Regenjassen
J
3
ianv. Roosmalen
B RI EK.
Magazijn
(ASSEN
de STALV0EDE1G.
nan v. Roosmalen
istukken etc.
r
IJ DEK,Goes
JVo. 187.
Dinsdag 19 November 1907.
Derde Jaargang.
Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
FEUILLETON.
De Roover.
BÜÏTËHLAMD.
BINNENLAND
WAFELEN
m Wafels
AfELS
iNDER
i e I b u r
alle maten
nief plakkend)
ZOON, GOES.
ERT KOFFIE
KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN.
Menschen en Dieren.
us 10 cent.
'ns 10 cent.
ons 8 cent.
LMARKT, GOES.
jonnummer 29.
N OP BRANDEWIJN,
rellen, Kersen
Frambozen. - 6
garantie worden nieuwe
Ion ingeruild.
te restauratiën geschieden
verricht per keer of bij
er wordt de aandacht gevestigd
rde Serie Wortelsnjjdera van het
ikaat R. HUNT Co waarvan
verkoop voor Nederland hebben.
STREPENSNIJOER wordt in de
in groot aantal geleverd, daar
er en veel vlugger werkt dan de
aakers en nooit verstopt.
IT'S S. A. TROMMELMOLEN om
en schijven te snyden heeft
n boven andere,
den wjj voorradig:
[NS voor hand- en paardenkracht.
ERS hand- en paardenkracht.
'TERS en BOONENBREKERS en
S van f 2&,— af tot f 105,—
n, uitmuntend in licht draaien
diteit.
ede werking van de door ons
hines wordt ingestaan, en wordt
one garantie gegeven.
van af
32, 36, 42, 46.
cent per pond.
KELMARKT, GOES.
Blefoonnummer 29.
Qosterbaan Le Coi»tre, Goee,
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes fO.75, daarbuiten f 0.95
Afzonderlijke nummers h contant „0.05
GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD
voor abonné's f 0.371/,, voor niet-abonnë's„045
BureauLANGE VORSTSTRAAT, GOES.
Advertentiën ran 15 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 2S Ct. h contant.
Reclameberichten 2S Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjjs.
Over dit onderwerp gaf de eerw. Capu-
cijner-pater Serafinus van 's Hertogen-
hósch te Goes Zondagavond een leer
rijke verhandeling.
De zaal van het „Slot Oosteinde" was
gevuld met een talrijk en belangstellend
publiek, zoo dames en heeren.
De eenigszins vreemde combinatie van
het onderwerp, begon de eerw spreker,
is de bespreking wel waard, want niet
tegenstaande de afstand tusschen den re
delijken mensoh en het redelooze dier zoo
ontzettend groot is, is er een schijnbare
beffende gelijkheid, die in den loop der
tijden bron is geworden van vele dwa
lingen.
Spr. laakt de overdreven dierenbescher
ming: eerst menschenliefde en daarna
bescherming der dieren.
De heidensche wijsgeeren hebben den
mensch een redelijk dier genoemd, maar
onder hen heerschten tal van dwalingen
met betrekking tot 's menschen natuur of
wezen. Zoo- zei Plato: de mensch is een
tweevoetig ongevederd dier, een soort ge
plukte haan.
Spr. treedt in een beschouwing over
de leer van Darwin, die geleerd heeft,
dat er geen w e z e n 1 ij k, doch slechts
graad-ver s c h i 1 bestaat tusschen, de
kenvermogens van mensch en dier. De
Darwinisten kennen aan het dier ver
stand toe.
De materialisten noemen de ziel
een stoffelijk wezen, dat zonder het li
chaam niet kan werken, en loochenen dus
de onsterfelijkheid.
De Epicuristen beweren zulks ook.
Spreker gaat na lo. welke gelijkheid er
bestaat tusschen dier en mensch en 2o.
wat den mensch van het redelooze dier
onderscheidt en verheft.
In. de zichtbare natuur bestaat een drie
voudige levenskracht: het plantenleven,
het dierenleven en het verstandelijke le
ven. Zóó werd het leven der natuur reeds
ingedeeld door de heidensche wijsgeeren,
ook door den H. Thomas van Aquinen.
