Zaterdag 6 Januari 1906.
Tweede Jaargang.
No. 3.
KATHOLIEK ORGAAN VOOR DE ZEEUWSCHE EILANDEN.
laar behooren onze dochters een dienst
te zoeken: in de stad et hij den boer?
BUSTEN LAND,
HE EEEIIMCHE MP
Abonnementsprijs per 3 maandenf 0.95
Afzonderlijke nummers a contant0.05
Geïllustreerd Zondagsblad,, alléén voor 'de
abonné's per 3 maanden0 37'/2
VERSCHIJNT
eiken
MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Advertentiën van 16 regels f 0.50iedere regel meer 10 Ct.
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 X berekend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. it contant.
Reclameberiohten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs.
Brlijk
38F* Allen die iets te vorderen hebben
n de Naaml. Venn. „NIEUWE ZEEUWSCHE
iURANT" gelieven hunne nota in te dienen
15 dezer.
De Directie.
Geïllustreerd Zondagsblad.
Met dit no. wordt no. I van het
indagsblad verzonden aan diegenen die
:h daarop abonneerden; zij die alsnog
onné wenschen te worden, geven zich
oedig op, teneinde ook nog no. I te kunnen
tvangen en zoo een compleeten jaargang,
Bike een fraai boekwerk vormt, te hebben.
Directie.
Over dit onderwerp schreef de „Maas
i [Waalbode" een artikel, dat wij om zijn
ilangrijkheid ook voor onze streek, de
aats van het hoofdartikel geven.
Op het congres van den Ned. Boeren-
>nd, zegt genoemd blad, betreurt Mr. A.
won van Wijnbergen de toenemende
icht om het platteland te ontvluchten en
(ijlen naar de stad met hare vermaken,
aar men het volle leven genieten kan.
foe menigeen", zegt de spreker, „is niet
Kweken reeds voor die heerlijke verlei-
ng, voor al dat schoons, dat het stede-
k leven te bieden schijnt; hoevelen heb-
sn zich niet laten overhalen door het
eestal schijnbaar hooger loon, dat
;n toelachte, wanneer zij werk gingen
>eben in de steden, dat loon, dat zooveel
ster was, dan het vaak karig loon op het
atteland. En op die wijze worden aan
;t platteland de arbeidskrachten onttrok-
m, die er zoo noodig zijn, en het lot
in hen, 3ie heengingen naar de stad.
'ie telt het aantal van hén, die eenmaal
;t dorp verlaten en naar de stad getogen,
irhlind door al hetgeen hun plotseling
Hr geboden werd, het spoor voor goed
jster zijn geraakt? Vrij waren ze ge-
orden, los van den familieband, los van
it verband hunner dorpsgenooten. Vrij
jren ze in handel en wandel, verloren
s| ze gingen in het gewoel en gejoel
B groote stad. En zij, die vroeger, voor
n goed. deel ook dank zij de degelijke
i«lelijke omgeving, leidden een gods-
enstig, huiselijk, echt christelijk leven,
Een vaak spoedig na den plotselingen
Brgang geheel en al gematerialiseerd,
lidan, als dan dat materiëele leven in
ilstad niet dat bleek te wezen, wat men
ch had voorgesteld, och, dan bleef er
ets anders over dan die groote schare
Jgaan vermeerderen van ons stedelijk
■oletariaai dat, geen God meer erken-
snde, en dus ook niet minnend, op geen
filer leven meer hopend, in dit aardsche
Ven zich eilende en lijden ziet toebe-
iéld, om dan, hoe kan het anders, met
Öeienden haat jegens de maatschappij;
aarin het werd geplaatst, geen ander ide-
d te kermen, dan de totaio omverwer-
ng van het bestaande, zonder te vragen,
at daarna komen zal, wijl naar zijne
|i?te overtuiging het nooit slechter voor
>m kan worden dan het heden is.
