Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. feuilleton. No. 121. Zaterdag 14 October 1905. Eerste Jaargang. Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Tweede Blad. Ingezonden stukken. Hereenigd. UIT DE PERS, Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. ^bonnementsprils: per 3 maanden —-95 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05 Deukkers-Uif gevers OOSTERBAAN LE COINTRE, -o G O E S. jtdverfenflën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Orootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regeis. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Waarde Redacteur, Hoewel ik mijne tente buiten de Zeeuw- sche eilanden heb moeten opslaan en wel voor heel mijn leven, ben ik een getrouw lezer van uw blad gebleven. Het is u bekend, dat ik met blijde en innige ingenomenheid de verschijning van de „Nieuwe Zeeuwsche Courant" heb be groet en, zooveel in mijn vermogen was, tot deszelfs verspreiding heb medegewerkt in de verschillende gemeenten, waar mijne ambtsbezigheden mij vaak dwongen heen te gaan. Overtuigd als ik was, dat de „Nieuwe Zeeuwsche Courant" in ©ene onafwijsbare en dringende behoefte kon voorzien, heb ik mij vroeger en ook nu nog dikwijls, de vraag ter beantwoording gesteld, of uw blad ook aan zijn roeping beantwoordde, of gij, Redactie, u van uwe taak hebt ge kweten naar den eisch, die aan eenen nog zoo jeugdigen telg der Koningin der Aarde kon worden gesteld? Was het niet uw Oud-Journalistischei briefschrijver, die u onder de oogen bracht, dat alle begin zijn moeilijkheden heeft, dat op 'tveld der Journalistiek wel rozen bloeien, maar geen rozen zonder door nen; dat gij niet altijd aangename ontmoe-/ lingen hebben zoudt met de stuurlui aan wal? Het zal u, geachte Redactie, meer dan waarschijnlijk wel gegaan zijn als uwe col lega's in de journalistiek, die in dezelf de omstandigheden verkeerdengij zult de hitte van uw journalistische dagen wel te dragen hebben gehad. Toch meen ik, dat gij, al zoudt gij zelf willen getuigen: tevreden maar niet vol daan dankbaar tot God moogt opzien, omdat Zijn zegen op uw onderneming en uw redactioneelen arbeid niet heeft ont broken. In zoo vele huisgezinnen, waarmede ik bij mijne reizen op de Zeeuwsche eilanden en ook zuidelijker in aanraking kwam, heb ik een neutraal of liberaal blad ver vangen gezien door de „Nieuwe Zeeuw sche Courant", die er een huisvriend was geworden, vertrouwd, geacht, bemind, al tijd vurig verwacht, met liefde haast ge grepen, met volle aandacht gelezen. Ik heb nog grooter, veel grooter aantal menschen, thans getrouwe lezers, ontmoet, 66» „Neen", zeide hij, „ik vond dit niet noodig. Ik betwijfel zelfs of zij weet dat ik in haar huis ben geweest. Een dienst bode, die een grief heeft tegen hare meesteres, is voor een geheim politiebe ambte zeer veel waard. Met Molly tot mijn bondgenoote had ik niet noodig haar meesteres mijn opwachting te maken". „Wat zijt gij nu van plan te doen?" vroeg ik hem weer na een poos van ge spannen zwijgen tusschen ons. „Gij hebt den draad van uw onderzoek tot het einde afgesponnen. Dergelijke uitkomsten leiden gewoonlijk tot dadelijke hande lingen". i „Hml wiji zullen zien", antwoordde hij, naar zijn lessenaar gaande en de bewuste trommel voor den dag halende, welks in houd wij' gedurende ons kort verblijf te Rniet in de gelegenheid waren ge weest te onderzoeken. Laten wij eerst van dit een en ander kennis nemen, eïl zien of wij er niets in vinden dat ons van dienst kan zijn". Dat zeggende nam hij tusschen de an dere