iarns TEN. tie dage. ling No. 15. Zaterdag 3 Februari 1906. Tweede Jaargang. FEUILLETON. In den vreemde. BUITENLAND» islijders, nan, >efifie sbruari, IOES. Effecten JRIKSE. KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN. Katholiek Openbaar Onderwijs. UIT DE PERb» es en Heeren king van de r e c i e h |'t Lilting een de uitvoering 3ht. pl de Kinderen Ll-le Boekbande- bductie van een rath- te bekomen jaargang f3.60. per post f 4. HIH ZEEUWSCHE COUMNT Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.95 Afzonderlijke nummers a contant0.05 Geïllustreerd Zondagsblad,, alléén voor de abonné's per 3 maanden0 37'/s VERSCHIJNT eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Advertentiën van 1—5 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Gt. a contant. Reclameberiobten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. „De Nederlander" van 22 Januari bevat onder bovenstaand opschrift een hoofd artikel, waarin wij' bij den aanvang 't vol gende lezen: „Men herinnert zich hoe, nu ook weer tijdens de verkiezingen, den kiezers is voorgepraat, dat de strijd vóór het bij zonder onderwijs den R.-Katholieken in het gevlei kwam. Onzerzijds is menigmaal, met aanvoe ring van tal van feiten, daartegenover gesteld, dat de openbare school, met haar „absoluut neutraal" onderwijs, voornamelijk tegen het geloovige deel der protestantsche bevolking inging; want dat in roomsch-katholieke streken het zoogenaamd neutraal openbaar on derwijs, dat immers voor alle ge zindten even geschikt moest zijn, een voudig roomsch-katholiek was, en dat niemand in die streken, autoriteiten zoo min als onderwijzers, zich om die neu traliteit bekreunden. Duidelijk was het, zoo meenden wij', dat het neutraal onder wijs, dat ons dwingt zoowel ons geloof als -onze geschiedenis onder stoelen en banken te stoppen, ons volk steeds min der bestand maakte tegen den invloed der R.-K. geestelijkheid, die althans daar waar zij1 de overmacht heeft, wel zorgt dat. de bevolking wordt, opgeleid in haar geloof". En aan 'tslot va.n het artikel luidt het: „Wij voor ons hebben er niets tegen, dat. in roomsche streken de openbare school roomsch zij, gelijk wij ook geen bezwaar zouden hebben tegen eene in onzen zin beslist christelijke school waar de bevolking dit verlangt, mits dan ook de wet dit duidelijk en klaar veroorlooft". Wij denken er niet aan, het door „de Nederlander" geconstateerde feit te ont kennen, dat in vele gemeenten met eene uitsluitend Katholieke bevolking, het on derwijs op de openbare school Katholiek is, althans zoo godsdienstig of van g od s- dienst doordrongen als men zulks van Katholieke onderwijzers verlangen kan en verwachten. Ja voegen wij er gaarne tot. lof en eere van het onderwijzend per soneel er bij zóó godsdienstig, dat, kwam te avond of morgen-die openbare school met ha.ar onderwijzend personeel te staan onder een Roomsch Katholiek Schoolbestuur, het onderwijs onder een godsdienstig opzicht geen zier zou ver- andei'en. Waar wij echter tegen moeten opko men, is de opvatting van het vrij-antire- volutionaire orgaan, als zou het onderwijs op die openbare scholen niet geoorloofd zijn door do Wet, als zou op de openbare 16) Adriaan's oogen schitterden en zijn hart klopte van blijde verwachting; do grootste lof aan zijn talent gebracht, liet hem koud, maar dat Aloys geprezen werd, bracht hem in verrukking. „Het bevalt Uwe Majssteit dus? Zij ge looft dat de jonge kunstenaar, die het maakte, aanleg heeft?" „Aanleg? Meer dan aanleg, talent! Hoe heet hij „Hij is mijn beste vriend, Aloys Bude- mann." En nu verhaalde hij de geschiedenis van Aloys en zijn ouders. De koning luisterde aandachtighij was nu in een zijner goede oogenblikken, kalm, bedaard, zelfs opge