Donderdag 3 Januari 1907. Derde Jaargang. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. Verschijn) eiken MMHDiG-JUSOiE- en VRIJDAGAVOND. Jongelings vereenigingen op 't platte land van Zeeland. FEUILLETON. SLAVENKETENEN. I u UIT DE FE Rb. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Goes f0.75, daarbuiten f 0.95 Afzonderlijke nummers ii contant „0.05 GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor abonné's f0.371/s, voor niet-abonné's„045 Bureau: LANGE VORSTSTRAAT, GOES. Advertentiën van 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. h contant. Reclamebericbten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prjjs. Reeds lang had ik 't plan om „B i s E x s u 1" te antwoorden pp zijn schrij ven in de „Nieuwe Zeeuwsche Courant", waarin hij met eenige be zwaren aankomt tegen de patronaten op het platte land in 'talgemeein, en op het platte land van Zeeland in 't bij zonder. Ik meende, dat het maandschrift „het Patronaat" daartoe de geschikste plaats zou zijn, o. a. omdat dit door de belangstellenden ook buiten Zeeland wordt gelezen en de genoemde bezwaren pok wel buiten Zeeland worden gemaakt. Daar echter chronisch (aanhoudend) plaatsge brek de opname in „hel Patronaat" ver hinderde, waag ik het, een plaatsje in uwe courant te vragen, om ook mijn mee- ning over die bezwaren te zeggen, die „Bis Ex sul" speciaal Zeeuwsche noemt. Of en in hoeverre pok buiten Zee land dezelfde moeilijkheden ondervonden worden, zal ik maar buiten bespreking laten. De speciaal Zeeuwsche bezwaren ko men, volgens schr., hier op neer: „De Zeeuwsche plattelander is over dreven gehecht aan oude gebruiken en toestanden en dientengevolge vreeselifk bang voor nieuwigheden. Een poging tot verbetering van toestanden stuit onvermijdelijk af op het alles afdoende argument: „het is altijd zoo geweest". En voeg daar nu nog bij de over dreven vrees voor het oordeel der menschen". Tegenover de eerste beschuldiging aan het adres der Zeeuwen, stel ik de Zeeuw sche toestanden der laatste jaren op ver schillend gebied. Zou er wel ergens op 't platteland van ons vaderland zooveel gebruik worden ge maakt van pleziertreinen en boottochtjes als in Zeeland? Het gewone reizen naar Gent, Antwer pen, Rotterdam, om maar enkele steden te noemen is voor den Zeeuw van tegen woordig volstrekt geen bijzonderheid meer. Weet „Bis Exsul" wel, hoevele Zeeuwsche hoeren tegenwoordig al of niet in nationaal kostuum, de markten bezoeken van Alk maar, Purmerend, Utrecht enz.? De beste veestallen in Noord-Hollaind en Friesland zelfs weet hij zeer goed te vinden. Als de Zeeuwsche boer eene boerderij kan bemachtigen in Zuid- of Noord-Holland, of waar ook, tot op Texel zelfs, dan is 44). De zieke hield hare hand nog altijd tus- schen de vingers geklemd en antwoordde op bewogen toon: „Geef u geen moeite voor mijik zou thans bij geen verstrooiing ter wereld mijne gedachten kunnen bepalen". „Dus was het geen dorst naar eenige afleiding wat u op deed staan?" sprak Anna verwonderd. „Neen", en de kranke boog het hoefd, als wilde zij niet dat- men op hate trekken zou lezen„Neen, ik werd verteerd door een ander verlangen, dat nog versterfct is door het vertrek van den heer Nieu- heim". „En mag ik niet weten wat dat is?" „Waarom zou ik het u verbergen, van het oogenblik at dat gij mijne poging van daareven hebt gezien? Sedert van morgen was ik voornemens de proef te wagen; ik hield mij enkel slapende om vrij te zijn in mijne bewegingen. De gedachte dat mijne lichaamskrachten te kort zouden schieten, kwam niet eens