Hoeveel gelukkiger zouden die allen we-
n, wanneer ze gebleven waren op het
Itteland. Ja hoezeer wij ook betreuren
feen, dat men het platteland verlaat
zijn geluk te ruilen voor de ellenden
||i de stad; hoezeer de boerenbonden
jS moeten streven dezen trek tegen te
®®lcn, dit is niet het werk van een
orten tijd. Dit hangt in hoofdzaak af
rn.de welvaart van den boerenstand; is
"tTJn staa-t hooger loon te geven, dan
i e *rek naar de stad van zelf vermin
deren. Doch wat ons thans te doen staat,
is, zooveel mogelijk te zorgen, dat zij, die
het land verlaten, om in de stad hun
heil te zoeken, niet alleen niet stoffelijk,
maar vooral niet z e d e 1 ij k ten gronde
gaan.
Wat betreft de meisjes, die van huiten
naar de stad gaan dienen, vragen wij':
wat is vooral de oorzaak, dat zooveel jonge
meisjes van het platteland de voorkeur
geven aan een dienst in de stad? Het
zijn de genoegens, de vermaken der stad,
die haar trekken, maar vooral de vrijheid.
Daar in de stad is geen waakzaam oog,
dat hen bespiedt, 'daar wanen zij zich
vrij; los van alle banden. Men stelt
zich voor een gemakkelijken dienst, waai'
men niet als op het land ,met blajuwe
slop en melkemmer in de hand het land
in gaat, maar gekleed in een licht ka
toenen jurk over straat kan trippelen. [Maar
hoevelen zijn er, die zich aldus de stad
voorstellen, bedrogen uitgekomen. 'Want
ook in de stad geldt het: „in het zweet
uws aanschijns zult gij uw brood verdie
nen", ook daar moet gewerkt, al is het
werk dan ook niet zoo ruw als op het
land. Ook in de stad is het al geen goud
wat er blinkt. Het is dus de trek naar
de vrijheid en de gemakzucht, de schijn
baar gemakkelijke dienst, die de jonge
meisjes naar de stad trekt.
Nog een andere hartstocht, zoo aantrek
kelijk voor het jeugdig vrouwenhart, werkt
mede tot die landverhuizing, n.l. de ij d e 1-
heid. Hoe komt dit er nu bij te pas, zult
ge zeggen? Wanneer uit een dorp o'f
plattelands-gemeente een meisje een half
jaar of langer in de stad gediend heeft
komt ze bij gelegenheid van een of ander
feest, maar vooral van de kermis hare
ouders en familie bezoeken. Zij zorgt na
tuurlijk het geluk van de stad in hare
geboorteplaats te doen zien en daarom
dirkt zij zich op als een aangekleede mode
pop, goed in een uitstalkast v.an een of
ander modemagazijn. Men moet natuurlijk
niet vragen van welke kwaliteit al <lie
lintjes, strikjes enz. zijn. Juffrouw (liever
nog mevrouw) te schrijven bekoort het
oog van hare vriendinnen, die al spoedig
vragen hoe zij het moeten aanleggen, om
pok datzelfde geluk te smaken. Veel wordt
er dan onder die vriendinnen gepraat over
het geluk en pleizier der stad, hoe ge
noeglijker het is op vrije avonden uit te
gaan met een vriendin, die al spoedig een
vriend wordt, vooral als men zoo geluk
kig is te dienen in een garnizoensplaats.
Maar wat helaas vergeten wordt door die
vriendinnen, is, te wijzen op de schaduw
zijde van een stadschen vriend en vooral
op de zedelijke gevaren daaraan verbon
don. Ik wil hier niet spreken pver ,de
vele zedelijke gevaren aan het leven
in de stad. verbonden, omdat de ouders
hierop van eene andera zijde genoeg ge
wezen worden, en zij het dus voldoende
weten. Opdat tevens echter zulke vriendin
nen geen verkeerden invloed op het nog
onschuldig kind uitoefenen, zullen de
ouders verstandig doen te zorgen, dat
dergelijke vriendinnen zoo min moge
lijk met hunne kinderen omgaan, zonder
dat zij er hij zijn.
