No. 140.
Dinsdag 26 November 1907.
Derde Jaargang.
ngen, Aanbestedingen enz.
KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN.
Een ongelocvige geneesheer
over de wonderen te
Lour des.
ik
BUITENLAND
ng. De recherche te Rot-
Woensdagavond aan den
V. O. uit Brui nis se,
ing doo-r den officier van
r i k z e e, wegens valsch-
fte, was verzocht.
/an 13 tot en met 19 No-
ijn in Zeeland voorge
en van typhus en febris
an, roodvonk en 10 van
weten van typhus en fe-
1 geval te St. Maartens-
ierikzee; van roodvonk 1
'ngen, 1 te Middelburg, 1
uburg, en 1 te Vlissingen;
1 geval te Boschkapelle,
Neuzen, 1 le Westkapelle,
en 1 te Zonnemaine.
G. Woensdag werd aan het
t Provinciaal bestuur van
besteed het. herstellen of
n eenig© Provinciale wa-
en wegen met hun onder-
e drie jaren, ingaande 1
n 21 peroeelen.
~te perceel, straatweg van
Zijpe, raming f 4550, schre-
n T. J. van Tilburg f 4224;
Burgh, f 4350J. van der
17L. van de Velde, Brui-
I. Douw, f4270; P. M.
•n M. van der Linden f 4297.
eede perc. veardam en stei-
raming f 420, was geen in-
roor het derde, steiger, toe
wachthuisje bij Stavenisse,
schreef alleen in de heer
i Gz., Stavenisse, f 720.
rie perceelen gecombineerd,
ven door de heeren M. Krij-
f5450; I. Douw, f5540; J.
Lz., f5197; C. Boller Cz.,
187.
noemde plaatsen zijn Zie-
ierde, grindweg langs Wol-
ming f 3010; het vijfde, veer-
enz. te Wolphaartsdijk, ra-
et zevende, 'steiger enz. te
■e, raming f 410het acht-
steiger enz. te Katsche veer,
het negende, steiger, toe-
te Borsele, raming f 687,
ponton met toegangsbrug
gs-dukdalven, plateau, met
plaats en kantoor enz. te
ming f 292waren geen in-
r elk afzonderlijk,
esde: straatweg van Goes
'enpolder, raming, f 2306,
heer W. Wandel, Nieuwer-
295.
rceelen 4 tot en met 10 ge-
"erd ingeschreven door de
Panny, Krabhendijke, f 7994,
s Pz„ "Kapelle, f8085, A. Ja-
f7990; A. FouAraine, idem,
sten Cz., Wemeldinge, f 7750
iide Az., Kattendijfce, f 7590.
elfdei perceel, veerdam met
a afrit en wachthuisje te Cam-
ing f586, waren inschrijvers
de Jonge, Middelburg, f 666,
n, Burgh, f 606 en A Bakker,
f652.
aalfde, steiger, veerdam enz.
raming f 820, schreef in de
later, Cortgene, ad f803; en
perceelen gecombineerd wa
rns de heeren H. J. Hubregtse,
f 1500, J. de Kater, f1430,
nans, Middelburg, f 1598, II.
1440 en J. de Jonge, f1620.
van onwaarde,
en 13 tot en met 16 betroffen
en wederzijds Sluis, raming
len grooten weg bij' Breskens
en die van Groede naar
raming f 2812van Schoon-
1.1 zendijke, raming f3641 en
rg naar Zuidzande, raming
peroeelen afzonderlijk was
inschrijver, maar voor deze
I schreven in de heerenP.
