Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche s - GOES. g „Goes" No. 125. Dinsdag 24 October 1905. Eerste Jaargang. ten voorradig orten. r - Repareeren. illioen 640,285 Mark FEÜSLIETOH. vonds om 8 uur, ufhandel. Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. nel Heckscher senr. protestantisme. Hereenigd. UIT DE PERS. Kiesvereeniging eene lhurg. ent. HET BESTUUK. GOES. en uiterst voord eel i ge prijzen, mantels. IMMERWERK, als Deuren, Men biede De prijzen zijn het door d. Staat gelukdehand. gegarandeerd. -dlginj tot deelneming In de Kansen, or den Staat Hamburg gewaar- oote Geldloterij, waarin zeker n n e n moeten worden, 'dprijzen van deze voordeelige de volgende, namelijk rhoogste prijs is in het ge- geval 600,000 Mk. 300,000 Mk. I prijs van 40,000 Mk. Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden —.95 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05 Drukkers-Uitgevers: OOSTERBAAK LE COINTRE, 5 G O E S. Adverfenfiën: van 1—6 regeis .60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. 100,000 Mk. 60,000 Mk. 60,000 Mk. 46,000 Mk. 40,000 Mk. 36,000 Mk. 30,000 Mk. 100,000 Mk. 60,000 Mk. 60,000 Mk. 1 7 prijzen I prijs II prijzen 31 83 127 417 577 148 30.000 Mk. 20,000 Mk. 15.000 Mk. 10,000 Mk. 5,000 Mk. 3,000 Mk. 2,000 Mk. 1,000 Mk. 300 Mk. 200 Mk, geheel bevat deze loterij, die ssen bestaat, 88,000 loten met zen en 8 premien, zoodat bijna ft van alle loten een prijs valt. attentie verdient de aanmer- srbetering v. h. plan der loterij, le speler in staat is gesteld eene 'et als tot nog toe alleen in de isse, maar reeds in elke klasse rhoogste prijs der 1ste klasse n het gelukkigste geval lark, stijgt in de 2e kl. tot in de 3e tot 60,000 M., in 65,000 M in de 5e tot 70,000 6e tot 80,000 M., in de 7de klasse tot 600,000 Mark. t eerste prijstrekking die officieel iteld kost jtheel origineel lot slechts fl. 3,50 nalf origineel lot slechte fl. 1.15 kwart origineel lot elechts fl. -,90 leggelden voor de volgende zoowel als de juiste lijst der orden aangegeven in het offi- skkingsplan voorzien van het an den Staat, welk plan ik op gratis verzend, deelnemer in de loterij ont- igevraagd onmiddellijk na de *ehad hebbende trekking de iele trekkingslijst. aling en verzending van prijzen door mij direct en prompt aan ers en onder de strengste ge ing. dere bestelling kan men eenvoudig r postwissel opgeven, ook tegen mbours. opdracht verzoek ik beleefd mij i naam van dit blad te metden. en wende zich dus met de aan- pag om toezending van loten voor spoedig plaats hebbende trek- ïg zoo spoedig mogelijk of uiter- tot 26 OCTOBER met ver- ouwen tot en Wisselkantoor in HAMBURG (Duitschland). Wegens den feestdag van Allerheiligen zal ons nummer op Woensdag I Nov. niet ver schijnen, doch op Dinsdag 31 October. H.H. correspondenten en adverteerders ge lieven hiermede rekening te houden. Vele protestanten, en vooral zij, die be- hooren tot de Hervormde Kerk, houden er een curieus Christendom op na. We hebben onlangs het verval dier Kerk kunnen betrachten, toen een harer predi kers, die de ongeloovigc Buddhistische leer verheerlijkte, vrij uitging. Een inzender in „de Protestant", die onder de Katholieken zieltjes winnen wil voor het protestantisme, vertelt in dat blaadje de gruwelijke godslastering, „dat Jezus nooit eenig dogma heeft geprocla meerd, afkeerig was van alle leergezag en dat 's menschen roeping tot zedelijke vrij heid voor Hem het hoogste was". Maar die godsdienst zonder zedelijken band moet, dan ook gebruikt worden om de openbare school te verdedigen I Dit is een protestantisme van een ge vaarlijke soort, tegen welker proselieten- makerij scherp dient gewaakt. In den eigen boezem van het protestan tisme echter gaan ook meerdere stemmen op, die protesteeren tegen het verval hun ner kerk, en die voor zich uit de