BUITENLAND. No. 25. Dinsdag 27 Februari 1906. Tweede Jaargang. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. De Aartsbisschop van Utrecht en de Bisschop van Haarlem UIT DE PERb» Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.95 Afzonderlijke nummers a contant 0.05 Geïllustreerd Zondagsblad,, alléén voor do abonné's per 3 maanden„0 SI1/? VERSCHIJNT eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Advertentiën van 1—5 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. a contant. Reclameberiobten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. aan hunne onderhoorige Geestelijken en Geloovigen Zaligheid in den Heer. Nu de Aartsbisschop van Utrecht en de Bisschop van Haarlem gezamenlijk dit her derlijk schrijven aan hunne onderhoorigen richten, begrijpt U reeds, B. G., dat het geld een groot, zeer groot belang, maar dat hoofdzakelijk, of bijna uitsluitend be treft de noordelijke provinciën van ons land. En inderdaad zóó is het. Doordron gen van de zware verplichting, welke op Ons rust, om te waken en te ijveren voor het heil der aan Onze zorgen toevertrouw de geloovigen, achten Wij Ons verplicht U, B. G., te wijzen op een kwaad, een ramp zouden Wij het willen noemen, dat in de latere jaren in Onze Bisdommen steeds grooter afmeting aanneemt, t. w. do ge mengde huwelijken. Wanneer Wij tegen dat kwaad waarschu wen, dan wenschen Wij vooraf de ver klaring af te leggen, dat het allerminst in Onze bedoeling ligt iemand te hinderen of te grieven. Wat meer is, Wij meenen te mogen veronderstellen dat zij, die een gemengd huwelijk hebben gesloten, beter en meer dan anderen Onze bezorgdheid zullen begrijpen en waardeeren en zullen erkennen, dat Wij met alle recht tegen diet huwelijken waarschuwen, daar zij bij on dervinding de bezwaren en moeielijkheden kennen, welke aan die huwelijken noodza kelijk verbonden zijn. Welnu, B. G„ er zal wel geen nadere verklaring noodig zijn, waarom Wij Ons verplicht achten tegen gemengde huwelij ken te waarschuwen, wanneer Wij U zeg gen dat, volgens de bij Ons ingediende staten, op het oogenblik in de beide Bis dommen Utrecht en Haarlem te zamen zeker meer dan twintig duizend gemengde huwelijken zijn en van een vierde dezer huwelijken de kinderen allen buiten den katholieken, velen zelfs buiten allen gods dienst worden opgevoed. Ook is Ons uit die staten gebleken, dat meer dan in een vierde dezer gemengde huwelijken zelfs de katholieke partij weinig of niets meer aan hare godsdienstplichten doet. Waar nu een kwaad, B. G., zoo veel vuldig voorkomt en zulke diep treurige gevolgen heeft, daar achten Wij spreken plicht. En dit te meer omdat het een kwaad is, dat van zelf voortwoekert en zich meer en meer uitbreidt. Immers uit één gemengd huwelijk komen allicht meer dere voort. De kinderen uit een gemengd huwelijk geboren, hebben, dit. spreekt wel van zelf, voortdurend omgang en vertrou welijk verkeer met andersdenkenden, wat natuurlijk licht aanleiding kan geven tot een huwelijksaanzoek. En zullen dan de ouders de kinderen daarvan kunnen terug houden, de ouders die den noodigen in vloed niet kunnen hebben, omdat zij zelf helaas het voorbeeld hebben gegeven? Wat meer is, zullen die kinderen niet veel gemakkelijker dan anderen tot een ge mengd huwelijk overgaan, omdat zij er minder kwaad inzien, daar vader of moe der het ook gedaan heeft? En zoo ligt het voor de hand, B. G., dat de gemengde huwelijken een kwaad zijn, dat altijd voort woekert, zoodat er geen twijfel aan is of na eenige jaren is het aantal gemengde huwelijken in Onze beide Bisdommen nog grooter dan thans. In de laatste twintig jaren zijn dan ook die ongelukkige ver bintenissen met vijftig procent toegenomen. En waarom noemen Wij de gemengde huwelijken, ook wanneer zij niet leiden tot bovengenoemde schade voor het Ka tholieke geloof, toch ongelukkige verbinte nissen? Laten Wij daarvoor enkele rede nen