De planten leven en hebben een planten-
ziel, maar geen zinnenleven, zooals som
migen beweren, dat een kool zou voelen,
wanneer hij door de keukenmeid gesneden
wordt..
De dieren hebben een z i n n e 1 ij k or
ganisch leven, wat zij met de menschen
gemeen hebben; alleen de mensch heeft
daarenboven het v e r s t a n d e 1 ij k leven,
waardoor hij den Engelen, zelfs Gode ge
lijkt.
Spr. trad in verschillende vergelijkingen
tusschen mensch en dier, zoowel wat be-
(Slot.)
„Mijn eerste zorg was, den Engelsch-
man en madame de marchesa duchtig te
laten knevelen, want zij schreeuwden als
wilde ganzen. De dienstboden waren weg
of op de vlucht en wij voerden ons werk
zeer gemakkelijk uit. De duizend pond
sterling in goud, welk© de schurk van eein
Engelschman meegebracht had, vonden
wij behoorlijk. In dezen lederen zak,
ziet ge, zijn zij thans. Vervolgens haal
den wij uwe cassette, welk ik u hier on
aangeraakt ter hand stel. Uwe kleederen
als anderszins hebben wij zorgvuldig in
dezen koffer gepakt. Daarop had ik het
genoegen de lieve marchesa een gedach
tenis op mijne wijze achter te laten: de
eerlooze had mij reeds tweemaal aan de
karabiniexs verraden. En zoo lieten wij
het paartje stevig aaneengebonden ach
ter, vertrokken ongehinderd, en bevalen
de villa aan de bescherming des duivels.
Maar nu mejuffrouw, geldt het ons
uit de voeten te maken, want in drie of
vier uren zullen ons de dragonders zijner
keizerlijke koninklijke hoogheid van Tos-
kane op de hielen zijn".
Wij ontheten vroolijk en ik beken, dat
'k niets minder dan treurig was. Wel
kracht mij de herinnering aan Cesaroni
'n toorn; maar de straf, welke zij onder
gaan had bevredigde mij. Wij vrouwen,
gelijken steeds een weinig de oude goden,
die zoo gaarne* het genot der wraak
smaakten.
Te zeven ure waren wij weder op weg;
de hoofdman en ik op muildieren, de troep
te voet om ons heen. Onder dezen ont
waarde ik een bekend gezicht mijn be
treft de uiterlijke lichaamsvormen, als wel
hoofdzakelijk de innerlijke samenstelling
des lichaams. Wat het laatste betreft, ko
men de physiologen tot het resultaat, dat
het verschil tusschen mensch en aap zoo
groot is, dat aan geen afkomst kan ge
dacht worden. Wij Christenen denken bij
'tplechtig woord der H. Schrift: „Laat
Ons den mensch maken naar Ons beeld
en gelijkenis" aan Gods scheppende hand
ook bij de vorming van 's menschen li
chaam.
Spr. geeft verschillende trekken van
overeenkomst tusschen mensch en dier:
voeding, gevoel, zintuigen, geheugen, zelfs
hartstochten. Doch rede en verstand ver
heffen den mensch boven het dier; de
vrije wil stelt hem ver boven het dier,
dat slechts instinctmatig handelt.
Het kan niet betwijfeld worden, dat de
dieren met veel zinnelijke kennis zijn be
gaafd; spr. geeft daarvan verschillende
voorbeelden..
Ook het zinnelijk geheugen ont
breekt het dier niet.
Zelfs kunnen er omstandigheden zijn,
dat het dier meer beleid toont dan de
mensch. (b.v. een dronken koetsier en een
paard, dat zonder beleid, ongelukken zou
veroorzaken). De kennis echter van het
dier strekt zich alleen uit tot bet stoffe
lijke; het dier bezit alleen z i n n e 1 ij k e
kennis, 'terwijl de mensch daarenboven
geestelijk kenvermogen bezit. In tegenstel
ling met het dier kent de mensch het
wezen, de natuur der dingen en hij alleen
kent de betrekking van middel tot doel;
de mensch, niet het dier, weet, waarom
hij zóó en niet anders moet handelen.
Daardoor is de mensch in staat over het
al of niet zedelijke zijner handelingen te
oordeelen, om te begrijpen wat hij moet
doen en laten. Door het verstand kent
de mensch zijn afhankelijkheid van God.
