Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. No. 119. Dinsdag 10 October 1905. Eerste Jaargang. FEU I L LET O N„_ Verschijnt eiken fflAANDAG*, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Drukkers-Uitjevers OOSTERBAAfi LE COINTRE, J Q O E S. o— Brieven van een Oud-Journalist. Hereenijd. Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) —95 —.05 Adverfenflën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regeis. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Indien de groote menschelijkc maat schappij', wat de verhouding tusschen arbeidsvoortbrenging en voldoening van behoeften betreft, zich in denzelfden of zelfs minder gunstigen toestand bevindt, als de kleine maatschappij van 20 men- schen, die ik tevoren tot voorbeeld nam, kan men dan beweren, dat zij1 haar wel stand verhoogt, door baar arbeid te wij den aan bevrediging van overtollige be hoeften? Het wordt beweerd, m. i. ten on rechte. Want in beide gevallen geschiedt iets, waartegen 't gezond verstand zich verzet, nl. de arbeid, die wordt aangewend om luxe-artikelen te vervaardigen, wordt onttrokken aan de productie van noodige en onmisbare voorwerpen. Het bewijs er voor vindt ge in de wijze, waarop zoovelen onzer medemenschen zijn geschoeid, ge kleed en zich voeden moeten. Alzoo zou de arbeid, die nu, om iets te noemen, aan de bereiding van alcohol besteed wordt, beter worden aangewend om schoe nen, kleederen, enz. te maken. En wan neer de handeldrijvende middenstand, fa brikanten en werklieden zich verkneukelen en de handen wrijven van. voldoening, omdat hunne rijkere medeburgers kostbare meubelen, prachtige rijtuigen laten maken, kostbare stoffen aankoopen, kortom op zeer weelderigen voet leven, en alzoo het geld rolt, dan zien zij over 't hoofd, dat dit alles slechts dient om den arbeid te ont trekken aan de productie van noodzake lijke voorwerpen, die gevolglijk zeldzamer en duurder worden of moeten vervaardigd tegen een hongerloon. Men mag dus beweren, dat niet alle arbeid nuttig is en dat het er wel dege lijk op aan komt, wat wordt voortgebracht om de maatschappij welvaart en welstand te bereiden. De arbeid, die de fabricatie van luxe-artikelen, de bevrediging van overtollige behoeften tot voorwerp heeft, is van geen nut, in de gewone beteekenis van dit woord; hij verrijkt de maatschappij niet. De voorraad levensbenoodigdheden of van die voorwerpen, die uiteraard be- 64) „In dezelfde houding waarin zij van morgen gevonden is?" „Ja, mijnheer. „Kent gij1 het schrift van den heer Cla- vering, wanneer ge het ziet?" vroeg Gryce, zich in volle lengte oprichtende. „Ja, mijnheer, dat ken ik". „En dat van miss Leavenworth?" „Ook dat". „Van wie was dan het schrift op den brief, dien gij aan Hanna hebt gegeven?" „Dat is moeilijk te zeggen. Het scheen een veranderde hand, en het kon zoowel het schrift zijn van de eene, als van den ander; maar ik zou denken „Welnu „Dat 'tnog het meest had van het schrift van miss Leavenworth, hoewel het met dat van geen van beiden precies overeen kwam". „Herinnert ge u nog hoe groot de brief aan Hanna was?" hernam Gryce, terwijl hij met een glimlach de bekentenis in de daarbij behoorende enveloppe stak. „Jawel, het was er een van zeer groot formaat". „En dik?" „O ja, dik genoeg voor twee". „Ook groot en dik genoeg om dit fe stemd zijn om in onze werkelijke behoef ten te voorzien, wordt niet vermeerderd; het gastmaal des levens blijft te klein, om allen te kunnen doen aanzitten of allen hongerenden het. noodige te ver schaffen. Moet men uit 't vorenstaande nu be sluiten, dat alle weelde afkeurenswaardig is, een vergrijp aan de maatschappij? Ver van daar. Het wil alleen dit zeggen, dat zekere opinie, als zou luxe-vertering uit haar zelve eene bron van welvaart en rijkdom zijn, geen steek houdt. Daar is eene geoorloofde weelde en daar zijn redenen te over denkbaar, waarom men zich haar veroorloven mag. Edoch r ij k- dom voortbrengen of versprei den ka.n, noch mag het doel zijn, want dit vermag de luxe voor 't algemeen, voor de maatschappij niet. Dezelfde opinie gaat van het denkbeeld uit, dat