feüblietoh!^ No. 47. Zaterdag 21 April 1906. Tweede Jaargang. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. BS i miner behoort een Bpoepel. Mededeeling, Een Aprilgrap. UIT DE PERS. Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.95 Afzonderlijke nummers a contant0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, alléén voor de abonné's per 3 maanden0 37!/2 MAANDAG- VERSCHIJNT eiken WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Advertentiën van 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. a contant. Reelameberiohten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. naar aanleiding van de ovcrstrooining van 12 Maart 1906, DOOK Da. D. J. HrSSINK, Directeur van het RijkslanHbouwproejstation te Goes. Wanneer de dijk van een zeepolder door breekt, komt het zoute water met groote kracht op de akkers. Het nadeel, dat wordt toegebracht, is derhalve tweeledig. Het water komt met kracht op het land vallen,en dit water is zout water. Het zeewater bevat 3.5 pet. zout, waar van ongeveer 2.5 pet. keukenzout, of an ders uitgedrukt, 1 M3. zeewater bevat 25 K.G. keukenzout en 10 K.G. andere zou ten. Komt het water 1 Meter boven het land te staan, dan bevindt zich op elke H.A. 250.000 K.G. keukenzout en 100.0C0 K.G. andere zouten. Hoofdzaak vormen derhalve de chloorverbindingen. Te veel chloorverbindingen nu zijn na- deelig voor de planten, die niet op een zilten bodem thuis behooren. Het keu kenzout, in grooté hoeveelheid gegeven, gaat den plantengroei tegen. Reeds in overoude tijden was dit bekend. Toch kan het keukenzout nog wel eeni- germale als meststof in aanmerking ko men, maar eene hoeveelheid van 1000 K.G. per H.A. is al meer dan de planten kunnen verdragen. Welnu, eene hoeveelheid van 1000 K.G. per H.A. komt reeds op den akker, wan neer het zeewater slechts over eene diepte van 4 m.M. in den bodem indringt. Wanneer het gehalte van den bodem aan keukenzout tot op eene diepte van 75 cM. blijkt te zijn 0.1 pet., dan is reeds ongeveer 11250 KG. keukenzout in den bodem doorgedrongen, waarvan ongeveer 2200 KG. in de bovenste 15 cM. Gehalten van 0.5 pet. behooren niet tot de zeldzaamheden, zoodat we gerust kun nen zeggen, dat ongeveer van 1050C00 KG. keukenzout per HA. in den bodem komen, waarvan 2000 a 10000 KG. in de bovenste 15 cM. Tengevolge der overstrooming komt dus ongetwijfeld eene zoodanige hoeveelheid keukenzout op het land, dat de planten hiervan de nadeelige gevolgen zullen on dervinden. Daarbij komt dan nog deze omstandig heid, dat het water met kracht op het land valt. De bodem wordt tot eenige cM diep omgewoeld en dooreengeroerd. Hetzelfde, wat gedurende een regenachtigen zomer en herfst geschiedt, tengevolge van de (Slot.) Hij wou beginnen dit tegen Jean-Glaude te zeggen, toen deze zijn weifeling zag, en begreep, dat hij nu Maria niet meer wilde hebben, nu ze niets meer had dan haar schoonheid. Hiji barstte uit in woede, en verweet George met een stem, die zich nu eens verhief dan weer daalde in radelooze woede, zijn hebzucht. Eindelijk joeg hij hem de deur uit Mijn hemel vader, wat hebt u? Wat mankeert u, oom? Pierrouline en Maria waren komen toe- loopen. Wat er is wat er is alles is weg weg. Jean Claude smakte op een stoel neer, 't gezicht met zijn handen bedekkend. Maria las den brief, die open op tafel lag. Mijnheer. „Ik ben de eerste klerk vele en hevige regens, vindt thans als 'tware in één oogenblik plaals: de los se, krummelige struktuur van den bodem wordt vernietigd; de grond wordt dicht geslempt. En juist omdat het water, dat op den akker komt, zout is, heeft dit dichtslibben in hoogere mate plaats, dan bij zoet water ,(bijv. regen) het geval is. Nu kan het wel gebeuren, dat de bo venste grondlaag van een polder, die on der water heeft gestaan, na eenige weken droogte, er vrij krummelig uitziet. Men meent dan soms dat de grond wei-i nig of niet geleden heeft, maar de schijn bedriegt hier; bij den minsten regen slibt de grond dicht. Uit het voorgaande volgt, dat men eeni- germate een idee ervan kan krijgen, hoe zwaar de grond