In de redelijke kennis ligt ook de diep
ste grond van het wezenlijk onderscheid
tusschen het instinct van het dier en
de moraliteit van den mensch. In
navolging van Darwin wil men trach
ten te bewijzen, dat er tusschen instinct
en moraliteit geen w e zen 1 ij k, maar en
kel een verschil van meer of minder
bestaat. Dat bet onderscheid tusschen in
stinct en moraliteit bestaat in het rede
lijk kennen heeft ook Darwin niet
ontkent, maar ten onrechte heeft deze,
en velen met hem, getracht aan sommige
dieren verstand en dus ook redelijkheid-
gevoel toe te kennen, terwijl toch de be
wijzen voor het grijpen liggen, dat de die
ren geen verstand hebben.
Om 'n enkel bewijs te noemenhadden
de dieren verstand, ze zouden n a a r v e r-
diende. De aartsgauwdief boog het hoofd
neder, en schoof ter zijde. Ik zag om
naar zijne eerlooze gezellin, de kamenier,
maar vernam dat deze in de herberg achr
ter was gebleven.
Wij kwamen nu in enge bergpassen en
kloven en ik waagde het, den hoofdman
aan zijne belofte te herinneren.
„Zekerlijk zou ik het houden", ant
woordde hij, „maar gij zoudt toch niet
willen, dat men! mij fusilleerde?"
Zijn gedrag, zijnei manier zich uit te
drukken, dat alles bewees den man van
fijne beschaving. Hij sprak vloeiend en
elegant Fransch. Maai- ik merkte op, dat
zijne oogen met een zekere uitdrukking
op mij Tustten en ik vreesde door een
nieuw gevaar bedreigd te zijn.
Na een marsch van vier uren kwamen
wij aan een eenzaam gelegen kroeg. Welk
een wildernis om ons heen! Struikgewas,
verstrooide rotsblokken, stortbeken, alles
vol kloven, een waar rooversverblijf. Hier
hielden wij halt en ik zonderde mij in
een kamertje af. Spoedig liet mij de roo-
verhoofdman verzoeken, met hem te spre
ken.
Toen hij binnentrad, zag ik treurigheid
op zijn gelaat. Hij nam vier schreden van
mij plaats en gedroeg zich zeer eerbiedig.
„Mejuffrouw", zeide hij, „ik gaf u mijn
woord er op en breng u naar Florence.
Daar scheiden wij, en wel voor altoos.
Deze gedachte is u misschien volkomen
onverschillig, maar mij, ik beken het, be
droeft ze".
„Mijnheer", antwoordde ik biddend,
„verlaag uw edele handelwijze niet en
laat mij in het geloof, dat ge mij slechts
uit edelmoedigheid gered hebt".
„Behoud dat geloof", antwoordde hij en
stond op.
Toen hij heenging meende ik een traan
in zijne oogen te zien. Ik gevoelde mij
volmaking streven, zooals de
mensch. Maar sinds duizende jaren her
is in het dierenrijk niets veranderd: 'tis
nog dezelfde levenswijs, 't zijn nog de
zelfde gewoonten; dei koekoek koekoekt
nog altijd op dezelfde vervelende manier
en nog steeds loeien de ossen en balken
de ezels.
Zooals gezegd heeft het dier evenals
de mensch gemoedsaandoeningen, harts
tochten. Ook hier is de mensch verheven
boven en vv e z e n 1 ij k onderscheiden van
het dier, dat het voorwerp zijner begeerte
zelf niet kan bepalen. Het dier wordt ge
trokken door den indruk van het instinct
matig gekende voorwerp. Geen enkel dier
kan een handeling stellen, welke het kan
nalaten; van keuze geen spraak. Maar de
mensch heeft behalve de zinnelijke en
dierlijke, ook redelijke kennis. En zijn
redelijk begeervermogen zetelt in zijn v r ij-
en wil. Door dien vrijen wil, voorgelicht
door verstand en rede kan de mensch
het voorwerp zijnen verlangens bepalen
en heerschen over zijn hartstochten. En
de mensch moet dat doen, wanneer de
zinnelijke hartstocht verboden lusten
vraagt. Door de stem der natuur en door
de Openbaring heeft God tot den mensch
het woord gericht: „uw drift zij onder u".
