Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche "feuilleton. buitenland. binnenland. No. 147. Donderdag 14 December 1905. Eerste Jaargang. Verschijnt eiken /MANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND, OOSTERBAAH LE COINTRE, -< G O E S. De slang met de edelgesteenten. Brieven uut Olland. Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. £lbonnemenfsprl|s: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 -.00 Drukkers-Uitgevers: fldverfentlën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Zij, die zicli met 1 Januari op ons blad abomeeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. Voor ons blad wordt een berichtgever gevraagd te KRUININGEN. In zijn jongste redevoering in de Tweede Kamer sprak jhr. de Savornin Lobman, afgevaardigde voor Goes, volgens versla gen in liberale bladen van partijdige be noemingen, speciaal wat betreft die van burgemeesters, door het vorig ministerie gedaan en van het door dr. Kuyper op den voorgrond brengen van de tegenstel ling van geloof en ongeloof. Deze voorstelling is in hoofdzaak ook in de „Handelingen" weergegeven, al ver schilt de lezing dor benoemingen er «enigszins mee. Wat nu de tegenstelling betreft, vast staat, dat die onder Kuyper meer op den voorgrond is getreden, maar of dit nu bij uitstek zijn schuld is, is een vraag, die wij niet gaarne bevestigend zouden beantwoorden. Christen-staatsman als Kuyper was, deed hij meermalen ook den naam van God, die niet uit het bestuur van Slaat te weren valt, binnen de muren der Tweede Kamer weerklinken wat wij' nog niet het op den voorgrond brengen der antithese zouden durven noemen. Toen Kuyper echter het gevleugeld woord gesproken had, dat er moest wor den gereageerd tegen het opkomen der paganistische factoren, toen waren het juist de vrijzinnigen, die aan die woorden een verkeerde uitlegging gaven, zich met. trots den naam van heidenen gingen toe kennen en daardoor zelf de tegenstelling 'tis bij de verkiezingen daghelder be wezen hebben verscherpt. De kritiek van den heer Lohman op de burgemeestersbenoemingen door het vorig Kabinet bedoelde niet op die benoe mingen den blaam te werpen van „p a r- tijbenoeminge n". 4.) Ik vond mejuffrouw Keele in het dames salon. Zij zat bij een klein tafeltje druk te schrijven. Zij keek op, toen ik haar na derde. Een van haar eigenaardigheden was altijd met roode inkt te schrijven. Zij schreef ontzaglijk veel en bij elke plaats waar wij .aanlegden, had zij altijd een tal van brieven te verzenden. „O, mijnheer de administrateur", riep zij uit, „hoe gelukkig, dat ik u zie! Ik zou dezen brief zoo gaarne op de post willen hebben, voordat wij verder gaan. Hij is voor Colombo; zou ik er nog den tijd toe hebben Om haar mond was een angstige trek. Ik antwoordde kortaf: „Gij hebt nog een half uur den tijdmaar ik heb een goede tijding voor u, mejuffrouw Keele!" „Inderdaad!" „Ja, een goed vriend van u is zooeven op de boot gekomen". „Een vriend?" hernam zij. Zij hield zich uitstekend. En toch zag ik duidelijk dat zij eenigszins verbleekte. „Een vriend van mij?" herhaalde zij; „maar mijnheer Conway, u kent immers geen van mijne vrienden". „Ik heb nu pas kennis met hem ge maakt, maar majoor Strangwavs kent. hem De heer Lohman kwam op tegen de benoeming van burgemeesters naar „p a r- tije n m e e rdc rh ei d", wat iets an ders is. Dit laatste immers komt elke partij op haar bëurt ten goede, het eerste alleen aan de eigen partij. De opvatting van den Goeschen afge vaardigde heeft het een voor en het an dere tegen. Vóór heeft zij zeker en daarmee stem men wij in dat bij burgemeesters benoemingen eerst en vooral moet gezien worden niet naar partijverhoudingen, maar naar den meest bekwamen en meest geschikten titularis. Maar indien die partijverhoudingen nu in een gemeente bv. zóó zijn, dat het j groote meerendeel anti-liberaal is, zou dan onder die anti-liberalen, die de meer derheid