sparen en „zuinig leven" niet in 't algemeen belang is, dat de rijken, die hunne inkomsten niet „opleven", impro ductief zijn voor de maatschappij. Men vergeet hierbij, dat al 't uitgespaarde zoo maar niet onder den vloer of in de brandkast wordt weggeborgen of in staats papieren belegd. Hoeveel van die overge spaarde inkomsten komt niet op eene of andere wijze ten goede aan industrie, han delsondernemingen, cultures, landontgin- ning, mijn-exploitatie, enz., en werkt al zoo mede tot werkverschaffing, tot een arbeid, die het algemeen patrimonium ver groot en de noodige en onmisbare voor werpen ter beschikking stelt van allen, die er behoefte aan hebben? Het denkbeeld, dat de weelde eene bron is van maatschappelijke welvaart en rijkdom, wordt door velen gedeeld. Het dagteekent ook niet van van daag of gister en houdt hardnekkig stand. Dit is zeer zeker hieraan toe te schrijven, dal zij, die er zijde bij spinnen, dat denkbeeld propageeren, maar ook hieraan, dat zoo vele anderen het onderscheid tusschen particulier en algemeen belang over het hoofd zien. Reeds is opgemerkt, dat de arbeid tot kunnen bevatten?" vroeg hij, de ingesloten bekentenis voor haar leggende. „Ja, mijnheer", zeide zij, hem met ver bazing aanziende, groot genoeg om dit te kunnen bevatten". Gelijk twee flonkerende sterren dwaal den de oogen van den beambte der gehei me politie naar verschillende hoeken van het vertrek, totdat ze bleven rusten op een vlieg, die zich op een der panden van mijn jas bevond. „Behoef ik u nog te zeggen", fluisterde hij mij toe, van ,waar en van wie de zoogenaamde bekentenis gekomen is? En na nog een oogenblik in stilte zijn triumf genoten te hebben pakte hij ds op tafel liggende papieren samen, stak ze daarna in den zak en stond op. „Wat zijt ge van plan te doen?" vroeg ik. Hij' nam mij bij den arm en leidde mij door de gang naar de zitkamer. „Ik ga terug naar New-York, zeide hij. „Ik wil thans deze zaak ten einde brengen, door uit te vorschen door wien het vergil aan het meisje gezonden is, en wie met lage en bedriegelijke hand deze bekentenis geschreven heeft". „Maar", zeide ik, door dat alles een wei- Higjan mijn stuk gebracht. „N. zal waar schijnlijk dadelijk hier zijn met den rechter. Wilt ge niet op hen wachten?" „Neen", zeide hij, ijzer als dit, moet gesmeed worden als het heet is; ik kan hen onmogelijk afwachten". Ik geloof dat ze daar al zijn", hernam doel heeft, te voorzien in onze behoeften en dat juist hierin zijn nut gelegen is. Indien nu iedereen door arbeid in zijn eigen behoefte had te voorzien, als leefde hij alleen op de wereld, heelemaal alleen, dan zou hij, alvorens een arbeid aan te vangen, wel niet nalaten, zijri doelmatig heid of nut te berekenen, en den arbeid dien hij niet noodzakelijk oordeelde, zou hij ook niet ondernemen. Hij zou zijn voed sel zoeken of bereiden tegen den komen den honger en zich van warmere dekking voorzien, wanneer hij koude voorzag. Leeft een mensch echter in gemeenschap met anderen, dan wordt de arbeid zooveel doenlijk verdeeld en wel om de producten van den arbeid te verbeteren, tot meerdere volmaking te brengen. Alzoo vordert de maatschappij specialiteiten voor den ar beid omdat men, voortdurend hetzelfde voorwerp bearbeidende, zij 'took 't. zoo- veelste onderdeel van een fabrikaat, daar voor meer bekwaamheid, vaardigheid ver krijgt. Wa.t volgt nu uit deze verdeeling van den arbeid? Dit, dat het hoofddoel van den arbeid nit het oog wordt verloren. Men arbeidt dan niet meer voor de on middellijke bevrediging zijner actueeie be hoeften, maar ten einde de middelen te verkrijgen, om ze te kunnen voldoen, zoo dra zij zich doen gevoelen. De schoen makers- .of kleermakersgezel werkt niet om zich te schoeien of te kleeden, maar om geld of een loon te verdieneneen loon, dat niet een jas of een paar schoe nen vertegenwoordigt, doch elk ander voorwerp van levensbehoefte, dat daar voor te krijgen is, dat hij zal kunnen kie zen naar gelang zijner behoefte en op 't oogenblik, dat deze zich doen gevoelen. Voor iederen betaalden werker is dus het doel zijns arbeids het