Regenjassen J 3 ianv. Roosmalen B RI EK. Magazijn (ASSEN de STALV0EDE1G. nan v. Roosmalen istukken etc. r IJ DEK,Goes JVo. 187. Dinsdag 19 November 1907. Derde Jaargang. Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. FEUILLETON. De Roover. BÜÏTËHLAMD. BINNENLAND WAFELEN m Wafels AfELS iNDER i e I b u r alle maten nief plakkend) ZOON, GOES. ERT KOFFIE KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. Menschen en Dieren. us 10 cent. 'ns 10 cent. ons 8 cent. LMARKT, GOES. jonnummer 29. N OP BRANDEWIJN, rellen, Kersen Frambozen. - 6 garantie worden nieuwe Ion ingeruild. te restauratiën geschieden verricht per keer of bij er wordt de aandacht gevestigd rde Serie Wortelsnjjdera van het ikaat R. HUNT Co waarvan verkoop voor Nederland hebben. STREPENSNIJOER wordt in de in groot aantal geleverd, daar er en veel vlugger werkt dan de aakers en nooit verstopt. IT'S S. A. TROMMELMOLEN om en schijven te snyden heeft n boven andere, den wjj voorradig: [NS voor hand- en paardenkracht. ERS hand- en paardenkracht. 'TERS en BOONENBREKERS en S van f 2&,— af tot f 105,— n, uitmuntend in licht draaien diteit. ede werking van de door ons hines wordt ingestaan, en wordt one garantie gegeven. van af 32, 36, 42, 46. cent per pond. KELMARKT, GOES. Blefoonnummer 29. Qosterbaan Le Coi»tre, Goee, NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes fO.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers h contant „0.05 GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor abonné's f 0.371/,, voor niet-abonnë's„045 BureauLANGE VORSTSTRAAT, GOES. Advertentiën ran 15 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 2S Ct. h contant. Reclameberichten 2S Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjjs. Over dit onderwerp gaf de eerw. Capu- cijner-pater Serafinus van 's Hertogen- hósch te Goes Zondagavond een leer rijke verhandeling. De zaal van het „Slot Oosteinde" was gevuld met een talrijk en belangstellend publiek, zoo dames en heeren. De eenigszins vreemde combinatie van het onderwerp, begon de eerw spreker, is de bespreking wel waard, want niet tegenstaande de afstand tusschen den re delijken mensoh en het redelooze dier zoo ontzettend groot is, is er een schijnbare beffende gelijkheid, die in den loop der tijden bron is geworden van vele dwa lingen. Spr. laakt de overdreven dierenbescher ming: eerst menschenliefde en daarna bescherming der dieren. De heidensche wijsgeeren hebben den mensch een redelijk dier genoemd, maar onder hen heerschten tal van dwalingen met betrekking tot 's menschen natuur of wezen. Zoo- zei Plato: de mensch is een tweevoetig ongevederd dier, een soort ge plukte haan. Spr. treedt in een beschouwing over de leer van Darwin, die geleerd heeft, dat er geen w e z e n 1 ij k, doch slechts graad-ver s c h i 1 bestaat tusschen, de kenvermogens van mensch en dier. De Darwinisten kennen aan het dier ver stand toe. De materialisten noemen de ziel een stoffelijk wezen, dat zonder het li chaam niet kan werken, en loochenen dus de onsterfelijkheid. De Epicuristen beweren zulks ook. Spreker gaat na lo. welke gelijkheid er bestaat tusschen dier en mensch en 2o. wat den mensch van het redelooze dier onderscheidt en verheft. In. de zichtbare natuur bestaat een drie voudige levenskracht: het plantenleven, het dierenleven en het verstandelijke le ven. Zóó werd het leven der natuur reeds ingedeeld door de heidensche wijsgeeren, ook door den H. Thomas van Aquinen. De planten leven en hebben een planten- ziel, maar geen zinnenleven, zooals