bij mij op; tot dusverre heb ik aan zooveel weerstand geboden, dank zij mijn vasten wil alleen; ik meende dat hij ook thans over alles zou zegepralen". „Maak ik dan uwe afhankelijkheid zoo hij volstrekt niet bang voor deze nieuwig heid. En dan de wijze van landbsbouwen in het gebruik van kunstmest staat Zee land heusch niet achteraan, en door het veranderen van de producten heeft, de boer bewezen zeer goed zijn belang te begrijpen. Als de grootvaders en zelts de vaders van het tegenwoordige geslacht, eens terug kwamen ten tijde van den oogst, dan zou den ze hun akkers niet meer herkennen. Waar 40 jaar géleden meekrap, koolzaad, Zeeuwsche tarwe en rogge in bunders aan eikander groeide, daar ziet. men thans suikerbieten, aardappelen, „juin" en „schoenlappers" zelfs, bittere peeën en vogeltjeszaad: vruchten, waarvoor vader ot grootvader zich zou hebben geschaamd. En wat zou grootvader wel zeggen van die ijzeren ploeg, van zaai- en maaima- chine, vail da.t dorschen met stoom zelfs En als men des Dinsdags te Goes onder de honderden rijtuigen nog een enkete „kapwagen" op riemen ziet, dan wordt hij beschouwd als een merkwaardigheid uit den ouden tijden toch is 't nog geen 50 jaar geleden, dat deze, met de sjees op riemen, even algemeen waren als nu de tentwagen en de tilbury. De Zeeuwsche boerin is bij de „poging tot verbetering van toestanden" niet ach terwege willen blijvenzouden er nog wel veel boerderijen zijn, waar geen naaima chine, geen ontroomers, geen nieuwerwetj- sche karnen worden gevonden? En dan het allernieuwste op 't gebied van „vooruitgang" in onzen tijd: |ie tiets. Er is misschien geen provincie in ons geheele land, waar de fiets zoo al gemeen in gebruik is, bij rijk en arm, bij man en vxouw, als juist hier. Huis gezinnen, waar 4, 5 of meer fietsen wor den gevonden zijn geen zeldzaamheden. Ik weet wel dat men hierop zal antwoorden jawel, wat voor zijn gemak, zijn plezier of zijn voordeel is, dat weet de Zeeuw wel over te nemen. Juist: maar hij doet 'tmet beleid en overleg, dat bewijs van degelijk heid en van gezond verstand is, m. i. de beste waarborg, dat ook (om op ons punt. van kwestie terug te komen) de zaak der j o n ge 1 in g s ve r. en patrona ten ook voor Zeeland volstrekt, niet hopeloos is. De echte Zeeuw|is gehecht pan het oude; hij heeft in zijn karakter iets van de vast houdendheid en taaiheid zijner polderklei. En in onze dagen van wuftheid en licht zinnigheid, van zucht naar nieuwigheden, pijnlijk? Ik verzeker u dat. ik zeer geluk kig ben voor u te mogen zorgen". „Gij zijt een engel vóór mij1 geweest, en indien ik tot de gelukkigen op aarde be hoorde, zou ik u altijd aan mijne zijide willen zien; en toch..." „En toch?" „Toch wilde ik den tuin bestudeeren om mij te overtuigen of ik niet, langs het een of ander weinig in het oogvallend pad, ontvluchten kon". „Gij ontvluchten?" riep Anua, droevig verrast uit: „Is het u hier dan zoo on aangenaam?" „Hoe kunt gij zoo iets veronderstellen!" klonk het verwijtend: „ik heb hier de rus tigste dagen gekend, welke het mij ge geven was in de laatste jaren to doorle ven; en daarbij,- gij die nooit achtervolgd zijt geweest, gij kunt u geen denkbeeld vormen van den vrede die er plotseling over een opgejaagd wezen komt, wanneer zij zich nog enkel omringd weet van lie den die even goed als edel, even trouw als medelijdend zijn. Maar dankbaarheid legt dure verplichtingen op, en ik wil geen ongeluk over uw aller hoofd brengen; ik wil vertrekken aleer men u heeft trachten te dooden om tot mij te geraken; ik wilde