ruimd. Daar werd aan de deur getikt. „Dat is mijn moeder!" riejp hij uit en toen Adriaan zich wilde verwijderen, ging hij voort: „Neen, wacht, de koningin moet het beeld ook zien en uw verhaal aan- lioorenl" De vorstin trad binnen en de koning kwam haar vriendelijk en eerbiedig te ge- moet, hij kuste haar hand en leidde haar naar een fauteuil tegenover zijn stoel. „Moeder, zeide hij, „wie bij u komt met een goed werk is altijd zeker een goed gehoor te vinden. Wilt gij dit beeldje school, zonder uitzondering, „absoluut neutraal" onderwijs bij de Wet ver plichtend zijn. Dit wordt wel niet even onomwonden en duidelijk in bovenstaande citaten van „de Nederlander" gezegd, maar dat alzoo de wettelij'k-verplichte neutrali teit van 't openbaar onderwijs door het blad wotdt opgevat, daaraan zal niemand twijfelen, die weet, in welke betrekking „de Nederlander" staat tot mr. De Sa vor n i n Lohman, en zich herinnert., welke houding de Goesche afgevaardigde in de Tweede Kamer indertijd heeft aan genomen, toen daar het z.g. Schoolinci- dent van H e e r 1 e (N.-Brabant) ter sprake kwam. Heerle had en heeft nog altijd eene uitsluitend Katholieke bevolking. De kin deren der openbare school waren derhalve allen Katholiek, zoodat men in dat ge hucht er hoegenaamd geen bezwaar in vond, dat de schooluren met een zeer kort gebed aanvingen en eindigden. De toenmalige Arrond. Schoolopziener dacht er echter anders over, beriep zich op de Wet, en alzoo kwam 't geval in de Tweede Kamer op de proppen. Bij de discussion heeft de heer Lohman toen ook de absolute neutraliteit voor de openbare school verdedigd, maar het bleek tevens, dat de meerderheid dei; leden, zoowel uit. linksche als rechtsclie bestaande, van oordeel was, dat de Wet ook eene relatieve neutraliteit toelaat Daar waren er destijds, die den twijfel opperden, of deze afgevaardigde den dui vel hier de Schoolwet niet zwar ter wilde maken dan deze in werkelijk heid was. Wijl voor ons hebben nooit aan de op rechtheid en eerlijke overtuiging van mr. De Savornin Lohman getwijfeld, doch ons slechts afgevraagd, hoe een zoo scherp zinnig man zich zoo vergissen kan? Trouwens van neutraliteit is bij 't onderwijs noch in de Grondwet noch in de Wet op 't Lager Onderwijs sprake. Art. 192 der Grondwet schrijft alleen „eer biediging van ieders godsdienstige be- begrippen" voor en art. 33 al. 2 der Wet op 't L. Onderwijs verbiedt den onderwijzer „iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschul digd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden". Wanneer men hierbij in aanmerking neemt, dat art. 33 al. 1 voorschrijft ook „opleiding tot. alle Christelijke deugden", van mij koopen? Gij weet, zij zeggen, dat ik te veel geld uitgeef," en even "fronsten zich zijn wenkbrauwen, „er blijft mij mets meer over om mijn onderdanen te hel pen. Adriaan, vertel aan Hare Majesteit, wat ge mij daareven zeidet." Adriaan liet het zich geen tweemaal zeggen, hij verhaalde alles en de koning bleef hij zijn aanbod, Haar Majesteit het. beeld te verkoop-en onder voorwaarde dat zij de Budemanns zou helpen. De koningin was verheugd haar zoon zoo opgeruimd en vroolijk te zien; die oogenblikken toch werden hoe langer hoe 'zeldzamer. „Ik zal met mijn intendant spreken en hem opdragen de zaak te onderzoeken, dan zal ik de schuldeischeres van die goede menschen worden. Zij zullen aan mij geen harde meesteres hebben Dank baar zonk Adriaan voor de koningin op de knieën en bracht haar vingers aan zijn lippen. Zij tikte hem op het voorhoofd en fluisterde hem zacht toe: „Ik weet het, gij oefent een gunstigen invloed uit op mijn zoon. Ik dank u!" Moeder en zoon blevsn nu alleen. „Moeder," sprak de koning, „morgen vertrek ik naar Herrenchiemsee, maar