met een kort woord aangeven. We zeg gen enkele redenen, daar er veel meer zijn dan in een vasten-mandement kunnen worden besproken. Vooreerst, B. G., zoo iemand den zegen van God ooit noodig heeft, dan is het zeker wel bij de intrede van een levens staat. Geen wonder dan ook, dat de op rechte Katholiek zich door veel en vurig gebed tot dien stap voorbereidt. Van de keuze immers van een levensstaat hangt het geluk in den tijd en veelal ook in de eeuwigheid af. Welnu, B. G„ bij het aan gaan eener gemengde verkeering, bij het sluiten van een gemengd huwelijk kan van dien onmisbaren zegen van God geen sprake zijn. Zoo'n verkeering wordt aan- i I l1 gegaan, zoo'n huwelijk wordt gesloten te gen het uitdrukkelijk verbod in der Kerk, van wie Christus gezegd heeft: die U hoort, hoort Mij en die U ver smaadt, versmaadt Mij. Hiertegen zal misschien iemand willen aanvoeren: de H. Kerk staat toch soms toe zoo'n hu welijk te sluiten, er wordt toch dispensa tie gegeven. Hem antwoorden Wijzeker, de- Kerk geeft soms hare toestemming, dispensatie om een gemengd huwelijk aan te gaan, welke dispensatie evenwel niet dan om zeer klemmende redenen wordt gegeven, maar ook dan nog is zoo'n hu welijk zóó strijdig met den geest, den wensch, den wil der Kerk, dat zij ook in die omstandigheden nog verbiedt hare zegeningen over zoo'n verbintenis uit te spreken. De H. Kerk verbiedt de gemengde huwelijken te zegenen. Kon, vragen Wij, de voor het heil harer kin deren altijd bezorgde moeder, de H. Kerk beslister, krasser hare afkeuring uitspre ken dan door in hare wetgeving de be paling op te nemen, dat hare dienaren geen zegen mogen uitspreken over een gemengd huwelijk, zelfs al wordt het ge sloten met hare voorkennis en ©ene haar afgedwongen toestemming? Wij zeggen af gedwongen toestemming, daar de Kerk geen dispensatie voor zoo'n huwe lijk verleent dan alleen daartoe gedron gen door hoogst gewichtige en klemmende redenen. Moest dan, vragen Wij verder, dit alleen reeds, dat de II. Kerk hare zegeningen aan zoo'n huwelijk weigert, voor den oprecht geloovigen en innig gods- dienstigen katholiek niet genoeg zijn om hem van zoo'n huwelijk af te schrikken? Een tweede reden, waarom Wij de ge mengde huwelijken ongelukkige verbinte nissen noemen, is deze, dat daaraan be halve Gods zegen nog veel meer ontbre ken moet wat voor een gelukkig huwelijk noodig is. Denken wij alleen eans hier aan, dat, terwijl de gehuwden elkander moeten steunen en helpen ook en wel vooral in het streven naar het hoogste en laatste doel van den mensch, het zalig-, maken zijner ziel, het dienen van God, het vervullen van zijn godsdienstplichten, de echtgenooten in een gemengd huwelijk liefst niet over godsdienst moeten spre ken, daar dit allicht aanleiding geeft tot oneenigheid en twist. Men bewere toch niet, dat de godsdienst staat buiten het huwelijksleven. Neen, B. G., bij een zoo innige vereeniging, welke allereerst twee zielen moet verbinden kan de gods dienst niet worden buitengesloten. En hoe duidelijk komt het groote beletsel aan den dag, dat verschil van godsdienst stelt aan het reine en ongestoorde huwelijksgeluk, wanneer zoo'n huwelijk met kinderen wordt gezegend 1 Hoe moet het dan vader of moeder grieven, dat de kinderen wor den opgevoed in een godsdienst, dien zij niet belijden en niet als den waren bei schouwen I Moet de godsdienstige opvoe ding der kinderen niet noodzakelijk lyden onder het geloofsverschil van vader en moeder? En zal dat verschil van gods dienst niet noodwendig afbreuk doen aan den hoogen, heiligen eerbied, waarmede de kinderen tot hunne ouders moéten op zien Denken we ons, B. G., het gunstigste* geval van een gemengd huwelijk, t. w. dat de vader niet katholiek, de moeder katho liek is en de kinderen allen, met volkomen goedvinden van den vader, in den katho lieken godsdienst worden opgevoed. Hoe veel bezwaren en moeielijkheden staan zelfs