laas-Etalage iet aandacbt. italage Sigaren-Magazijn :SEE, Goes. No. 188. Donderdag 21 November 1907. Derde Jaargang. )N, Utrecht. eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. traat C 31, GOES. -N I N G INGEH-ROUTS. n's purgeer en verende pillen, Odeurs 'abriek, Amsterdam. I* sseharing cafesserolmops k en Vetwaren. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. FEUILLETON. De Vijanden van ons Geloof. ui. rEÜÏLL£TQM7 Het Geheim van het Paleis. Menschen en Dieren. avelend, oote hitte ia het raad- 1 wie lijdt aan Ver- Moeielijke Stoelgang, 'pijn, Koofddraaiïngen tslag en Velziekteneen abruik te maken van |ied te zuiveren en te I Zjj verfrisschen het geven de gezondheid. Iiheer levreden u te kunnen dat ik van uwe wou- Idpillen voldaan ben ge len uitmuntend geuees- verstoptheid, van ge- Ibruik veroorzaken deze Imgemak noch buikpijn. |eral kenbaar maken. mijnheer, de erkente- iier beate gevoelens. I'. g.) Zuster J. Overste. Lambrecht Woluwe. cent per doos van 30 pillen. par bij de firma SCHUL- Middelburg; verder te JR. MULDERte Middel- ROOS: te Vlissingen HELER; te Ovczand bij Rilland bij DE GOFFAU J bij W. POTTER; te f:e bij DE COCK. li ajour-rand. in de fijnste soorten. oote verscheidenheid. mixed pickles-, melk-, pecerl)- en wijnsaus. 2 E B I E D. isch geslacht. f 0.66 per Kilo Kilo. 70 per Kilo per Kilo. ÜUZEL Kilo b veer f7.per ba». DVET I ouden te 's Bosch 1907. Is lo f60. pstens 50 Kilo f58. m staat mits franco voor het men. ekenden rembours. WE ZEEIIWSCHE OIUM Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes fO.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers A contant 0.05 GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor abonné's f0.371/,, voor niet-abonnè's„046 Bureau: LANGE VOR5TSTRAAT, GOES. Advertentiën van 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 23 Ct. k contant. Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Wij vestigen de aandacht der lezers op ons nieuw, zeer boeiend feuilleton, dat we zooveel doenlijk geregeld zullen plaatsen. Een tweede vijand van ons geloof is het godsdienstloos onderwijs, dat is het on derwijs zooals het op onze openbare scho len gegeven wordt en gegeven moet wor den. Het openbaar onderwijs beteekent den ondergang van het katholiek, ja, van alle christelijk geloof. De ongeloovigen van de vorige eeuw hebben goed geweten, wat zij deden, toen zij, gebruik of liever misbruik makend van hun oppermacht in den lande, aan ons christelijk volk, ©en zoogenaamde school boven geloofsverdeeldheid wilden opdringen en ook inderdaad opgedrongen hebben. Zij begrepen maar al te goed, dat wan neer zij er in wilden slagen, ons volk ongeloovig te maken, zij moesten begin nen met reeds het no,g jeugdige kind aan den invloed van gelooi en godsdienst zoo veel mogelijk te onttrekken. En welk middel was daartoe meer ge schikt dan de godsdienstlooze school? De jeugd moest nu eenmaal onderwe zen worden, welnu, de overheid zou zorgen, dat het te geven onderwijs gods dienstloos zou zijn. De wet op het lager onderwijs noemt elf vakken, waarin, onderwijs gegeven moet worden, en' bovendien nog tien andere, waarin onderwijs', gegeven kan worden. Maar zelfs onder deze laatste heeft de godsdienst geen plaatsje mogen vinden; de godsdienst is ten eenenmale uit ons openbaar onderwijs uitgesloten. En alsof dit nog niet genoeg ware, wordt er nog uitdrukkelijk bepaald, dat het ge ven van godsdienstonderwijs overgelaten blijft aan de godsdienstleeraren. En nu heeft men wel getracht, ons volk een rad voor de oogen te draaien en het te doen gelooven' dat men den grootst mogelijken eerbied voor geloof en gods dienst heeft. En daarom moet de openbare onder wijzer zich onthouden „van iets te leeren, te doen of toe te laten wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de gods- i). Ik heet of liever ik heette toen ter tijd Ruth, vrijvrouw© van Geroldsau; ik was de laatste spruit van een oud,' maai", ver armd Duitsoh adellijk geslacht, ten be hoorde als wees bovendien tot de benij denswaardige schare van die arme vrou welijke wezens