ik zal er niet lang blijven. Ik wil hier in Munchen voortaan mijn zetel vestigen. Het is dwaas mij zoo af te zonderen. Ik ben de koning, ik heb het recht te regeeren „En de plicht, mijn zoon!" „Ja, het recht en de plicht en heide zal ik voortaan uitoefenen met Gods hulp 'lil •-! Ij dan kan er waarlijk niet van ongeoorloofd of strijdig met Wet en Grondwet sprake zijn, wanneer op een openbare school met leerlingen, allen van dezelfde gezindte, „het Schoolonderwijs" gegeven wordt over eenkomstig de christelijke of confessioneel- godsdienstige begrippen van die leerlingen of, zoo men liever wil, van de ouders dier leerlingen. Na het Heerlesche Schoolincident, heb ben wij da,n ook 't geoorloofde, van rela- tieve neutraliteit op een openbare school in de gegeven omstandigheden niet meer in twijfel getrokken of betwist gezien, vóór 22 Januari 1906 door „de Nederlander". Een bond van K. Kiesvereenigin gen voor Zeeland. Naar aanleiding van ons artikel over bovenstaand onderwerp wordt ons door een bestuurslid der Centrale te Hulst me degedeeld, dat door tiaar ongeveer twee maanden geleden aan den voorzitter der R. K. kiesveroeniging te Middelburg werd bericht, dat het dagelijksch bestuur in prin cipe genegen was mede te werken tot de stichting van een provincialen bond en dat het „hoopte" in het. begin van dit jaar een gunstig besluit te kunnen nemen. Dit was ons bekend; niettemin schre ven we, dat de Centrale te Hulst niet geneigd bleek medewerking te verieenen. En wel op de volgende gronden Het is reeds maanden en maanden ge leden dat de kiesvereeniging te Middel burg haar verzoek tot de verschillende Centrale richtte; en nu waren wij van oordeel, dal zoo een langen tijd volstrekt niet gevorderd werd voor een beslissing; de Centrale te Goes o. a. antwoordde reeds maanden geleden in gunstigen zin. De kiesvereeniging te Middelburg ont ving dd. 6 December een schrijven uit Hulst, meldende, dat. men „hoopte" in begin Januari een gunstig besluit te kun nen berichten. Maar begin Januari kwam er niets en nog is alle antwoord uitgebleven. Daarbij werd ons nog uit Zeeuwsch- Vlaanderen gemeld, dat de Centrale te Hulst niet zou medewerken Mocht deze nu van andere meaning zijn, niets zou ons aangenamer zijn dan dat te vernemen. Maar of men nu al „hoopt" een gun stig besluit te kunnen nemen, en men „in principe" voor de zaak is wan- Te 'lang heb ik mij afgezonderd, ik wil een nieuw leven beginnen; er zijn nog goede menschen in de wereld, waarom zou ik alleen door slechte omringd zijn?" Oprechte vreugde blonk uit de door tra nen en doorwaakte nachten afgematte oogen der koningin; een levendige hoop vervulde voor een oogenblik haar ziel Zoude het vreeselijk schrikbeeld, dat nacht en dag haar vervolgde, dan ijdel blij ken, zou er kans bestaan dat haar geliefde, als het ware eemg overgebleven zoon het ijselijk lot ontkwam, dat ieder hem voor spelde? Zou hij terugkeeren in zijn kring, zouden de sluiers des waariszins optrek ken van zijn vaak reeds verduisterden geest. Zij vouwde de handen en zond een vurig gebed ten hemel „O mijn kind! Als gij dat deedt, als gij het doen wildot, welk een geluk ware dat voor u, voor mij, voor ons land!" zeide zij 'én wischte de tranen weg, "die langs haar wangen sfroomden. „Maar zullen zij dan niet zeggen, moe der, dat ik hang ben, dat ik mijn kost bare fantasieën opgeef, alleen omdat zij mij het geld durven weigeren ze voort te zetten? Zullen mijn vijanden dan niet jui chen V" „Gij hebt geen vijanden, mijn kind 1 Daarvoor zijt gij te goed, te edel en al hadt gij ze, ook zij zouden verstommen als gij de teugels vau het bewind weer in handen wildet nemen, als gij zelf regeer- det vol kracht en rechtvaardigheid." neer het