verdwenen zijn aleer mijn redder terug zou keeren; en de krachten hebben mij begeven!" Zij bedekte het gelaat met de handen en zware snikken doortrilden, hare gestalte. Anna werd zoozeer getroffen door de omdat het nieuwigheden zijn, steekt die karaktertrek der Zeeuwen iet of wat af; maar is, binnen de verstandige grens ge houden, toch niet af te keuren. Die vasthoudendheid zou alleen dan te veroordeelen zijn, ais inderdaad de Zeeuw sche plattelander „overdreven ge hecht (was) aan oude gebruiken en toe standen en dientengevolge vreeselijk bang voor nieuwigheden". (De spatiee- ling is van mij). Dit is eenvoudig „overdreven", 'tls niet waar, wat „Bis Exsul" beweert: „een poging tot verbetering van toestanden stuit, onvermijdelijk af op het alles afdoende argument: „het is altijd zoo geweest". Als de Zeeuw met zijn gezond verstand inziet, dat iets in zijn belang is, dan is hij wèl over te 'halen tot nieuwigheden. Wat ik heb opgenoemd 'en door niemand, die Zee land langer dam enkele jaren kent, ge loochend kan worden, is daarvoor het af doende bewijs. Als er echter eene nieuwig heid. wordt voorgesteld, dan zal hij be ginnen met 'te zeggen: „dat ei vroegejr nooit zö ewist"; dan is hij degelijk en verstandig genoeg om zich niet door groote woorden te laten overbluffen; dan. zal hij, misschien zelfs al te lang, weigeren op dit punt iets aan te nemen op gezag: dat alles geef ik gaarne toe; maar dat recht vaardigt het oordeel van „Bis Exsul" nog niet. De Zeeuw wil eerst zien en begrijpen maar is dan ook tot handelen en tot, stevig doorzetten bereid. Door het bovenstaande is eenigermate ook de eigenschap verklaard, die door „Bis Exsul" op de tweede plaats den Zeeuwen wordt verweten: „overdreven vrees voor bet oordeel der menschen". Als het belang eener nieuwigheid niet wordt begrepen, de redelijkheid of bet nut van een maatregel niet wordt ingezien, dan wordt die door den „conservatieven" Zeeuw ook afgekeurd en die afkeuring wordt door den „ronden" Zeeuw, vooral tegenover zijn gelijken niet in zijn hart gesmoord. Dat maakt natuurlijk indruk op hem, die om andere reden dan uit vaste overtuiging van 't belang eener nieuwig heid, deze zou willen volgen. In plaats van dit te noemen: „overdre ven vrees voor het oordeel der menschen", wil ik het liever beschouwen als een uiting van gezond solidariteitsgevoel, een soort „esprit de corps", wat ook zijn goede zijde heeft. Daarenboven zijn er wel bewijzen voor- uitdrukking van droefheid welke uit hare gansche houding sprak, dat zij de armen om haar heen sloeg en haar zachkens dwong het hoofd op haar schouder te la ten rusten. „Bekommer u niet over ons", zeide zij geruststellend: „Niiet het minste gevaar heeft ons tot. dusverre nog bedreigd, maar indien gij waarlijk vreest dat de vijande lijkheden opnieuw zullen beginnen; als gij er uwe vrienden voor wilt beveiligen, dan bestaat daartoe immers ©en vrij wat eenvoudiger en barmhartiger middel dan ons in stilte te ontvluchten en aan dui zend angsten ten prooi te laten omtrent uw lot; waarom geeft, gij den 'naam en het signalement dier ellendigen niet. op aan de politie, die nu slechts in den blinde' rondtast, en niet- weet in welke richting haar onderzoek voort te zetten? Gij weet waarschijnlijk zelfs waar zij zich schuilhouden". „Ja, dat weet ik", luidde het nauw hoorbaar. „Welnu dan, spreek, en red uzelve al dus voor altijd uit, hunne macht". Er kwam een uitdrukking van wanhoop in de oogen der onbekende. _„Gij vraagt mij het onmogelijke", zeide zij. „Ik kan u niets ophelderen, niets ver