die hun leven als hulp der huisvrouw, juffrouw van gezelschap en in dergelijke prettige yerkkringen slij ten moeten. Mij was het in die betrekkin gen nog niet eens zoo slecht gegaan als, vele anderen, want ik had het geluk al tijd goede, lieve en verstandige menscben te vinden, die, mij als vergoeding voor mijne diensten ten; ruimste toestonden mensch te zijn en niet alleen machine. Er zijn werkelijk zulke menschen, man mag zeggen wat men wil. Alle goede dingen bestaan in drieën, zegt het spreekwoord, zoo had ik dan ook van het begin dezer geschiedenis reeds drie ondervindingen op dat gebied achter mij. Ik had allereerst een lief bruidje aan haar uitzet geholpen, toen ©ene vriende lijke dame naar Amerika begeleid en ten laatste eene engelachtig geduldige zieke in Montreux gezelschap gehouden. De ar me was daar helaas gestorven, dus moest ik voor de vierde maal naar ©en dak bo- dienstige begrippen van andersden kenden". En daarom schrijft do wet voor, dat het schoolonderwijs „onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden moet worden dienstbaar gemaakt aan de op leiding der kinderen tot alle christelijke en maatschappelijke deugden". Maar dan vragen wij, of het dan niet in strijd is met de godsdienstige begrip pen der geloovigen, wanneer die gods dienstige begrippen eenvoudig1 worden doodgezwegen En wat tel zeggen van een opleiding tot alle christelijker deugden, wanneer de eerste der christelijke deugden, het geloof, daarvan wordt uitgezonderd? Maar geloof is in de oogen der liberale hoeren natuurlijk ook geen deugd, dat is eendomheid I Nu spreekt het van zelf, dat een kind, hetwelk in de school met alle zorg on derwezen wordt in lezen, schrijven, reke nen, Nederlandsche taal, vaderlandsche geschiedenis, aardrijkskunde, kennis der natuur, zingen, teekenen en gymnastiek en nuttige handwerken, maar in diezelfde school nooit iets hoort van God" of gods dienst, noodzakelijk den indruk moet krij gen, dat God en godsdienst dingen zijn, die de moeite van het bespreken niet waard zijn. Dat als men maar lezen, schrijven enz. geleerd heeft, men het andere gerust kan achterwege laten. En wie geleerd heeft, geloof en gods dienst als zaken van geen of slechts zeer ondergeschikt belang te beschouwen, hij moet noodzakelijk onverschillig worden voor het geloof en onverschilligheid is de eerste stap op den weg naar het on geloof. Vandaar dan ook dat onze Moedei' de H. Kerk, bij monde van Paus en Bisschop pen, ihet godsdienstloos onderwijs met kracht en klem heeft veroordeeld. Mochten alle katholieken het gevaarlijke van het openbaar onderwijs inzien! J. T. (Slot). Het zou te ver voeren, vervolgde de eerw. pater Serafinus, om uit te wijden over de vele bewijzen welke de wijsgee- xen aanhalen voor de onstoffelijkheid en geestelijkheid der ziel. Die ziel streeft naar waarheid, zij zoekt de wetenschap, beoefent kunst, ven mijn hoofd omzien. Daar ik echter in den vorm van >eene kleine lijfrente een stuivertje voor den dorst bezat, en van •mijn salaris ook eene kleinigheid had over gespaard, behoefde ik niet de eerste de beste betrekking aan te nemen, en kon ik mij de weelde van kiezen veroorloven. Op het bemiddelingsbureau voor be trekkingzoekenden, |dat mij tot nu toe „geplaatst" had, had ik een goede be kende, die aan mijn overleden vader veel te danken had en dat zelfs niet vergat toen de dochter van zijn vroegeren chef als betrekkingzoekende hem weer onder de oogen kwam. Tot deze dankbare ziel wendde ik mij ten vierden male en ont ving per omgaande de vraag, of ik even tueel naar Italië wilde gaan. De firma had daar een „prima post" te bezetten en daar zij van mij de meeste goede ge tuigen kon geven, zou men de betrekking voor mij open houden. Telegraphisch ant woord werd per ommegaande verzocht. Het betrof eene; Duitsche voorlezeres van adellijke familie voor eene dame der hooge Italiaansche aristocratie; het was een betrekking zooals niet tweemaal in een jaar of tien voorkomt, en het salaris was niet alleen ruim voldoende, maar zelfs onbegrijpelijk hoog. Ja, waarom zou ik het niet