Groede, f 7393, A. Risseeuw
7427, W. Woittier f7698, J.
de Sande f 7489, C. .1. de
A. van Male, Schoondijke,
L. du Burck f 7439.
ijvers, wier woonplaats niet
wonen te Breskens.
ingeschreven voor:
iende perceel, straat- en grind-
rzen naar Axel, raming f 6145,
jren J. Cambeen, Hontenissei
e Vos f 6780 en P. C. van der
'beiden te Neuzen;
ende, 'straat- en steenslagweg
Irden na,ar Hulst, raming f4937,
eren J. Cambeen, f5000 en J.
iet, Walzoorden, f 5287
(iende, steigerdam met steiger
soorden, raming f 624, door de
ambeen, f 543 en J. F. A. Pol-
igste: steiger van den Provin-
mbootdienst op de Wester-
feuzen, raming f 220, door den
8alkenstein te Neuzen f210.
perceelen, 17, 18, 19 en 20
rd waren geen inschrijvers,
een-en-twintigste perceel: drij-
egplaats, 'steenkolenbexgplaats,
singen, raming f 640, waren in-
,e heeren: H. Jansen Jr., Mid-
05 en D. Bijl, Vlissingen, f 519.
n zijn alle per jaar.
Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes fO.75, daarbuiten f 0.95
Afzonderlijke nummers k contant „0.05
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD
voor abonné's f 0.37'/j, voor niet-abonné's„045
Advertentiën ran 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend.
Dienstaanbiedingen 6 regels voor 25 Ct. k contant.
Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjja.
Een Fransch blad, de „Express de
L'Ouest", bevat een brief, gezonden door
dr. Louis D een geneesheer, die, toe
vallig te Lourdes aanwezig was ©enigen
tijd geleden, aan een vriend, waarin ge
noemde dokter verhaalt, eerlijk en open
hartig, hetgeen hij in de gezegend© grot
bijgewoond en inwendig gevoeld heeft,
De brief luidt:
„Toen ik hier' voor twee weken aan
kwam geloofde ik niet aan mirakels. Ik zei
tot mij zelven de wetten der natuur zijn
onveranderlijk; nooit stelde men weten
schappelijk bovennatuurlijke feiten vast.
't Is waar dat men van zes en dertig
wonderen verteltmaar ik zou willen
zien vooraleer te gelooven.
Verleden jaar behandelde ik in 't gast
huis een jong meisje dat verlamd was in
de beenen. Ze kwam terug van Lourdes,
en vertoonde zich aan mij, gaande zonder
steun. Ik schreef de genezing toe aan de
zenuwen, aan auto-suggestie, aan vrou
welijke overgevoeligheid. Geneeskundig ge
sproken, dit geval bracht mij er toe in het
„bovennatuurlijke" een eenvoudige uiting
der hysterie te erkennen.
Wat dokter Boissarie betreft, ik be
schouwde hem als een kwakzalver: te
Lourdes dacht ik, doet men niet aan we
tenschap. Ik leefde gelukkig in mijn twij
fel, toen zekeren avond mijn vrouw en
dochter me zeiden: „We willen Lourdes
zien. Daar wij gewoon zijn in Augustus
te reizen, willen we nu eens naar dien
kant gaan".
Ik stemde toe, om haar aangenaam te
zijn. Als toerist zou ik door schoone stre
ken trekkenals geneesheer kon ik wel
licht eenige waarnemingen doen.
Op een heeten dag kwamen wij aan. Ik
was vermoeid, doch mijne nieuwsgierig
heid won het op mijn vermoeienis; ik be
gaf mij naar de grot om. een blik te wer
pen op dit „beruchte mirakelnest". Er was
veel volk. Lieden zaten er te bidden met
uitgestrekte armen. Groote kaarsen ston
den er te brandenzij bedekten met zwart
roet honderden krukken die aan den wand
der rots opgehangen waren. Ik zeide bij
mij zelf: „IK wilde wel, in plaats van
die krukken, de genezen beenen zien....,
'tkost niet veel die stukken hout daar
achter te laten; thuis gekomen vindt men
er andere, en de klucht is gespeeld. Cle-
ricaal bedrog, anders nietl"
Ik begaf mij naar 't „Bureau des con-
statations". Ik verwachtte dat ik beleefd
de deur zou; worden gewezen, daar ik
te boek stond, als niet zeer katholiek;
men zou van mijnentwege te partijdige,
misschien wel te hinderende opmerkingen
duchten
In 't geheel nietl.... Ik werd er ontvan
gen als een oude kennis. Dokter Boissarie
en de aanwezige geneesheeren er wa
ren er drie of vier onderhouden zich
met mij omtrent hetgeen zij gezien heb
ben. De eene waren partijgangers, de an
dere vjjanden van het bovennatuurlijke;
maar zelfs de tegenstanders bekenden, dat
er te Lourdes dingen gebeuren, welke nog
onverklaard blijven.