vormen, ook niet meerendeels i de bekwaamste en geschikste te vinden zijn We gelooven 't zeker. En daarmede heeft het ministerie- Kuyper rekening gehouden al blijft de mogelijkheid, dat het zich een enkele j maal vergiste een kwaal elk ministerie j eigen. Het is misschien bekend, dat de heer Lohman dikwijls een zelfstandige positie inneemt. Wat moet echter nu aan de liberale bladen worden tegengeworpen, die 'tzoo' jammer vinden, dat de Goesche afgevaar digde niet van deze zelfstandigheid blijk gaf onder het ministerie-Kuyper, door te dien tijde verzuimd te hebben zijn kri tiek uit te oefenen? Meneer van de krante, weet jie ok aolstemet of dat aole mensen van 'tboere- land onze Romsche krante leze? Ik be- doele natuurlik de Romsche mensen, dat sprikt van eiges. Of zouwe der nog 'n 'eelen 'oop weze, die de Romsche krante nie leze? 'k Weet ik 'tnie. Mèr, as je zó i zeer goed. Ik bedoel mijnheer Morrison Dick Morrison noemt hij zich zelf". „Dick Morrison?" riep zij- verschrikt uit; „Dick?" „Ja, hij is zoo juist op de boot gekomen en gaat met ons mede naar Engeland. Het deed hem ontzaglijk veel genoegen, dat gij tot de passagiers behoort en hij zal u dadelijk komen opzieken". „Dan zal ik hem maar tegemoet gaan", zeide zij opspringende. „Mijn beste, oude Dick, wie had dat gedacht, dat ik je hier zou zien!" Onder hot spreken stiet zij plotseling tegen de tafel, waardoor het fleschje met roode inkt omviel. Het viel over het vloei papier, over den half geëindigden brief en rolde over den vloer. „Wat heb ik nu gedaan? Och, wilt gij zoo goed zijn een van de hofmeesters te verzoeken dit te komen opnemen?" riep zij' mij toe„ik moet weg, want ik verlang om Dick te zien". Zij verliet haastig het salon; zij had een hoogroode kleur en haar oogen schitter den. Ik bleef een oogenblik achter om mijne bevelen te geven omtrent de ge morste inkt, toen ik opeens een luiden slag hoorde. Ik vloog het salon uit. Door een of ander onverklaarbaar ongeluk had me juffrouw Keele niet ver van het salon haar voet verstuikt en was ze achterover ge vallen, waardoor haar hoofd met een slag op den gepolijsten vloer terecht kwam. Zij scheen haar bewustzijn verloren te hebben, maar toen ik haar aanraakte, kiekt nae de kóopdaegen in de krante en nae de advertensies, dan bin der toch 'n 'eelen 'oop koopdaegen, daer geen ad- vertensie van in de krante slaeL Zouwe i der op die kóopdaegen geen Romsche boeren komme? of zouwe ze dae nooit op kópe? Of, zouwe de meneers notaoris- sen bi d'r eigen dienken: o, die Romsche boeren kieke dae zó nie op; of da je 'n koopdag in de Goesche kranta zet, of in de Romsche krante, dae geve ze nog minder om as om een pupe tabak. Weet je, wat of de Romsche boeren moste doëe? Meneer de notaoris, moste ze zégge, zet je advertensies ok in de Romsche krante; de Romsche kópers bin ommers even goed as de aore; en de Romsche senten bin ommers net eender as die van d' aore krant; en, meneer de notaoris, 'tzal je geen schae doëe ók, je kriegt der me- schiens nog 'n Romsche klant mee. Zo dus en deralven, ielke Romsche boer, bi wat voer 'n notaoris 't 'n ók is, mot zurge, dat de advertensies van z'n koop dag ók in de Romsche krante komme. En noe a'k toch over advertensies praote, mó'k nog wat aors zegge. Me kriege a' gauw nieuwe jèr. En dan je aol die rommel van nieuwjèrskaortjes en pren tjes. En dae wort 'eel wat geld mee ver- smost. Ten minste, 'ier in Olland, is 't vreéd; ielkendeén stiert kaortjes, en som stemet 'eele diere kaortjes, van een kwartje of een schellink, 'tls zonde van 'tgeld, dat versmost wort. En an de post, baggen vol mie kaoretjes, voer 'onderde guldens, motte ze mèr uuizoeke en thuus- brienge. Noe zujje ók wel wete, meneer van de krante, dat ze in Olland, vèe' een nieuwjèrs-advertensie laete zette; of ók, dat ze d'r naoni in de krante laete zette. Noe, dat is ok vee' makkelikcr dan aol die kaortestierderiëeZou je noe nie, meneer, in je