beschadigd is door het gehalte aan keukenzout te bepalen. Voor uit is moeilijk te zeggen, of dit veel of weinig zal zijn. Verschillende factoren toch kunnen daar invloed op uitoefenen alshet al of niet gedraineerd zijn van het land, de soort van grond; de om standigheid, dat het land vóór de over strooming verzadigd was met zoet water, zoodat slechts weinig zout water kon bin nendringen e. m. In den laatsten tijd heb ik van ver schillende zijden de opmerking gehoord, dat men zich de nadeelige werking van eene overstrooming niet kan voorstellen. Nieuw ingedijkte polders kunmn toch ook vrij spoedig in cultuur genomen wor den, zoo redeneert men. Er is echter een zeer groot verschil tusschen deze nieuw ingedijkte polders -en de overstroomde lan den, wat duidelijk zal worden door na te gaan de wijze waarop onze schorren ontstaan. De schorren ontstaan zeer geleidelijk. Deeltje voor deeltje wordt de klei uit het water en onder het water afgezet. Juist omdat het zout water is, slaan de klei- deeltjes beter neer. Het water stroomt door vele geulen lang zaam op en langzaam af. Er vormt zich op deze wijze eene goed doorlatende bo dem, waartoe nog de volgende factoren medewerken. In de eerste plaats de plantengroei op de schorren. De hoogst gelegen streek, die slechts bij hooge vloeden onderloopt, draagt een zekere grassoort (kweldergras) op het lagere gedeelte is eene strook met eene andere zoutwaterplant bedekt (suite), en de laatste meters grond, tot waar de dagelijksche vloed oploopt, zijn met hane- poot of zeekraal begroeid. Deze planten houden de gevormde en de zich vormende kleilaag poreus. Gaat men nu inpolderen, dan verloopt van mijnheer Gerome, den notaris, wien gij het geld voor den bruidschat in bewa ring hebt gegeven. Mijnheer Gerome is met al het geid vertrokken, zoowel het zijne als het uwe. Hij' bevindt zich reeds in den vreemde. Alle nasporingen waren ver- geefsch, het is niet gelukt hem te ontdek ken Het is zeer ongelukkig voor Verder had Jean-Claude niet gelezen en ook Maria dacht niet verder na over den vreemden vorm van den brief noch ver wonderde zij1 zich er over, dat het de eer ste klerk was, die de vlucht van zijn pa troon mededeelde. M'n goeie, beste oom en jij Maria, schrei nu niet we kunnen immers alles weer terugverdienen, door dubbel hard te gaan werken. Maar 'tis nog niet alles zei Jean Claude zacht, terwijl hij Maria's hoofd in zijn trillende handen namGeorge heefthuil niet, Maria toen hij dit vernam Hij wil niet - wil nietviel Maria hem in de rede. Haar tranen droogden dadelijk op. O bij iets slechts komt altijd iets er toch altijd nog eenige tijd gedurende' welken de dijk gelegd wordt. In dien tijd vallen de regens op de bo venste laag en spoelvn door de uiterst losse, sponsachtige sliblaag, waarin nog geencrlei verstopping of samenklinking aanwezig is, een gedeelte der vele oplos bare zouten naar omlaag, zoodat er eene dunne bouwlaag kan ontslaan, die minder zoutrijk is. Dan verdwijnen hanepoot, de suite en het kweldergras; de bodem wordt droger. Bij de uitdroging der bovenlaag ont staan de natuurlijke scheuren en kanalen; de wortels der oorspronkelijke planten gaan in rotting over er ontwikkelen zich gassen en als de wortels door de inwer king der lucht verteerd zijn, blijven er holten in den bodem over. Ook de insecten en dieren bevorderen die losheid. Tengevolge van al deze omstandigheden is de nieuw ingedijkte grond zeer poreus en spoedig zijn zout kwijt. Wanneer nu de bovenlaag voorzichtig, dus niet in natten toestand bewerkt wordt, niet te veel plat getreden en geroerd, dan b 1 ij f t zij openals de afwatering deug delijk is, kan het water steeds een weg vinden naar beneden. Zooals men ziet, zijn dit geheel andere omstandigheden dan die bij eene overstroo ming heerschen. Na den watervloed van 1776 schreef de Oekonomische Tak van de „Maatschappij der Wetenschappen binnen Haarlem" in 1793 de volgende vraag uit: Welke zijn de beste en minst kostbare middelen, door proeven gestaafd, om de met zout water overstroomd-geweest zijnde zoo klei-, zand-, als