documenten de uit Eleonore's dag boek gescheurde bladen, en begon die vluchtig te overlezen. Ik nam deze gelegen heid waar tot nader onderzoek van den die weleer onwetend en ter goeder trouw eene anti-christelijke partij volgden, een verkeeTd gebruik van hun stemrecht maak ten, doch aan wie, door het lezen van uw blad, de oogen zijn opengegaan; die de beteekenis van den politieken en gods- diensligen en socialen strijd onzer dagen voldoende hebben begrepen, om een on- overwinnelijken afkeer voortaan te koes teren van rationalisme, liberalisme, so cialisme en nog andere verderfelijke i s- m e's en die nu als ware christenburgers onvervaard en kloek hebben plaats geno men in de gelederen van het strijdleger voor God en Zijn rijk hier op aarde. Ik heb eens van een administratie van een gewestelijk blad als 'tuwe vernomen, hoe moeilijk het is in de eerste jaren, geschikte plaat-eüjke- correspondenten te vinden en hoe hoog de uitgaven daar voor spoedig loopen. Maar mij dunkt, bij vergelijking met andere dergelijke couran ten, dat uw abonné's der eilanden over gebrek aan plaatselijk nieuws in uw blad allerminst te klagen hebben. En de toena me van advertenties getuigt ontegenzeg gelijk van deszelfs toenemenden invloed en verspreiding. Of ik ook blijde was, dit waar te nemen Intusschen on ne peut con ten ter tout le monde et son père-, men kan niet iedereen tevreden stellen. Eene courant, de beste redactie vermag het e- venmin. Vooral ons, Nederlanders, niet. Wij zijn toch geboren kritikasters, be- knibbelaars, vitters mopperaars en den ken zoo lichtelijk, dat de heele wereld om ons persoontje draaien moet en zien zoo gemakkelijk de rechten, eischen, be hoeften, verlangens van anderen, van heel onze omgeving voorbij. Alzoo klaagt soms de een over te wei nig lokaal nieuws en te veel politieke be schouwingen; de ander klaagt juist om gekeerd; een derde zou wat meer buiten- landsch en wat minder berichten over on gelukken en misdaden willen hebben; een vierde vindt de hoofdartikelen te geleerd, een vijfde mogelijk niet diep of geleerd genoeg; een zesde moet niets van die akelige feuilletons hebben en verlangt ze met ethische strekking, een zevende vindt ze niet akelig genoeg. Daar zijn er soms, die klagen, dat in hun courant zoo wei- nit anecdoten en andere grappen voor komen. Voor al die en nog andere klagers zou men eene afzonderlijke courant moeten uit geven en dit kan toch niet. Ik zou die klagers ondersteld dat overigen inhoud der trommel, en bevond dat die juist zoo was als juffrouw Belden had opgegeven: een huwelijkscontract tus schen Marie en Clavering en een tien a twaalf brieven. Terwijl ik bezig was enkele dezer laatste in te zien werd mijn aandacht afgeleid door een ingehouden uitroep van Gryce. „Wat is er?" vroeg ik. „Lees", zeide hij, mij de losse bladen overreikende. „Het is grootendeels een herhaling van hetgeen gij reeds van juf frouw Belden vernomen hebt; maar er is één zin in, die, als ik mij niet bedrieg, ons in den aard dezer zaak een inzicht geeft, zoo als wij' dit tot nu toe niet gehad hebben. Begin maar van voren af; het zal u niet vervelen". Ik legde de bladzijden naar volgorde, en na mijne aandoening zoo goed mogelijk bedwongen te hebben, begon ik te lezen „R G Juli „Twee dagen na hun aankomst aldaar", zeide Gryce op verkla,renden toon. Van morgen hebben wij kennis ge maakt met een heer, wiens persoon ik hier niet met stilzwijgen kan voorbijgaan; in de eerste plaats omdat hij een waar toonbeeld van mannelijke schoonheid is, en ten tweede, omdat Marie, die 't