►es.
ng.
Donderdag 12 April 1906.
Tweede Jaargang*
Een Volksleger.
assen.
No. U.
I
Goes.
•MM
RDING"
later.
RCUS
"9
KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN.
F E U1L l
GRAAF WLADIMIR BQSTOPCHINE.
ling en uitbrei-
Kak zijn wij in
1ste concurrentie
|nen bieden en
onderstaanden
onze
Veeren.
lechts met de
hderen en doet
fce.
I
m
ter
k
en
on
ge
geheel
10 pond
■Vollen-,
pi en 1
Itrassen,
w
erbeste
stc ge- J
sen De-
Molton
trekken
■werkte
8
#8
eren wij onze
geheel over-
>ns een groot
milies in den
'en.
id a confanf
erverkoopers.
nwasscherij,
rij en Ververij
NGEN,
iet leveren aan
>ge en natte was-
igerieht voor uit-
ihen en verven van
ME ZEBIWSCHE COURANT
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.95
Afzonderlijke nummers a conlant0.05
Geïllustreerd Zondagsblad, alléén voor de
ab'onné's per 3 maanden0 37ys
VERSCHIJNT
eiken
MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Advertentiën van 15 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. a contant.
Reclameberiohten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs.
DRINGEND VERZOEK.
Wij verzoeken onzen abonné's dringend,
indien zij ons blad niet op tijd ontvan
gen, ons onmiddellijk daarvan in kennis
te stellen en ons het adresbandje te zen
den; dan kunnen wij de oorzaak onder
zoeken, daar alle couranten door ons
steeds op tijd worden verzonden.
De Directie.
Nieuwe Kierzerslijsten.
Wij herinneren er nogmaals aan, dat
de nieuwe kiezerslijsten op de secretarie
der gemeenten tot en met den 21sten
April voor een ieder ter inzage liggen.
Tot en met den 17den April is een
ieder bevoegd, bij het gemeentebestuur ver
betering van de door dat bestuur vast
gestelde kiezerslijst te vragen, op grond
dat hij zelf of een ander, in strijd met
de wet, daarop voorkomt, niet voorkomt
of niet behoorlijk voorkomt.
Die verzoeken worden, met de bijge
voegde bewijsstukken, dadelijk tot en met
den 21sten April voor een ieder op de
secretarie voor een ieder ter inzage ne-
dergelegd.
Een ieder is tot tegenspraak gerechtigd.
De tegenspraak moet schriftelijk en uiter
lijk den 23sten April aan het gemeente
bestuur worden ingediend.
Goesche Watersnood-Comité.
Vorige opgaaf f 7947.395
Van de firma Oosterbaan le
Coihtre, uitgevers te Goes, als
eerste storting van de vermoe
delijke baten der uitgave: „De
Overs (rooming in Zeeland" f 250.
Uit Manchester pd.st. 2 f 24.30
R., Helmond f 25.
Leerlingen d. School Beesd f 4.41
G. J. D., Arcen f 5.—
L. en C., Rotterdam f 25.
Geref. Kerk, Nieuwdorp f 5.
Inschrijving „Nieuwe Zeeuw-
sche Courant" f 32.54
Totaal f 8318.645
a. h. Prov. Com. afgedragen f 7000.
Nog in kas f 1318.645
JOS. WITKAM,
penningmeester.
Provinciaal Watersnoods-Comité.
De penningmeester van Jat comité onl-
ving nog uit:
Zeeland.
Collecte Kats f 33Ö.975, leerl. Op. sch.
Nieuw- en St. Joosland f 9.47, soc. Land
bouw en Handel Zierikzee f 100, collecte
Kerkwerve f276 en nagezonden gift Burgh
f 0.50.
Onder de collecte van 's Heer Arends-
kerke (f 1257.525) waren begrepen f 50 van
2)
Het hotel „Hongaria" schitterde in
pracht; uit de rijk gemeubileerde eetzalen
klonken de tonen der nationale Hongaar-
sche muziek, en langs de tafels verdron
gen elkander Russen, Franschen en En-
gelschen, üuitschers en Grieken om eene
plaats te veroveren en van de geurige
spijzen en exquise wijnen te genieten,
waaraan het hotel zijn roem dankte.
Zijn Exc. prins Radovitch, die op de
bel-étage eenige kamers had, dineerde be
neden, aangetrokken ais hij' werd door die
vroolijke menigte van gasten.
Hiji kende er velen en trachtte van tijd
tot tijd zijn secretaris, mr. André Zaïka,
in het gesprek te betrekken.