in dit gunstigste geval aan de katholieke opvoeding der kinderen in den weg. We willen nog niet denken aan het gevaar, wat toch zeker bestaat, dat de katholieke moeder komt te sterven vóór de kinderen volwassen zijn, en dus de niet-katholieke vader zou hebben te zor gen voor de katholieke opvoeding der kin deren. Maar denken we ons de katholieke opvoeding der kinderen door de katho lieke moeder onder zulke omstandigheden. Wat al bezwaren en moeielijkheden doen zich voorl De moeder leert hare kinderen van jongs afaan het kruisteeken maken, de katholieke gebeden en spreekt hen dik wijls over God en de allerzaligste Maagd Maria. De vader bidt niet, of bidt andere gebeden, maakt nooit het kruisteeken en moet van de vereering vair Maria niet hooren. De moeder gaat met hare kinderen naar de kerk en leert hen, dat zij ver plicht zijn op Zon- en feestdagen de H. Mis bij te wonen. De vader komt er na tuurlijk nooit. Later gaan de kinderen naar de leering om door den priester onderwe zen te worden in de waarheden van ons II. Geloof. Over hetgeen zij daar leeren moeten zij liefst nooit met vader spreken. Eindelijk komt de groote, de gelukkigste dag voor de kinderen, de dag van de eerste H. Communie. Dat geluk laat den vader koud of hindert hem. De moeder spoort hare kinderen aan om trouw en geregeld tot de H. Sacramenten te naderen. De vader nadert natuurlijk nooit tot de H. Sacramenten. Zoo moet, het kan niet anders, bij die kinderen voortdurend strijd zijn tusschen wat ze van moeder leeren en van vader zien. En nu vragen wij, B. G., als liet voorbeeld van een vader nog van invloed is, moet dat voorbeeld dan niet verlammend werken op de katho lieke opvoeding der kinderen? Denkt daar bij dat die kinderen voortdurend met an dersdenkenden omgaan en weinig of geen katholieke lectuur lezen, omdat vader, zoo als van zelf spreekt, geen katholieke bla den of tijdschriften leest.. Moet aan die katholieke opvoeding, ook al wil en be doelt men het niet, in die omstandigheden niet noodzakelijk veel ontbreken? Dan, B. G., We willen hierover niet verder uitweiden, overtuigd als We zijn, dat zoowel de niet-katholiek als de ka tholiek de bezwaren voelt die aan zoo'n opvoeding in den weg staan. Alleen de hartstochtelijke liefde, die verblindt, is het die, bij het aangaan eener gemengde ver keering, hen de oogen doet sluiten voor de moeielijkheden en bezwaren, die zij zeer goed weten, dat een noodzakelijk ge volg der gemengde huwelijken zijn. Welaan dan, Eerwaardige Broeders, die geroepen zijt om met Ons voor het heil der zielen te zorgen, tracht zooveel in Uw vermogen is het kwaad der gemengde huwelijken te beperken en te stuiten. En u vooral, ouders en overheden, vermanen Wij, waakt toch vóór het te laat is. Houdt uwe kinderen en ondergeschikten af van gemengde gezelschappen. De omgang leidt tot kennismaking, uit kennismaking komt genegenheid voort en gloeit eenmaal het vuur der genegenheid dan is het veelal niet meer te blusschen. Tevens bevelen wij dringend in uw voortdurend gebed aan alle belangen van Kerk en Vaderland, het geluk en den ar beid van uwe geestelijke en wereldlijke overheden bidt hartelijk voor Hare Majes teit onze dierbare Koningin en heel haar Koninklijk Huis en vergeet ook Ons in uwe gebeden niet. Overeenkomstig de Ons daartoe door den Apostolischen Stoel verleende vol macht, geven wij U dit jaar de gewone dispensatiën in de kerkelijke wetten van onthouding onder de gewone voorwaar den: welke dispensatiën en voorwaarden door de WelEerwaarde Pastoors en Rec toren zullen worden afgekondigd. Krachtens Apostolische volmacht verlee- nen Wij aan de geloovigen van Onze Bis dommen, weder voor dit jaar, d.i. tot aan de 40-daagsche Vasten van het volgend jaar, dispensatie in de onthoudingswet op alle Zaterdagen, uitgenomen die Zaterda gen welke geboden Vastendagen zijn. De geloovigen blijven derhalve verplicht zich