Ik wachtte geduldig totdat er een nieuw
feit gebeuren zou, toen men een jonge
Vendeesche binnenbracht. Zij zei, dat zij
aangetast was door een tuberculeuze won
de aan de lenden, en sedert verscheidene
jaren ziek was. Zij bevestigde plotseling
genezen te zijn in het bad.
„Onderzoek haar", zei me vriendelijk
dokier Boissarie.
Ik deed de zieke in het bijzonder zaaltje
stappen. De lenden, daargelaten lidtee-
xens, waren normaal. De bewegingen los.
Het scheen me toe dat het linnen bevlekt
Was geweest met etter.
Ik was verbaast bijna getroffen
'mor dit vreemdsoortig geval, toen in mij
du gedachte opkwam' aan 't meisje het
Certificaat te vragen, dat haar ziekte
v&ststelde.
„Ik heb er geen, mijnheer", zei ze mij.
Mjjn geloof verdween nu. Wie bewijst
He, dat die persoon lijdende geweest was
Ik deelde aan de geneesheeren mijn ont
goocheling mee.
Een gedienstige priester verklaarde dat
«et hem gemakkelijk was langs telegrafi-
schen weg het certificaat te bekomen.
"Mssarie had er vrede mee, maar ik
dacht: „Getuigschriften na 'tfeit?.... Door
dien goocheltoer laat ik mij niet vangen...
Wanneer ik authentieke handteekens zie
staan onder ziekte-vaststellingen, die ik
zelf nagegaan heb, ol dan maar ik wacht
er op
In 't hotel weergekeerd, vond ik mijne
vrouw en mijn dochter weer. Zij verklaar
den mij, dat zij zich verveelden en wil
den vertrekken. Ik antwoordde haar dat
ze konden gaan, waar het haar goed dacht,
doch dat ik bleef.
Ik wilde handteekens van bekende dok
ters: Ik heb de beroemdste namen die 't
minst van clericalism© konden verdacht
worden onder de certificaten zien staan.
Beter nogik heb zelf echte zieken ver
zorgd in het gasthuis der Zeven Smarten.
En denkende aan zekere wonden zei ik
bij mij zelven: „Dat is nu toch wel on
geneesbaar I"
's Anderendaags waren er die ik gene
zen zag I Ik heb twee borstlijders, tering
lijders in den uitersten graad, onderzocht,
allebei veroordeeld tot een spoedigen
dood. De eene, heeft men mij gezegd, had
zijn leven opgeofferd voor de genezing van
den anderen. De eerste is 's anderendaags
overleden op 'tuur, dat de andere het
bad verliet met nieuwe longen.
Toen ik mijn oor aan zijn borst bracht
vernam ik geen het minste ratelen meer.
Ik heb een man onderzocht, die sinds vijf
jaar met een blindheid geslagen was. Hij
had zich in het gasthuis Rotschild aan
geboden, waar men hem niet aangeno
men had, omdat zijn geval ongeneesbaar
was.
Hij was dan naar het gasthuis „Quinze
Vingt" gebracht. De doctors hadden eene
netvliesontsteking geconstateerd, waarvoor
de geneeskunde zich machteloos verklaart.
Den dag van heden ziet die man uit
stekend. Hij heeft niet één vierde van
het gezicht teruggevonden maar vier
vierden.
Men moot geneesheer zijn en de hope-
looze traagheid der natuur- kennen om door
de plotselinge vervormingen niet uit zijn
lood geslagen te worden.
Wat degenen betreft, die aan de zenu
wen het verkrijgen van schoone, frissche
longen of de verkleining ©ener breuk toe
schrijven, die beschouw ik als waardig om
te Charenton, een gekkenhuis, opgesloten
te worden.
