iING. ampen. vinkei, ÏOES. "Wi sstraat). zijn Repareeren. delburg. rSKAAR- No. 10. Dinsdag 23 Januari 1906. Tweede Jaargang. ES. gezonden. GOES. voorradig VGE. r ïhillende prijzen KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHEI EILANDEN. I)e vrijheid van Godsdienst in den modernen staat. F E I L I E T^O H 7 In den vreemde. UIT DE PERb. KIEOHE ZEEUHSCHE COURMT Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.95 Afzonderlijke nummers a contant0.05 Geïllustreerd Zondagsblad, alléén voor de abonné's per 3 maanden„O 371l2 VERSCHIJNT eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Advertentiën van 15 regels f 0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. a contant. Reclameberiohten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. .Waarlijk, wij, Katholieken, zijn voor do godsdienstvrijheid, niet omdat we ons schikken in de toestanden, maar om dat het op zichzelf het eenige billijke stelsel is". 't Vorenstaande heeft de heer Van Term inderdaad gezegd in zijne verkiezingsrede te Rotterdam. Gelijk ze daar ligt, zouden wij zijne verklaring niet kunnen onderschrijven. Maar evenmin kunnen wij aannemen, dat hij, zooals door zijne bestrijders in (de Kath. pers is beweerd, „de quaestie niet op het terrein der p r a c t ij k, maar op dat van beginsel heeft, gebracht" en bedoeld, „dat het stelsel van abso lute godsdienstvrijheid" n i e t „het stel sel, het beginsel der Katholieke Kerk is". Wij' denken hier volstrekt niet aan Schaepman's woord, dat er in den ver kiezingstijd eene andere taal gesproken wordt. Ook van Katholieken, die in het openbaar optreden, verlangen wij eerlijk heid en oprechtheid, en de heer v. T. staat bij ons onder dat opzicht hoven verdenking, ondanks zijn bovenstaande woorden. Trouwens, evenals men gebeurtenissen moet beoordeelen in het licht der tijden, toen zij hebben plaats gegrepen, zoo ook behoort men bij de beoordeeling van uit latingen, ook rekening te houden met de omstandigheden, die er aanleiding toe gaven. Wat was nu in dien verkiezingstijd des vorigen jaars het geval? In hunne pers en op verkiezingsmee= tings hielden onze tegenstanders nooit op, den volke aan den neus te hangen, dat de bij art. 167 aan iedereen gewaarborgde volkomen vrijheid van godsdienst door de christelijke coalitie weid bedreigt. En ten einde geloovige protestanten voor zich te winnen, zorgden zij' er ook wel voor, Ro me, met Jesuïeten, inquisitie, brandstapels en schavotten, naar onderdrukking van het protestantisme en overheersching stre vende, ten tooneele te voeren. Het zou waarlijk geen zin hebben gehad, veeleer een spelen in de kaart onzer tegen standers zijn geweest, wanneer de Katho lieke spreker onder deze omstandigheden on op eene openbare vergadering, ten deele uit niet-Katholieken bestaande, „de quaestie op het terrein van beginsel" had gebracht. Hij1 sprak en moest spreken over „de quaestie op het terrein der 'prac.- ii) Het schilderachtige blauw en witte kleed slaat goed bij1 zijn donkere lokken, en zijn anders door de zon verbrand gelaat schijnt hier onder het. kaarslicht frisch gekleurd. Hij houdt een lier in de handen, even sluit hij1 de oogon als verblind door het fonkelen der lichten, die de zaal in een vuurgloed hullen, door het schitteren dei- bonte en toch zoo harmonisch ineensmel- lende kleuren, dan ziet hij den koning en buigt zich diep. Hij staat te ver van den vorst, anders zou deze licht het spotach tig lachje zien, dat om zijn lippen speelt, maar zonder aarzelen tokkelt hij op de snaren van zijn instrument, dat echter geen geluid geeft, terwijl van achter den wand een andere muziek hem begeleidt, maar nu zingt hij onvermoeid; als de nachtegaal in sehoone lentenachten, orgelt bij door en de koning