koude nevelen van twijfel opvorderen meer warm geloof dan een godsdienstlooze „gods dienst" schenken kan. Een merkwaardige bekentenis werd afge legd door een ander protestant blad, de „N. Deutsche Corrcspondenz". De voortdurende versnippering zijner kerk, de gestadige afzakking naar het on geloof heeft dit protestant blad 'tot naden ken gebracht, en het de openhartige beken tenis doen afleggen„Vooruit naar R o mei" „Wij zijn protestant door geboorte en op voeding zegt het blad, en het is waarlijk niet uit eene misdadige beweegreden, dat wij ons afscheiden van hetgeen God ons gegeven heeft. Wij beoogen daarbij 70) Zij was zoo betooverend schoon. Toen ik op den avond van mijn komst door mijn nieuwen meester werd binnengeleid in de huiskamer en haar voor 't eerst aanschouwde in haar trotsche maar toch zoo innemende bekoorlijkheid, werd 'tmij in een oogwenk duidelijk, wat mijn lot zou worden, wanneer ik langen tijd in die woning bleef. Zij was dien avond juist zeer stug en teruggetrokken en verwaar digde zich nauwelijks mij aan te zien. Maar hare onverschilligheid kon mij toen nog weinig deren; het was mij genoeg, dat ik mij in hare nabijheid bevond en den aanblik harer lieftalligheid ongestoord kon genieten. Zoo was het en zoo bleef het. Onuit sprekelijke smart zoowel als de zaligste vreugde overmeesterde mij1, zoo vaak ik haar aanschouwde. Toch vermoeide het mij nooit haar gade te slaan, steeds let tende op de geringste harer bewegingen en zelfs de manier bestudeerende, waar- op zij gewoon was het hoofd te wenden of te Buigen. Dat alles deed ik echter met een bepaald doel; ik wenschte haar beeltenis mij zoo vast in 't geheugen te prenten, dat 'tdaar nimmer meer uit kon verdwijnen. Want ik zag reeds toen, zoo geen tijdelijk of persoonlijk voordeel. Maar, hoe kunnen wij langer in eens Kerk blijven, waarin slechts oneenigheid heerscht en zwakheid is en verval „Wij1 geven voor, dat ons geloof steunt op den Bijbel en dat wij verwerpen wat hiermede in strijd is. Alles goed en wel, doch allen zijn 't erover eens, dat de Bijbel een boek is vol duistere en moeilijk te ver klaren plaatsen. Men zegt wel, dat het hier aan is toe te schrijven, dat de oneindig vol maakte God onder zekere opzichten onbe grijpelijk blijft ook dan, wanneer Hij zich aan ons, onvolmaakte menschen open baart, en dat wij de H. Schriften ondanks hunne onverklaarbare plaatsen, hebben te aanvaarden. ,_„Daar moet evenwel voor een groot deel dier teksten eene verklaring zijn, die bin nen ons bereik ligt, en een middel ook om de ware van de valsche te onderschei scheiden. Zoodanige veilige, onverander lijke Schriftverklaring bezit de Katholieke Kerk, edoch bij de Protestantsche Kerk wordt ze gemist. En niet alleen dat onze theologen honderd uit twisten over de echtheid van dit of dat boek, dat zij met een pennestreek een vers, een hoofdstuk schrappen, zij kunnen het zelfs niet eens worden over schriftuurplaatsen, welker echtheid zij erkennen. „Wij hebben Luthersche, orthodoxe, piëtistische, rationalistische, supernatura- listische predikanten. Hier wordt gepredikt, dat de „Christus de eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders", elders, dat Hij1 „de wijste der menschen" is. 's Voormiddags hooren de geloovigen, dat de mensch al leen door Jesus' Verlossing aan het kruis in genade komt bij God; 's namiddags, dat de mensch aan zijn persoonlijke verdien sten genoeg heeft, om in den hemel te komen; een andermaal, dat het geloof en de Sacramenten voldoende zijn en al het overige van bijkomstigen aard is. Ziedaar höé het bij ons met de leiding in de waarheden des geloofs geschapen is. „De ongelukkige oorzaak van deze ge- loofsverwarring is de ontstentenis in on ze Kerk van eene op het beginsel van een duidelijk als ik het nu inzie, dat zij, hoe behaagziek zij ook wezen