Toen ik bij mij zelf zei, dat het gebruik
te geneesmiddel dei indompeling is van
eenige stonden in een water, koud ge
noeg om den gezondsten mensch te ver
kleumen, dat flit water de horstlijders
moest afmaken, dat het geene kracht kon
hebben om oogen te openen, beenderen
aaneen te brengen, wonden te sluiten,
was ik door oen duizeling aangegrepen.
En nog wordt het geneesmiddel van 't
water zelfs niet altijd aangewend! Plotse
ling en zonder schijnbare reden gebeuren
genezingen; velen voelen herstel aan de
grot, anderen bij hun terugkomst, altijd
op oen onvoorzien oogenblik en in om
standigheden, die in het oneindige ver
schillen.
Men voelt dat een hoogere Macht de
rijen pelgrims voorbijgaatDe geloovigen
zeggen dat het de H. Maagd is... 't Is
waarljjk schoon en troostend.
Gij weet dat ik mijn indrukken niet ver
bergen kan. Gelukkig dat ik noch jood,
noch vrijmetselaar ben, en eerlijk leef,
zoodat ik zonder vooringenomenheid ben
tegenover de katholieken. „Ik ben voor
de waarheid". Welnu, de waarheid ga ik
u zeggen.
„Ik geloof aan, het mirakel omdat ik
het gezien heb".
Trek uit die bekentenis, beste vriend,
niet het besluit dat ik bekeerd ben. Ik
heb niet gebiecht en ik heb mijn bede
vaart te Lourdes gedaan zonder te com-
municeeren. Doch ik voel dat de onge-
loovigheid, welke ik ten opzichte van het
bovennatuurlijke aan den dag legde, een
dwaasheid is.
Wanneer men tegenover zulke feiten
staat, is liet om persoonlijke redenen en
niet om wetenschappelijke redenen dat
men Gods tusschenkomst loochenen kan.
Ik heb beloofd het volgende jaar te
rug te keeren. Wie weet? Misschien zal
de H. Maagd zich tot mij neigen en mijn
ziel genezen. „Dat zal niet het minste
harer mirakelen zijn".
FRANKRIJK.
Artikel 2 der roofwet is nu ook aan
genomen.
Wel was er reeds de vorige week eenig
ontwaken van rechtvaardigheidsgevoel aan
de Linkerzijde waar te nemen en Labori
verdedigde thaDS nog eens zijn amendement,
waardoor ook de erfgenamen uit zijlijnen
recht zouden verkrijgen of liever behoudeD
om aan de Kerk vermaakte goederen welker
voorwaarden niet werden vervuld, terug te
krijgen. En evenzoo betoogde Chaigue dat
de novelle geen uitlegging der wet van 1905
was, maar een geheel nieuw feit, waarbij
feitelijk de kathotieken niet meer door de
zelfde rechtsbeginselen worden beschermd,
waaronder anderen staan.
Briand beweerde, dat de fout zit in 't
niet oprichten van cultnsvereenigingen
daarom vervallen de bij schenking of tes
tament aan de Kerk gegeven goederen
En de Kamer verwierp met 332 tegen
218 stemmen het amendement-Labori.
Onze lezers kennen de schandelijke rechts-
en wetsverkrachting, waaraan de Fransche
regeerii g zich in het jongste ontwerp-Briand
schuldig maakt met betrekking tot de
kerkelijke goederen en schenkingen.
Het is gewoonweg wettelijke struik-
rooverij, die de regeering voorstelt, een
formeele aanslag op het eigendomsrecht
der katholieken.
Reeds hebben zestig rechtbanken uitge
maakt, dat de toepassing van het beruchte
art. 9 der Scheidingswet, welk artikel de
heer Briand thans voorstelt tb sanction -
neeren met een aanvulling, welke daaraan
terugwerkende kracht verleent, inbreuk
maakt op het gemeene recht.
En in de Kamer zelve zjjn, ook van Links
stemmen opgegaan, o. a. die van mr. Labori,
om te waarschuwen en te protesteeren tegen
znlk een gevaar brengen van alle rechts
beginselen.
Het kan Briand en zijn anti-clericalen
bondgenooten eenvoudig niets schelen.