schijnt niet moede Ie worden naar hem te luisteren. Eindelijk de kaarsen zijn schier neer- gebrand staat de koning op, en hij- roept den zanger door een blik tot zich. De jonkman gaat de geheelë zaal in volle lengte door en blijft voor 's konings troon afwachtend staan. "f ide sprak de vorst op in- drukwekkenden toon, „gij hebt overwon- lij k", over de godsdienstvrijheid in ons land, over de trouwe aanhankelijkheid dei- Katholieken aan art. 167 der Grondwet, over de onware, leugenachtige, onrecht vaardige voorstelling van het streven dei- christelijke coalitie, -- hierover alleen, niet over 't beginsel. Het beginsel, de leer, het stelsel b,op zich zelf" blijve onder ons, Katholieken, onaangevochten. Daar is een tijd geweest, dat het beginsel volledige toepassing erlangde, een begin sel was van praktische staatkunde in ver schillende rijken der beschaafde wereld. Het was toen er nog eenheid van gods dienst heerschte onder de bevolking dier rijken, die eenheid een volksbelang door haar werd geacht en de handhaving en bescherming dier eenheid een staatsbe lang, de voornaamste plicht der burger lijke overheid, verstoring dier eenheid een inbreuk op de openbare orde en rust, een vergrijp tegen en strafbaar voor de Wet. Die tijd is voorbij en of hij weerom komt, weet God alleen. De eenheid van godsdienst werd verbroken. Andere tijden, andere zeden, ook andere g-eloofsmeenin- gen. En met de geloofsverdeeldheid, welke door de burgerlijke wet niet meer te kee- ren viel, heeft ook de burgerlijke .ver draagzaamheid of staatsrechtelijke gods dienstvrijheid hare intrede gedaan in de moderne Staten. Eene godsdienstigheid, die elk burger dier Staten te eerbiedigen heeft en te handhaven ook, wegens het goede, dat er door te verkrijgen, en hei- kwade, dat er door te vermijden is. In dien gedachtengang zijn de twee woordjes „op zichzelf" in de voren staande verklaring des h. v. T. niet op hun plaats. Zij hooren thuis in de leer, doch niet de praktijk, bij de toepassing van 'tbeginsel in de gegeven omstandigheden; hoewel 't woordje „bill ij k" voor ons we derom aanwijzing was, dat de spreker te Rotterdam binnen de grenzen der prakti sche staatkunde voor ons land beeft willen blijven. Hoe het zij, die onnauwkeurigheid van uitdrukking, zoo begrijpelijk in een ve'r- kiezingspeech, heeft bij ons niet 't geringst vermoeden gewekt, dat v. Term door den baccil van 't libera,a 1-catholicisme kon zijn aangegrepen. nen in den kampstrijd". De troubadour buigt weer diep het hoofd, 'tis hem nu moeilijker dan straks het lachje te verbergen, dat telkens om zijn lippen verschijnt. Nu geeft de koning hem de hand en langzaam, statig als volgde hem de ge heele hofstoet, schreed hij door de zaal, de eeretrap af, die naar de troonzaal leid de. De minnestreel, in wiens vermomming niemand anders stak dan Adriaan, gehoor zaamde gewillig, nieuwsgierig naar het geen er komen moest; alles wat hem over komen was, sedert hij- zich in het konink lijke paleis bevond, scheen hem een droom. Men had hem aangekleed, laten zingen, 's konings wenschen overgebracht, hij ge hoorzaamde willoos. Toen hij echt-er in de troonzaal trad, die even als de zan gersgalerij in een oogverblindend licht schitterde, kon hij een uitroep van be wondering niet weerhouden. Als ware de betoovering gebroken, als loste zich plotseling een wonderbaar visi oen op in de ijle luchl, zoo scheen de koning te ontwaken en tot zich zelf te komen. Hij liet Adriaan's hand los en staarde hem een poos wezenloos en ver baasd aan. „Mijn gevolg, mijn hofl Waar is het gebleven. Waarom draagt gij1 den lauwer krans niet, waarmede gravin Edeltraut u kroonde? Gij zijt immers de zanger, dien ik den prijs waardig keurde?" Adriaan wist niet wat