Deze jonge man stónd, ondanks zijn
somber karakter, in hooge achting bij' den
prins en genoot diens vertrouwen.
Zaïka bezat een helderen blik en talent,
om ook in politieke verwikkelingen raad
te geven.
Tien jaren reeds was Zaïka te Belgrado
bij den prins in dienst. Hij sprak weinig
en glimlachte nooit; steeds kalm, toonde
hij maar zelden de geringste aandoening.
Eens slechts had Z.Exc. hem zien schrik
ken; twas twee dagen geleden. Vroolijk
lachen klonk in de zalen van het Hou-
het Burg. Armbestuur, f 25 van de Diaconie
Ned. Herv. Gem., f 10 van het groot Arm
bestuur van 's Heer Hendrikskinderen en
f25 van de Ned. Herv. G-em. aldaar.
Nederland:
CollectesBergambacht f 275, Den Hel
der f 1000, Ossendrecht f 245.36, Fijnaart
718.75, Renkum f 827.90, Onderdendam
f 103.30, Clinge f 141.53, Klundert
f 1444.65, Willemstad f 654.155, Mej. A. B.
B. Velsen f0.50, J. E. v. H., Woerden,
f 2.50, W. F. d. H„ .Tjerkjaart, f 2.50, K.
K. K., Haag, f 10, van eenige vrienden
R'dam f 5.57, Leidsch Embryo, Leiden,
f0.50, leerl. 0. L. S. 3, Haarlemmermeer,
f 13.26, A. en S„ Amsterdam, f2.81, H.
B. L., idem, f20, leerl. 2e H. B. S., idem,
f60, P. B„ idem, f 100, Zusters v. h. Wil-
helmina-Gasthuis, idem, f26.24, inwoners
v. Varseveld f94.58, Candid. Tandartsen,
Utrecht, f 23.75, B. W. d. L, Sliedrecht,
f 16, inteekenlijst Brielle f 146.75, Dames
E. M. A„ Laren, f 25, en uitvoering Rede
rijkerskamer Vreugdendal en Dames-comité
te Breda f 1310.
Door C. Boasson ontvangen uil Amster
dam: V. v. B. en Co. f 100, B. d. V.
f 10, L. G. E10, B. en v. O. f 10, E. V.
f 20 en E. E. V. en Zn. f 10; uit Rotterdam
A. J. P. en Z. f 100, T. v. C. en Z. f 25,
L. en J. M. d. J. £25, T. v. R. Azn.
f 10, M. A. S. f 5, M. L. f 5 en v. C. en
Co. f10; uit Hilversum: B. en v. D. H.
f20, D. A. Nz. f 12.50, L. v. R. en Z.
f5 en G. d. W. f 5; en van W. en Co., En
schedé, f 10, S. J. M. en Z., idem, f 10,
R. M., Groningen, 10, Th. A., Baarn,
f10, M. P., Dinxperlo, f 10, L. K. d. H.,
Leiden, f 10, v. d. B. ,en G\, Laren, f 5,
L. v. d. T., idem, fö, A. J. B., Gelderop,
fö, A. H. H., Gorinchem, f.5, Dames v. d.
H., Middelburg, f 15, I. B„ idem, f 2, M.
voor collecte, idem 1.
Door M. van Boven ontvangen: J. J.
M. en Zn., Amsterdam, f 25, H. C. en V.,
Rotterdam, f 26, S. W. v. d. V. en Zn.,
idem, f 10, M. F. en Co., Zutphen, f 5,
G. C. v. G., Nijmegen £2.50 en Geb. D„
Zaandam, f 1.
B u i te nl an d.
Inzameling der Nederlandsche Vereeni-
ging te Londen £8378.70; H. B„ Tekstraat,
£3; G. S„ Berlijn, f10; L. A. L., Brussel,
flÓ; G. F., Audenarde, f10; M. H. S.,
Oelnitz, f 10, H. S., Rixdorf, f 110 en B.
en Co., St. Gallen, f 15.
Onder bovenstaande titel schrijft een in
zender aan de „Limburgsche Koerier"
Enkele weken geleden zat ik in den trein
en telkens als deze stopte klonk boven
het snuiven van de locomotief een brullend
gezang uit.
Dat waren de rekruten, zei de conduc
teur.
garia-hotel, de deuren der eetzaal werden
opengeworpen, en een vrouw, schoon in
den vollen zin des woords, trad binnen.