Ook stoffel ijk zijn de diensten in de
stad meestal nadeelig voor jonge meisjes
van huiten. Schijnbaar wordt in de stad
meer verdiend, dan buiten, doch het is
in het algemeen genomen slechts schijn
baar, want als men op het einde van
het jaar de spaarbankboekjes naziet van
een dienstbode op het land en eene uit
de stad, zal men zich kunnen pvertui-
gen, dat de grootere verdiensten in de stad
slechts schijnbaar zijn, omdat men
daar ook moer uitgeeft. Maar vooral de
toekomst van een dienstbode uit de
stad staat ten achter bij die van het platte
land. Wat is het geval? In den regel gaat
een meisje op 17 a 18-jarigen leeftijd naai'
de stad; leert daar kamers vegen, tafeldie
nen, volgens het kookboek uit royale beurs
koken en braden en meer dergelijke din
gen, doch niet datgene, wat zij later als
huisvrouw kennen moet. Kon zoo'n dienst
bode ook maar in den stand van mevrouw,
of juffrouw trouwen, och dan zou het
nog wel gaan. Doch willen zij gaan trou
wen, dan moeten ze weer terug naar den
stand waaruit zij kwamen, of wel zij krij
gen een flinken werkman, die ook ©en
flinke vrouw verdient. Maar wat is dan
het geval? De huishouding besturen
overeenkomstig den arbeidersstand, dat
hebben ze nooit geleerdzuinigheid is hun
onbekend, want mevrouw van vroeger wil
de het altijd goed hebben. Diep te be
klagen is derhalve de man die zulk eene
vrouw treft; hier ligt dan ook dikwijls
de oorzaak van huiselijke oneenigheden,
ook de oorzaak, dat de man zijn geluk
niet zoekt daar waar hij het vinden moet,
bij z ij n eigen haard, maar elders, ge
woonlijk dn de herberg. En zoo is de
vrouw dikwijls oorzaak van veel maat
schappelijk kwaad.
Komt zoo'n stadsche dame weer terecht
op het platteland, ja dan moet men niet
vragen, hoe het in dén beginne gaat, hoe
vies ze is van het varkenshok, waaruit
toch voor een groot gedeelte de winst
moet komen van den boerenarbeiderwant
het dagelijksch loon heeft men noodig voor
de huishouding. En zoo zijn er nog tal
van zaken te noemen, waardoor een meis
je, dat haar leven in een stadschen dienst
heeft doorgebracht, en later als huisvrouw
op het platteland terecht komt, verre ten
achter staat bij haar zuster, die haar jonge
jaren bij een boer gediend heeft en daar
geleerd heeft, niet alleen zuinig te zijn,
maar ook vooral datgene wat zij' als vrouw
en moeder in een dagloonersgezin weten
moet, en wat haar en haar gezin een
gelukkig en tevreden leven schenkt. Ver
standige ouders zullen dus begrijpen, dat
de tijd, die hun dochter al dienende moet
doorbrengen, zooveel mogelijk moet zijn
een voorbereiding, een oefenschool voor
hun leven in de toekomst, en dat als zij
het oprecht meenen met het geluk van
hun kind, niet alleen op stoffelijk, ma,ar
vooral opuzedelijk. gebied, zij zoo ïnin\moge-
lijk hunne dochters in de stad moeten laten
dienen.
Maar wat moeten zij doen, die om de
een of andere reden genoodzaakt zijn hun
dochter in de stad te laten dienen?
Zij moeten zorgen en toezien, dat hun kind
eene goede betrekking krijgt, dat is dure
ouderen-plicht. Daarom zal een verstandige
vader of moeder eerst eens goed informee-
ren, waai' hun kind terecht komt en bij die
informatie zich niet tevreden stellen met
hetgeen een of ander dienstmeisje uit de
stad van die menschen zegt, neen zij moe
ten te rade gaan bij' ernstige menschen.