te antwoorden Het liberaal-catholicisme is reeds lang dood in ons goede land. Daar zijn al sinds jaren geen liberaal-katholieke kies- vereenigingen en dito couranten meer. En dat tijdens den verkiezingstijd twee zich als Katholiek aanmeldende Xen de christelijke coalitie in de „N. Rolt. Ct." bestreden hebben, behoeft evenmin eene herleving dier dwaalleer te doen vreezen, als de verschijning van één paar bonte kraaien een vroegen winter doen ver wachten. Daar is een ander gevaar, waarop wij' ten slotte wijzen willen. Het dreigt voor de christelijke coalitie niet alleen van den kant van zekere Christelijk-Historischen, die zoo maar dadelijk eene bevoorrechting der' Hervormde Kerk van Staatswege eischen, meenend-e dat de Nederlandsehe natie eene protestantsche natie is. Het gevaar schuilt ook onder ons, Katho lieken. Wij hebben ze vaak ontmoet, in den laatsten lijd nog, niet alleen vrome, maar ook ontwikkelde Katholieken, man nen van studie, die bedenkelijk het voorhoofd fronsen en u aankijken, alsof gij- niet zuiver op de graat of in de leer zijt, wanneer gij verklaart dat ge voor godsdienstvrijheid en scheiding van Kerk en Staat in ons land zijt. ,Die niet be grijpen kunnen, dat men een eed aflegt op eene Grondwet, die niet alleen gods dienstvrijheid toelaat, maar- ook tracte- menten voorschrijft aan bedienaren van heterodoxe (dwaalleerige) Kerkgenoot schappen. Het is bepaald jammer, dat zulke mannen niet weten of vergeten heb ben, wat over die godsdienstvrijheid Leo XIII uitgesproken heeft in Zijn Encycliek, „Libertas" o. a. Peronne, na dezen Sconpe in 'tRomeinsch College, en reeds de H. Thomas v. Aquine gedoceerd hebben; dat zij-, wat de eedaflegging op die moderne constituties betreft, geen kennis dragen van de correspondentie in 1817, gevoerd tus- schen Pius ¥11 on de Fransche regee'ring onder Lodewijk XVIII en die tusschen denzelfden Paus en Mgr. prins De Méan voor het Ver. Koninkrijk der Nederlanden onder Willem I. Zulke menschen we weten het komen in aanraking jne;t onze politieke tegenstanders en geven in gesprekken ook hunne verkeerde meenin gen ten beste. Dat zij1 alzoo voedsel geven aan voornoemde valsche voorstellingen van het streven der christelijke coalitie, behoeft geen betoog. Gelukkig, als zulke menschen niet in en besloot dus maar te zwijgen, maar de koning nam zijn hand weer in de zijne en schudde die vrij ruw: „Antwoord mij, waar- zijn ze?" „Ik weet het niet, Sire", sprak de knaap eindelijk, „ik zag niemand!" „Niemand", herhaalde de koning lang zaam; hij streek met de hand over het hoofd en sprak het nog eens uit, „nie mand". Toen zuchtte hij diep en een wee moedige blik trof Adriaan uit de konink lijke oogen. „Gij hebt gelijk", zcide hij eindelijk, „er is hier niemand! Ik ben 'talleen die deze ruimten bevolk door de scheppingen van mijn fantasie. 'tWas droom, alles droom, wij' leven niet meer in den dichterlijken tijd der meistreelen, de poëzie is van de aarde verdwenen. Het koele, nuchtere pro za regeert alleen. Owaarom kan ik niet altijd droomen, mijn droomen zijn zoo veel schooner dan die dorre, koude wer kelijkheid". Met het hoofd diep gebogen op de horst ging hij eenige stappen voort; hol klonk zijn tred in deze ontzaggelijk hooge zaal, die twee verdiepingen besloeg. Adriaan zag nieuwsgierig en bewonde rend rond; hier was niets gespaard, schat ten van go.ud en edelgesteenten waren met kwistige hand rondgestrooid. Zuilen van porfier en lapis lazuli, donkerrood en hel blauw, droegen twee galerijen, die rondom de zaal liepende vloer vertoonde in kunstig mozaïek alle dieren dor aarde, couranten schrijven. Maar in andere lan den gebeurt dit, en dan is 't zoo moeilijk, onzen tegenstanders aan bot verstand te brengen, dat