Zij1 was van Russische afkomst, dat zag
men haar aan; ook sprak zij' met haar
gezelschap de Russische taal, die de prins
vloeiend sprak. De uitdrukking van haar
gelaat was kinderlijk, en aan den linker
kant van haar mond zag men een kleine
vlek, die aan het -gelaat iets eigenaardigs
gaf.
Zaïka werd doodsbleek, en het glas, dat
hij in de hand hield, viel in stukken op
den grond. De prins deed alsof hij niets
bemerkt had en Zaïka was zich weer
meester.
„Ik ga van avond naar de soiree bij
vorst Radzivvill, Aridré", zeide Z.Exc. den
volgenden dag, „het hotel schijnt nog druk
ker bezocht dan anders; zorg vooral, dat
het ontwerp van het geheim verdrag met
den keizer geen gevaar loopt. Ik durf het
niet bij mij te dragen".
„Uwe Excellentie kan gerust zijn", ant
woordde Zaïka, ,,ik zal de kamer vóór uw
terugkomst niet verlaten".
De prins reed naar de soirèe en André,
die zijn meesters rijtuig nakeek, ging een
eindje wandelen. Hij droeg de sleutels dei-
kamers bij zich en vreesde geen gevaar.
Toen hij terugkwam, beklom hij in ge
dachten de trap, die naar de apartementen
van Z.Exc. voerde. Nauwelijks was hij
boven aan de trap of hij meende iemand
te zien verdwijnen in de studeerkamer
Of ze zoo blij waren, dat ze in dienst
moesten vroeg ik.
De conducteur trok hoog zijh schouders
op, daarbij neus en hangsnor, wat zooveel
beteekende alsnou, dat denk ik wel niet.
Waarom die kerels daar zoo bulkten?
Ik denk, dat ze het zelf niet -geweten
hebben. Maar ik veronderstelde, dat die
jongens 'n borrel op hadden, en da,n doe
je vSvel meer, wat je niet verantwoorden
kunt.
Eenige dagen later zag ik 'n troepje
van die opgeschoten bengels twee aan twee
onder hoede van een onderofficier, dooi
de stad marcheeren.
Nog hadden ze volop piet. Ze zaten nog
niet in het militaire gareel, maar ze lach
ten toch al binnensmonds inplaats van
luidop, en ze beten elkander door half
geopende monden en zonder het hoofd
te verdraaien, hun opmerkingen en mop
pen toe, terwijl de onderofficier deed, of
hij niets merkte en met 'n gezicht bij den
troep liep, dat zeiwacht maar mannekes,
over 'n paar dagen heb ik jullie wel koest.
Ik dacht aan het geiwlst over een volks
leger.
Wat zag ik daar bij die pluk jonge
mannen pog 'n verscheidenheid. Boeren,
burgers en buitenlui. Domme, kleinburger
lijke, intelligente typen. Daar moet toch
een geheel van gemaakt worden, is 'tniet?
Eenige dagen later zag ik op 'n Zondag
avond een stuk of vijf onzer rekruten,
netjes in 't militaire pak gestoken over
de straat slingeren. Het echte, militaire
cachet zat 'r nog niet op, want die sjok-
gang en die lummelhouding waren daar
mee in tegenspraak.
Ik ging denzelfden weg, wandelde dus
achter het troepje aan.
Wel, daar kwam nog 'n viertal aan. Hoe
ra, werd er geroepen. Luidruchtige be
groeting, en toen, met z'n allen één kant
uit. Zingend weer. Dat militaire leven be
valt hen, dacht ik. Maar ik werd onaange
naam verrast, toen ik hun gebulk verstond.
Weet ge, wat ze zongen?
Dat exerceeren met de spuit,
Hangt ons de keel al uit.
En ik dacht aan een volksleger.
Even later kreeg ik 'n krant in handen
met 'n brief erin uit een garnizoensplaats,
welke brief blijkbaar door 'n militair ge
schreven was.
Minister Staal kreeg een pluimpje, om
dat hij het front en halt bij de ontmoeting
van Z.Exc., waarvan hij den sleutel nog
in zijn zak voelde steken.
Hij sloop zachtjes de gang door en stiet
de deur open. De kamer was in duister
nis gehuld; slechts een kleine plek was
door een kleine dievenlantaarn verlicht.