mocht, zich nooit zou verwaardigen, om tot mij af te dalen. Neen, al had ik mij neergeworpen voor haar voeten, om mij door haar te laten vertrappen, zij zon 'tniet eens der moeite waard hebben geacht om te zien wat het was, waarop zij getreden had. Al had ik mij jaren lang toegelegd op 't voorko men harer minste wenschen, zij zou mij er zelfs geen schjjn van dank voor hebben geweten, noch zich de moeite hebben ge troost, om te kijken, wanneer ik haar voorbij ging. Ik was niets voor haar, ik kon niets voor haar zijn, tenzij en deze gedachte maakte zich langzamerhand, hoe wel onmerkbaar, van mij meester ten zij het mij mocht gelukken mij op eeni- gerlei wijs boven haar te stellen. Intusschen schreef ik wat de heer Lea venworth mij dicteerde en beviel hem in dat werk bijzonder goed. Ook overigens viel ik in mijn doen en laten geheel in zijn smaak. Wat het derde lid der fami lie, miss Eleonore Leavenworth betreft, zij behandelde mij, zooals dat van een jonge dame met zelfbewust en waardig, maar goedig karakter als zij, mocht ver wacht worden. Niet gemeenzaam, maar vriendelijk; niet als een vriend, maar als een lid van 't huisgezin, dien zij eiken dag tegenover zich zag aan tafel, en die, gelijk voor haar en vele anderen te be merken was, weinig geluk en weinig hoop kende. opperst leergezag gevestigde organisatie. Onze predikanten zijn volkomen vrij te doen, of te laten, wat hun goed dunkt, en zoolang tegen hen geen ernstige klach' ten worden ingebracht, laten de Consisto- riën hen ook hun gang gaan. Kortom, zoo herders zoo schapen. Van kerkverband kan er dan ook geen spraak meer zijn. „Wij willen ons Christendom redden en wij zullen daarheen gaan, waar de Kerk weet wat de H. Schrift zegt; waar de Kerk voorschrijft, wat hare bedienaren moeten onderwijzen en wat de geloovigen moeten leeren;,waar gewaakt wordt voor de een vormigheid van den eeredienst; waar alles plechtig js en verheven en verheffend; waar een machtig geestelijk opperhoofd niet bnigt vöor de machtigen der aarde, maar alleen voor God; waar de lidmaten het geloof hebben bewaard, onderdanig zijn en de goede zeden in eere houden; waar de Kerk wezenlijk gebouwd is op een© rots, waartegen de poorten der hel niet vermogen. „Het is met een weemoedig hart, dat wij vaarwel zeggen aan het huis onzer vade ren maar het kan niet anderswij moéten scheiden. Vooruit naar Rome!" Tucht. Wij lezen in den „Nederlander" Bij het adres van antwoord verklaarde minister De Meester in antwoord aan den heer Troelstra, dat de grondwettelijke rech ten ook van miliciens en marinematrozen onaangetast zouden blijven, doch onder handhaving der tucht. De heer Troelstra repliceerde hierop, de ze verklaring met genoegen vernomen te hebben, maar de mogelijkheid niet uitgeslo ten te achten, dat omtrent de opvatting van het begrip „tucht" tusschen de Re geering en zijn partij verschil zou bestaan. Dit is inderdaad niet onwaarschijnlijk, wanneer men let op den miscroscopischen omvang waarbinnen de sociaal-democralie bedoeld begrip wil beperken. Dezer dagen las men in „Het Volk" het volgende: „Boeman-spelen. „Te Verdun heeft een afdeeling reservisten zich ernstig vergre pen aan de tucht." Zoo vangt een bericht Zoo ging een half jaar voorbij, waarin ik tot de wetenschap was gekomen van twee dingen: ten eerste, dat Marie Lea venworth geen waarde hechtte aan het leven, als alleen als toekomstige erfge name van een groot vermogenten tweede dat zij gedrukt werd door een geheim, dat met die toekomst als zoodanig in ver band stond. Eerst kon ik zelfs niet raden wat dat geheim kon wezen; maar toen ik later begon te begrijpen, dat hier liefde in 'tspel moest zijn, was mij dit, hoe vreemd het moge schijnen, steeds tot hoop voor 't vervolg. Ik had toch eveneens een studie gemaakt van het karakter en van de persoonlijkheid mijns