Maar dan bestaat voor velen de moeilijk
heid bij wie zal ik vragen Wat de groote
steden betreft is dit tegenwoordig zeer
gemakkelijk. Men schrijft b.v. naai- een dei-
dames uit de buurt, die lid zijn van de
„internationale vereeniging tot bescher
ming van jonge meisjes" en deze zullen
u met liefde en naar waarheid antwoor
den. Om nu te weten, bij welke dames uit
de huurt men om inlichtingen vragen kan,
heelt men slechts te zien naar den naam,
die geschreven staat onder de half wit en
half geel gekleurde kaart, die op de meeste
plaatsen achter in de kerk hangt, of wel
getroost u de moeite even aan de pasto
rie van uwe plaats te gaan vragen, waar
men u dan wel verder zal helpen.
Wanneer uw kind dan eenmaal in de
stad is aangeland, dan moet het zoo spoe
dig mogelijk vragen waar het ter kerke
hoort, en dan moet het aan üe pastorie
van die kerk zich aanmelden en zeggen
waar ze dient. Heeft uw dochter .vrije
avonden, die zij buitenshuis mag, of zooals
helaas soms o'ok al geschiedt, moet door
brengen, dan moet zij vragen, waar zij die
het beste kan doorbrengen. In de
meeste groote steden zal men haar dan
wijzen naar eene vereeniging, waar zij zeer
gezellig kunnen samenzijn en waar boven
dien nog gelegenheid is om zich verder te
bekwamen in de nuttige handwerken, voor
al in datgene, wat zij later als huismoeder
kennen moeten. Wanneer de dienstmeisjes
op hare vrije avonden, in plaats van langs
straten en winkels te slenteren, trouw
de vereeniging bezoeken, zullen zij voor
vele zedelijke gevaren, aan den dienst in
de stad verbonden, gevrijwaard worden.
Doen zij dit niet en zoeken zij hunne
ontspanning op straat, het is zoo goed
als zeker, dat zij voor de verleiding be
zwijken zullen en hunne ziel in groot ge
vaar brengen.
Daarom, leden van den boerenbond, wilt
gij het geestelijk en stoffelijk welzijn van
uw kind, zoowel voor het heden als voor
de toekomst, bezorg dan uw kind een
goeden dienst op het platte
land. Zijt gij om gewichtige reden gedron
gen, uw kind naar de stad te laten gaan,
onderzoek dan eerst hij ernstige men
schen waar uw kind terecht komt en draag
zorg, dat de vrije uren niet op straat of
op gevaarlijke plaatsen worden doorge
bracht.
DE ZORGE VAN DEN ZWARTEN
KONING.
Zij kwamen van landen, wijd en ver,
Drie Koningen, schitl'rend van state,
Die hadden, geleid door een vreemde ster,
Hun rijke paleizen verlaten.
Die waren zoo williglijk opgestaan,
En gingen den Koning ontmoeten
Wiens Licht voor .hun oogen was
opgegaan
Met al zoo deemoedige groeten
Maar onder die drieën uit Oostersche wijk,
Die hadden de ster zich bevolen,
Daar was ook een Koning van Moorrenrijk,
Die zag vast zoo zwart als een kole
Die was er zoo droevig en stil van
gemoed,
Wanneer hem op blijder wijze
Die anderen spraken van 't Kindeken zoet:
Hun doel en het loon hunner reize
Toen zeiden die beiden: „O Koning
zoo stout,
„Wat peist gij in pijn en in zorge:
„Ai I heeft u de reize misschien reeds
berouwd,
„Die duurt al zoo menigen morgen?
„Kom wil toch niet langer in treure zijn,
„Ai wees er niet somber van ziele:
„Straks zullen we voor de voetekes klein
„Van 'tliefelijkst Koningsken knielen!"
Toon loecherdie Koning van Moorenland
'En veinsde zich vroolijk van zinnen
Och wie die zich nooit tot een lach
heeft vermand
Van vreugde, met pijnen van binnen?
En eind'lijk begroetten, in blijdschap
zoo groot,
Drie Koningen, schitt'rend van state,
Het Koningsken, dat voor ellenden en
dood
Zijn hemelsch Paleis had verlaten
Maar als er die beiden, wier kleure
was blank,
Zich dicht over Jesuken bogen,
Daar talmde die zwarte Koning zoo langk
En tranen, die vulden zijn oogen.