Wat hij bij dat flikkerend lichtje zag, deed
hem sidderen van ontzetting. Aan den les
senaar van Z.Exc. zat een gedaante, wier
vorm André Zaïka niet kon onderscheiden,
maar die het: ontwerp-verdrag in de hand
hield. Snel drukte André Zaïka ,op> den
knop van het electrisch licht, met een
ruk sprong de vreemde op en keek hem
aan een vrouw in prachtig baltoilet,
een vrouw van verblindende schoonheid
dezelfde, die tien jaren geleden in de
gevangeniskapel naast hem geknield had,
toen de pope over hen den huwelijkszegen
had uitgesproken.
„Gravin Wladimir Rostopchinefluis
terde hij' onhoorbaar.
De mooie vrouw zag hem aan lang
zaam verdween de ma.t-bleeke tint, die zich
bij de ontdekking op haar gelaat had ver
spreid zij nam de kleine lantaarn en
stapte bedaard naar de deur; zij achtte
elke verklaring beneden zich.
„Mevrouw, ik kail u niet laten gaan,
voordat
„Voordat gij mij verklaring hebt gegeven
van nw aanwezigheid in deze kamer",
hervatte de jonge man vastberaden, sloot
de deur en stak den sleutel in zijn zak.
„Ik heb u geen uitleg te geven, mijn-
mei een generaal voor onderofficieren en
minderen had afgeschaft. Nu, daar stemde
ik mee in. En ook wat de mail schreef over
de afschaffing van de paradepas.
Maar toen kregen onze moeders een
goeden raad. Die moesten bij de opvoeding
van hun jongens er op letten, zei de schrij-
vor, dat ze eenmaal soldaat zouden
worden.
Akkoord, dacht ik. De moeders zullen
den jongens wijzen op den plicht om het
vaderland te verdedigen en hun liefde voor
het militairisme inprenten, opdat ze met
opgewekt en blij gemoed hun diensttijd
vervullen.
Maar ik had misgeraden.
De moeders, zei de schrijver, moesten
hun jongens tegen den lotingsdag leeren
een knoop aan de broek te zetten en aard
appelen jassen. Dan zouden ze dat alvast
in dienst kennen.
Ik moet weer aan hot volksleger den
ken. Wil men op die manier onze jongens
liefhebberij in den dienst, leeren? Of hun
den tegenzin al vóór den lotingsdag in
pompen
Even later las ik een schrijven van een
oud-officier, die zijn kazerne weer 'ns be
zocht had. „Heelemaal kapot" was hij er
uit gekomen. Op de kamertjes der soldaten
had hij allerlei opschriften gelezen, die be
wezen, dat de manschappen naar het einde
van den diensttijd snakten, ah naar 'tuur
der verlossing uit een gevangenis. „Nog
zooveel dagen", las hij telkens. Kalenders
zag hij hangen, waarvan eiken dag, die
voorbij was, zorgvuldig was doorgekrast
en naast de overgebleven datums precies
stond .uitgerekend het. aantal dagen en
uren dal de bezitter der kalender nog te
dienen had. Enz. enz.
Laten we toch niet praten over een
volksleger.
Quid leges sine moribus, wat baton wet
ten, als ze niet steunen op de volksopinie
In 't bizonder geldt dit voor een volks
leger, want zulk een leger is niet moge
lijk, tenzij onze jongens liefhebberij in den
dienst hebben, tenzij ze volkomen besef
fen, dal zij met toewijding en opgewektheid
hun plicht jegens het vaderland hebben le
vervullen.
Wij bepalen ons tot algemeene opmer
kingen, want wij zijn ons volkomen be
wust als leek niet te mogen oordeelen.
Maar dit meenen wij' dan toch te mogen
zeggen, dat de voorstanders van een volks
leger moesten beginnen de algemeene mee
ning te veranderen en te zorgen, dat ons
heer, wees zoo goed mij door te laten".
„Mevrouw", riep André uit, die in zijn
opgewondenheid zich de kalmte niet kon
begrijpen van die vrouw, die in zoo com-
proinitteerende omstandigheden verkeerde,
„ik vertegenwoordig hier den Turkschen
'gezant: deze lessenaar bevat zijn cor
respondentie
„Welnu, dat wist ik wel", was het bru
tale antwoord.
„En hebt ge ze gelezen?" vroeg André
ademloos".
„Ik heb ze gelezen".
„En met welk doel Ongetwijfeld
De jonge man zweeg. De waarheid
kwam hem helder voor den geest.
Het was een spion, die de Russische
regeering tien jaren geleden noodig had,
en wier naam en rang haar boven alle
verdenking zouden plaatsen.