meesters, waar door ik do overtuiging bekwam, dat hij in gevallen als dit, onverbiddelijk zou zijn en dat de botsing welke hieruit ontstaan zou zijn mij op de eene of andere wijze vat op haar zou geven. Het eenige wat mij hinderde was, dajt ik 'onbekend was met den naam van den man, wien zij1 genegen heid gevoelde. Het toeval was mij echter weldra gunstig. Ongeveer een maand gele den zat ik, als naar gewoonte, de voor den heer Leavenworth aangekomen brie ven door te lezen, toen mij er een in han den kwam van den volgenden inhoud „Hotel Hoffman, 1 Maart 1876. Mr. Horatio Leavenworth, Waarde Heer! Gij hebt een nicht, die gij liefhebt en vertrouwt, en dje zoo schoon van gelaat, in de Fransche reaktionnaire pers aan, dat natuurlijk door de onze wordt overge nomen. En welke ernstige vergrijpen ge beurden daar nu? „De soldaten hebben gezongen, en wel de Internationale. „Den aanhef lezend, denk je dat het bloed van de officieren bij stroomen is ge vloeid." Wanneer niet minstens officieren wor den vermoord, is er blijkbaar van aanran ding der tucht nog geen sprake. Geen wonder dat de heeren minister Ellis erg „reactionair" vonden in zijn tuchtopvattingen, en dat geen enkele re geering, die een normaal tuchtbegrip wenscht te handhaven, het hun naar den zin kan maken. Zoo'n leger onder soc.-dem. leiding zou inderdaad weerbaar zijn! Kanonnen van een halve eeuw geleden. Soldaten zon der noemenswaardigen oefeninesfjjd. En een tucht die alleen maar voorkwam dat de officieren niet werden doodgeschoten. Voor zulk een troep zou de vijand on getwijfeld terstond rechtsomkeert maken. Een mooi ding? Er is ergens op den kansel gewaar schuwd tegen de openbare school. Dat gaf den Haagschen briefschrijver der „Zaanlandsche Courant" aanleiding een alarmkreet te doen hooren. „Er dreigt gevaar", en daarom moet de uitvoering der nieuwe wet wat ver daagd worden, tot het ministerie de noo- dige maatregelen heeft getroffen, om het openbaar onderwijs tegen den aanval te beveiligen, vooral door meerdere waar borgen voor het. bijz. onderwijs te eischen en de kwestie der Rijksuitkeering aan de gemeenten te regelen. „De Nederlander" dient dezen al te voortvarenden journalist van antwoord, en wijst er op, dat de uitvoering der wet niet kan uitgesteld worden en dat daaren boven feiten, als deze correspondent meent te moeten betreuren, niet zullen worden voorkomen door verscherping der waar borgen of door hoogere uitkeeringen aan de gemeenten. Volkomen terecht. Het blad maakt echter de volgende kant- teekening Te beletten, dat dit van den kansel geschiedt, is misschien een mooi ding. Maar dit moet dan bereikt worden door een aanvulling der strafwet opname van een strafbepaling tegen geestelijken die zich daaraan schuldig maken zoo lieftallig van uiterlijk, zoo aangenaam in den omgang is, dat zij volkomen de liefde en het vertrouwen waardig schijnt, dat gij, of wie dan ook, haar kunt schen ken. Maar zie, waarde heer, iedere roos heeft hare doornen en de uwe maakt geen uitzondering op dien regel. Met al haar zachte manieren, is zij' niet alleen in staat om de rechten van hem, die haar ver trouwde, met voeten te treden, maar ook om het leven te verbitteren en het hart te breken van hem, wien zij achting, liefde en gehoozaamheid verschuldigd is. Wanneer gij' dit niet mocht gelooven, vraag haar in het schoon ,maar verrader lijk gelaat, in welke betrekking zij staat tot haren en uwen dw. dienaar, Henry Ritchié Clavering". Wanneer voor mijn voeten 'n bom ware losgebarsten, kon ik niet meer onthutst zijn geweest, dan bij 't lezen van dien brief. Niet alleen was de naam van den schrijver mij onbekend, maar uit den inhoud bleek duidelijk, dat het iemand moest zijn, die op haar recht had, iets wat, zooals ik hierboven gezegd heb, juist door mij werd begeerd. In de eerste oogenblikken bleef