet men zich zelfs door hen laten worgen, dat doet er heelemaal niets toe". „Nu, tot nu, toe zijt gij er toch nog zonder worgen afgekomen, zoover als ik kan zien", zeide ik vroolijk. „Dat is zeker niet grootvaders schuld", werd mij direct, ten antwoord gegeven. „Zij schijnen het zelfs no:g niet eens be proefd te hebben", kon ik niet nalaten bet aardige kind; ee.n beetje te plagen. „Dat is waar, zij schijnen iemand geen kwaad te willen doen", antwoordde zij naïef. „Zij wenken alleen maar altijd. Alsof iemand zoo dom zou zijn, hen te overeenstemmenzie houden het allen met de modernisten. Daar is er wel geen enkele, die ziegt, waarom en om welke redenen, maar aan gezien hunne lezers hun er niet naar vra gen, maken ze zich geenszins moe in be wijsvoeringen tot staving van hun besluit. Zij zijn het ook allen eens in de gevolg trekkingen: voor hen staat het vast als een paal, dat de beweging der modernisten de doodsklok is over de toekomst der Kerk en over de macht van Rome. Altijd de oude historie van die wen- schen, welke men gaarne voor werkelijk heid neemt. Alsof de Kerk niet andere stormen had zien opigaan en alsof de leerstellingen van Tyrrell, Loisy of Murri meer de Kerk zul len ondermijnen dan die van Lamennais of Montalembert. het. gedaan hebben. Laat onze confraters zich niet warm ma ken om eene kwestie, die zij beschouwen uitsluitend onder oogpunt van het kwaad, dat zij aan het geloof kan berokkenen. Zij azen op afbreuk en scheuring en in .eiken regel leest men den geheimen wensch van 't stevig gebouw der Kerk eindelijk te zien afbrokkelen. Die wensch doet hun zonder studie, zon der onderzoek, zonder kennis van zaken, besluiten tot de voortreffelijkheid en het overwicht der modernistische leerstelling en tot de totale instorting van bet ge- houw der Kerk. Een voorbeeld. Naar aanleiding van een artikel in een Belgisch socialistisch orgaan de „A v e n i r du Borinage", lezen we o.a. dn de „Hain au t" „Toen het socialisme in onze stre ken begon door te dringen, beweerde het gaarne alle respect te hebben voor den godsdienst. Het socialisme begreep, dat het zich in de vingers zou snijden, indien het de gods dienstige gevoelens der bevolking zou kwetsen. Sintsdien heeft bet 't masker afgelegd en vertoont het zich, zooals bet is: als aartsvijand van den geoipenbaarden gods dienst. Eenige dagen geleden maakte dat soc. blad „l'Avenir" met blijdschap melding, dat in de gemeente Dour op vijf begra fenissen er maar twee met kerkelijke plechtigheid plaats hadden, en dat te Elouges op zes begrafenissen er vijf zoo „burgerlijk" mogelijk waren geweest. En het blad voegde er bijdat het deze feiten niet slechts op prijs stelde, maar dat het er groot op ging, dat die bur gerlijke begrafenissen waren georgani seerd door de socialisten, onder de vleu gelen der „vrije" gedachte". Alweer een bewijs, dat bet socialisme niet slechts is een economisch stelsel, maar dat bet is bovendien en vooral een materialis tis che se c te. Het socialisme beroemt zich er op in ternationaal te wezenwelnu, dit voorbeeld kan ook voor hier dienstig zijn. Christelijke Naastenliefde. „Het komt ons voor, dat de katholieke N. Z. C. voor christelijke naastenliefde niet veel gevoelt". volgen, als men toch weet dat zij slechts naar bet graf wenken. Maar in 's hemels naam ik wil niets gezegd hebben!" „Dat hindert niet, Formosa, ik ga toch niet mee", verzekerde ik lachend, en spoedig daarop ging Formosa met een „Felice notte; Signorina!" heen. „Ik was alleen, alleen in dit gedeelte van het paleis, en toen de lichte voetstap pen van Formosa weggestorven wanen, en ik de deur achter haar op slof had gedaan, maakte ik dadelijk aanstalten om naar bed te gaan, want de oogen vielen mij bijna toe van moeheid. Nog voor For mosa gegaan was, had zij alle kaarsen in het woonvertrek uitgeblazen, en ik sloot nu ook de verbindingsdeur met de slaap kamer achter mij. Toen viel het mij in dat ik mijne zak doek op tafel had laten liggen, en opende de deur nog eens, om haar ijlings weer te sluiten en zelfs den sleutel om te draaien, want het scheen mij toe, alsof aan de tafel eene gestalte had gestaan, die met uitgestrekten arm naar dien hoek bij het venster hij mijne deur wees. Nau welijks had ik mijne heldendaad volbracht, of ik moest er ook reeds om lachen voor zoo dwaas had ik namelijk mijzelf tot op heden niet gehouden. Waar moest Aldj^s bet soc.