De mensch moet zegevieren en niet, als
het redelooze dier, blindelings volgen.
Overwint de mensch zijn hartstochten niet,
dan komt hij: in een poel van ellende
terecht. Wat erkend is door den Araster-
damschen professor Pel van de me
dische faculteit, die. schreef te huive
ren bij het denken aan al het leed, dat het
gevolg was van het niet-beheerschen der
hartstochten, en welke ellende prof. Pel
persoonlijk had gadegeslagen. Verbroken
de huiselijke vrede, schrijft de professor;
vernietigd het oudergeluk; verwoest het
familieleven; geknakt de bloem der jeugd;
geopend het graf in de kracht des levens 1
De redelijke mensch kan zóóver afdwa
len, dat men de voorkeur geeft aan het
redelooze dier, bij hetwelk menig nuttig
lesje te halen is.
Zooals gezegd, kan bij het dier geen
spraak zijn van plicht, schuld of verdien
ste, van loon of straf. Het dier heeft geen
vrijheid van handelen; daarom kan eens
dieren goede hoedanigheid geen deugd
genoemd worden. Toch kan de mensch in
de dierenwereld nog menige deugd lee-
ren. Zoo b.v. ten opzichte van zijn maag
de deugd van matigheid. Zoo verwijst
de H. Schrift naar de mieren om haar
arbeidzaamheid. En van de bijen
kan de v 1 ij t en de zorg worden af
gekeken. Beschouwt de eensgezind
heid van de domme ganzen, die zoo
diep bewogen. Deze beschaafde jonge
man, met alles begaafd om in een geluk
kige, fatsoenlijke en schoone wereld te le
ven mijn hart kromp ineen - ik zag
in zijne toekomst en zag een schavot.
Deze gedachte deed mij huiveren en ik
moest weenen.
Maar wie beschrijft mijn angst toen plot
seling het bericht aankwam, dat de dra
gonders reeds dicht achter ons waren;
wij hadden nauwelijks den tijd de vlucht
te nemen.
De hoofdman zeide mij: „Mejuffrouw,
gij kunt hier blijven, maar dan sta ik voor
niets in. Gij zult de dragonders moeilijk
overtuigen, dat gij niet met ons in ge
meenschap zijt geweest, en dan zullen zij
u als een dievegge meesleepen".
„Houd op!" riep ik, „en Jaat ons vluch
ten". Dat scheen hem te verheugen. Toch
was het zeer gevaarlijk met mij te vluch
ten, want ik kon de vlucht slechts ver
tragen. De hoofdman bedacht een uit
komst en beval zijne manschappen
„Haastig allen wegl Beklimt de rotsen,
verstrooit u in het gebergte; in acht dar
gen ontmoeten wij elkander weder I"
En als een opgejaagde gemzenkudd©
stoven nu alle roovers in de holle we
gen en tusschen de rotsen. De hoofdman
was alleen achter geblevdn en verzocht
mij nu om vrouwenkleederen, waaronder
hij reeds meermalen, zooals hij zeide aan
het gevaar ontsnapt was. En inderdaad,
hij was middelmatig en stank van gestalte,
zijn baard blond en geschoren, schier on
zichtbaar de verkleeding was spoedig
volbracht en in, weinige minuten stond
hij zoo geheel veranderd voor mij, dat
men hem voor een net meisje kon houden.
„Wachten wij overigens de dragonders
niet af", vermaande hij, „maar laat ons
de ezels bestijgen en ons voort maken.
Ik ben uwe dienstmaagd en heet Rosine".
dom niet zijn. Aan de spits klieft de eene
de lucht, torschend de zwaarte van den
last. Is de voorgangster vermoeid, zij treedt
terzijde en sluit achter aan, om aan jon
ger frisscher kracht den zwaren post van
voorvliegen te doen innemen. Een spre
kend beeld van noodzakelijke eensgezind
heid en onderling hulpbetoon! Treffend
beeld van vereenigingskracht I Eén gans
aan haar zelve overgelaten zou de verre
reis moeielijk of niet kunnen voltooien,
zou niet kunnen geraken tot het doel,
maar te zamen gaat het gemakkelijk. Zoo
ook wordt de mensch sterk door de macht
der vereeniging.