ik ten prooi aan een gevoel van bittere smart en ellende; maar vervolgens herkreeg ik allengs mijn kalmte, overwegende, dat ik, met dien brief in mijn bezit, in zekeren zin haar toekomstig lot in handen had. Een ander had wellicht, een afzonderlijk on- Hoe hebben wij het nu? Zal men voortaan den geestelijken gaan voorschrijven, wat hij op den kansel' te behandelen heeft? Zou hij zich do vrij heid moeten benomen zien, daar te spre ken naar plicht en geweten? Terwijl aan den eersten den besten spre ker op elke volksvergadering zoo goed als onbeperkte vrijheid wordt toegestaan, zal men diezelfde vrijheid gaan reglernen- teeren voor het kerkgebouw? Wij leven gelukkig niet meer in de XVIe eeuw en de voorslag van „de Nederlander" zal ook wel een vrome wensch der redactie blijven. Misschien stuurt dominé Brons veld nog een betuiging van warme adhao- sie, voorzoover het de Roomsche geeste lijkheid betreft; maar voor het overige zal dit vernuftige idee wel op verwerkelij king blijven wachten. Of het moest zijn, dat onze liberale Regeering zich weer liet inspireeren door eenzelfden liberalen geest, als waaraan art. 44!f W. v. S. (betrekkelijk hel bur gerlijk huwelijk) zijn ontstaan te danken heeft. (Msb.) In de „Maasbode" maakt een inzender de volgende behartigenswaardige opmer kingen In de groote plaatsen heeft men deba tingclubs, jonge garden, patronaten en nog vele andere instellingen om de jongelingen te sterken in den toekomstigen strijd. Doch zie eens naar de dorpen, daar vindt men niets van dit alles. Daar geen organisatie, om de jongelingen, al ware het alleen maar des Zondags samen te brengen, om met elkander te werken voor- hun gemeenschappelijk heil. Daar geen „Jonge Garde" die tijdens de verkiezin gen haar steun zal bieden aan de R. K. kiesvereenigingen, die op zulke plaatsjes meestal ook niet erg bloeiend zijn. En zijn het soms juist de kleine plaats jes niet, waarvan zooveel afhangt? Is het tijdens de verkiezingen niet ge bleken, dat het de dorpen juist zijn, die den doorslag geven? Onze vijanden rusten ook op die dor pen niet. Terwijl de Katholieken daar blijven sla pen, omdat er geen organisatie is, geen actie heerscht. Moge dan aan de kleinere plaatsen eens meer gedacht worden, vooral aan de jon geren, opdat zij hand aan hand met de stedelingen ten strijde trekken, onder 'tvaan des Kruises; één van hart en één van geest, voor hetzelfde ideaal. derhoud met haar gezocht en door haar te dreigen het schrijven in handen van haar oom te stellen, zich de gelegenheid verschaft haar een genoegen te doen en een dankbaren blik te ontvangen, indien niet meer; mijne plannen gingen veel ver der. Ik wist, dat zij tot het uiterste moest worden gebracht, voordat ik de hoop zou mogen voeden haar voor mij1 te winnen dat zij zich op 'tpunt moest zien om neer te storten in den afgrond, voordat zij zich zon vastgrijpen aan wat 't dichtst in hare nabijheid was. Ik besloot daarom den brief in handen te laten komen van haar oom. Maar hij was door mij geopend, en hoe zou 'tmij mogelijk zijn, om hem in dien toestand over te geven, zonder arg waan te wekken? Ik zag daartoe slechts een middel, namelijk, de sluiting te ver breken, waar hij bijstond, daarbij een schijn aannemende of de brief mij voor de eerste maal in handen kwam. Ik wacht te dus het oogenblik af, dat hij binnen kwam, trad hem met den brief in de handen tegemoet en opende voor zijne oogen het couvert. Daarna vouwde ik ook den brief open, sloeg er een vluchtigen blik in en schoof hem vervolgens naar de plaats, waar hij zat. „Dat schrijven schijnt van privaten aard te zijn", zeide ik, „hoewel 'taan het adres niet to zien is". Hij nam den brief haastig in handen en begon te lezen. Reeds bij de eerste woorden zag ik hem verbleeken, terwijl .V'

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1