-dem. orgaan voor Zee land. Waar we dachten juist wèl iet.s voor „christelijke naastenliefde" te gevoelen, moet dat „voorkomen" van bedoeld blad wel p ons gekomen zijn als ©en koud- waterstraal. Wat is het geval? De „N. Z. C." heeft indertijd gewaar schuwd tegen de praktijken van een ze keren D., ©en ontslagen gevangene. Toen „voorspelde" het soc.-dem. blad, dat: „zoo de burgerij zich niet over dien man ontfermde, hij vrijzeber, noodgedron gen tot. diefstal zou vervallen". Nu is die man te Hulst weer gear resteerd, omdat hij zic-h op bedriegelijk© wijze geld verschafte. En omdat de „N. Z. C." nu niet ge tracht heeft, dien man weer op den goe den weg te helpen, ontbreekt hel ons aan bovengemelde deugd Nu zullen we de vraag buiten bespre king laten, of de „N. Z. C." geroepen kan z ij n, om een delinquent „op den goeden weg te helpen". Daarvoor meenen we, helaas, niet in staat te zijn. Maar nu het soc.-dem. orgaan, in dit verband, mede die „eerzame Goesche- bur gerij" in het. geding mengt, kunnen wie het blad meedeelen, dat die burgerij inderdaad vèel voor den „f avori" van 'tblad heeft, gedaan! en dat deze de „christelijke naas tenliefde" hem door die burgerij betoond, schromelijk heeft misbruikt. O.a. 'tvolgende: nadat de man uit de gevangenis ontslagen was, hebben ver schillenden van de „eerzame Goesche bur gerij", ook notabelen o.a. de burge meester, van wien hij tevens verlof kreeg met een lijst rond te gaan gebeekend op die lijst, om hem te helpen aan een som van goed honderd gulden. Zooals in die lijst vermeld stond, zou de vagebond-beschermeling van het soc.- dem. blad, daarvoor ©en broodwinning kunnen koopen. Door die „eerzame burgerij" is zieker in strijd met de „christelijke naastenliefde" opgebracht; MÈER, o; soc.ndem. blaadje, dan de man zelf beweerd© noiodig te heb ben, terwijl deze de „christelijke naasten liefde" v-erder dan Goes uitgebreid wil lende zien, met die lijst, door veel in vloedrijke personen gebeekend, geheel Z u i d-B eveland doortrok en nu hij in Zeeuwsoh-Vl. gevat is, mogen we wel zeggen: heel Zeeland trachtte te „bewer ken" wal hem geen windeieren heeft gelegd. We kunnen verzekeren, dat er betrek kelijk hooge bedragen bij waren als men tenminste ieen bijdrage van 5 gul den in verhouding tot het henoodigde hoog wil noemen en dat meerderen gebeekend hebben,... uit vrees voor den beschermeling van het soc.-dem. or gaan! Den „ontslagen gevangene" is alzoo de gelegenheid gegeven, ruimschoots, om zich als „eerzaam Goesenaar" te vestigen. Maar wat kan, in 's hemelsnaam, nu de „N. Z. C." of de „eerzame Goesche bur gerij" er aan doen, dat Baanbrekers' beschermeling er de voorkeur aan geeft, het door hom „uit Chr. naastenliefde" plotseling iemand van daan komen, na dat eene minuut van te voren niemand in de kamer was geweest? Zou ik nog eens naar binnen gaan en zien of er iels was? Natuurlijk, kijken of er iets is, anders is men misschien den geheelen nacht bang, en doet men geen o-og dicht. Ik nam een kandelaar op, stiet snel besloten de deur nog eens open en hief mijn licht, ten einde beter te kunnen zien, hoog hoven mijn hoofd op. Neon, ik had mij niet vergist. Naast, de tafel stond de gestalte van ©en man in zwarte dracht en sterk gepofte mouwen en smal geplooide kant om den hals, een soort baret met langen stijven veder op het hoofd. Hij steunde met de linkerhand op zijn heup en duidde met zijn rechter in den hoek naast, de deur waai- ik stond; ik siond langen tijd stokstil en zag h-ern aan, zoodat. ik iederen trek van zijn ge laat, dat door een dunnen, roodblonden baard omraamd werd, kon onderscheiden. Hel was geen knap gezicht, in h-et geheel niet, maar ook geen onaangenaam, en vooral de kleine, maar goedige oogen had den iets bijzonder smeekends. Na een poosje vatte ik al mijn moed bij elkaar. „Wenscht gij iets?" vroeg ik hem be- ontvangen geld te verdrink©n, en ver der weg t-e go-oien en zelf niet wenscht in de maatschappij als ordelijk burger te- rag te keeren, waarvoor h-ern mèer dan voldoende gelegenheid gegeven was? Moet de „N. Z. C." dan oplichterij in bescherming gaan. nemen, onder het mom van naastenliefde? Juist de naastenliefde moest het soc.