som migen beweren, dat een kool zou voelen, wanneer hij door de keukenmeid gesneden wordt.. De dieren hebben een z i n n e 1 ij k or ganisch leven, wat zij met de menschen gemeen hebben; alleen de mensch heeft daarenboven het v e r s t a n d e 1 ij k leven, waardoor hij den Engelen, zelfs Gode ge lijkt. Spr. trad in verschillende vergelijkingen tusschen mensch en dier, zoowel wat be- (Slot.) „Mijn eerste zorg was, den Engelsch- man en madame de marchesa duchtig te laten knevelen, want zij schreeuwden als wilde ganzen. De dienstboden waren weg of op de vlucht en wij voerden ons werk zeer gemakkelijk uit. De duizend pond sterling in goud, welk© de schurk van eein Engelschman meegebracht had, vonden wij behoorlijk. In dezen lederen zak, ziet ge, zijn zij thans. Vervolgens haal den wij uwe cassette, welk ik u hier on aangeraakt ter hand stel. Uwe kleederen als anderszins hebben wij zorgvuldig in dezen koffer gepakt. Daarop had ik het genoegen de lieve marchesa een gedach tenis op mijne wijze achter te laten: de eerlooze had mij reeds tweemaal aan de karabiniexs verraden. En zoo lieten wij het paartje stevig aaneengebonden ach ter, vertrokken ongehinderd, en bevalen de villa aan de bescherming des duivels. Maar nu mejuffrouw, geldt het ons uit de voeten te maken, want in drie of vier uren zullen ons de dragonders zijner keizerlijke koninklijke hoogheid van Tos- kane op de hielen zijn". Wij ontheten vroolijk en ik beken, dat 'k niets minder dan treurig was. Wel kracht mij de herinnering aan Cesaroni 'n toorn; maar de straf, welke zij onder gaan had bevredigde mij. Wij vrouwen, gelijken steeds een weinig de oude goden, die zoo gaarne* het genot der wraak smaakten. Te zeven ure waren wij weder op weg; de hoofdman en ik op muildieren, de troep te voet om ons heen. Onder dezen ont waarde ik een bekend gezicht mijn be treft de uiterlijke lichaamsvormen, als wel hoofdzakelijk de innerlijke samenstelling des lichaams. Wat het laatste betreft, ko men de physiologen tot het resultaat, dat het verschil tusschen mensch en aap zoo groot is, dat aan geen afkomst kan ge dacht worden. Wij Christenen denken bij 'tplechtig woord der H. Schrift: „Laat Ons den mensch maken naar Ons beeld en gelijkenis" aan Gods scheppende hand ook bij de vorming van 's menschen li chaam. Spr. geeft verschillende trekken van overeenkomst tusschen mensch en dier: voeding, gevoel, zintuigen, geheugen, zelfs hartstochten. Doch rede en verstand ver heffen den mensch boven het dier; de vrije wil stelt hem ver boven het dier, dat slechts instinctmatig handelt. Het kan niet betwijfeld worden, dat de dieren met veel zinnelijke kennis zijn be gaafd; spr. geeft daarvan verschillende voorbeelden.. Ook het zinnelijk geheugen ont breekt het dier niet. Zelfs kunnen er omstandigheden zijn, dat het dier meer beleid toont dan de mensch. (b.v. een dronken koetsier en een paard, dat zonder beleid, ongelukken zou veroorzaken). De kennis echter van het dier strekt zich alleen uit tot bet stoffe lijke; het dier bezit alleen z i n n e 1 ij k e kennis, 'terwijl de mensch daarenboven geestelijk kenvermogen bezit. In tegenstel ling met het dier kent de mensch het wezen, de natuur der dingen en hij alleen kent de betrekking van middel tot doel; de mensch, niet het dier, weet, waarom hij zóó en niet anders moet handelen. Daardoor is de mensch in staat over het al of niet zedelijke zijner handelingen te oordeelen, om te begrijpen wat hij moet doen en laten. Door het verstand kent de mensch zijn afhankelijkheid van God. In