Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. No. 117. Donderdag 5 October 1905. fierste Jaargang. FEUn-LETOH^ BUrTENLAND Verschijnt eiken fl\AANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. OOSTERBAAN LE COINTRE, Een nabetrachting. Hereenigd. UIT DE PERS. UWE ZEEUWSCHE COURANT Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; ai het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs; per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) —.95 .05 Drukkers-Uitgevers: 1G O E S. o— Advertentiënvan 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regeis. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Na de herstemmingen, toen bekend was, dat liet. ministerie-Kuyper zou aftreden, was het de rechtsche pers, die den raad gaf aan de rechterzijde zich te onthou den van zitting nemen ^n het volgend ministerie. Die raad is, al is hem de eer van onver deelde instemming niet te beurt gevallen, toch opgevolgd. Ook wij' waren van meening en zijjn het. nog, dat het belang der Christelijke partijen onthouding meebracht. Nu is het ons ter oore gekomen, dat eenige Katholieke Kamerleden, waar onder een der meest begaafde, het met de pers in die zaak lang niet eens waren, en den onthoudingsraad betitelden als het voeren van een politiek van de$n kouden grond. Toen wij de deelname aan het nieuwe ministerie afrieden, overwogen wij, dat bij afwijking van dien raad de coalitie verbroken ware. De bladen der a.r. en chr. hist, die nauw verwant zijn aan Kuyper en Lohma|n geen staatslieden van den koudein grond rieden de deelname aan de kabinets formatie af. Waren de Katholieken een andere mee ning toegedaan geweest, de coalitie ware verbroken. En nu moge dit bij sommigen geen gro ot gewicht in de schaal leggen, wij achten dit een zwaarwichtig punt, vooral bij de gegeven gesteldheden, waaronder het mi nisterie zeilt. Wanneer de christelijke partijen met grootere minderheid nit den polilieken strijd waren te voorschijn gekomen, gaarne hadden wij een Katholiek in het kabinet gezien, maar.... dan zou 'tniet ge vraagd zijn. De christelijke partijen staan nog wel zóó sterk o. i., dat wanneer de nieuwe be windsmannen met een ontwerp komen, i,n strijd met de christelijke beginselen, de regeerders zullen vallen als baksteenen. Eii dit tijdstip schijnt steeds meer nader 62) „En dat het meisje in 't geheel niet de deur is uit geweest?" „Neen, in 't geheel niet, mijnheer." „En dat zij ook van niemand hoege naamd bezoek heeft gehad?" „Van niemand." „Zoodat zij, indien zij het gewild had, met geen mogelijkheid zich iets dergelijks zou kunnen verschaft hebben „Neen, mijnheer." „Tenzij," liet hij er zacht op volgen, „hetzij ze het reeds bij zich had, toen ze kwam." „Neen, dat kon onmogelijk, mijnheer. Zij had volstrekt geen bagage bij zich en ik weet precies wat in haar zakken is ge weest, want ik heb ze nagezien." „Wat hebt ge dan daarin gevonden?" „Eenig papieren geld meer dan men in haar bezit zou verwacht hebben wat koperen munt en een zakdoek." „Welnu, dan is het uitgemaakt, dat het meisje niet is gestorven door vergif, dood eenvoudig omdat er geen vergif in huis was." Hij zeide dat zoo natuurlijk en onge kunsteld, dat zij verschalkt werd. „Dat is juist hetzelfde, wat ik ook al legen mijnheer Raymond heb gezegd." zei- te komen nu het kabinet den weg van het radicalisme op wil en de oud-liberalen die zich bekeerd hebben, daar hitier wei nig van gediend schijnen. Door de weigering der Katholieken om in het Kabinet zitting te nemen, worden dus op wetgevend gebied de Christelijke belangen niet geschaad, hoogstens zullen er wat meer liberalen in de staatsbetrek kingen worden benoemd. Het is ons bekend, dat aan de afge treden ministers Loeff en Idenburg een plaats in het nieuwe ministerie is aan geboden en nn wil het er hij ons niet in, dat deze twee mannen, indien zij van oordeel waren, dat het aannemen eener portefeuille in het belang der chris telijke partijen ware, dat belang uit het oog zouden hebben verloren, terwille der pers. Zoolang men ons niet van het tegendeel heeft overtuigd, da,t door zitting te nemen in het Kabinet de Katholieken de coalitie hadden