van vleeschspijzen te onthouden op de Zaterdagen van de Vasten, de Quatertem per Zaterdagen en de Vigilie-Zaterdagen, waarop gevast moet worden om het hoogc feest, dat zij voorafgaan. Echter vermanen Wij U, om door aalmoezen en andere goede werken aan te vullen wat door hot gebruik maken van de verschillende dis pensatiën aan uwe boetedoening ontbreekt. En zal dit Ons herderlijk schrijven op den Zondag Quinquagesima in alle tot Onze Bisdommen behoorende kerken, als mede in de kapellen waarover ©en Rector is aangesteld, op de gebruikelijke wijze worden voorgelezen. Gegeven den 12den Februari 1906. f H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht, t A. J. Call ie r, Bisschop van Haarlem. De interpellatie-Kolkman. Het heeft Donderdag gespannen in do Tweede Kamer. De stormbal hing uit. Het vijfmaandsch verlof, verleend aan minister Kraus, die in Valparaiso een prachthaven gaat maken en ons met ©en onmogelijkheid als de Velserpont. laat zif ten, dreigde noodlottig te worden voor het Kabinet. Een eerste dienaar des lands, die voor particuliere zaakjes in dienst gaat van een ander land, daarvan hoort men ook niet eiken dag. Het Katholieke Kamerlid Kolkman, die meesterlijk de kunst verstaat kritiek te oefenen, nam het Kabinet onder vuur. In zijn interpellatie deed hij op geestige wijze het ongewenschte en ongehoorde van het geval uitkomen, in het licht stellend, dat de reis van minister Kraus in strijd is met de ministerieels waardigheid en met het landsbelang. Moet soms aan het departement van Wa terstaat een bordje worden aangebracht, waarop te lezen valt: voor Chili twee maal bellen, vroeg mr. Kolkman onder onbedaarlijk gelach der Kamer. En hij stelde de volgende motie voor: „De Kamer, van oordeel dat het ver lof tot afwezigheid, aan den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid verleend, door geen enkel landsbelang wordt gerechtvaardigd, gaat over tot de orde van den dag." Daar waren de poppen aan 't dansen. Minister de Meester stelde kort en bon dig de Kabinets-kwestie en verklaarde, dat bij aanneming der motie het geheele Ka binet zou aftreden En nu deed zich het merkwaardige feit voor, dat het ministerie alleen bleef staan, van niemand hulp krijgend, door niemand verdedigd. En dat is wel 't ergste, wat een mini sterie overkomen kan. De sociaal-democraten, bij monde van Tak, de oud-liberalen door Tydeman en van Karnebeek, de anli-revolutionairen door Heemskerk, de Christelijk-historischen door jlir. de Savomin Lohman allen keurden zij de reis van minister Kraus af. Maar Niet allen zouden voor de motie stem men. De sociaal-democraten, de oud-liberalen en de Christelijk-historischen, ook de anti revolutionairen vonden het ongeraden het kabinet nu reeds tot aftreden te dwingen; De heer Kolkman, verklarende met zijn dag dubbel tevreden te kunnen zijn, con stateerde, dat de zedelijke veroordeeling duidelijk was uitgesproken, liet verder de beoordeeling der geheele zaak aan het land en de ministers over en trok zijn motie in. Nu zou men denken, dat het onweer van de lucht was, maar minister de Mees ter kon zich die „zedelijke veroordeeling" niet laten welgevallen en verklaarde, dat ook een stilzwijgende aanneming der mo tie voor het Kabinet onaannemelijk was. Nu was Leiden weer in nood; maar de heer Lieflinck gooide een plank in 't water waaraan de negen drenkelingen zich vast klampten, door het indienen der volgende motie „De Kamer, van oordeel dat in 't ver lof, verleend aan den heer Kraus, geen motief is gelegen om het Kabinet haar vertrouwen te ontzeggen, gaat over tot de orde van den dag." Maar nog waren alle voelangcts en klem men niet verwijderd. De heer Lohman merkte ironisch op, dat do rechterzijde nooit vertrouwen in het ministerie had gehad en dus tegen die nieuwe motie stemmen moest. De soe.