de redelijke kennis ligt ook de diep ste grond van het wezenlijk onderscheid tusschen het instinct van het dier en de moraliteit van den mensch. In navolging van Darwin wil men trach ten te bewijzen, dat er tusschen instinct en moraliteit geen w e zen 1 ij k, maar en kel een verschil van meer of minder bestaat. Dat bet onderscheid tusschen in stinct en moraliteit bestaat in het rede lijk kennen heeft ook Darwin niet ontkent, maar ten onrechte heeft deze, en velen met hem, getracht aan sommige dieren verstand en dus ook redelijkheid- gevoel toe te kennen, terwijl toch de be wijzen voor het grijpen liggen, dat de die ren geen verstand hebben. Om 'n enkel bewijs te noemenhadden de dieren verstand, ze zouden n a a r v e r- diende. De aartsgauwdief boog het hoofd neder, en schoof ter zijde. Ik zag om naar zijne eerlooze gezellin, de kamenier, maar vernam dat deze in de herberg achr ter was gebleven. Wij kwamen nu in enge bergpassen en kloven en ik waagde het, den hoofdman aan zijne belofte te herinneren. „Zekerlijk zou ik het houden", ant woordde hij, „maar gij zoudt toch niet willen, dat men! mij fusilleerde?" Zijn gedrag, zijnei manier zich uit te drukken, dat alles bewees den man van fijne beschaving. Hij sprak vloeiend en elegant Fransch. Maai- ik merkte op, dat zijne oogen met een zekere uitdrukking op mij Tustten en ik vreesde door een nieuw gevaar bedreigd te zijn. Na een marsch van vier uren kwamen wij aan een eenzaam gelegen kroeg. Welk een wildernis om ons heen! Struikgewas, verstrooide rotsblokken, stortbeken, alles vol kloven, een waar rooversverblijf. Hier hielden wij halt en ik zonderde mij in een kamertje af. Spoedig liet mij de roo- verhoofdman verzoeken, met hem te spre ken. Toen hij binnentrad, zag ik treurigheid op zijn gelaat. Hij nam vier schreden van mij plaats en gedroeg zich zeer eerbiedig. „Mejuffrouw", zeide hij, „ik gaf u mijn woord er op en breng u naar Florence. Daar scheiden wij, en wel voor altoos. Deze gedachte is u misschien volkomen onverschillig, maar mij, ik beken het, be droeft ze". „Mijnheer", antwoordde ik biddend, „verlaag uw edele handelwijze niet en laat mij in het geloof, dat ge mij slechts uit edelmoedigheid gered hebt". „Behoud dat geloof", antwoordde hij en stond op. Toen hij heenging meende ik een traan in zijne oogen te zien. Ik gevoelde mij volmaking streven, zooals de mensch. Maar sinds duizende jaren her is in het dierenrijk niets veranderd: 'tis nog dezelfde levenswijs, 't zijn nog de zelfde gewoonten; dei koekoek koekoekt nog altijd op dezelfde vervelende manier en nog steeds loeien de ossen en balken de ezels. Zooals gezegd heeft het dier evenals de mensch gemoedsaandoeningen, harts tochten. Ook hier is de mensch verheven boven en vv e z e n 1 ij k onderscheiden van het dier, dat het voorwerp zijner begeerte zelf niet kan bepalen. Het dier wordt ge trokken door den indruk van het instinct matig gekende voorwerp. Geen enkel dier kan een handeling stellen, welke het kan nalaten; van keuze geen spraak. Maar de mensch heeft behalve de zinnelijke en dierlijke, ook redelijke kennis. En zijn redelijk begeervermogen zetelt in zijn v r ij- en wil. Door dien vrijen wil, voorgelicht door verstand en rede kan de mensch het voorwerp zijnen verlangens bepalen en heerschen over zijn hartstochten. En de mensch moet dat doen, wanneer de zinnelijke hartstocht verboden lusten vraagt. Door de stem der natuur en door de Openbaring heeft God tot den mensch het woord gericht: „uw drift zij onder u". De mensch moet zegevieren