gebroken en onder dit ministerie geen anti-christelijke wetgeving te duchten valt, wijl daarvoor de christelijke partijen te sterk zijn, en de oud-liberalen geen lust hebben den stroom van het radicalis me verder af te varen, houden wij den toestand, zooals hij nu is, den besten, en dunkt het ons, dat de tijd dat wij weder om onder een christelijk ministerie zullen bestuurd worden, verhaast is door het regeeren over te laten aan hen, die op zoo jammerlijke wijze de macht hebben in handen gekregen. Na de verkiezingen preekte de slimme liberale vos niet zonder reden de passie! Maar de rechterzijde heefl op haar gan zen gepast. Begint het alweer? Wij lezen in het „Huisgezin" Dinsdag was het de eerste belangrijke vergadering van het nieuwe zittingjaar. Aan de orde was de behandeling van het ontwerp-Adres van Antwoord op de Troonrede. Die behandeling was toch meer dan een de zij, een triumfeerenden blik op mij slaande. „Het moet bepaald èen hartkwaal zijn weest," hernam Gryce. „Gij zegt, dat haar gisteren niets mankeerde?" „Voor zoover ik zien kon niet, mijn heer." „Maar ze was toch niet zeer opgewekt?" „Integendeel; ze was zeer opgeruimd en vroolijk." „Hm, juffrouw," hier gaf Gryce mij een knipoogje „was het meisje vroo lijk en opgeruimd, zegt u, dat versta ik niet. Ik zou meenen, dat alleen haar be zorgdheid omtrent hem, dien zij in de city heeft achtergelaten, voldoende zou zijn ge weest om haar verre van opgewekt te doen zijn." „Dat zou men zoo zeggen," antwoordde juffrouw Belden, „maar toch was het niet zoo. Integendeel, zij scheen zich in 't geheel niet om hem te bekommeren." „Hm," riep hij uit, „ook niet om miss Eleonore, die volgens de couranten gebukt ging onder een zoo wreede verdenking? Maar wellicht was zij daar onkundig van van miss Leavenworth's hachlijken toe stand, meen ik." „Neen, zij was daarmede bekend, omdat ik er haar over gesproken heb. Ik be greep zelf niet waarom ik 'tniet voor mij kon houden. Maar ik heb Eleonore altijd zoover boven eenige verdenking ver heven geacht, ziet u, en het deed mij zoo aan, haar naam in zulk een ve/hand open formaliteit. Belangrijke politieke vraagstukken kwa men daarbij aan de orde. Door den heer Troelstra was zelfs een amendement voorgesteld. Ware dit in stemming gekomen, dan had het er kunnen spannen voor het nieuwe ministerie indien de rechterzijde trou wer ware opgekomen. Want van de 48 leden, die zij telt, ont braken er 18: 9 Katholieken en 9 van de overige groepen. Terwijl er op de 52 leden der linker zijde maar 4 mankeerden. Compleet is het 52 links tegen 48 rechts; Dinsdag was het 48 links tegen 30 rechts. Zóó kan het ministerie De Meester een mooie meerderheid hebben. Het absenteïsme ter rechterzijde de groote bondgenoot van het nieuwe kabi- ïnet, dat ware een curieus geval! Adverteeren in niet katho lieke bladen. J. A. C. te 's Hertogenbosch schrijft aan „de Tijd" onder bovenstaand opschrift: Onder het program der Kath. Actie re kent men ook, en met recht, het steu nen der Katholieke pers daar, waar men het slechts eenigszins kan en laakt men het dat Katholieken zonder voldoende re den abonnementen nemen op liberale bla den en die door inzending van advertentiën steunen. Ook in de vergaderingen der Hanze en andere Katholieke vereenigingen is ver schillende malen verzocht advertentiën te plaatsen in Katholieke bladen, waar van vele wegens gemis aan steun een kwijnend bestaan hebben. Meermalen is de R. K. handel gedwon gen abonnementen te nemen op liberale bladen als „Handelsblad", „N. Rolt. Cou rant", en „N. v. d. D.", omdat de meeste handelsadvertentiën daarin voorkomen en zij, die eene betrekking zoeken of naar agentures uilzien lezen daarom dikwijls uitsluitend de advertentiën van „Het Nieuws van den Dag". Treurig is het hier toe gedwongen te zijn, maar het is nu eenmaal zoo; doch dat R. K. Kerkbesturen en besturen van R. K. Weeshuizen hier toe het voorbeeld geven, is nog treuriger. Sedert een jaar ben ik tot mijn spijt ver plicht de advertentiën door te zien voor komende in het „N. v. d. D." en stond daarin een jaar geleden ongeveer eene ad vertentie van een R. K. Parochie-Bestuur en eenige