veengronden, ben spoe digste, ten minste binnen twee jaren, tot hunne vorige vruchtbaarheid te herstel len." Hendrik Ponse, Bouwman te Geervliet en Lid van de Commissie tot den Land bouw voor Hollandsch Zuidelijk gedeelte, zond een antwoord in, dat, om welke reden ook, niet in aanmerking kwam. Hendrik Ponse wordt ons door Kops in zijn „Magazijn van Vadtrlandsohen Land bouw" geschilderd als een „voortreffelijk Huisman, wonende te Geervliet, in den Lande van Putten, ruim twee uren van den Briel gelegen; een Landman, die zich zeiven als schrijver geheel heeft gevormd; Zomers tot zijn bestaan den ploeg moet drijven, en het verder landwerk verrich ten, en 's winters met zijn pen den Land bouw ten dienste staat." De vloed van 14 Januari 1808 was oor zaak, dat bovengenoemd geschrift van Pon se, op aansporing van J. van Lokhorst, predikant te Geervliet, werd uitgegeven. goeds. En haar blikken gaan naar Pierrouline, die met neergeslagen oogen nauwelijks zijn groote vreugde kon verhelen Jean-Claude kijkt haar verwonderd aan. Dat doet je pleizier? Ja, vader. Waarom zei je het dan niet eerder? Omdat u mij niet hem wou geven, van wien ik houd. En nu wil hij jou niet? Of hij wil vader!Zegt u ja? Als hij een eerlijke jongeman is, van goede familie, dan zal ik mijn toestemming geven, als hij tenminste jou gelukkig wil maken. Pierrouline, vroeg toen Maria, wil jij me tot je vrouw? De oogen van den jongen man ant woordden haar. Jean Claude was een oogenblik verslagen. Jijwas jij het, Pierrouline Jullie beminnen elkaar?... Neen, dat is te veel op een morgen. Vadertje lief vadertje smeekte Maria. Wat gezegd is is gezegd Hier is In 22 paragrafen vinden we hier be knopt aangegeven, wat den landbouwer te doen staat. Ponse deelt in de eerste plaats mede dat het zout nadeelig is en het derhalve noodzakelijk is, alle mogelijke middelen aan te wenden, om de met zout water overstroomd geweest zijnde gronden van het zout te ontlasten. Gronden, langs de rivieren gelegen, ge woonlijk derhalve weilanden, kunnen eeni ge malen onder zoet water gezet worden en aldus hun zout kwijt raken. Gaat dit niet, dan moet men het uit- loozen van het zout aan het regenwater overlaten. „Maar dit schijnt ook alles te zijn, hetgeen de herstelling kan bespoedi gen van de vruchtbaarheid der weilan den, die met zout water overstroomd zijn geweest. Zij verbeteren dan als van zelve." Kon men ook aldus handelen met de bouwlanden, dan ware dit het beste. Maar aldus Ponse, „dit is onuitvoerlijk, want dan zoude in geheele streken van ons vaderland de landbouw moeten stil staan; doch dezelve (deze bouwlanden dus) op de gewone wijze te bebouwen is even weinig aan te raden, want de met zout water overstroomde landen in 1775, op de gewone wijze bebouwd, brachten in de eerste jaren, na den vloed, zeer weinig op, en tien jaren later kon men, op eenige stukken land, de gevolgen van de overstrooming nog duidelijk waar nemen. Om dan den bouw, in de met zout water overstroomd geweest zijnde landen, zoo goed als dit kan geschieden, aan den gang te houden, zal men vooral diepe bouwingen moeten vermijden; het voor- deeligste is, door lichte bouwingen, zoo veel losse aarde op het veld te verkrijgen, dat men er klaver op kan zaaien, met het vooruitzicht, dat het kan schieten en klavcrplanlen kan voortbrengen; de klaver wil in zulke landen, als zij in de vat is, nog al een goed gewas geven, en dat verkrijgt men dan met weinig kosten; daar enboven maakt de klaver een ponwortel en deze maakt het land open, hetgeen voordeelig is voor het nederzinken van het zout. Landen die aan klaver liggen en vier of vijf jaren daartoe gehouden worden, zullen daardoor hunne vorige vruchtbaarheid weder verkregen hebben; daarom moet men vooral geen landen die voor de overstrooming aan klaver gelegen hebben breken, tenminste niet in de twee eerste jaren na den vloed, en alsdan nog maar ligt omploegen, want met dieper te ploegen dan de bovengrond van het zout ontlast is zal men alles weder bederven. Men moet alzoo beginnen met die lan den, welke met zout water overstroomd zijn