Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
No. 102.
Donderdag 81 Augustus 1905.
Eerste Jaargang.
FEUILLETON,
BUITENLAND.
Verschijnt eiken flVAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Drukkers-Uitjevers:
OOSTERBAAN LE COINTRE,
G O E S. o—
Hereenigd.
UIT DE PERS.
NIEUWE ZEEUWS® MP
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
—95
Abonnementsprijs: per 3 maanden
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Advertentiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Bestrijding van zedeloosheid in
schrift en beeld.
Met. het. volste rechl mocht, indertijd dr.
K u y p e r in de Kamer spreken van de
„meer opkomende paganistische factoren",
die door haar weligen bloei de moderne
maatschappij' overgroeiden en de goede
wortelen van geloof en zedelijkheid ver
stikten.
Men heeft daaruit ten onrechte een
minne verkiezingsleuze gedistilleerd, welke
haar invloed maar al te wel heeft doen
gelden: de scheiding in Christenen en hei
denen.
Evenwel was het der christelijke regee-
ring slechts te doen, te reageeren tegen het
geschiedkundige feit van het. meer en
meer zich voordoend moderne ongeloof,
en om den voortgang der ongeloovige theo
rieën met. hare consequenties te stuiten.
Op den onlangs te Straatsburg gehouden
Katholiekendag 'werd hei bestaan van een
dier verderfelijke factoren in het licht ge
steld door het. aantoonen der verstrek
kende gevolgen van het heden ten dage
veelvuldig verspreiden van zedelooze ge
schriften.
En over dit noodlottig verschijnsel was
het, dat. de geheime .1 ustizrat Roeren
uit .Keulen een imponeerende redevoering
hield, "waard ter ernstige overweging.
Och, biji den strijd tegen slechte en zoo
genaamde neutrale geschriften zullen geen
eer ,en lauweren worden ingeoogst.
Men zal u rangschikken onder de drij
vers en dwepers; men zal zich niet. ont
zien te beweren, dat. gij omneveld zijl door
een „nazarenische Finsternis" loch een
loon zal niemand u onthouden kunnen
het verheffende bewustzijn medegeholpcn
te hebben de reinheid van zeden bewaard
te zien blijven in de harten der jeugd.
Een grootsche voldoening voorwaar!
Op meesterlijke wijze wist de inleider
het. in-verderfelijke van 'de heden'daag-
sche zedelooze geschriften aan te toonen.
„Dat dit thema op de agenda van een
onzer openbare vergaderingen geplaatst is,
sprak hij, is ©enerzijds te verklaren door de
ontzettende toename der zedelooze pers
producten, anderzijds echter ook door het
verblijdende feit, da.t de beweging daar
tegen steeds breedere, men kan zeggen alle
kringen der bevolking heeft aangegrepen,
'tls het doel mijner verhandeling, om u
uiteen te zetten, dat de zedelijke achter
uitgang, waarin wij ons volgens onfeilbare
50)
„Wa.t. bedoelt ge", riep zij uit, terwijl
haar oogen, die gedurende mijn strenge
taal onafgewend op mij1 gericht waren ge
bleven, een uitdrukking van onbeschrijfe
lijke smart, aannamen. „Ik heb niet. be
doeld iets kwaads te doen, ik heb alleen
getracht onschuldigen te sparen. Ik
ik... Maar wie zijt gij dan? Wat hebt
gij met dat. alles te maken? Wat gaat. u
mijn doen en laten aan? Gij hebt. gezegd,
dat gij een rechtsgeleerde waart. Komt
gij dan misschien van Marie Leavenworth
om te zien, hoe ik haar bevelen opvolg,
en
„Het, komt er nu weinig op aan, juf
frouw Belden", Wel ik haar in de rede,
„wegens wien of welk doel ik hier ben.
Maar opdat mijne woorden meer invloed
op' u mogen hebben, wil ik wel mededee-
len, dat ik u niet alleen niet misleid heb
aangaande mijd naam of mijn vak, maar
statistische gegevens bevinden, hoofdzake
lijk haar grond vinden in de toenemende
verbreiding van zedelooze geschriften en
afbeeldingen. Indien ik u het materiaal, dat
ik bezit, mocht voorleggen, en gij1 met eigen
oogen aanschouwdet de duivelachtige ob-
scoeniteiten dezer producten, dan behoefde
ik geen woord meer te zeggen, da,n zoudt
gij allen tot. den laatsten man zonder meer
erkennen, dat, Wanneer hier niet met,
krachtige hand wordt ingegrepen, ons gan-
sche volksleven, en met name onze jeugd
zedelijk ten gronde moet worden gericht.