weken daarna eene advertentie van een R. K. Weeshuis, daarin vragende lijk in de couranten vermeld te vinden, dat ik naar Hanna ben gegaan en haar het geheele bericht heb voorgelezen, om te zien welk© uitwerking dat op haar zou hebben." „En welke was die?" „Dat valt moeielijk te zeggen; zij zag mij aan, alsof zij er niets van begreep, vroeg mij waarom ik haar zulke dingen kwam voorlezen, en zeide eindelijk dat zij er niet meer naar wilde luisteren". „Hm. En wat verder?" „Verder niets. Zij hield de handen tegen de ooren en stelde zich zoo wonderlijk aan, dat ik op het laatst maar ben heen gegaan". „Hoe lang is dat geleden?" „Ongeveer drie weken". „Maar ze heeft er sedert toch wel weer eens over gesproken?" „Neen, mijnheer, geen enkele maal". „Evenwel hebt gij' kunnen bemerken dat zij1 onrustig was en dat er iets in haar omging, als voelde zij berouw, of angst of zoo?" „Neen, mijnheer, volstrekt niet; veeleer had het allen schijn, alsof ze inwendig verheugd en vol hoop was". „Maar", hernam Gryce, met een schuin- schen blik op mij, „dat was toch zeer onnatuurlijk. Ik moet u zeggen, dat het mijn begrip te boven gaat". „Zoo ging het mij ook, mijnheer. Ik heb aanvankelijk gedacht, dat het haar een weinig was gaan malen in 't hoofd, of dat H. K. gehuwde personen, geschikt om de functie te vervullen van vader en moeder voor de wezen in dat. gesticht. In het eerste blad, bladzijde 3, van „Het N. v. d. Dag" van Maandag 25 September staat thans weder een advertentie, dat in het R. K. Weeshuis te N. gehuwde R. K. lieden als directeur en direc'.rice geplaatst kunnen worden, salaris f 700, benevens kost, inwoning, enz. Brieven voor den 27en September in te zenden aan den secretaris- rentmeester. Waarom deze advertentiën niet geplaatst in „De Tijd" of in een ander R. K. orgaan? Indien steller dezer eene dergelijke be trekking zocht, zou hij zeker daarvoor de organen der Katholieke pers nasnuf felen, doch zulke advertentiën stellig niet zoeken in „Het N. v. d. D.", sedert jaren berucht wegens zijne dubbelzinnige en voor R. K. stootende advertentiën. Komedianten. De positie van den minister van Finan ciën is verre van benijdenswaardig. De heer De Meester is nu aan het stu- deeren en overwegen, hoe hij op de beste wijze aan de noodige middelen zal komen voor 's lands kas. En hij zal er zoo ge makkelijk niet in slagen, een oplossing voor de kwestie te vinden, welke in de Kamer een meerderheid zal ontmoeten. De ministeriëele pers schijnt ministers verlegenheid te voelen.en te doelen. 't Is ook een uiterst moeilijk geval. Het geldt ditmaal geen blanco-artikel. Maar voor het lezend publiek moet er toch een reden worden ogegeven, om do mysterieus© financiëele politiek van het Kabinet te kunnen goedpraten. Het ministerie-Kuypor moet hiervoor na tuurlijk weer dienst doen. Dat ministerie, zoo heet het, heeft 's lands financiën in „zoo verwarden toestand achtergelaten", dat het volstrekt niet te verwonderen is, als het den opvolger van minister Harte eenig hoofdbreken kost, in dien chaos weer wat orde te brengen. Het tekort toch, zoo redeneert men, is voor een overgroot deel veroorzaakt door uitgaven, die het gevolg zijn van door het Kabinet-Kuyper tot stand ge brachte maatregelen, bv. de onderwijzers pensioenwet, de verhooging der traktemen ten van belasting- en postambtenaren. Hel komt ons voor, dat hier op weinig eervolle wijze komedie wordt gespeeld. Toen minister Harte gedurende de nu verstreken zittingsperiode dor Kamer een tekort over 1905 voorspelde en o. m. een zij1 te weinig ontwikkeld was, om te be seffen, hoe ernstig de zaken zich lieten aanzien; maar later, toen ik haar nader leerde kennen, ben ik genoodzaakt ge weest, die gedachten op te geven. Haar vroolijkheid was te bestendig en natuur lijk; eindelijk vestigde zich hij mij het vermoeden, dat zij in afwachting was van iets wat haar de toekomst wellicht zou schenken. Eens, bijv., vroeg ze mij, of ik zou denken, dat zij1 aanleg had om piano te leeren spelen, zoodat ik eindelijk wel tot de slotsom moest komen, dat haar veel geld was beloofd, wanneer zij het haar toevertrouwde geheim stipt bewaarde, en dat zij in 't