klaren eenmaal, misschien, na mijn dood, die onder omstandigheden als de mijne niet lang uit kan blijven, zult gij alles verstaan en mij beklagen. Zoolang ik leef moet ik zwijgen". handen, dat 't menschelijk opzicht den Zeeuw in geenen deele van een© nieuwig heid heeft afgeschrikt. Zou er wel een gewest zijn waar de vrouwen en mieisjes er gemakkelijker zijn toe overgegaan om te fietsen? Zeer vele Zeeuwen zijn door geen men schelijk opzicht weerhouden om lid te worden van allerlei vereenigingen: voor muziek, tooneel, verzekering van varkens, koienfonds enz.om nieuwe zaken te be ginnen in hun eigen plaats of in den vreemde; om hun kinderen op kostschool te doen enz. Hoevelen, meisjes zoowel als jongens, hebben het oordeel der menschen nieti manmoedig getrotseerd om hunne roeping te volgen in het klooster of in den pries terlijken staat? Rasechte Zeeuwen hebben met verbreking van alle vaderlijke gewoon ten en met verachting van 't menschelijk opzicht hun provincie en hun vaderland verlaten om in verre landen als priesters missionarissen het evangelie te gaan pre diken. En zelfs, de verspreiding der „Nieuwe Zeeuwsche Courant", is 'tniet het bewijs, dat ook de Katholieke,. Zeeuwsche boer, trots menschelijk op zicht, met een oude gewoonte durft breken En nu de toepassing op ons punt in kwestie: als de Zeeuw inderdaad over tuigd is van de noodzakelijkheid of het nut eener jongelingsvereeniging, dan zal hij gaarne daartoe medewerken, trots de vrees voor het oordeel der menschen en zijn gehechtheid aa,n oude gewoonten. Maar hoe den Zeeuw daarvan over tuigen? Gaarne zou ik in een volgend nummer nog een weinig plaats wensc-hen om deze vraag te beantwoorden. Th. A. J. C. De houding der Protestanten in Fran krij k. „De Standaard", het orgaan van Dr. Kuypelr, had de houding der Fran sche Gereformeerden in den godsdienst strijd karakterloos genoemd. Hiertegen kwam Ds. Giran is een ar tikel, opgenomen in het „Handelsblad" op. Naar aanleiding hiervan antwoordt „De Standaard" van j.l. Zaterdag: Do heer Ds. Giran komt in een breed schrijven op tegen ons beweren, dat de Fransche Protestantsche Kerken tegenover de Scheiding wel van practisch inzicht; maar niet van karakter ais Kerk hebben doen blijken. „En zoo gij door te spreken ©en men- schenleven kondet redden?" De zieke zag haar doordringend aan. „Is Ernst in gevaar?" vroeg zij haastig. „Niet voor zoover ik weet.; maar een zijner vrienden kwam verleden week hier aan; hij woonde in Engeland en had zich ongerust gemaakt bij het vernemen der ontsporing van den trein, waarmede de heer Nieuwenheim naar .Vlissingen had moeten reizen, en wild© zich met eigen oogen verzekeren of hij niet gekwetst was geraakt. Hem ongedeerd vindende, vertrok hij nog denzelfden dag weder naar Lon den". „Welnu? Ik zie in dit alles niets vreemds." „Neen, tot dusverre niet, maar zijn vriend ontving heden bericht dat hij sedert niet weer is gezien door de zijnen." De onbekend© wierp haar ©311 verwil derden blik toe. „Hoe wilt gij dat dit in verband zou staan met mij?" mompelde zij op koorts- aehtigen toon„Ik weet den naam van dien man niet eens." „Neen, maar op zijne heenreis naai' Hol land werd hij toegesproken door een vreemdeling die hém waarschuwde niet naar Polderdijk te gaan. De gevolgen daar van zouden niet uitblijven. De heer Over- beek sloeg dien raad in den wind, en gij ziet wat er gebeurd is." „Is zijn vriend daarom vertrokken?" vroeg de ziek onder wier oogen zich Het zou ons een verademing zijn ge weest, indien het hem gelukt w^ra^aau ie toonen, dat er