doen Naar Italië, het land mijner droomen I "Dé zaak lokte mij zoo aan, dat ik per omgaande telegrapbeerde dat ik aannam, hoewel 'het wijzer geyreest was te infofmeeren, hoe deugd en Godsdienst: alle stoffelijke din gen; daarom moet ook de ziel onstoffelijk en geestelijk zijn. Bij het verwijzen naai de kunst wees spreker op het feit dat de moderne kunst onder de leuze l'art pour l'art (de kunst om de kunst) zoo .schandelijk misbruikt wordt. Hij ver wees naar de vuile romans, schandelijke beelden en platen; ear hij wekte de Veree- niging „Voor Eer en Deugd" op om met kracht de verbreiding van die pest. tegen te gaan. Naast de kunst is 's menschen gods dienst ;een. schoon bewijs voor de onstof felijkheid en geestelijkheid der ziel. Houdt de dierenziel bij den dood op te bestaan, de menschenziel is onsterfelijk; ook deze waarheid vond ten allen tijde be strijders. De loochening der onsterfelijk heid is echter bij velen niet anders dan een vakmen; wenscht niet te zijn na deai dood, liever dan ongelukkig te zijn. Maar onder alle volkeren wordt getui genis afgelegd, dat de ziel het lichaam zal overleven. Uit voorbeelden der Da- jaks toonde spr. dit aan. Om de onster felijkheid der ziel aan te toonen moeten twee zaken bewezen worden: lo. dat de ziel uit zich zelf niet zal ontbonden wor den en 2o. dat de Schepper haar niet zal vernietigen. Nu, wat geen stof, een geestelijke zelfstandigheid is, kan niet ont bonden worden. Wat de Goddelijke Al macht betreft, zeker kan God de ziel ver nietigen, maar dat zou in strijd zijn met Zijn rechtvaardigheid en goedheid. Onze ziel is, zoolang we leven, opge sloten in den, kerker van ons lichaam, zoekend naar een op aarde niet te vinden geluk. Met ddstelen en doornen is 's men schen levenspad bezaaid, maar wij we ten ons te troosten niet de gedachte, dat eens het uur onzer verlossing zal slaan, dat ionze ziel, voor ondergang behoed, zal ingaan in een beter leven. Indien de hoop op een heter leven hier namaals verijdeld werd, indien onze ziel tegelijk met ons lichaam werd verdelgd, wat zouden wij dan moeten denken van God, die ons deze hoop heeft ingescha pen. En God is oneindig trouw in Zijn beloften. Zou het geen trouwelooz© wreed heid zijn jegens zijn uitverkoren schepsel den mensch te bezieten met verlangens, die niet zouden kunnen bevredigd wor den. Gods oneindige goedheid is ons dus een waarborg. Maar ook Zijn rechtvaardigheid zegt ons, dat de ziel onsterfelijk is. Wanneer hier op aard© de ondeugd wordt verheer lijkt en de deugd bespot, de goddelooze in vreugde en de godminnende ziel in lij den is, 'tkanj niet verborgen zijn voor Gods alziend oog. En toch Gods recht vaardigheid vordert de belooning van het goede en bestraffing van het kwaad. Ver wonderen wij ons niet: God heeft, onze ziel onsterfelijk gemaakt, en zal in het andere teven het goede ten volle beloonen en het kwade naar verdienste bestraffen. Gods rechtvaardigheid is een waarborg of wat. Maar „mijne firma" scheen mij voldoende waarborg, ik was tot nu toe altijd gelukkig geweest, en ten slotte bleef hel hetzelfde hoe de plaats heette. Ik bleef niet lang in het onzekere, want ik ontving direct een contract van de firma ter onderteekening, dat mij op den grond slag van wederzijdsche maandelijksche op zegging als voorlezeres en juffrouw van gezelschap verbond aan de Marchesa della Spada, geboren Donna Ottavia di Rocca- sanla, weduwe van een Venetiaansch edel man uit een der oudste en voornaamste geslachten. Een bijgaande brief van den gevolmachtigde der marchesa vertelde mij, dat zij meestentijds eene villa te Florence bewoonde, zich echter op het oogenblik te Weenen bij hare aldaar getrouwde doch ter bevond en eene Duitsche voorlezeres met volkomen zuiver accent zocht, om hare uitspraak nog wat meer te volma ken. Daar de marchesa evenwel verlangde dat hare voorlezeres haar in de wereld zou vergezellen, had zij met het oog op het. daardoor noodzakelijk hooge kleed geld, het salaris op eene hooge som be paald. De marchesa zou het aangenaam ■vinden wanneer ik dien en dien dag in een der ,g,roote hotels van Triest met haar zou samentreffen; zij kwam dan uit Wee^ inen en zou met mij naar Florence rei zen, om daar nog het een en ander in orde te maken. Ik vond alles natuurlijk goed, liet nog eens ©en oogje over mijn wel beperkte, der onsterfelijkheid. En een gevoel van rechtvaardigheid zegt ons, dat het niet mogelijk is, dat God op de laatste smeek bede van den braven Christen: „Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest" zal antwoorden: „iki vernietig u". De praktijk der Gezondheid- en Woningwet. (Ingezonden). Onlangs werd de volgende vraag door iemand gesteld: Zijn de verwachtingen omtrent het aanbreken van een gulden tijdperk voor de hygiëne na de invoering der gezondheid- en woningwet vervuld? Het antwoord daarop moet ontkennend luiden, hetgeen aan verschillende oor zaken moet worden toegeschreven. Gaan. wij de jaarverslagen van de ge zondheidscommissies na, dan blijkt daar uit, dat zij heel wat werk hebben verzet, en dus vol goeden moed werkzaam zijn, doch zal zulks het geval blijven, indien haar werk zoo- weinig gewaardeerd wordt? Er wordt in vele verslagen geklaagd over de weinige waardeering, die zij van de Gemeentebesturen ondervinden. Het is toch in de eerste plaats noodig, om tot nut van het algemeen werkzaam te kunnen zijn, dat er samenwerking be staat tusschen Gemeentebestuur en Ge zondheidscommissie. Het behoort toch tot de taak der Ge zondheidscommissie, dat zij de. aandacht van het Gemeentebestuur vestigt op maat regelen die naar haar' oordeel zijn te ne men in het belang der volksgezondheid. Heerscht dus in een Gemeente een anti- hygiënische toestand, dan, zal de Com missie een onderzoek instellen, een voor stel maken tot verbetering, dat zoo mo gelijk verband dient te houden met de finantieele draagkracht der Gemeente. Doch wat zegt men van gevallen als waarvan wij hier eenige staaltjes mededee- len, 'b.v.Er heerscht een besmettelijke ziekte; aan den, Burgem. der betrokken Gemeente wordt door de Gezondheidscom missie advies gegeven, van zijn recht ge bruik te maken, hem verleend bij art. 5 der wet op de besmettelijke ziekten. De Burgemeester gaf aan dit advies geen ge hoor, doch moest later daartoe wel over gaan op aandringen van den Inspecteur. Een tweede gevalDoor een Gezondheids commissie werd aan de gemeentebesturen in haar gebied een rondschrijven gericht, inzake het vervoer van faecaliën overdag, aangezien er bij de commissie klachten waren 'ingekomen. Een der Gemeentebestu ren schreef terug: komen di© klachten niet uit mijn gemeente, dan verzoeken wij voortaan van dergelijke adviezen ver schoond te blijven. Aan een burgemeester werd beleefd ver zocht 'door de commissie, haar te willen mededeelen op grond van welke verorde ning 'gelden geïnd worden voor het van gemeentewege doen ontsmetten van wo ningen. Zij kreeg geen inlichtingen maar wel een brutale terechtwijzing. maar geen gedistingeerde garderobe gaan, vulde haar met een nieuw zwartzijden japonnetje en een paar mooie blouses aan, voorzag mij op een uitverkoop van een goeden voorraad handschoenen, en kwam op den bepaalden dag goed en wel in Triest aan. Wie beschrijft echter mijn schrik, toen mij hij aankomst in het .afgesproken ho tel gezegd werd dat de marchesa er niet was en ook! niet verwacht werd! Daar' stond ik, zonder een levende ziel in de wildvreemde stad te kennen, in het dure hotel, en had groeten lust in tranen uit te barsten. Wie weet wat ik voor domme dingen, gedaan zou hebben, wanneer op dit oogen blik niet een keurig net gekleede livrei bediende binnen getreden was, die den nog voor mij staanden en mij zeer wantrou wend aanzienden portier in het Italiaansch vroeg: „Is hier misschien een. sïgnorina Dscherols-au aangekomen „Dat ben ïk", riep ik levendig, mijn naam zelf uit; deze verminking herken nend. „Hebt gij misschien een boodschap voor mij van d'e marchesa della Spada?" De 'bejaarde, zeer vartrouwenswaard uitziende bediende boog diep voor mij en reikte mij in, plaats antwoord te geven een brief over, die ik vol vreugde in ont vangst nam. Vlug scheurde ik het