Vroeger heette het, dat de Kerk een
-bevoorrechte" positie bekleedde, waaraan
in 't belang des lands eD ter wille der
gelijkheid een einde gemaakt moest worden.
Thans echter stelt men de katholieken,
waar het den eeredienst betreft, naar het
vrijwel eenparig oordeel van rechters eu
rechtsgeleerden buiten het gemeene recht,
als gold het de meeste natuurlijke zaak
ter wereld.
Tegen de Kerk is nu eenmaal alles ge
oorloofd in Frankrijk.
Briand heeft een slaafscbe meerderheid
achter zich, en hij verdedigt zijn ontwerp
dan ook niet op gronden aan het recht
ontleend, maar met motieven au politieken
en electoraten aard.
„Hjj heeft", zegt de correspondent der
,.N. R. Ct." over het kamer-debat van
Woensdag, „met handig aangebrachte ge-
voels- en verkiezings-argumenten al de aar
zeling of wroeging, die de scherpe juridische
bestrijding zijner tegenstanders en in het
bijzonder het energiek beto g van meester
Labori mocht hebben opgewekt, uit de
radicaal-socialistisch-anti-clericale gemoede
ren verdreven,"
En ook dezen correspondent is dit bedrjjf
van den Fransehen bewindsman te machtig
Want wel prjjst bij hem nog voor „de
meesterlijke en beleidvolle wijze, waarop
hij de uitvoering der Scheidingswet door
alle moeilijkheden geleid heeft."
Maar zoo laat hij daarop volgen
„het is de vraag of hjj door zijn jongste
wijzigingsontwerp, dat nog wel niet voor
1 Januari 1908 wet zal zijn, maar waarvan
hij heden toch door een reeds kwijnende,
maar toch nog volgzame meerderheid in de
Kamer de essentieele bepaling wist te doen
aannemen, niet misbruik gemaakt heeft van
zijn gezag en redenaarstalent en of bij niet
bezig is, zijn roemrijke rol in een zoo be
langrijk gedeelte der jongste Fransche ge
schiedenis te doen vergeten."
Over die „roemrijke rol" zullen wjj maar
zwjjgen.
De Scheidingswet vertoont niet slechts
op één bepaald punt, maar in 't algemeen
zulke monstruositeiten, dat daartegen ook
bij herhaling door onbevooroordeeld libe
ralen verzet werd aangeteekend.
En bovendien kan een minister, die over
een slaafsche meerderhied beschikt, heel
gemakkelijk zulk een „roemrijke" rol spe
len.
Dat thans echter ook de Parijsche cor
respondent der „N. R. Ctzij 't dan ook
vrij zacht, protesteert, bewijst wel, hoe
verregaand het gedrag der Fransche regee-
ring geworden is, en tot welk een brutalen
aanslag op eigendom en recht haar anti-
clericale politiek heeft gevoerd.
Francois Veuillot vergelijkt de Kamer
meerderheid die art. 2 der scbeidingsno-
velle aannam met de bende die onder aan
voering van Thomas stelselmatig de kost
baarheden der kerken stal.
„De oplichters van kerkegoederen zijn
niet allen in, de gevangenis; 332 leden
der bende hebben in 't Paleis Bourbon ge
werkt.
Toch aarzelen wij nog om de meerder
heid van het bloc en den heer Briand,
zijn chef, met den dief Thomas te verge
lijken, we vreezen onbillijk te zijn jegens
Thomas.
Thomas is een vrijbuiter; hij maakt
zich meester van het goed v.an anderen
om zijn genoegens en lusten te betalen.
Maar hij is niet zoo' huichelachtig, om te
beweren dat zijn roo-verij wettig is, noch
oek dat hij den buit aan de armen wil
verdeelen.
Briand daarentegen en zijn medeplich
tigen pochen bij hun diefstallen erop dat
zij een zeer nette daad verrichten; en
zalvend getuigen zij van hun onbaatzuch
tige liefde voor de ongelukkigen".