loon, en indien dit hem maar wordt uitgekeerd, kan 'them niet schelen, of zijn arbeid al dan niet nuttig is voor de maatschappij. Van 't oogenblik, dat het even productief is, te arbeiden voor overtollige als noodzake lijke dingen, waartoe zou 'tdan dienen, zich het hoofd te breken met de vraag, waarvoor 't voorwerp waaraan men ar- ik, geluid van voetstappen in de gang ver nemende. „Ge hebt gelijk", zeide hij, ze binnenla tende. Te rekenen naar vroegere ondervinding in deze zaken, hadden wij alle reden om te vreezen, dat met de komst des rech ters aan alle onze maatregelen voorloopig een einde zou gemaakt worden. Gelukkig echter voor ons en de belangen die wij behartigden, was mr. Fink van R een zeer toegeeflijk en meegaand man. Het zou in zijn macht gestaan hebben om te doen wat wij vreesden, maar toen hij de toedracht der zaak had vernomen, gaf hij ons volkomen vrijheid om geheel naar eigen goedvinden te handelen. Ja, hij ver klaarde zelfs, gedreven door een zekere sympathie voor Gryce, welke te merkwaar waardiger was, omdat hij' hem nooit gezien had, bereid om alles naar onze plannen in te richten. Niet alleen veroorloofde hij ons, van alle papieren gebruik te maken die ons van dienst zouden kunnen zijn, maar tevens nam hij op zich het samen roepen der jury en andere formaliteiten zoodanig in te richten, dat wij tijd en ge legenheid zouden hebben tot het doen van verdere- nasporingen. Het oponthoud was daarom van bijna geen beteekenis. Gryce kon reeds met den trein van 6.30 naar New-York terugkeeren, terwijl ik hem een paar treinen later volg de. Intusschen hadden wij' tijd gevonden tot de samenstelling der jury, het sehou- beidt, bestemd is. Dan is die arbeid het nuttigst, welke de minste inspanning kost en 'thest betaald wordt. Niet alleen de werklieden, maar ook de werkgevers ko men allicht tot deze opvatting van het nut des arbeids. Zij redeneeren heel men- schelijk, edoch hunne gevolgtrekking is onjuist. 'tis best mogelijk, dat het geluid van hen, die weeldeverteringen aanprijzen, om dat zij er van profiteersn, de stemmen van anderen overschreeuwen. Aange nomen, dat genen hun eigej11 belang goed begrijpen, vertegenwoordigen zij in ieder geval slechts een particulier belang. In tusschen verzamelen zij zich rond den vermeenden bevorderaar van het algemeen welzijn, rond den rijke of van het Be stuur, dat zij op hun kant moeten krijgen. Zij echter, wier belang met het hunne niet wel vereenigbaar, zoo niet volkomen in strijd is, staan verstrooid en op een af stand en weten meestal niet eens, wat tot hun nadeel geschiedt. De eersten krij gen, wat zij verlangen en zijn er. over i|u hun nopjes. Toch blijft het waar, dat hun streven en pogen tengevolge heeft gehad, da.t een arbeid, die tot vergrooting van den maatschappelijken rijkdom had kunnen strekken, nutteloos is besteed. De maat schappij', waarvan zij deel uitmaken, is door dit verlies verarmd, en dit is geen voordeel voor hen, zij 'took, dat zij indi vidueel schadeloos gesteld zijn door het ontvangen loon. Voor de anderen is 'teen verlies zonder vergoeding. 'tls ook best mogelijk, dat deze opvat ting allen schijn tegen zich heeft, dat in een bepaalde groep, in eene stad, in een land de weelderige levenswijze der geld- hebbers aan de heele bevolking een onbe twistbare welvaart bezorgt onder den vorm van winsten en looneja. Men ziet daar menschen, wien het voor den wind schijnt te gaan, en vraagt: Wat wilt gij nog meer? Edoch men ziet niet alles. Wij zijn van nature geneigd die groep, die menigte, die bevolking te vereenzelvigen met de gansche menschheid en te besluiten, dat wat op den dag van heden geschiedt ook wen van het lijk en de verdaging van het verhoor tot den volgenden Woensdag. XXXV. Fijn spel. Voor zijn vertrek van R had Gryce mij genoeg van zijn plannen op de hoogte gebracht, om mij te doen hegrijpen, dat hij' 'in de eerste plaats wilde onderzoek doen naar de herkomst van het papier waarop de bekentenis geschreven was. Wanneer wij kunnen uitvorschea in wiens bezit het papier is, waarvan een half vel letje tot dat doeleinde gebruikt is, zoo