en niet, als het redelooze dier, blindelings volgen. Overwint de mensch zijn hartstochten niet, dan komt hij: in een poel van ellende terecht. Wat erkend is door den Araster- damschen professor Pel van de me dische faculteit, die. schreef te huive ren bij het denken aan al het leed, dat het gevolg was van het niet-beheerschen der hartstochten, en welke ellende prof. Pel persoonlijk had gadegeslagen. Verbroken de huiselijke vrede, schrijft de professor; vernietigd het oudergeluk; verwoest het familieleven; geknakt de bloem der jeugd; geopend het graf in de kracht des levens 1 De redelijke mensch kan zóóver afdwa len, dat men de voorkeur geeft aan het redelooze dier, bij hetwelk menig nuttig lesje te halen is. Zooals gezegd, kan bij het dier geen spraak zijn van plicht, schuld of verdien ste, van loon of straf. Het dier heeft geen vrijheid van handelen; daarom kan eens dieren goede hoedanigheid geen deugd genoemd worden. Toch kan de mensch in de dierenwereld nog menige deugd lee- ren. Zoo b.v. ten opzichte van zijn maag de deugd van matigheid. Zoo verwijst de H. Schrift naar de mieren om haar arbeidzaamheid. En van de bijen kan de v 1 ij t en de zorg worden af gekeken. Beschouwt de eensgezind heid van de domme ganzen, die zoo diep bewogen. Deze beschaafde jonge man, met alles begaafd om in een geluk kige, fatsoenlijke en schoone wereld te le ven mijn hart kromp ineen - ik zag in zijne toekomst en zag een schavot. Deze gedachte deed mij huiveren en ik moest weenen. Maar wie beschrijft mijn angst toen plot seling het bericht aankwam, dat de dra gonders reeds dicht achter ons waren; wij hadden nauwelijks den tijd de vlucht te nemen. De hoofdman zeide mij: „Mejuffrouw, gij kunt hier blijven, maar dan sta ik voor niets in. Gij zult de dragonders moeilijk overtuigen, dat gij niet met ons in ge meenschap zijt geweest, en dan zullen zij u als een dievegge meesleepen". „Houd op!" riep ik, „en Jaat ons vluch ten". Dat scheen hem te verheugen. Toch was het zeer gevaarlijk met mij te vluch ten, want ik kon de vlucht slechts ver tragen. De hoofdman bedacht een uit komst en beval zijne manschappen „Haastig allen wegl Beklimt de rotsen, verstrooit u in het gebergte; in acht dar gen ontmoeten wij elkander weder I" En als een opgejaagde gemzenkudd© stoven nu alle roovers in de holle we gen en tusschen de rotsen. De hoofdman was alleen achter geblevdn en verzocht mij nu om vrouwenkleederen, waaronder hij reeds meermalen, zooals hij zeide aan het gevaar ontsnapt was. En inderdaad, hij was middelmatig en stank van gestalte, zijn baard blond en geschoren, schier on zichtbaar de verkleeding was spoedig volbracht en in, weinige minuten stond hij zoo geheel veranderd voor mij, dat men hem voor een net meisje kon houden. „Wachten wij overigens de dragonders niet af", vermaande hij, „maar laat ons de ezels bestijgen en ons voort maken. Ik ben uwe dienstmaagd en heet Rosine". dom niet zijn. Aan de spits klieft de eene de lucht, torschend de zwaarte van den last. Is de voorgangster vermoeid, zij treedt terzijde en sluit achter aan, om aan jon ger frisscher kracht den zwaren post van voorvliegen te doen innemen. Een spre kend beeld van noodzakelijke eensgezind heid en onderling hulpbetoon! Treffend beeld van vereenigingskracht I Eén gans aan haar zelve overgelaten zou de verre reis moeielijk of niet kunnen voltooien, zou niet kunnen geraken tot het doel, maar te zamen gaat het gemakkelijk. Zoo ook wordt de mensch sterk door de macht der vereeniging. Mede op het gebied van de