gewoon lijk over onze nieuwe kennissen zoo druk heeft, toen wij alleen waren over hem geen woord heeft gesproken. Ik heb haar ge polst omtrent den indruk, dien hij op haar er onder uwe abonné's zijn, want ik weet het niet wel eens voor uw taak willen zien staan, waarde Redactie en waarde Administratie. La critique est aisée maïs l'art est difficile, d. w. z. iets critiseeren is gemakkelijk, maar het te doen is moei lijk. Faalt mijn geheugen niet, dan heeft er uw Oud-Journalist ook tegen gewaar schuwd. En tochhij zal mij te recht onder de stuurlui aan wal reke nen, als ik vermoed, dat zijn brieven over 't. bimetallisme en over de weelde door dezen te geleerd, door genen te lang, door anderen aan beide gebreken onderhevig zijn geoordeeld. Voor de meening, dat eene beschouwing over zoo ernstige vraagstukken, als zoo even genoemde, aan 'de courant eenig pres tige geeft, is iets te zeggen. Want er dient voorkomen te worden, dat de ontwikkelde abonné's er nooit iets van hun gading vinden en door houding e.i gebaar te ken nen gaan geven, dat de courant niets voor hen is. Maar de schrijver kan er bij denken, als ik kort tracht te zijn, wordt mijn be schouwing duister, en bij zijn streven om duidelijk te zijn, wordt hij a licht te lang en neemt hij de plaats in, die velen aan een ander onderwerp willen besteed zien. Nu zal de schrijver er wel genoegen mee kunnen nemen van een oud-journalist mag men dat onderstellen dat door de redactie wordt geschrapt e:i gesplitst in zooveel en zoovele deelen; alweer stuurlui aan wal alleen kunnen denken, dal zulks met eene beschouwing altijd zoo gemakke lijk of zonder den gedachtengang te bre ken of het betoog te verzwakken of te ontzenuwen gaat. Het best zc|u Inog zijn, heel het artikel of de beschouwing in de snipperniand te gooien, en ik heb wel eens gehoord ,dat men oud-journalist moet wezen, om daarmede vrede te nemen. Na zooveel maanden niet meer in uw omgeving geweest te zijn, waarde Re dactie en Administratie, is 't mij natuurlijk onbekend, welke onvermijde lijke lasten, moeilijkheden en onaange naamheden gij op weg hebt ontmoet. Maar toch meen ik naar aanleiding van wat gij gedaan en tot stand gebracht of uitgewerkt hebt voor de goede zaak, ter bestrijding van verderfelijke richtingen, ter verspreiding van de ware godsdienstige en zedelijk© begrippen, u uit de verte te mogen toeroepen: Gaat voort met den zelfden ijver, met dezelfde toewijding. Vol maakt is niets op aarde en Is 't begin moei lijk, al doende leert men en wordt men- gemaakt heeft. Misschien komt hier wel het feit in aanmerking, dat hij1 een En- gelschman isimmers kent zij even goed als ik den haat, dien oom nog steeds koestert tegen alle vertegenwoordigers van gemelde natie. Maar er is in dat geval nu iets wat mij niet bevalt: ik vrees dal. die historie tusschen haar en Charles Somer- ville mij hierbij door 't hoofd speelt. Wan neer zich het tooneel van verleden jaar ging herhalen met een Engelschman tot hoofdpersoon. Maar ik wil aan de moge lijkheid daarvan maar niet eens denken. Oom zal wel binnen een paar dagen hier terug zijn en dan is het met den om gang met iemand, die, hoewel voornaam in voorkomen en manieren, van een fa milie en van een volk is, die zoo geheel huiten onzen weg liggen, van zelf gedaan. Ik zou hierop misschien niet zijn terug gekomen, wanneer de heer Clavering, toen hij' aan Marie werd voorgesteld, niet zoo duidelijk blijk had gegeven van zijn vurige bewondering voor haar. „8 Juli. De vroegere historie zal zich werkelijk herhalen. Marie laat zich niet