in hetgeen de Rêformés Sn Frankrijk deden, wèl karakter te ontdek ken viel. Maar deze predikant, sloeg op elk punt den hal mis. Hij verkeert in den waan, dat wij ge- wenscht hadden-, dat (de Hervormde Ker ken in Frankrijk tegeni de Overheid en haar wet in verzet waren gekomen. Hiervan is geen woord aan. De Scheidingswet beval niets, maar bood aan; en waar ter wereld is ooit be weerd, dat het ongebruikt laten van een aanbod der Overheid ongehoorzaamheid aan de wet zou zijn? Aan deze Kerken worden aangeboden allerlei voordooien. Maar die voordeelen konden ze niet aannemen, zonder haar kerkelijk eerstgeboorterecht te verioo-; chenen. De schotel linzenmoes I11 zulk een geval nu toont karakter, wie zijn eerstgeboorterecht maintineert. en den schotel linzenmoes afwijst; en mist karakter wie den schotel linzenmoes aan- jieemt, en er zijn keïkelijk eerstgeboorte recht voor prijs geeft. Dit nu deden de Hervormde Kerken in Frankrijk. En dat Ds. Giran dit niet vermag in te zien, ligt alleen daaraan, dat hij, ais mo derne, een geheel tegen de Schrift, tegen het Calvinisme, en tsgen de belijdenis der Fransche Kerken ingaand begrip van de Kerk koestert. Doch juist daarom zegt zijn quasi ver weer, voor wie in de Kerken der Gerefor meerden in Frankrijk de voortzetting van de Kerken der réfugiés ziet, minder dan niets. Ja, hij doet erger. Door zijn beweren toch, dat een Kerk, om des geloofswille, zich nooit zou mo gen verzetten tegen den wil der Overheid; iets wat hier niet aan de orde kwam, maar dat hij toch in thesi generali (in 't alge meen) .bespreekt; verloochent hij al de vaderén zijner Kerk, en veroordeelt hij de martelaren, die van die Kerk eens de glorie waren. Arme Kerken, die zóó moesten verde digd worden! Arnne bezuiniging. Men leest in „De Standaard" „Het moet nu voor het land heeten, dat we onder een kabinet leven, dat de landsverdediging zuiniger levert. Ruim negen ton op oorlog minder. Het klonk als een klok. Op den keper bezien, slonken d:e negen ton reeds aanstonds op even vier, want er was uitgelicht 5 ton voor Amsterdam. Van de vier ton is toen bij Marine weer drie afgegeven voor torpedobooten. Bleef alzoo één ton. En zelfs van die ééne ton is toen af geknabbeld door bijkomende kleine ver hoogingen. Het komt bij slot van rekening alzoo donkerblauwe kringen afteekenden „Ja, hij zal trachten hem op te sporen. De jonge vrouw liet het hoofd achterover op haar kussens zinken. „Dan is hij verloren," mompelde zij „Hij is zich in den mnil van dén leeuw gaan werpen; nooit zullen zij hem levend uit hunne klauwen laten ontkomen; mijn God! mijn God!" Anna greep nogmaals hare handen en smeekte „Niet waar, gij zult het stilzwijgen ver breken en daardoor, zooveel als in uwe macht ligt, meewerken tot het behoud dier mannen, die zich niet het minste te ver wijten hebben,;.©» wier dood ©en onher stelbare rqmp voor hunne betrekkingen zou zijn." „Jav ik zal spreken, morgen, ik beloof het».", ^Morgen? Waarom niet heden?" •üii onbekend© wierp haar een somhe- feii blik toe. „Omdat ik daartoe al mijne krachten moet verzamelen, ©n lieden niet meer in staat zou zijn tot eene dergelijke overwin ning op mijzelve. Ik moet lang nadenken, mijn gansche leven wederom uit zijn asch doen opstaan, en een moed bijeengaren dien ik thans niet bezit." „Maar 24 uren uitstel maken een ver schil uit, -dat. misschien noodlottig kan worden voor de ongelukkigen." „Meer dan waarschijnlijk zijn beiden reeds verloren." sprak d- ziek"- dof: „De

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1907 | | pagina 1