wij, Katholieken van Neder land, er anders over denken. Zoo lazen wjrj' in den „Courier de Bruxel- les" van 10 Juli 1905 dezen onvoorzich- tigen, al Ie absoluten opzet, dien wij1 in de eigen taal volgen laten, om ons te behoeden tegen verdenking van al te vrije vertaling „L'Eglise est intolérante: cela sig- nifie qu elle ne reconna.it de droits a aucune autre religionsi elle en ,avait ie pouvoir et les moyens, elle empêche- rait l'exercice de tous les cultes dissi dents; elle éliminerait de toules les con stitutions les articles, qui consacrent ce qu'il est d'usage d'appeler les liber- tés modernes, liberté de la presse, liberté d'enseignement etc. en un mot, elle interdirait la liberté de la pensée dans loutes ses manifestations et sous toutes ses formes. Telle est la| portée de l'inlolérance jdoc- trinale qu'on reproche aux eatholiqües: eh bien ce reproche nous l'acceptons et nous ne songeons aucunement a en laver l'Egiise". Het Brusselsche blad vergat er bij te voegen, dat deze leer niet van toepas sing is noch zijn kan voor de inrichting der moderne Staten. „De kerk is onverdraagzaamdit wil zeggen, dat zij aan niet een anderen gods dienst rechten toekent; beschikte zij over de macht en de middelen, zij zou de uit oefening van alle ketterijen beletten. Zij zou uit alle grondwetten de artikelen ver wijderen, die wettigen wai men gewoon is de moderne vrijheden te noemen, vrij heid -der drukpers, vrijheid van onder wijs, enz. in een woord, zij zou de vrij heid van denkfcn verbieden in ;al hare -open baringen en onder al hare vormen. Tleze is de ^trekking van de leerstellige onver draagzaamheid, welke men den katholie ken verwijl: welnu, wij aanvaarden dat veiwijt en -wij denken -er volstrekt niet aan, de (kerk er van wij te pleiten." De heer T. vaal der Zee, oud-liberaal en oud-burgemeester van Enschedé heeft zich dezer dagen in een locaal blad voi- genderwij's uitgelaten over den tegenwoor- digen politieken toestand: Wat de dagbladen ons meldendat een minister van Waterstaat gedurende vijf maanden een particulier baantje zal gaan waarnemen, moet ieder Nederlander voor de toekomst met de diepste zorg vervui len Of dat nu een -opdracht van de Chileensche regeering, dan wel een con- boven welfde zich de hemel met zon, maan en sterren. Boven treden van wit marmer zag Adri aan zich de troon verheffen, waarachter het beeld des Zaligmakers, op goudgrond geschilderd, zweefde, stralend als wa,re het in lichtgloed gebaad; daaronder ston den als de trouwe wachters der christen heid heilige koningen geschaard; aposte len, engelen, heiligen en ridders sierden de andere wanden. Alles hierbinnen scheen het koningschap, het ware, christe lijke koningschap te verheerlijken en te midden dier grootscho figuren stond de ledige troon en hij1 die het recht had er op te zetelen, hij1 die al deze pracht in het leven had geroepen, die alles ont worpen had, die zich het koningschap zoo groot en heilig dacht, hij stond hier een zaam en alleen, als verdwaald tusschen die grootsche heldengestalten, onder wier getal hij1 voelde, dat hij nimmer zou op genomen worden, „0 had ik toen geleefd!" mompelde hij en strekte zijn krachtige figuur in volle lengte uit; „zeg, zou ik dan niet onder hen mijn plaats veroverd hebben?" Adriaan antwoordde niet; verlegenheid was nu juist geen kwaal van hem, maar hier alleen met den zonderlingen koning in deze schitterende tooverzaal voelde hij zich toch minder op zijn gemak en hij dacht, met echt Hollandschen practischen zin: „Hoe minder ik zeg, hoe minder ik te tract met een particulier is, blijft .vol maakt hetzelfde. Of de minister van Wa terstaat gedurende de maanden zijner af wezigheid al dan niet tractement zal ge nieten, doet ook niets tot de