slechts de oplettendheid van den heer Cla vering welgevallen, maar moedigt die zelis aan. Van middag heeft zij voor hem haar lievelingsstukjes gezongen bij' de piano en van avond Maar ik wil niet elke kleine bijzonderheid, die onder mijne aandacht komt, hier neerschrijven; dat is mijner onwaardig. En toch, hoe kan ik mijn oogen moedwillig sluiten, wanneer het geluk van schenwerk ook beter. Dus moed gehouden en lust en liefde voor het ondernomen verdienstelijk werk, waarop Gods zegen moge rusten blijven I Een abonné. Aan de Administratie der „N. Z. Ct." Ik meen dat de rubriek „adverlen- t i n" bij u thuis behoort, vandaar een kort woord tot u gericht. In uw nummer van Donderdag j 1. zie ik slechts één advertentie aangaande „Herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigen dommen" en deze was van den Burge meester van Ovezande. Alle eere aan den Edelachtb. heer Mulder. Z.Ed.achtb. houdt tenminste rekening met de meerderheid der ingezetenen zijner gemeente. Deze ad vertentie deed mij de vraag stellen: Heeft er te 's Heerenhoek ook eene herziening plaats gehad? Voor mij is dit onbekend, wellicht kunt n mij daarover nader in lichten? Is zulks wel het geval geweest, waarom moet dan de eenige Katholie ke Burgemeester op Zuid-Beveland het e enige Katholiekebladvoo r- b ij gaan of wel ligt soms hij u de schuld daarvan? IJ moet mij deze vraag, als oningewijde in de courantenwereld, len goede houden. U zult mij echter verplich ten met mijne nieuwsgierigheid te bevre digen. Dank voor de verleende plaatsruimte, hoogachtend, Een abonné. (Wij kunnen den geachten inzender ver zekeren, dat te 'sHeerenhoek wel de gelijk een herziening heeft plaats gehad en dat daarvan in een ander blad mel ding is gemaakt; het verwonderde ons, dat juist die eenige Katholieke Burge meester het Katholieke blad is voorbijge gaan; wat daarvan de reden is, is ons onbekend, te betreuren is en blijft het. Zoodra het ons bekend was, hebben wij getracht die advertentie ook in ons blad te doen plaatsen, doch bij het afdrukken van het bijvoegsel zonder resultaat, wij vertrouwen echter dat dezelve nog ge plaatst worde, opdat de 's Heerenlioeksche abonné's evenals u daardoor bevredigd zullen worden. DeAdministratie. Pensioenen der R. K. B ij z. Onderwijzers of Onderwijze- zoovelen die ik liefheb, op 't spel staat I „11 Juli. Zoo de heer Clavering nog niet geheel op Marie verliefd is, is hij toch op het punt. Hij is su bijna voortdurend bij haar en maakt van zijne gevoelens vol strekt geen geheim. Het komt mij> voor dat hij te edelaardig is, dan dat het zou voegen op zulk eene verantwoordelijke wijze met zijn hart te spelen. „13 Juli. Marie's schoonheid ontwikkelt zich steeds meer tot volle rijpte. Van avond heeft hij' de oogen niet van haar afgewend. Maar bemind te zijn en weder- keerig te beminnen, zijn bij een meisje als Marie twee verschillende zaken. En toch meen ik uit enkele onbedriegelijke teekenen te kunnen opmaken, dat, wan neer Clavering een Amerikaan ware, hij' Marie met zijn fraai uiterlijk, wellevende manieren en scherp vernuft niet onver schillig zou zijn. Maar heeft zij ons ook niet doen denken, dat zij liefde gevoelde voor Charles Somerville? Bij haar is aan blos en glimlach, al zeer weinig gewicht te hechten, naar ik vrees. Trouwens, de omstandigheden in aanmerking nemende, zou ik bijna gelooven, dat het heter ware te zeggen: „naar ik hoop". „17 Juli. 