-dem. blaadje zulk, dom geschrijf in de pen doen houden. Door dit tendenzieus bericht, berokkent het nadeel aan de behoeftigen, die we zenlijk bijstand verdienen. Men gaat zich nu bedenken alvorens ten tweeden male in de val te loopen, en dat kan aan de „naastenliefde" nogal schade doen Maar wat raakt dat de socialisten I Die moeten immers „de wonden open houden"! Anders komen ze niet verder. BELGIË. Leopold II. De Neue Freie Presse ontvangt uit Parijs het volgende bericht. Zooals men weet, bevindt koning Leopold van België zich gedurende de laatste vier weken voortdurend onderweg tusscbeD Parijs en Brussel. De Belgische regeering houdt zich thans zeer ernstig bezig met de vraag op welke manier er een eind gemaakt kan worden aan dezon toestand. Wat de minis ters ook zeggen, de koning stoort zich nergens aan en blijft koppiger dan ooit te voren. Terwijl bij vroeger steeds uiterst beleefd was, komen tegenwoordig herhaaldelijk stormachtige scènes tusschen den koning en zijn ministers voor Men is te Brussel van meening, dat de toestand onhoudbaar is en een beslissing dringend genomen moet worden. In de kringen der regeering, in 't parlement en bij de burgerij maakt men zich ernstig ongerust en men wenscht besliste zekerheid of de koning alleen licha melijk ziek is. DDITSCIIIiASfD. Het proces-Harden heeft dingen aan het licht gebracht, waarover ieder rechtgeaard Duitsoher zich schaamt en bedroeft. Op zedelijk gebied is Duit.schland achteruitge gaan. Hoe allerlei vuile litteratuur hiertoe heeft bijgedragen is bekend en blijkt opnieuw uit een schrijven van een Baltisch edelman, die te München studeert, aan de „Kreuz- ztg.", waarin hij klaagt over de verspreiding van „Simplizissimus": „In onze familie zijn nog dagboeken van mijn voorvaders, toen zij in Duitschland studeerden. Ik heb ze gelezen als knaap, als jongeling, en altijd dacht ik dan: „Hoe heerlijk, dat ook ik eens naar dat land zal gaan, waar men orde, besehaving en goede zeden vindt". Maar nu zie ik, dat het anders geworden is. Alles, orde, beschaving en goede zeden, vindt men onder de oppervlakte; een goede politie is noodig om een en ander in toom te houden. In de geesten heerscht anarchie, verwildering en zede loosheid. Zelfs in goede, oude, voorname families van München vind ik de vuile en zedelooze bladen als „Simplizissimus" en „Jugend", en het waren officieren, die leefd in het, Italiaansch? De gestalte legde de rechterhand op de horst, strekte toen weer den arm uit, naar den hoek wijdend, en was op eens zoo plotseling verdwenen, dat ik met mijn lin kerhand mijne oogen uitwreef, om mij te overtuigen, of er niet een of ander inge komen was. Neen, in het. geheel niets. Mijne oogen waren zwaar van moeheid, maar zij za gen toch nog zeer helder de gestalte van den heer was weg. En nu waart, gij, lieve lezeres zeker zoo spoedig mogelijk naar de andere kamer gegaan, had de deur gebarricadeerd, en was met hel hoofd onder de dekens ge kropen en had den geheelen nacht verder liggen beven als een juffershondje, of had om hulp geroepen, niet waar? Ik, Ruth von Geroldsau, ben echter van ander maaksel. Op mijn eerewoord, ik ging wel met eenig hartkloppen maar overigens ge heel zonder vrees de woonkamer heele maal binnen, en onderzocht met mijn licht, iederen hoek zonder mijn z-eldzamen be zoeker weer te vinden. In hel bijzonder onderzocht ik den hoek tusschen deur en venster waarop hij ge wezen had, zonder