Nog een ander verschil is er, zegt Veuil
lot: Thomas waagde het desnoods schande
en gevangenis te beloopen; de olficieele
plunderaars worden niet gestraft en blij
ven in de schatting van 't publiek nette
lieden.
Misschien ook kan men van hen zeg
gen, dat ze het geld der kerken niet in
hun eigen zak steken.
Maar het berust toch in handen van
hun kiezers, dusi profiteeren zij er ten
slotte toch van.
Heldhaftige geloofsdaad.
Een mooi incident viel voor bjj de
verschuiving die het grootste en voornaam
ste gedeelte van het Fransche dorp Felines
deed verdwijnen en waarbjj als het laatste
gebouw de kerk instortte.
De kerk stond nog, maar vertoonde een
scheur, die ieder oogenblik grooter werd
en het H. Sacrament was in het Taber
nakel. Wat gedaan? vroegen zich de dor
pelingen af, die rondom hot krakend ge
bouw stonden, met de oogen gericht op
het altaar. De pastoor bevond zich als sol
daat in de kazerne te Lyon, de naastbij-
zijnde pastoor zou aankomen, als de kerk
al lang ingestort was en het Allerheiligste
ontwijd. De muren kraakten, ieder bood
zich tot redding aan, maar ook ieder
schroomde de Gewijde Hostie aan te ra
ken. Den vroomste viel de err ten deel,
en terwijl het puin op hem viel schreed
hjj naar het koor toe, opende onder bljj.
ken van grooten eerbied het tabernakel,
hulde het Heilig Sacrament in fijn linnen
en schreed toen langzaam terug. Met het
Allerheiligste in de handen, bevende van
eerbiedige ontroering, ging hjj langzaam
naar de mairie, gevolgd door het heele
dorp, dat zich plotseling processiegewjjze
achter hem had opgesteld, en in het ge
meentehuis werd het H Sacrament voor
zichtig op de groote talel van de verga
derzaal geplaatst.
Na één uur of zoo kwam de pastoor
van Rochebaudin, dien men gewaarschuwd
had, en nam de H. Hostie mee naar zjjn
kerk.
Niet te vroeg had men het H. Sacra
ment uit de kerk gehaald want nauwelijks
was de stoet voorafgegaan door den red
der, op weg naar de mairie of de kerk
stortte met vreeseljjk gekraak in. (Geld.)
De gouverneur van Madagaskar, Augag-
neur, heeft een lezing gehouden voor vrij
metselaars waar hjj zjjn houding als gou
verneur tegenover de protestantsohe zen
delingen verdedigd heeft. De vergadering
der loge gaf in een lange motie haar inge
nomenheid met de opvattingen en daden
des anti-clericalen gouverneurs te kennen.
Natuurlijk!... de loge is tegen elk
geloof.
Twee jaren geleden droeg de Academie
van geneeskunde te Parijs aan Fernet op,
in een aantal gasthuizen, tehuizen en
krankzinnigengestichten daar een onderzoek
in te stellen naar de sterfte ten gevolge
van drankzucht.
Thans heeft Fernet zijn verslag uitge
bracht, waarin hij tot de slotsom komt, dat
alcoholisme in Frankrijk een van de voor
naamste doodsoorzaken is. Bij een derde
gedeelte van de sterfte is drankmisbruik
een voorname oorzaak. Het is de eenige
of eerste oorzaak van den dood voor een
tiende van het aantal sterftegevallen (10 20
pet.)en een bijkomstige oorzaak of een
invloedrijke factor voor meer dan twee
tiende (23.61 pet.) van de sterfgevallen. Bij
krankzinnigen is alcoholisme in de helft
van de gevallen de oorzaak van den dood.
„Het drankmisbruik eindigt Femet
is een werkelijk maatschappelijk gevaar
allen wien de openbare gezondheid eenigs-
ter harte gaat, zijn verplicht, er de aan
dacht op te vestigen en het te bestrijden."
OOSTENRIJK.