'tis of mijn hart zal breken. Marie kwam van avond mijn kamer bin nen, wierp zich op de knieën en verborg haar gelaat al schreiend in mijn schoot. „O Eleonore, Eleonore!" riep zij uit, met een vreugdevol beven, dat ik ondanks haar snikken bij haar opmerkte. Maar toen r e s s e n. Onder dit opschrift schrijft v. D. in de „Noordbrabanter" Reeds worden formulieren door heeren districtschoolopzieners aan het personeel der bijzondere scholen ter invulling aan geboden voor het weduwen- en weezen- pensioen. Deze formulieren moeten -niet wor den ingevuld door R. IC. geestelijken, noch door R. K. ordebroeders of zusters, om dat de weduwenwet voor onderwijzers hen van deelgerechtigheid in dit pen sioenfonds uitsluit. (Art. 2, al. 3). Het niet-religieuse personeel moet ke wel invullen. Dit personeel verliest echter daardoor volstrekt niet zijn recht om later gebruik te maken van de bevoegdheid, door art. 23 verleend, om binnen drie maanden na het in werking treden der wet (dus vóór 1 April 1906) eene verklaring in te zen den, dat het in het fonds niet wenscht deelgerechtigd te worden. Er blijft dus voor een ieder tijd genoeg om over dat besluit nog ernstig na te denken en het voor en tegen te wikken en te wegen. Het is wellicht niet zonder nut reeds n uer op te wijzen, dat het personeel der bijzondere scholen, onverschil lig of het tot de religie use n of tot de niet-religieusen behoort, valt onder art.. 6075 der lagere onder wijswet en zich dus eigen pensi- oe n kan verzekeren. Voor hen, die na. 1 Januari in het onderwijs gaan, is die verzekering ver plichtend. Zij, die reeds bij het hij zonder onderwijs in dienst zijn voor 1 Januari a. s. kunnen zich (gelijk blijkt uit 2 der overgangsbepalingen der wet van 5 Juni 1905, Staatsblad 152) ook aan deze pensionneering onttrekken, mits zij bin nen drie maanden eene ter zake die nende verklaring bij den minister in zenden. Ook over deze beslissing is dus nog tijd van beraad tot einde Maart 1906. De Socialisten en de Regee- ring. Schaper, de heer Schaper, het be kende sociaal-democratische Kamerlid, heeft te Zwolle een redevoering gehouden over de Troonrede en daarin het een en ander gezegd wat wel de aandacht ver dient. Reeds de wijze, de toon waarop Scha- per sprak, mag opvallend heeten. ik haar hoofd beproefde op te lichten, richtte zij' zich overeind en bleef voor mij staan in de trotsche houding, die haar eigen is; zij hief de hand op, als. om mij te gebieden niets tot haar te zeggen en verliet toen het vertrek. Ik kan dat.ge drag slechts nit ééne oorzaak verklaren de heer Clavering heeft haar zijn liefde bekend, en zij is onder den invloed van die eerste overweldigende vreugde, die ons doet heen stappen over bezwaren, welke onoverkomelijk zijn. Wanneer zal oom terugkomen „18 Juli. Weinig dac-ht ik, toen ik het bovenstaande schreef, dat oom reeds weer terug was. Hij was onverwachts met den laatsten trein aangekomen en trad mijn kamer binnen op het oogenblik, dat ik bezig was mijn dagboek weg te sluiten. Met een waas van droefheid op zijn ge laat drukte hij mij aan zijn borst en vroeg mij' daarna waar Marie was. Met neerge slagen blik en stotterende ondanks mijn pogen, om kalm te schijnen, zeide ik hem, dat zij! zich in haar kamer bevond. On middellijk toonde hij zich zeer ongerust en mij haastig verlatende, spoedde hij zich naar Marie, die hij, zoals ik later vernam in gedachten verzonken voor haar toilettafel vond, met den heer Clavering's familie-ring aan haar vinger. Wat er toen is voorgevallen, weet ik niet, maar ik vrees, dat de ontmoeting zeer noodlottig is geweest, want dezen morgen was oom zoowel als Marie bij-

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 5