krante, zó tegen de kosse- mistied laete zette, dat ielkendeen 'n ad- vertensie kost laete zette voer 'n kwartje, of zó. Dat was makkelik voer de mensen (die dan geen kaortjes te stieren) en voer de postlópers (die dan geen kaor- sloeg zij haar oogen op. „Wees zoo goed mij dadelijk naar mijn hut te brengen", vroeg zij op zoo smee kenden toon, dat ik medelijden met haar kroeg. Ik was haar behulpzaam om op te staan een hofmeester kwam mij te hulp en te zamen brachten wij het jonge meisje naar haar hut. Cains, de scheeps dokter, werd onmiddellijk geroepen. Hij zeide, dat mejuffrouw Keele haar heofd had bezeerd en haar enkel ernstig had verstuikt, en dat zij het verdere gedeelte van de reis rustig moest blijven liggen. „Zij moet vandaag in haar- hut blijven", zeide de dokter tot mij. „Maar morgen zal zij waarschijnlijk wél genoeg zijn om naar het dek gedragen te worden, 'tls onbegrijpelijk, dat zij uitglipte, want de boot was niet in beweging". Ik antwoordde er niet op, maar begaf mij naar het dek, waar ik de beide hoe ren vertelde, wat er voorgevallen was. Majoor Strangways was blijkbaar zeer teleurgesteld en de heer Morrison drukte zijn leedwezen uit en zeide, dat hij hoopte haar den volgenden dag een bezoek te mogen brengen. „Wij treffen het, dat zij tegelijk met ons naar Engeland reist", hoorde ik hem tot den majoor zeggen. Twee dagen later kwamen wij in de nabijheid van het eiland Wight. Onze reis was dus bijna ten einde. Meuffrouw Keele was die dagen in haar hut gebleven, den majoor en den heer Morrison hare excuses zendende, dat zij tjes te draegen); en dan nie te diere, da,n kan zelfs 'n errebeiersmens d'r ók an meedoëe. Daer is mer één slag van men sen, die nie meedoëe kunne; jongers, die 'n misje want die motte 'n brief van vier kantjes stieve vol schrieve en 'n mooi prentje stiere mie een duufje of een ander aorigheidje der op (die duufjes worre dan laeter, as ze 'etrouwd bin,- wel 'ns katten!) En noe a'k toch over de nieuwejèr an 't praeten bin, nog 'n woordje! Ier in Olland zie je d'r s'naevens op nieuwejèr nog al 'ns, die leélijfc aneschoten binne. E je die op 'tboeroland ók? die zó dik- kels d'r gezondheid drienke, dat ze d'r ziek van worre? 'tZal in Zeeland ok wè net éender gae as 'ier: je komt bie je buurman Klaos; aol wat wenselik is, órl 'n borreltje? voer de kouwe! op de nieuwejèr! je komt bie je buurman Pier; veel 'eil en zegen, ór! 'n brandewientje 'tis zukke kouwe mist! goed. Je komt bie je zwaeger Illebrecht; 't zelfde kompli- ment, nog eens zoo'n wuppertjel en zó wuppe d'r dien dag nog 'n 'eele boel wuppertjes nae binnen; en op 'tleste, is 't verstand en 'tfersoen d'r uut'ewupt. En as ze tuuskomme, dan 'eit moeder de vrouwe niks geen plezierige nieuwejèr! Weet-je wat ik doëe, meneer van de krante; ik zet ik een nieuwejèrs-adverten- sie in je krante (dan kunne nieuwsgierige mensen ziëe, wie dat ik bin) en ik schinke j op nieuwejèrs-dag geen sterken drank! Wien doet 'tók? En noe komt er 'n olifant mie 'n lan gen snuut, en noe is m'n brief uut! Pier de Zeeuw. (Voor den wensch van den geachten inzender, aangaande nieuwjaarsadverten ties, zijn reeds maatregelen getroffen. R e d,)' RUSLAND. De toestand van het leger wordt mirt den dag erger. Zestien duizend man te hen niet kon ontvangen. De majoor stelde telkens voor, dat zij naar het dek zou gedragen, worden, maar het jonge meisje wilde er niets van weten, zeggende, dat zij nog pijn had en liever in haar hut bleef. De laatste nacht naderde. Ik had veel te doen en begaf mij vroeg naar mijn hut. Ik wilde juist beginnen met het nazien van de rekeningen, toen er luid geklopt werd op mijn deur en Strangways binnen kwam. „Ik wilde het u zelf komen vertellen, Conway", zeide hij. „Gij kunt mij felici- teeren, want mejuffrouw Keele heeft er zoo juist in toegestemd mijne vrouw te worden". „Wel voor den duivel!" riep ik onwille keurig uit. „Maar hoe hebt gij' het aan gelegd om een onderhoud müt haar te hebben?" „Gij1 weet toch wel, dat waar een wil, is, dat daar ook wel een middel is te, vinden", hernam hij.