Hij, de veroordeelde, moest den naam en
den rang verschaffen, die deze schande
zouden bedekken, en zijn leven en vrij
heid waren het loon daarvoor geweest.
De gravin zag de verbazing die over
zijn gezicht trok; doch zag hem slechts
aan met die mengeling van medelijden en
verachting, die hij1 zoolang geleden eens in
hare oogen had gezien.
„Mevrouw, bedenk dat ik slechts deze
schel behoef te gebruiken om u als een
dievegge te doen wegvoeren".
„Zij haalde de schouders op en zeide
hel zou li toch moeilijk vallen te bewijzen,
volk, inplaats van tegenzin, liefhebberij
kreeg in den dienst. Dat is niet te verkrij
gen met groote woorden, met klanken, die
hol klinken in de ooren van het volk,
maar met doodnuchtere redeneering en het
aanvoeren van tastbare feiten.
Laat men ons volk duidelijk maken, dat
het vaderland verdedigd moet worden en
dat dit verdedigd KAN worden met eenig
succes. Dan komt de rest vanzelf. Nu
meent men algemeen, ten onrechte, ho
pen wij, dat de eerste de beste ons le
gertje uit elkaar kan slaan, en men acht
het nutteloos zich druk te maken met de
verdediging der grenzen.
Indien men nu behalve het pleizier voor
een opvoeding der jeugd in militairen zin,
(door gymnastiek enz.) ook eens begon met.
te betoogen, dat het noodig is de jeugd
op te voeden in de overtuiging, dat de
landsverdediging noodig maar ook moge
lijk is, dan zou men, meenen wij beschei-
denlijk veel verder komen. En als men
dan het kazerneleven zóó inrichtte, dat
onze jongens ergraag zouden zijn
„Men spot niet te spoedig in ons land
met hetgeen een ander heilig is, en dat.
is goed ook." Niet zonder bevreemding
lazen wij deze woorden in een te Goes
verschijnend liberaal bladwant wij we
ten maar al te zeer, dat liberale bladen
geen gelegenheid laten voorbij gaan, om
te spotten met hetgeen een ander heilig
is. En dat wij ons hierin niel vergissen,
zagen wij wederom bewezen in hetzelfde
nummer, van dat blad waarin bovenstaan
de woorden voorkwamen. Immers naar
aanleiding van de vulkanische uitbarstin
gen van den Vesuvius, lezen wij daar:
„Een naïef schouwspel vertoonen te
midden van de werking van den vul
kaan de boeren, die in processies trach
ten den lavastroom te bezweren; ere
gens kwamen de boeren aanzetten met
een groot beeld van een heilige, maar
de lavastroom en de vuurregen dron
gen beeld en mannen steeds verder te
rug
Gelet op de verzekering: „men spot
niet spoedig" enz., moeten die pro
cessies van die boeren in het oog der
redactie van dal liberale blad wel iets „er
gerlijks" zijn.
Dat die „boeren" de meening zouden
zijn toegedaan: het beste middel om een
lavastroom te „bezweren" (sic!) is: een
processie houden, dit is een gedachte wel
ke alleen in libertijnsche hersens kan op-
dal de rijke gravin Wladimir Rostopchine
een duizend gulden trachtte te stelen in
de kamer van een vreemdeling".
„Maar meent ge dan mevrouw, dat ik
zal aarzelen uwe schande aan geheel Eu
ropa te openbaren, u te beletten mijn
meester te benadeelen?"-
„Dat zult ge niet doen, mijnheer".
„En waarom niet?" vroeg hij'.
„Omdat dooden niet spreken, André
Zaïka I"
„Bij ons in Rusland, sprak zij verder,
„gelooven alleen de kinderen, dat de gees
ten der dooden nog weer op deze aarde
terugkomen om te spreken".
„Mocht zoo iets nochtans gebeuren dan
zou de plicht der weduwe zeker zijn, dat
de doode inderdaad begraven wordt, en
zÜn geest, de levenden niet meer komt ver
ontrusten".
André stond verslagen. Weer zag hij de
gevangenis van Moskou en de sombere
kapel voor zich. Hij zweeg. Deze vrouw
met den raadselachtigen glimlach en den
kinderlijken trek om den mond, had alles
gezegd: Dooden spreken niet.
Hij haalde werktuigelijk den sleutel uit
zijn zak, opende de deur. Gravin Rostop
chine zijn vrouw of zijn weduwe, wat
was zij? verliet hem, zonder een blik
op hem te werpen.
(Wordt vervolgd.)