Zaak af. Het feit blijft bestaan, dat een ,Neder- landsch minister gedurende vijf maanden zonder redenen van bestaan, van zijn de- parlement zal afwezig zijn, om te zijne vo-ordeele een ander baantje te gaan waar nemen; en dat schreit ten hemel. En is het waar, dat de Eerste Lamer der Staten-Generaal een wenk heeft ge kregen, om met spoed te werken, opdat deze minister nog de Walerstaatsbegroo- ting in die Kamer zou kunnen afdoen, dan bewijst dat alleen, dat deze regee ring alles durft te trotseeren Waar gaat het heen in ons land? Wij hebben bij de begrootingsdebatten in de Tweede Kamer reeds moeten ervaren, dat een minister van oorlog plaats heeft ge nomen in een ministerie, die er volgens eerlijke beginselen naar den politieken strijd absoluut niet in past. Wij1 hebben moeten ervaren, dat een nieuw departement in het leven is ge roepen, waarvan ieder Nederlander bij na denken absoluut het nuttelooze inziet, omdat de werkkring van dat departement zeer gemakkelijk over Binnenlandsehe Za ken en Waterstaat verdeeld had kunnen worden. Het is zuiver geld wegsmijten. Zoo er door de ministers, zoowel als door de ambtenaren, wat meer en langer jn Den Haag gewerkt werd, dan zouden honderdduizenden guldens gespaard wor den. Maar geen der ministers durft den stier bij de horens vatten, omdat naai de tegenwoordige toestanden zij er zitten, zoolang de hoofdambtenaren dat wen- schelijk achten; en dat is een gevolg hier van, dat ons land niet meer geregeerd wordt door eerste klas lui, zoowel in 's lands regeering als in Provinciale Staten en gemeenteraden. Omdat het beheeren van land, provin cie, stad of dorp een baantjesjagerij wordt; en niet anders. En ik vraag mij zelf af, die verre afsta van 't anti-revolutionna- risme en katholicismewaarvoor al dat kabaal gemaakt om een vorige regeering te doen vallen en waarvoor gij1 in de plaats hebt gegeven een onsamenhangend, een beginselloos iets. Niet de personen zelf ieder in het hijzonder treft zulks. Is er daarvoor zoolang moeten geschar reld worden om eene regeering samen te stellen?.... Indien zulks, wat thans geschiedt, tij1- dens het ministerie-Kuyper had plaats ge grepen, heel de liberale groote pers had al het gif en het venijnige, waartoe de Nedei-Iandsche taal zich leent, over dat ministerie uitgestort. Maar thans worden er alle flauwe uitvluchten gezocht. En zoo is er nog zooveel meer in dit ministerie Waar blijft deze regeering met haar mi nister van financiën, die niet alleen met geen plan te voorschijn komt, maar een verantwoorden heb!" „Och, het valt zoo hard die wereld te verlaten, die sehoone, rein©, -edele wereld mijner verbeelding, 'tls daar zoo goed vertoeven, 'tis daar zoo groot, zoo ruim, en hierbeneden, daar is alles klein, nietig, valsch, gewoonde droom is schoon, maar het ontwaken is wreed!" „Sire," sprak Adriaan eindelijk, „toen was het ook zeker niet volmaakt in de wereld. Er zal toen ook veel geweest zijn, dat minder mooi was, ten minste ik geloof niet, dat er in de middeleeuwen ooit een zaal gebouwd werd zoo prachtig als deze, zoo bouwen en zoo versieren kon men toen niet!" De koning zag hem even streng en drei gend aan, maar toen verzachtten zijn ge laatstrekken zich en hij glimlachte. „Uw zang is poëzie, uw woord is proza! Gij zingt als een minnestreel, gij spreekt als -een kruidenier," zei de hij eindelijk, „maar d.at is uw schuld niet, 'tis de schuld van uw tijd! Die tijd vol wanklanken, vol wreede disharmonieën. O! hoe veel onge lukkiger zou ik wezen als ik niet vluchten kon in die wereld vol trouw en waarheid, vol schoonheid en ridderlijken zin, zoo dra deze maatschappij mij met al haar laagheid en ontrouw walgt." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1906 | | pagina 1