Mede op het gebied van de drank
bestrijding geeft de dierenwereld den
mensch menige les. Spr. memoreert hier
verschillende proeven, genomen bij dieren,
die van alcoholische dranken ook ver
dund, een afkeer hebben.
Na de pauze begon de eerw. pater Se
rafinus te herinneren aan een voorval
uit het leven van den „veelgevierden .en
veel weersproken" dr. Schaepman.
De „docter" reisde eens met eenige hee
ren, die over godsdienstzaken redetwist
ten; het gesprek kwam op Darwin te
recht. Een der heeren verklaarde met den
godsdienst te hebben gebroken, omdat,
naar zijn meening, mensch en dier piet
essentieel verschillen en bij den dood den
zelfden weg opgaan. Daarom, getuigde
deze heer, Iaat ik mijn kinderen niet doo-
pen, want ik houd voor vast, dat de
mensch afstamt van den aap en denzelf
den weg zal opgaan als de apen. Met de
hem eigene zeggingskracht antwoordde dr.
Schaepman: mijnheer, van uw standpunt
hebt ge groot gelijk: apenkinderen moet
men niet laten doopen.
Darwinisme en materialisme kunnen
dan ook met niet genoeg kracht bestre
den worden.
Alsnu komt de eerw. spr. tot het le
vensbeginsel van mensch en dier,
tot de menschen- en dierenziel.
Niemand twijfelt er aan, dat menschen
en dieren beiden een ziel hebben. Maar
er is verschil.
De materialist noemt beider ziel stof
felijk. Vrij_ algemeen beweren de mate
rialisten, dat 's menschen hersenen (of
een deel daarvan) 's menschen ziel vor
men.
Zelfs de rede; gebiedt, dat men de
onstoffel ij kheid der ziel aanneemt.
Uit de werken ieeren wij de vermogens
en uit de vermogens de zelfstandigheid
kennen. Heeft de ziel onstoffel ij ke
geestelijke vermogens, waardoor
zij onstoffelijke werkingen verricht, dan
moet ook de ziel onstoffel ij k gees-
Wij vertrokken haastig en Malcolm
sprong ons vooruit. Een knecht der kroeg
volgde ons met een karretje, waarop mijn
bagage was geladen.
Toen wij aan' een kruisweg kwamen,
waar een groot houten kruis stond, hield
plotseling een troep dragonders voor ons
stand. De brigadier richtte verscheidene
vragen tot ons. Wij verhaalden hem, dat
ons rijtuig in de handen der roovers was
gevallen en het ons met moeite gelukt
was ons leven en deze weinige goederen
te redden.
„Per Baccha!" riep de ruiter, „ge moogt
van geluk spreken. Maar wij zullen al
die schurken ophangen en neerschieten".
En als ware het om vooraf zijn beloo
ning voor zijn toekomstige heldendaden
te verkrijgen, boog hij zich tot Rosine,
greep haar om de taille en gaf
haar een paar, klinkende kussen.
Slechts met moeite bedwong ik mijn lach
lust. Het is niet te beschrijven met welk
een glimlach de rooverhoofdman den kus
van den dragonder ontving.
De militairen verlieten ons en wij brach
ten onze dieren in galop. Tegen den avond
bevonden wij ons op een uur afstand van
Arezzo>. Mijne trouwe, Rosine wilde het
gebergte niet verlaten, zonder mij er een
gedachtenis aan te geven. Zij steeg van
haar muildier, plukte rozen en wilde jas
mijnen en reikte mij een ruikertje. „Be
waar deze bloemen", zeide zij, „en mo
gen zij u; dezpn dag herinneren".
Ik nam ze en bezwaar ze nogl
en Rosine knste mij de handen.
Toen wij te Arezzo aankwamen, zon
den wij de muildieren terug en namen
plaats in den postwagen, die juist naar
Florence reed.
Hier eindigt mijn avontuur. Twee da
gen later toen ik in den tuin van Boboli
midden onder een talrijk publiek zat, zag
t e 1 ij k wezen. De ziel nu heeft rede en
verstand, denkt en redeneert, heeft een
geestelijk begeervermogen, waardoor zij
hare dierlijke, lichamelijke driften kan be
teugelen; de ziel streeft immer naar het
meer volmaakte, daarom moet de ziel een
onstoffelijke geestelijke zelfstandigheid
zijn.