vooruitzicht dier belooning zich zoozeer verheugde, dat zij het akelig ver leden en al wat daarmede in verband stond, geheel vergat. Dit was nog de eenige reden, die ik kon bedenken voor haar leergierigheid en haar verlangen, om zich in alles te ontwikkelen, alsook voor den hoopvollen glimlach, die vaak haar gelaat verhelderde, wanneer zij zich niet door mij1 bespied waande". Een geheel andere glimlach was op dit oogenblik op het gelaat van Gryce waar te nemen. „En dus begrijpt u", vervolgde juffrouw Belden, „dat. haar plotselinge dood mij zeer moest treffen. Ik kon niet gelooven, dat zulk een opgeruimd en vroolijk we zentje op die wijze aan haar einde kon komen, in een enkelen nacht en zonder dat iemand er iets van wist. Maar gelijk middel voorstelde, als nu de heer De Meester wil bezigen, ten einde het ver moedelijk tekort te dekken, weigerde de Kamer unaniemhet was niet noodig. En nu werkelijk de uitkomst met. des heeren Harte pessimistische inzichten om trent onze Rijksmiddelen overeenstemt, zou men daaruit een wapen willen smeden tegen de vorigeRaadslieden der Kroon? Maar bovendien, de vraag is niet, hoe zal het momenteel tekorl worden gedekt. Ook de heer De, Meester acljl deze kw«stie blijkbaar van ondergeschikt belang. De hoofdzaak iswaar de middelen te zoeken voor een duurzame versterking van 's lands inkomsten en voor de sociale wet geving, welke van de schatkist geen ge ringe offers zal vragen. En men zal toch niet beweren willen, dat dr. Kuyper en zijne collega's aan sprakelijk moeten gesteld worden voor het feit, dat hun opvolgers, die van een ta riefsherziening niet weten willen, bij de beantwoording dezer principiëele kwestie met het oog op de samenstelling der Ka mers ernstige moeilijkheden ondervinden? (Msb.) FRANKRIJK. II u m a n i te i t. In de Fransche bladen circuleeren meerdere voorbeelden van de wijze, waarop de zieken in de „verleekte" hospitalen van Frankrijk behandeld wor den. Een enkel willen wij in het kort me- dodeelende onopgesmukte geschiedenis vormt een scherpe beschuldiging tegen het „humaniteit"-systèeiïi van Jaurès. „In het hospitaal van Dyon-was een arme kleine soldaat ziek. Hij heette Theo- phile Martin en was 19 jaren oud, een kind nog. Zijn moeder had hem aan het vaderland geleend. Zij had er nog bijgevoegd, dat men hem goed moest verzorgen, want hij was de vreugde en de blijdschap van haar leven. Het kind vertrok naar zijn ander huisgezin, het regiment. Maar liij werd zwaar ziekmen bracht hem dus naaf het hospitaal, naar de zaal der koortslijders. Zoo verzwakt was hij, dat. hij zelfs zijn lakens verontreinigde. Als een kind riep hij met zwakke stem om verzorging. Vroeger waren in het hospitaal van Dyon moeders. Vrouwen met. zac.hten, liefdevol len blik, met een onuitsprekelijk goed hart, die de arme, zieke soldaten lief hadden „Een oogenblik", viel Gryce haar in de rede. „Gij spreekt van haar verlangen om zich algemeen te ontwikkelen. Wat be doelt ge daarmee?" „Ik bedoel, dat zij allerlei dingen wilde leeren, die zij nog niet verstond, bv. schrij ven het lezen van geschreven schrift. Toen zij1 hier kwam, kon ze namelijk alleen nog maar groote drukletters schrijven". Ik dacht, dat Gryce mijn arm tot bloe dens zou knijpen. „Toen ze hier kwam!" herhaalde 'hij. Bedoelt ge daarmee, dat zij' sedert van u les heeft gehad in 'tschrijven?" „Ja, meneer. Ik schreef haar gewoonlijk iets voor en „Waar zijn die voorschriften?" vroeg Gryce eensklaps. En waar zijn die proe ven van haar werkzaamheid? Ik zou er wel gaarne een paar van willen zien. Kunt ge niet even een paar voor ons halen „Ik weet 'tniet mijnheer. Ik heb ze altijd trouw vernietigd, zoodra ze at wa ren; ik was er nie.t op gesteld, dat der gelijke zaken rondzwierven. Maar ik wil wel eens gaan zien, of ik er misschien nog een vinden kan". „Dat is goed", zeide hij, „dan kan ik meteen met u naar boven gaan. Ik wil toch wel eens zien hoe 'ter daar uitziet". En zonder zich om zijn pijnlijk been te bekommeren, slond hij op om haar te volgen. „Dat begint er vrij ernstig uit te zien", fluisterde ik, toen hij mij voorbijging.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1