„Och zei hij och, dat ik niet
naderen kan
„Dat Kindeken zoo van nabije,
„Dat heeft er wel angst van zoo
zwarten man
-„En zal er van vreeze gaan schreien."
Toen bleef hij van verre, zoo droef van
gemoed,
En liet er niet af van te klagen:
„Och mocht ik, och mocht ik,
o Koningsken zoet,
„U toch op mijn armen eens dragen!
„En mocht dan mijn ziel niet in treure
zijn
„Al had ik uw ster ook vernomen?....,
„Och Kindjenoch Kindjenwat doet
ge mij pijn:
,,'k Waar beter maar nimmer gekomen!"
En Jesuken strekte zijn handjes uit,
Zijn vingerkens wezen in 't wijde,
Dat heeft er den anderen eind'lijk beduid
Dien zwarten man nader te leiden.
Toen sprak er die Koning dat Kindeken
aan,
Een lachjen al om zijnen monde
En zult ge zoo bange niet schreien gaan
„O Kindeken, blank ende blonde?"
Dan heeft hij het zich in d' armen
gevlijd,
Die Koning van Moorenlande,
En 't Kindeken heeft er de handjes geleid
Zoo wit in zijn koolzwarte handen.
Want Jesus en is er nooit bange geweest
Voor die Hem oprechtelijk minnen:
Hij ziet naar geen blankheid van buiten
het meest,
Hij ziet naar de blankheid van binnen.
(Msb.)
fr. J o s. M. v. W.
RUSLAND.
Men heeft tijdens de onlusten te Moskou
veel gepraat over de slachting, die on
der vrouwen was aangericht en de ver
bittering waarmee dezen streden in de
rangen der opstandelingen. Thans is ge
bleken bij een onderzoek der talrijke on
begraven dooden ,die nog in Moskousche
huizen liggen, dat vele revolutionairen
vrouwenkleeren hadden aangetrokken,
waarschijnlijk om zoodoende wankelmoe
dige mannen beschaamd te maken door
het te doen voorkomen alsof de zwakke
sekse meer moed bezat.
Om in Petersburg het uitbreken van een
gewapenden opstand onmogelijk te maken,
is de stad in verschillende militaire dis
tricten verdeeld, elk 'oiider een militair
chef, die gemengde troepenafdcel'ngen en
geschut ter beschikking heeft. Alle stra
ten, die uit de arbeiderswijken naar het
midden van de stad leiden, worden met
mitrailleurs en geschut bewaakt Zoodra
het eerste schot valt, treedt de staat van
beleg in.
DUITSCHLAND.
Het proces Hoensbroech-Das-
b a c h, ter zake van de 2000 gulden, uitge
loofd voor het bewijs dat het beginsel:
„het doel heiligt de middelen", in de ge
schriften der Jezuieten aangeprezen wordt,
is thans naar de „Tagliche Rundschau"
meldt, afgeloopen. Graaf Hoeusbroech wps
bij het Rijksgerechtshof in hooger beroep
gegaan van het afwijzend vonnis van het
Öbérlaiidesgericht van Keulen, en de dag
voor de behandeling der zaak was reeds
vastgesteld. Maar Hoensbroec.h heeft zijn
appél nu teruggetrokken.
Hoensbroech is dus en natuurlijk
niet in zijn bewijsvoering geslaagd.
Maar als nu de rechters eens gingen
onderzoeken, waar wél dat beginsel wordt
gehuldigd en dan eens zochten in de buurt
van de neutraliteit; neutrale couranten,
neutrale bibliotheken, neulrale vereeni-
eingen, partijen, die niet tegen den gods
dienst zijn, of dan ook niels te vinden
zou ïijn van valsche middelen, die een
terzijde liggend doel beoogen
HONGARIJE.
Het plaatsje Debreczin in Hongarije heeft
een nieuw bewijs geleverd tot welke ver
wildering de toestand in Hongarije leidt.
Bij aankomst van den nieuw benoemden
Obergespan Gustaaf Kovacs was een groo
te menigte aan het station saamgestroomd
deze viel den nieuwen ambtenaar onmid-