De zesde Oostenrjjksche Katholiekendag
is gesloten. Zij is ditmaal geworden een
indrukwekkend? uiting van het katholieke
leven in de monarchie aan deze zjjde van
de Leitha en een bewijs voor de toenemende
kracht daarvan. Het gaat thans niet meer
aan voor de liberale Oostenrijksche pers
met de Katholiekendagen den spot te drjj-
ven, zooals zij dat vroeger placht te doen,
want op dezen Katholiekendag is heel het
katholieke Oostenrjjk bijeen gvweest: kar
dinaal, bisschop, minister, burger, werkman,
boer, aristocraat, ambtenaar, professor, leer
jongen en allen ééu van hart en één
van zin. Het is nu geen stamelen meer, dat
uit den mond der Katholieken klinkt, neen,
het zijn woorden van kracht en van kiachtg-
bewustzijn. Vandaar dat de liberale pers
met de „Neue Freie Presse" aan het
hoofd alarm blaast. Zij ziet de Katho
lieken op politiek en economisch terrein
saamgebraeht tot één eendrachtige compacte
massa en heeft het parool vernomen van
dr. Lueger, den grooten leider: „Nu moe
ten wij ook onze universiteiten gaan her
overen!" Zij weet dat het nu ernst wordt
en de socialistische bladen begrijpen zulks
evenzeer. Daarom schimpen en schelden zjj
op de congressisten als op een „aanmati
gende, grootsprekende, verwaande menig
te"; daarom gewagen zij van „brutaliteit
en overmoed" van het „geschreeuw om
buit, hetwelk opgaat uit het heirleger der
zwarten". En zij roepen de Duitsch-vrjjzin-
nigen op om toch in 's Hemelsnaam zich
aan te gorden tegen het „clericaliame". Dat
alles zijn goede verschijnselen, en de lof
spraken, door den H. Vader tot het Katho
lieken-Congres te Weenen gericht in een
thans woordelijk bekend geworden
schrijven aan Zijne Eminentie Kardinaal
Gruscha, aartsbisschop van Weenen, waren
ten volle verdiend. Zjjne Heiligheid prjjst
daarin vooral de eenheid en den moed onder
de Katholieken van Oostenrjjk eu stelt hun
ten voorbeeld de vjjauden der Kerk, die
ook na geleden nederlagen, van geen ont
wapening, van geen wapenstilstand willen
hooren.
De liberale Duitsche partjjen in Oosten
rijk hebben gemeend een motie te moeten
aannemen, waarin tegen „het op den Ka
tholiekendag tot uiting gekomen streven
ter verovering der scholen, in hot bjjzonder
der hoogeschoten uitgebrachte beschuldi
gingen met den meesten nadruk wordt
geprotesteerd". Het spreekt vanzelf dat het
den heeren, die langer dan een menschen-
leeftjjd Oostenrijk volgens hun liberale
d. w. z. anti-godsdienstige, atheïstische
grondbeginselen regeerden, zwaar moet val
len zich te schikken in den nieuwen loop
der omstandigheden. Doch daar helpt nu
eenmaal niets aan; zij zullen zich vertrouwd
dienen te maken met de gedachte en dienen
te berusten in het feit, dat in Oostenrjjk
de heerschappij van het liberalisme op school
gebied voor goed gebroken is. Dank zjj den
jarenlangen onvermoeiden jjver van de voor
mannen der katholieke sociale actie mot
burgemeester Lueger aan de spits(Tijd.)
RUSLAND.
Treurige toestand in Zuid-
Rusland. In geen Russische stad heer-
schen zulke vreeselijke toestanden als in
Odessa. Gewelddadigheden zjjn er aan de
orde van den dag. De handel is verlamd
en de burgerjj verkeert in een voortdurenden
staat van opgewondenheid. Dit alles te za-
men maakt, dat men den komenden winter
met angst tegemoet ziet. Nergens ook wo
nen zooveel joden als in deze stad. Op het
half millioen inwoners, dat Odessa telt,
waren er tot voor korten tijd .240,000.
Thans is dit getal sterk verminderd, daar
ieder, wiens financiën zulks maar 67en
toelieten, de stad ontvluchtte. De toestan
den, die or oogenblikkelijk heerschen, spat
ten met elke beschrijving. Winkels, kanto
ren en banken worden op klaarlichten dag