desalniettemin op zijn elf en dertigst gaat en een zaak van belang op de lange baan wordt geschoven, wekt men minstens den gegronden schijn geen mo dewerking te willen verieenen. Hopen we intusschen, dat de verwach ting op de totstandkoming van een bond van R. K. kiesvereenigingen voor Zee land, staat verwezenlijkt te worden. Maar hopen we tevens, dat de Centrale te Hulst met bekwamen spoed te werk ga. Samenwerking. Door twee vrij-anti-revolutionnaire of christelijk-historische leiders is dezer da gen in politieke redevoeringen de samen werking met de katholieken besproken. Het waren de heeren de Savornin Lob man en de Visser. Eerstgenoemde voerde het. woord te Zwolle, en wat hij omtrent die samenwer king zeide geeft de „Zwolsche Courant" als volgt weer „Men had de christ.-hist. voortdurend verweten, dat zij, de zonen der geuzen, samengingen met de roomschen, die hun voorouders op den brandstapel brach ten. Maar de liberalen zelf zijn daarvan de schuld. Erkenden zij ook al waren zij zelf niet geloovig - het verband tusschen God en het staatsrecht, men had de roomschen niet noodig gehad. De neutraliteit der liberalen dwong de Christ, hist, hulp te vragen hij vroegere vijanden. Dit is onaangenaam, ook voor de roomsch kath., die zoo steun kregen en moesten zoeken hij hen, die zij vroe ger ketters scholden." Het zal wel niemand verwonderen, dat een katholiek onder het gehoor, de heer mr. Vos de Wael, teleurgesteld bleek over dezen „koelen toon". En in het bescheid, dat hij kreeg, was die toon al niet veel warmer. Wel hield de heer Lohman zich over tuigd, dat samenwerking hier in Neder land „zonder eenig gevaar" mogelijk is, maar daaraan ging de verklaring vooraf, dat, wat zij nog in andere lauden zien, christelijk-historischcn „wel wat huiverig" maakt. Werkelijk, niet alleen de heer Vos de Wael zal teleurgesteld zijn geweest door- zulke verklaringen uit den mond van den heer Lohman. Is 'het enkel de schuld 1) der liberalen, is het enkel dwingende noodzakelijkheid, welke de partijen -der Rechterzijde tot hun leedwezen als 't ware doet, samengaan, dan lijkt ons die federatie niet zeer hecht en de grondslag tamelijk wankel. Wij meenden, dat er betere motieven waren, motieven, die in vroegere verklarin gen van den heer Lohman en in meer dan één artikel van zijn orgaan de „Neder lander" ongetwijfeld te vinden zouden zijn. „Zelf regeeren?" en een spotlach speel de op zijn lippen. „Moeder, hoe kan men dat in onzen tijd? Wij heeten koningen, maar onze handen zijn gebonden. Het volk beslist over elk onzer daden, wij moeten alles doen wat het volk wil of liever wat Qe couranten wenschen. O Godl koning te zijn en niet, de macht, van een koning te bezitten, dat is mijn ongeluk." „Als dat u pijnigt, Ludwig! waarom dan dan geen einde gemaakt aan dien twee strijd! Wees koning in waarheid, zooals uw vader het was, of wel leg uw schepter neder!" „In de handen van een regentschap, van mijn oom Luitpold, den oogendienaar van Pruisen? Nooit, moeder! nooit! En dat durft gij mij aanraden, gij, mijn eigen moeder. Ben ik dan ongeschikt om te regeeren? Loert de ziekte van mijn ge slacht dan reeds op mij Is het zeker dat ik krankzinnig moet worden?" Zijn kalmte was heen, als een geplaagd dier in zijn hok ging hij de kamer op en neer; hij balde zijn handen tot vuisten, hij zette zijn forsche geslalte nog meer uit; zijn oogen rolden wild in hun kassen en de arme moeder kromp ineen van schrik en spijt.. Vergeefs trachtte zij hem te bedaren. „Mijn zoon!" snikte zij, „ge begrijpt mij verkeerd. Niets liever wil ik dan dat gij zelf als koning optreedt, als koning bij de gratie Gods zooals gij het zijt, dat gij zelf uw ministers ontvangt, zelf hun raads vergaderingen 'presideert, dat andere