drank bestrijding geeft de dierenwereld den mensch menige les. Spr. memoreert hier verschillende proeven, genomen bij dieren, die van alcoholische dranken ook ver dund, een afkeer hebben. Na de pauze begon de eerw. pater Se rafinus te herinneren aan een voorval uit het leven van den „veelgevierden .en veel weersproken" dr. Schaepman. De „docter" reisde eens met eenige hee ren, die over godsdienstzaken redetwist ten; het gesprek kwam op Darwin te recht. Een der heeren verklaarde met den godsdienst te hebben gebroken, omdat, naar zijn meening, mensch en dier piet essentieel verschillen en bij den dood den zelfden weg opgaan. Daarom, getuigde deze heer, Iaat ik mijn kinderen niet doo- pen, want ik houd voor vast, dat de mensch afstamt van den aap en denzelf den weg zal opgaan als de apen. Met de hem eigene zeggingskracht antwoordde dr. Schaepman: mijnheer, van uw standpunt hebt ge groot gelijk: apenkinderen moet men niet laten doopen. Darwinisme en materialisme kunnen dan ook met niet genoeg kracht bestre den worden. Alsnu komt de eerw. spr. tot het le vensbeginsel van mensch en dier, tot de menschen- en dierenziel. Niemand twijfelt er aan, dat menschen en dieren beiden een ziel hebben. Maar er is verschil. De materialist noemt beider ziel stof felijk. Vrij_ algemeen beweren de mate rialisten, dat 's menschen hersenen (of een deel daarvan) 's menschen ziel vor men. Zelfs de rede; gebiedt, dat men de onstoffel ij kheid der ziel aanneemt. Uit de werken ieeren wij de vermogens en uit de vermogens de zelfstandigheid kennen. Heeft de ziel onstoffel ij ke geestelijke vermogens, waardoor zij onstoffelijke werkingen verricht, dan moet ook de ziel onstoffel ij k gees- Wij vertrokken haastig en Malcolm sprong ons vooruit. Een knecht der kroeg volgde ons met een karretje, waarop mijn bagage was geladen. Toen wij aan' een kruisweg kwamen, waar een groot houten kruis stond, hield plotseling een troep dragonders voor ons stand. De brigadier richtte verscheidene vragen tot ons. Wij verhaalden hem, dat ons rijtuig in de handen der roovers was gevallen en het ons met moeite gelukt was ons leven en deze weinige goederen te redden. „Per Baccha!" riep de ruiter, „ge moogt van geluk spreken. Maar wij zullen al die schurken ophangen en neerschieten". En als ware het om vooraf zijn beloo ning voor zijn toekomstige heldendaden te verkrijgen, boog hij zich tot Rosine, greep haar om de taille en gaf haar een paar, klinkende kussen. Slechts met moeite bedwong ik mijn lach lust. Het is niet te beschrijven met welk een glimlach de rooverhoofdman den kus van den dragonder ontving. De militairen verlieten ons en wij brach ten onze dieren in galop. Tegen den avond bevonden wij ons op een uur afstand van Arezzo>. Mijne trouwe, Rosine wilde het gebergte niet verlaten, zonder mij er een gedachtenis aan te geven. Zij steeg van haar muildier, plukte rozen en wilde jas mijnen en reikte mij een ruikertje. „Be waar deze bloemen", zeide zij, „en mo gen zij u; dezpn dag herinneren". Ik nam ze en bezwaar ze nogl en Rosine knste mij de handen. Toen wij te Arezzo aankwamen, zon den wij de muildieren terug en namen plaats in den postwagen, die juist naar Florence reed. Hier eindigt mijn avontuur. Twee da gen later toen ik in den tuin van Boboli midden onder een talrijk publiek zat, zag t e 1 ij k wezen. De ziel nu heeft rede en verstand, denkt en redeneert, heeft een geestelijk begeervermogen, waardoor zij hare dierlijke, lichamelijke driften kan be teugelen; de ziel streeft immer naar het meer