(Slot volgt).
FRANKRIJK.
Onlangs maakte Pater Scallan, een Iersch
religieus, zich verdienstelijk by de redding
der bemanning van een Fransch schip.
Frankryk's Eerste Minister bood hem 't
Kruis van het Legioen van Eer aan. De
religieus weigerde het Kruis uit zulke han
den te aanvaarden.
Wat Moeten die haters van het Kruis,
die vervolgers van religieuzen, die eer-ver
tredende machthebbers het Kruis van Eer
aan religieuzen toekennen Ze moesten zich
daarvoor ten minste nog schamen
De vrijmetselarij telt in Frankrijkhet
Groot Oosten met 296 loges, 27.000 leden
de groote loge met 81 filialen, 5100 leden.
Er is één vrijmetselaar op de 1210 inwoners
en toch spelen zij oppermachtig de baas,
omdatde katholieken zich niet op tijd
noch eensgezind hebben georganiseerd
ITALIË.
In Italië wordt tegenwoordig de stryd
van clericalen en anti-clericalen door „uiën"-
bladen gestreden. Tegen de socialistische
pers en de liederlijk-gemeene „Asino" gaat
men bladen oprichten, die de grappen der
overzijde met gelijke munt zullen betalen.
Zoo verscheen voor 14 dageu „il Bastone"
en kwam Zaterdagavond het eerste nummer
van „il Mulo" uit. Voor dit nieuwste mop-
penblad had een katholieke krant van
Bologna een inschrijving geopend, die
100.000 Lire opbracht
Tweede Kamer.
Staatsbegrooting. Bij de replie
ken constateert de heer Heemskerk
dat uit de discussies gebleken is dat de
heele Kamer 't optreden der ambtenaren
vakbonden in de politieke actie afkeurt,
met uitzondering der sociaal-democraten,
hetgeen als een ziekte in ons staatkundig
leven moet worden beschouwd. Aan spre
kers diagnose dat dit kabinet uitmunt
door zijn halfslachtig karakter, is zoowel
van de eene als van de andere zyde vol
maakt recht wedervaren.
ik ©en jongen zeer elegant man dicht in
mijne nabijheid. Hij groette mij zeer be
leefd, legde daarbij als toevallig de hand
aan zijn hart en verwijderde zich. Het
was niemand anders dan mijn roover
hoofdman, die zich hier met onbezorgde
onverschrokkenheid onder de voorname
wereld de hoog© gerechtspersonen aan
raakte, die hem. morgen konden laten
laten ophangen....
Voordat ik, na den tocht naar Arezzo,
van hem scheidde, liet ik hem beloven
dat hij somwijlen de kerken, die op zijn
weg lagen bezoeken zou. Hij schijnt dit
gedaan en vrede gevonden te hebben.
Want zes maanden later ontving ik een
aandoenlijken brief van mijn edelmoedi-
gen redder, waarin hij mij schreef, dat hij
zijn afgrijselijk beroep had opgegeven, en
door een wonderbaar gevoel voor mij een
nieuw leven begonnen was. Welk een
vernam ik niet, trouwens een beter dan
zijn vroeger dat was uit den zachten
ernst van zijn schrijven te raden.
Twee jaren later riep mij de kunst we
der naai' Florence. Wederom voerde mijn
weg, zooals destijds, voorbij' het Kapu
cijnerklooster. Ik liet er stil houden om er
ook nu te bidden. Men berichtte mijn be
zoek aan den superior, die zooals voor
twee jaren in de spreekkamer kwam; hem
volgde ,een jonge; bleeke monnik met
neergeslagen oogen.
Toen ik met den verwaardigen .pater
superior in gesprek was, hief de jonge mon
nik de oogen op, een weerlicht schoot door
twee zielen ik herkende mijn bevrijder
uit de villa. Maar- geen hartstocht meer,
wel de zachte rust der onthouding lag op
zijn gelaal. Wij spraken geen woord tot el
kander, misschien wel in gedachten, en ik
bega,f mij in de kerk om daar nog vuriger
dan voor twee jaren te bidden.