echter iets te vinden; zelfs geen stof ontdekte ik. mij uitlachten toen ik zeide: „Dat is een schande". Ook de dames voelen zich niet meer beleedigd door allerlei schaamtelooze figuren en „moppen". Ook zij lachen; ook zjj zijn zonder „vooroordeel". Ik geloof niet, dat zij met de teekenaars en schrijvers dier bladen in gezelschap willen verkeeren, maar hun geest, den geest van voor niets terug deinzende schaamteloosheid en ontucht, dulden zij in hun huizen, ja zelfs in hun zielen. Zij gelooven boven dat alles ver heven te zijn. Een jonge dame zeide mij: „Wat wilt gij? Dat zijn onze hofnarren. Zjj hebben het recht en den plicht onbe schaamd te zijn, wanneer zij het maar op amusante wijze zijn. Men hoort slechts met één oor en lacht er om, Meer heeft het niet te beteekenen". Welk een dwaling en verwarring van gedachten Vereeniging „voor Eer en Deugd". Wij vernemen met vreugde, dat de Ver eeniging „voor Eer en Deugd" in groei en bloei toeneemt. Naar men ons verzekert, zal dit jaar een aangroei van ongeveer 2000 jongelingen de edele ridderschap ver meerderen, terwijl op vele plaatsen de op richting der Mannen-Vereeniging voorbe reid wordt of reeds met groote plechtigheid tot stand is gekomen, zooals in Nijmegen, Oss, Helmondmannen van de hoogste maatschappelijke positie aanvaarden het lidmaatschap der Vereeniging. Volgens de(n) „Noord bra ban ter" „was te „Oss gedurende het Triduum de ruime „Parochiekerk stampvol met leden en aspi rant-leden „voor Eer en Deugd". De groote „industrie zette tijdens de oefeningen de „fabrieken stop, en een zoo groot getal „mannen en jongelingen ging ter H. Tafel „als er zelden gezien werd de Vereeniging „telt hare leden bij honderdtallen." De kerkelijke plechtigheid zet toch, men moet het bekennen, steeds de kroon op het werk en schijnt ons ook bij de mannen- vereeniging onontbeerlijkanders is het mooiste ervan verdwenen. Mogen ook in de mannenafdeeling zich duizenden leden scharen onder de banier der Onbevlekte Maagd, en overal, in onze steden en dorpen, den weg versperren voor al wat vuil en onzedelijk is. („N. K.") De Duitsche Keizer te Amsterdam. Zooals gemeld, is Willem II Vrijdag met zijn prachtig jacht „Hohenzollern" te Amsterdam aangebomen. De Koningin en de Prins ontvingen hem aan den geheel versierden kop der Handelskade. De Keizer werd door de Ko ningin allerhartelijkst ontvangen en kuste haar de hand. Niettegenstaande een hevi- gen regen reden de vorstelijke personen in open rijtuigen naar het paleis op den Dam, waar zij onmiddellijk op, het; balcon verschenen. Een ontzaglijke menigte juichte hen toe. De geheele stad was met vlaggen versierd. Na de enthousiaste ontvangst vertrok de Keizer 's avonds 10 uur naar Berlijn. Vermelden we nog den toast van onze Koningin en van den Keizer aan het gala diner ten paleize. Heelemaal gerustgesteld ging ik weer naar de slaapkamer, en terwijl ik mij uit kleedde, vroeg ik mijzelf zeer grondig, zonder eenige opwinding, af, wat ik eigen lijk gezien had, of ik wel wat had gezien, of het misschien geen optisch bedrog was. Ik meende de laatste vraag volmondig met neem te kunnen beantwoorden, voor opgesteld, dat zekere straalbrekingen on der bepaalde omstandigheden bepaalde verschijningen veroorzaken maar ik was toch ook gerechtigd, er aan te twij felen, dat deze eene zoo duidelijke men- schelijke gestalte kunnen aannemen. Het Brockenspook bijvoorbeeld. Nu ja, maar dat was toch de schaduw van een in den nevel staand mensch. Misschien, dat be neden op straat Ja, wat nog? Beneden op de straat was water, nevel en verlichting ontbraken. Onder hartelijk geeuwen gaf ik de zaak voor heden op, blies mijn licht uit, be halve den ampel, die ik als nachtlicht branden liet, constateerde dat hiet vuur in den haard zoo goed als uit was en slapte in mijn paradebed, waarvan ik de goudkleurige damastgordijnen naai' het venster toegesloten en naar den haard geopend had. (Wordt vetryolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1907 | | pagina 1