geweest, licht om te ploegen en de mijn zegenweest gelukkig samen, kin deren, zei hij met een van aandoening bevende stem. Eenige oogenblikken later waren alle drie in een rijtuig op weg naar den notaris. Toen de eerste schrik voorbij was, kre gen ze verlangen om iets naders op het kantoor zelf te hooren. Ook Pierrouline was meegegaan. Aan het huis van den notaris was alles als gewoonlijk. Het plaatje op de deur: „Binnen zonder kloppen", op het kantoor de tweede en de derde klerk. Meneer de eerste klerk? vroeg Jean Claude. Die is afwezigmaar meneer Géro- me zelf is binnen. Hij is dus weer gevangen genomen, riep de boer verheugd uit. Gevangen ik begrijp u niet. Daar ging de deur open en ze zagen me neer Gérome in al zijn waardigheid op zijn kantoorstoel zitten. Meneerik gijmen schreef, dat het grond zoo fijn te breken, als mogelijk zij; voorts kan men dezelfde met haver be zaaien: en heeft men geen lossen grond genoeg, om de haver onder te eggen, dan kan men die onder ploegen; nadat de haver gezaaid is zal men die velden met klaverzaad bezaaien, op de gewone ma nier; men kan dan zien, wat daar van voortkome. Haver toch wil, van alle vruchten die wit stroo hebben, op de met zout water overstroomd geweest zijnde landen nog al het beste groeien; wordt zij het afoogsten waardig, dan kan men die inoogsten, an ders late men het veld door het vee af weiden." Ook paardeboonen en erwten schijnen, volgens Ponse, een goed gewas op te kun nen leveren. Nogmaals legt Ponse er dan den nadruk op, dat men vooral niet te veel aan het land moet doen; dat men vooral de lan den, als ze nat zijn, niet moet ploegen; „dezelve worden daardoor niet geopend, maar taaier en vaster". „Indien de land bouwers verwachten," zegt Ponse verder, „dat zij, door ploegen, eggen en bemesten, het zout spoedig zullen doen verminderen, of den grond daar van ontlasten, zullen zij zich teleurgesteld zienzij zullen in het vervolg hun toevlucht moeten nemen, tot het aan klaver leggen van hunne landen, zooals ik gezien heb, dat heeft moeten gedaan worden, toen de landen in 1775 met zout water overstroomd waren gewor den want, de landen aan klaver te leggen en dezelve drie of vier jaren rust te laten, is het onkostbare en zekere middel om dezelfde tot de vorige vruchtbaarheid te herstellen". In een aanhangsel wordt dan ten slotte een kort woord gewijd aan de vraag, welke mest men zal gebruiken op de met zout water overstroomd geweest zijnde landen. Aangezien toentertijde nog geen kunstmest bekend was, wil ik, om geen verwarring te stichten, hier geen aanhalingen doen, maar alleen meedeelen, dat Ponse reeds aanraadt „een proeve te nemen, het land met onvermengde kalk te bestrooien, twin tig a vijf en twintig tonnen op het gemet; dezelve drie duimen diep onderploegen en op dit omgeploegde land zaaien." OM TE ONTHOUDEN. In het verslag der sociaal-democratische Kamerfractie over 1905 komt de merk waardige verklaring voor, dat de open bare onderwijzers aan minister Kuyper, naast een pensioen voor vrouw en kind bij overlijden, een behoorlijk wachtgeld hebben te danken bij hun ontslag. En erbij wordt gevoegd, dat „in beide zaken de heer Borgesius, voor wien nog zooveel openbare onderwijzers het vuur Kom, kom, wat is er, beste Jean- Claude? Ga zitten, scheelt je wat? Maria vatte eindelijk moed. We hebben dit ontvangen meneer. De notaris las het eerst met verwonde ring, toen begon hij te lachen terwijl hij wees op den datum boven den brief. Den eersten April Den eersten Aprileen grap, barstte Jean-Claude uit terwijl Pierrouline beteuterd bleef staan midden in het ver trek nu zou Maria zijn neus nog voor bijgaan Jean-Claude keerde zich naar hem toe en zeide: Welnu wat mankeert jou? Denk je dat ik Maria, nu ze weer een paar centen bezit, naar den ander zal sturen? Nee, jongen, jij hebt haai- en je houdt haar Hier mijn hand; een eerlijke kerel heeft maai- een woord. Meneer de notaris, het contract blijft on veranderd, alleen de schoonzoon. Goeien morgen, meneer de notaris.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1906 | | pagina 1