cou vert van het allerdikste ivoorpapier met het prachtig lila en zilver bewerkte mo nogram open >601 las den in het Duitsch Door een andere Commissie werd aan een gemeentebestuur eenige gegevens ver zocht in verband met haar rapport over het woningrapport in die gemeente. Deze werden haar nie t verstrekt, doch wel werden die naderhand gegeven aan een redactie van een plaatselijk blad, die deze voor een artikel toevallig noodig had. Er zijn nog veel meer van zulke geval len aan te halen en het is dus goed. te begrijpen, 'dat zulke dingen de werkzaam heid der Commissie verlamt. Daar de Commissie ©en adviseerend col lege is, kan er dus zonder samenwerking niets verkregen worden, en zulten ver schillende anti-hygiënische toestanden blij ven bestaan. Nu moet het ieder verstandig mensch vreemd schijnen, dat er gemeentebesturen, zijn, die geen prijs stelten op deskundige voorlichting en na die voorlichting toch niet de verbetering van bepaalde misstan den ter hand nemen, toch is het veel het geval. Voor de goedkeuring van Ged. Staten erlangd kan worden over een plaatselijke verordening, de volksgezondheid rakende, moet door bet Gemeentebestuur het ad vies der Gezondheidscommissie ingewon nen worden. Aan dit voorschrift zullen de Gemeente besturen zich stipt houden, daar zonder overlegging van dat advies, de goedkeu ring geweigerd wordt. Maar 'of het Gemeentebestuur de door de Commissie voorgestelde veranderingen aanbrengt, is een andere kwestie, en meestal ziet men, dat het voor voorstellen tot verandering niet vatbaar is. Schijnbaar wordt door Ged. Staten wel met het advies der Commissie rekening gehouden, daar dit college toch is samengesteld uit per sonen van allerlei wetenschappelijke rich ting. Nu is het niet noodig, dat de Ge meentebesturen gedwongen zijn alle ad viezen te accepteeren, maar wèl, dat deze niet door de Gemeentebesturen in de lade gestopt worden voor afgedane zaken zon der meer. Zij zouden allicht de Commissie bericht kunnen zeinden, waarom het ad vies 'niet voor uitvoering in aanmerking komt, doch dit wordt zelden gedaan. Bij de Woningwet is de verhouding tus schen het Gemeentebestuur en Gezond heidscommissie 'wel beter geregeld. Houdt 'de Commissie zich aan de tetter van de Wet, dan kan zij zelfs met ©en onwillig Gemeentebestuur te doen hebben de, in de betrokken gemeente bepaald anti- hygiënische woningtoestanden opheffen. Tengevolge van art. 1 der Woningwet bestaat er in alle gemeenten een bouw verordening. Het spreekt vanzelf, dat ver wacht wordt, dat ook voor een goede uit voering vanwege het gemeentebestuur zal worden gezorgd. Maar 'wat leert de praktijk? Dat het daarmede in verschillende gemeenten zeer treurig gesteld is. In kleine gemeenten moeten 'de plannen voor nieuw te houwen woningen 'beoordeeld worden door B. en met Latijnsche letters geschreven inhoud „Lieve juffr. v. Geroldsau", schreef de Marchesa, „tengevolge van het plot seling ziek worden mijner dochter, vor stin L., welke ziekte dadelijk een drei gend karakter aannam, hen ik helaas niet in staat met u in Triest samen te komen, en moet ik u nu verzoeken mij in ons huis te Venetië te willen af wachten, waarheen mijn kamerdienaar Luigi, de brenger van dezen brief, u zal begeleiden. Het huis was wel is waar in lang niet bewoond, ik verzoek u dus, alle onvolkomenheden, die gij waar schijnlijk daar zult vinden, te willen verontschuldigen. Eendeels meen ik niet het recht te hebben u hier te laten ko men, 'daar de ziekte mijner dochter eene besmettelijke dreigt te worden, waar aan ik uwe gezondheid niet wagen wil, anderdeels wil ik u niet alleen in een hotel op mij laten wachten, daarom lijkt mij deze schikking de beste. Zoek u in ons huis te Venetië de kamers uit die u het beste lijken, overigens staat het geheele huis ter uwer beschikking. Gij zult er ongetwijfeld veel vinden wat u de eenzaamheid; helpt dragen. Den huismeester is bevolen al uwe wenschen tegemoet te komen. Op eene spoedige ontmoeting hoopt Uwe Ottavia della Spada". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1907 | | pagina 1