hebben wij de hand gelegd op den pleger van den dubbelen moord, had hij gezegd. Ik was daarom niet zeer verwonderd, toen ik mij' den volgenden morgen ten zijnent vervoegende, hem hij mijn binnen komen aan zijn schrijftafel vond zitten met een dames schrijfmap voor zich, be nevens een paar kwartijnljes wit papier. Wel echter zag ik verbaasd op, toen hij mij1 mededeelde dat die schrijfmap be hoorde aan Eleonore. „Hoe?" zeide ik, „zijt gij dan niet over tuigd van haar onschuld?" „O, ja zeker, maar als men iets doet moet men 't goed doen. De slotsom, waar toe men komt, kan geen waarde hebben wanneer de voorafgegane onderzoekingen niet degelijk en volledig zijn geweest. ik heb wel alle geschreven schrift van Clavering, wat ik buiten zijn weten krij gen kon, verzameld en onderzocht", her nam hij, verdiept in de beschouwing van zal gebeuren over 30, 20 jaren. Maar die groep is slechts een groep, een deel, een zeer klein deel Van het inerischdom, en wat wij Leden voor eene onveranderlijke wet houden, zal door ,de gebeurtenissen in de toekomst worden gelogenstraft. De economische oorzaken zijn niet bijster vlug in 't ijitspinnen van hare gevalgeh en meestal zullen zij, die haar in 'lieven riepen, die gevolgen zelf niet beleven. Voor ieder onzer zijn onze- naasten die genen onzer medemenschen, 'welke wij dagelijkszien, wier behoeften en klach ten wij kennen; zij zijn niet alleen onze landgenooten en medeburgers, doch ook onze tijdgenooten. Hoevele ,menschen zijn er, wier „al'.ruisms", menSchenm'n, ver genoeg gaat, om belang te stellen in het levenslot, in den economischen toestajnd vooral, van de Thibetanen en Patagoniërs bijv. of van de menschen, die na vijftig jaar zullen leven? Een klein aanlal, zou ik denken, zeker niet groot genoeg, orn den toon te kunnen aa!ngeven. Onze huur lieden en onze vrienden zijp voor ons het mensehdom en hun particulier belang is in ons oog 't algemeen belang. Intusschen, die werklieden, welke gear beid hebben om luxe-voorwerpen voort te brengen, moeten leven en geld Uit geven om te leven. Zij zullen ook des te meer verteren, naar mate zij hooger loon hebben ontvangen. Alzoo zijjn zij in dividueel voor 't oogenblik zonder druk kende zorgen. Aangezien echter hun ar beid onttrokken is geweest aan de produc tie der noodzakelijke dingen, voedsel, kleeding enz., heeft hun arbeid deze hun ook niet kunnen bezorgen. Deze moetep door anderen zijn voortgebracht voor hèn,' wat zeker geschieden zal, omdat genen' ook de middelen hebben, om ze te be kostigen. Derhalve als een gevolg van den arbeid voor luxe-voorwerpen, waartoe men die werklieden gebezigd heeft, zullen de nuttige in minder groote hoeveel heid zijn voorgebracht én meer ge vraagd worden, doch moeilijker te krij gen zijn. Er volgt ook uit, dat in andere plaatsen of streken en in andere tijdein de vuurtang, hoewel men met een enkelen blik kan zien, dat de bekentenis nisj> door hem geschreven is. Het is niet genoeg uwe bewijzen te zoeken, waar gij ze denkt te zullen vinden; somtijds ds 'tgewenscht ze daar te zoeken, waar men niet verwacht dat ze zijn. Hier bijvoorbeeld, ging hij voort, de schrijfmap openende, „ben ik volstrekt niet zeker dat ik iets zal vinden dat mij van dienst kan zijn, maar het behoort niettemin lot de mogelijkheden dat dit wel 'tgeval is; en voor een beambte der geheime politie is dat reeds meer dan voldoende". „Hebt gij miss Leavenworth van morgen zelf gesproken?" vroeg ik, terwijl hij zijn onderzoek voortzette door den inhoud van de map uit te spreiden op tafel. „Ja, ik had anders moeilijk kunnen ver krijgen hetgeen ik wenschte. Zij was zeer beleefd en gaf mij de map persoonlijk over, zonder de minste tegenwerping. Zij' dacht wel is waar dat ik mij wilde overtuigen of zij het papier, waar zooveel over ge sproken is, daarin verborgen had, maar het zou 't zelfde zijn geweest, al had zij de juiste waarheid geweten. Zij behoeft toch nu in geen enkel opzicht, bevreesd te zijn". „Bevond zij zich wol?" vroeg ik, „en had zij gehoord van Hanna's plotselingen dood?" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1