was Maar waarom dan die koele toon te Zwolle, die herinnering aan den brandsta pel, dat ophalen van oude conflicten Wij kunnen het ons moeilijk verklaren, en aan de teleurstelling, waarvan de katho lieke debater gewaagde, moet zich paren een gevoel van niet geringe verbazing. Heeft wellicht de Zwolsche" een min der correct verslag geleverd, en kwamen daardoor de woorden van mr. Lohman niet tot hun recht? Wal hiervan zij, in geheel anderen zin liet gisteren dr. de Visser zich uit over de samenwerking. Sprekend voor de afd. Amsterdam der chr. hist, partij, betoogde deze redenaar, dat men zijn partij ten onrechte het samen gaan met de katholieken verwijt. En hij lichtte dit als volgt toe: „Ten onrechte, omdat ten aanzien van den persoon van Christus Roomschen en orthodoxe protestanten hetzelfde denken, en omdat beiden volkomen homogeen gaan waar het geldt de drie cardinale punten opvatting van het .gezag; de organisatie van het christelijk lager onderwijs; de er kenning van het particulier initiatief in zake de sociale wetgeving." Dit laatste punt zou wellicht een nadere omschrijving behoeven. Maar overigens zijn hier de gronden voor een vruchtbare samenwerking met evenveel kloekheid als juistheid aange geven. Terwijl jhr. Lohman te Zwolle het sa mengaan met de katholieken als 'tware zoekt te excuseeren, de alliantie voorstelde als iets onaangenaams en daarvan de „schuld" gaf aan de liberalen, toont dr. de Visser aan, dat. zij positief is van aard, en wordt gevorderd door hooge beginselen. Ons wil het voorkomen, dat alleen op die wijze het vooroordeel, dat nog altijd bij een deel der christelijk-historischen te gen een bondgenootschap met Rome schijnt te bestaan, kan worden weggeno men en dat dit vooroordeel niet verminde ren zal door de herinnering aan gebeurte nissen, welke definitief tot het verleden behooren, of door een verwijzing naar het buitenland, welke niemand van ons be hoeft te doen huiveren. (Ctr.) RUSLAND. Te Moskou is een samenzwering ont dekt om het Kremlin, het historische pa leis, in de lucht te laten springen. De politie heeft een onderaardsche gang onder het Kremlin ontdekt, die uitkwam in het riviertje de Neglinka. Onder het keizerlijk paleis, waarin de gouverneur-generaal woont, zijn een groote voorraad dynamiet, twee electrische batterijen, geleidings draad, enz. gevonden. FRANKRIJK. De kerkvervolging. De Fransche katholieke bladen blijven voortgaan ge- slechts een wenk... „Ik wil geen wenken van niemand, zelfs van u niet. God heeft mij koning gemaakt en ik zal het ook blijven. Ik wil niet dat een ander in mijn plaats komt. Ik wil een nieuw koningschap invoeren, het koning schap van Lodewijk XIV. En zoolang ik dat niet hersteld heb, trek ik mij terug in mijn paleizen, in mijn burchten, daar ben ik veilig. Hier vervolgen zij mij als een gejaagd hert, met hun schuldvorde ringen, als ware ik een gewoon burger, een winkelier. Zij weten niet wat den ko ning, den plaatsvervanger Gods toekomt. Zij weten van geen eerbied, van geen ontzag meer. In deze wereld is mijn plaats niet meer, ik voel er mij niet thuis, ik zal er stikken. O God, die pijn, die pijn En hij bracht zijn hand naar het achter hoofd de koningin huiverde, zij kende die beweging te goed. Te midden van levens lust en geluk had ook haar zoon Otto de hand daar gehouden, evenals Ludwig klagend over bijna duldelooze pijn. „O, mijn God! red hem! mijn eenige". had zij en trachtte door vriendelijke woor den hem zachter te stemmen, maar de hooze geesten schenen den nog pas zoo kalmen en verstandigen koning aangegre pen te hebben. Zij moest zich terugtrek ken, en hij bleef alleen, aan zijn toorn ter prooi (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1906 | | pagina 1