volmaakte, daarom moet de ziel een onstoffelijke geestelijke zelfstandigheid zijn. (Slot volgt). FRANKRIJK. Onlangs maakte Pater Scallan, een Iersch religieus, zich verdienstelijk by de redding der bemanning van een Fransch schip. Frankryk's Eerste Minister bood hem 't Kruis van het Legioen van Eer aan. De religieus weigerde het Kruis uit zulke han den te aanvaarden. Wat Moeten die haters van het Kruis, die vervolgers van religieuzen, die eer-ver tredende machthebbers het Kruis van Eer aan religieuzen toekennen Ze moesten zich daarvoor ten minste nog schamen De vrijmetselarij telt in Frankrijkhet Groot Oosten met 296 loges, 27.000 leden de groote loge met 81 filialen, 5100 leden. Er is één vrijmetselaar op de 1210 inwoners en toch spelen zij oppermachtig de baas, omdatde katholieken zich niet op tijd noch eensgezind hebben georganiseerd ITALIË. In Italië wordt tegenwoordig de stryd van clericalen en anti-clericalen door „uiën"- bladen gestreden. Tegen de socialistische pers en de liederlijk-gemeene „Asino" gaat men bladen oprichten, die de grappen der overzijde met gelijke munt zullen betalen. Zoo verscheen voor 14 dageu „il Bastone" en kwam Zaterdagavond het eerste nummer van „il Mulo" uit. Voor dit nieuwste mop- penblad had een katholieke krant van Bologna een inschrijving geopend, die 100.000 Lire opbracht Tweede Kamer. Staatsbegrooting. Bij de replie ken constateert de heer Heemskerk dat uit de discussies gebleken is dat de heele Kamer 't optreden der ambtenaren vakbonden in de politieke actie afkeurt, met uitzondering der sociaal-democraten, hetgeen als een ziekte in ons staatkundig leven moet worden beschouwd. Aan spre kers diagnose dat dit kabinet uitmunt door zijn halfslachtig karakter, is zoowel van de eene als van de andere zyde vol maakt recht wedervaren. ik ©en jongen zeer elegant man dicht in mijne nabijheid. Hij groette mij zeer be leefd, legde daarbij als toevallig de hand aan zijn hart en verwijderde zich. Het was niemand anders dan mijn roover hoofdman, die zich hier met onbezorgde onverschrokkenheid onder de voorname wereld de hoog© gerechtspersonen aan raakte, die hem. morgen konden laten laten ophangen.... Voordat ik, na den tocht naar Arezzo, van hem scheidde, liet ik hem beloven dat hij somwijlen de kerken, die op zijn weg lagen bezoeken zou. Hij schijnt dit gedaan en vrede gevonden te hebben. Want zes maanden later ontving ik een aandoenlijken brief van mijn edelmoedi- gen redder, waarin hij mij schreef, dat hij zijn afgrijselijk beroep had opgegeven, en door een wonderbaar gevoel voor mij een nieuw leven begonnen was. Welk een vernam ik niet, trouwens een beter dan zijn vroeger dat was uit den zachten ernst van zijn schrijven te raden. Twee jaren later riep mij de kunst we der naai' Florence. Wederom voerde mijn weg, zooals destijds, voorbij' het Kapu cijnerklooster. Ik liet er stil houden om er ook nu te bidden. Men berichtte mijn be zoek aan den superior, die zooals voor twee jaren in de spreekkamer kwam; hem volgde ,een jonge; bleeke monnik met neergeslagen oogen. Toen ik met den verwaardigen .pater superior in gesprek was, hief de jonge mon nik de oogen op, een weerlicht schoot door twee zielen ik herkende mijn bevrijder uit de villa. Maar- geen hartstocht meer, wel de zachte rust der onthouding lag op zijn gelaal. Wij spraken geen woord tot el kander, misschien wel in gedachten, en ik bega,f mij in de kerk om daar nog vuriger dan voor twee jaren te bidden.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1907 | | pagina 1