-dem. Tak, die ook niet veel trek had voor te stemmen, wist aan de motie een zoodanige beteekenis te geven, dat be doeld word, in 't gebeurde geen reden te zien, waarom de Kamer hare houding ten opzichte van 't ministerie zou wijzigen. En deze motie ging er door, met 47 tegen 37 stemmen, zuiver links tegen rechts. Het Kabinet was gered. Ware de rechterzijde voltallig geweest, dan zou bet .gevallen zijn. Zelfs een liberaal blad als het ,,H a n- delsblad" constateert als haar eind indruk „dat het verlof van minister Kraus on getwijfeld ook in de Tweede Kamer al gemeen© afkeuring heeft gevonden, dat de zeer groote meerderheid van links én rechts van deze kwestie geen politiek geval heeft willen maken, huive rig is geweest om dit ministerie op zulk een zaak den bons te geven, dat de minister van Financiën, door zijn kordate en kloeke houding do linker zijde ten slotte er toe gebracht heeft om het niet politieke karakter van de afkeuring duidelijk te maken, maar dat aan die uitspraak, tenge volge van de preciseering door de hoeren Tak en Lieftinck, anderzijds elk karakter van vertrouwensvotum is onlnomen, Summa sum ma rum: Een poli tiek votum heeft de regeering niet ge troffen; een ongeformuleerde algemeene afkeuring over het enkele, concrete ge val (het verlof Kraus) is ongetwijfeld haar deel geworden." En zoo staan wij nu voor het geval, dat een regesring, die zedelijk veroordeeld is, aanblijft bij de gratie van Kuypervrees en anti-clericalisme. We zitten nog steeds met de menschen. Doel en Middelen. De sociaal-democraaf dr. A. Pannekoek schrijft in „het Volk" over sociaal-demo cratie en geweld". Wij lichten daaruit deze opmerkelijke woorden Elk middel dat dienstig is voor ons groote doel, de bevrijding van het pro letariaat, wordt door dit doel ge heiligd, en er zou voor ons geen en kele reden zijn van geweld of onwettige middelen afkeerig te zijn, als dit voor het bereiken van ons doel doelmatig was. De schrijver zegt dan verder, dat ge weld en onwettige middelen doorgaans voor de sociaal-demoerali© zijn af te keu ren, omdat „de burgerlijke maatschappij sterke machtsmiddelen bezit", die haar in den regel „onoverwinlijk sterk" doen staan. Dit neemt echter niet weg, dat, waar en voorzoover dit niet het geval is, het doel elk middel heiligt. De door ons ge spatieerde woorden spreken dit met groote beslistheid uit. De vaak aan de Jezuïeten toegeschre ven moraal wordt in het soc.-dem. orgaan, nog wel in een als hoofdartikel geplaatst stuk, volmondig onderschreven. (Ned.) FRANKRIJK. Een, die er genoeg van heeft De heer L. Tuilhude een bekend socia list en anarchist schrijft onder meer aan den heer Meyer, directeur van den „Gau- lois". Om verschillende reden neem ik voor goed afscheid van hen, roet wie ik langen tijd op woelzieke wijze heb strijd gevoerd. Ik acht het correct en loyaal en hoop dat gij van mijn gevoelen zjjt de wapens ter neder te leggen en hier open lijk te verklaren, dat ik eiken wrok en wrevel afleg en tevens het stof afschud, achtergebleven van een strijd, waaruit ik mij terugtrek met een diepen walg, zoo niet van de ideeën dan zeer zeker van de mannen, welke ik met een dollen ijver gediend heb. Het verstandsvermogen, de laagheid, de gemeenheid, de afzichtelijkheid van zekere kringen, tot welke ik was afgedwaald, de onaangename omgang met waanwjjze gek ken, wier kleinste gebrek is, zich als on- heilspelende domkoppen voor te doen, heeft mij het besluit doen nemen voortaan enkel voor de kunst en het schoone te leven. 1 Ik verlang verder niets dan den tite van letterkundige, indien ik mij dien door mijne werken waardig maak. I n ieder geval vind ik het beneden mij de manger du prêtre avec Tex-abbé Charbonnel, op te treden als priestervreter, naar het voor beeld van den ex-abbé Charbonnel, of het regiment dat voorbijtrekt na te bouwen met Hervè en de schoolmeesters, die met hem in het antimilitarische gareel loopen.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1906 | | pagina 1