-lachende. „Ik schreef haar een briefje, en. zij' stemde er in toe mij' in het dames-salon te ontvangen, wan neer alle passagiers aan.tafel zaten. De meesteres hielp haar om naar het salon te gaan. Hebt gij' niet opgemerkt, dat mijne plaats niet bezet was?" „Neen", hernam ik. „Wanneer een boot als de „Morning Star" op 'tpunt is om haar bestemming te bereiken, hfeeft een administrateur wel wdt anders te doen". „Natuurlijk, natuurlijk. Welnu, om kort te gaan, ik heb haar gesproken en zij Charkof hebben het voorbeeld van de troe pen te Kiëf, Jekaterinodar en Eupatoria gevolg, en zijn aan het muiten. De eerste kolonnes van het Mantsjoe- rijsche leger zijn zooeven te Moskou aan gekomen, eveneens in een muitziek-tó'töe- stand, en ontwapend. Uit Mandsjoerije wordt nog gemeld, dat het Russische leger aan tféi- muiten is ge slagen en Karbin geplunderd heeft. Het maakte gemeene zaak metde Koen- goezen, de beruchte roovers, en verbrand de het station en meerdere magazijnen. Woeste gevechten hadden plaats tusschen de muiters en de trouw gebleven troepen. FRANKRIJK. Maandagmorgen is in het „Journal Of- ficiel" de wet op de scheiding tusschen de kerken en den Staat verschenen. Zij- droeg de onderteekening van president Loubet, minister-president Rouvier en an dere ministers. Het kapittel van St. Jan van Latera- nen heeft, na de onderteekening van den president, hem vervallen verklaard van zijn waardigheid van eere-kanunnik van die basiliek. De beslissing zal Loubet medegedeeld worden. In ons volgend nummer meer over de Scheidingswet. Tweede Kamer. Bij het debat over Hoofdstuk IV, Justitie, diende dhr. Troel stra eene motie in voor urgentie der wjj- ziging van de wetboeken van Koophandel en Strafrecht, ter bestrijding van erger lijke knoeierijen door middel van naam- looze vennootschappen enz. gepleegd. Deze motie zal op nader te bepalen dag worden behandeld. Aangedrongen werd door dhr. Aalberse op strafrechtelijke be strijding van oneerlijke concurrentie; door dhr. de Ridder op herziening van 't wet boek van strafrecht; door dhr. Verhey op 'herziening der militaire rechtspleging en invoering van een nieuw krijgstucht- reglement, op krijgstucht; en strafwet boeken; door dhr. Van Doorn op sneller berechting van kleine, overtredingen, door vereenvoudiging der procedures; door dhr. Hugenholtz op wijziging van het strafstelsel in den geest van hef-Élmira- stelsel; door dhr. Rlooker ojjC^strenger maatregelen ter bestrijding van het opwek ken van abortus, dat gelijk staat met kin- heeft mij beloofd met mij te zullen trou wen. Gij weet niet half hoe gelukkig ik ben „Maar hoe zit het met uw gordel?", zeide ik plotseling. „O, dat is in'orde. Om u de waarheid te zeggen, ^eb ik er den laatsten tijd bitter weinig aan gedacht. Maar ik heb hem altijd trouw gedragen, en morgen, of uiterlijk overmorgen breng ik hem naar den Maharajah. 'tZa.l een uitkomst voor mij zijn als ik hem kwijt ben". „U hebt er mejuffrouw Keele toch niets van gezegd?" vroeg ik. „Wel neen; hoe kunt gij zoo iets den ken? Maar waarom ziet gij' mij zoo zon derling aap, Conway?" „Dat weet ik zelf niet! Ik feliciteer u natuurlijk". „Dat is goedgij' weet niet, hoe gelukkig ik mij gevoel". Hij drukte mij hartelijk de hand en ver liet de hut. Een uur ging voorbij, en ik moet rond uit zeggen, dat mijn gedachten niet bij de rekeningen waren. Het bericht van majoor Strangways had mij onaangenaam aange daan,. en plotseling ontwaakte weer mijn vroegere achterdocht. Wie was mejuffrouw- Kepie? Waarom was zij medegegaan met de „Morning Star"? Waarom was zij zoo geagiteerd geweest, toen ik haar vertelde, dat Morrison op de boot was gekomen? Zou de val, dien zij' had gedaan, wel werkelijk aan toeval toe te schrijven zijn? (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1