Wanneer het mogelijk ware den levens
loop na te gaan van zoovelen die, niet
tegenstaande hunne zorgvuldige opvoe
ding, later op den weg van ondeugd en
misdaad zijn verzeild geraakt, dan zou
men heel zeker juist op deze bronnen
van het kwaad terechtkomen.
De verbreiding van het „letterkundige"
vuil is verschrikkelijk groot. Daar bestaat,
een groot aantal van boekwinkels en werk
kamers, die zich uitsluitend bezighouden
met het vervaardigen en verspreiden dezer
geschriften. Tengevolge der technische ver
volmaking kunnen deze geschriften tegen
woordig voor spotprijzen over het geheele
land worden verspreid; de wetgeving
moest met dezen veranderden toestand
rekening houden.
De afdeeling „Advertentien" van talloo-
ze bladen wemelt van annonoen waarin
deze geschriften en afbeeldingen worden
aangeprezen. Men heeft de som, die jaar
lijks hiervoor wordt uitgegeven, op een
millioen mark berekend, doch in werkelijk
heid moet zij veel hooger geraamd wor
den. Maar als men ook sléchts een mil
lioen mark aanneemt, dan beduidt, dit een
omzet van vele millioenen dezer verpes
tende artikelen, dewijl ze doorgaans voor
den prijs van eenige grosclien te verkrij
gen zijn.
Het feit, dat deze sommen voortdurend
jaar in jaar uit betaald worden, bewijst
dat de uitgave winstgevend is en de ad
verteerders daarbij' goede zaken maken.
Bij1 de verpestende advertentiekolommen
van de meeste onzer humoristische bla
den komt dan nog het vergif, dat door
den viezen inhoud verbreid wordt. Dat
ook daar, waar deze soort van bladen niet
de geregelde lectuur uitmaakt, in den hui-
selijken kring der gezeten burgers de on
zedelijke lectuur niet ontbreekt, daarvoor
zorgt een groot deel der politieke dagblad-
dat. ik ook werkelijk een vriend ben van
de dames Leavenworth en dat alles, wal
op haar betrekking zou kunnen hebben,
mij het grootste belang inboezemt. Wan
neer ik u dus zeg, dat Eleonore Leaven
worth's eer door den dood van dit
meisje
„Dood? Wat bedoelt, gij? .Dood?"
De uitroep was te natuurlijk, de toon
te vol schrik en ontzetting, dan dat ik
nog een oogenblik er aan zou getwijfeld
hebben of deze vrouw met den waren
staat van zaken bekend was.
„Ja.", hernam jk, „bet meisje, dat. ge
zoo lang -en zoo goed wist verborgen te
houden, heeft uw behoedende zorg niet
meer noodig. Uw huis herbergt thans nog
slechts haar lijk, juffrouw Belden".
Nooit zal ik den kreet vergeten, die
mij in de ooren drong, noch het wanhopige
„ik geloof 'tnietl Ik zal 't nooit gelooven!"
waarmede zij' de deur uitstormde en de
trap op.
Nog zie ik haar staan bij het. ontzielde
lichaam, terwijl zij onder handenwringen
en. hartstochtelijk snikken bleef betuigen,
pers en verreweg het grootste deel der
neutrale bladen door de dubbelzinnigheid
hunner feuilletons en de uitvoerigheid
hunner berichten en verslagen, zelfs over
de meest bedenkelijke sensaiieprocessen
met sexueelen ondergrond.
Eindelijk 'wensch ik nog te wijzen op de
giftige werking der in massa's verspreide
aanlokkende en schaamtelooze prentbrief
kaarten en der thans alom tentoongestelde
mutoscopen met, hun uitsluitend op de
zinnelijkheid berekende opschriften en ta-
fereelen. Het doet u wee aan het hart,
wanneer men deze mutoscopen reeds door
de schooljeugd belegerd ziet, en men be
denkt, 'welk gif hier in één oogslag wel
licht voor het gansche leven in zoo menig
nu nog onschuldig kinderhart wordt op
genomen. Zoo is 't.te verklaren, dat ouders
en opvoeders vaak vol vertwijfeling klagen,
dat het hun bijna onmogelijk is gemaakt,
de jeugd nog te beschermen.
Hier ligt de eigenlijke kern van het euvel,
en hier moet begonnen worden, wil waar
lijk eene verbetering volgen. Men moet
alle krachten inspannen, opdat niet op-
groeie eene jeugd die reeds aan onzede
lijkheid is overgegeven, want de ondeugd
is later slechts moeilijk te onderdrukken.
Derhalve moet, de jeugd beschermd wor
den tegen den vloed van obscoenifeit.en,
die in woord en beeld allerwege haar om
geeft. en zoo noodzakelijk vergiftigen moet.
Ook sociale nooden zijn mede schuldig
aan de verbreiding der onzedelijkheid, en
de liefdadigheid en de sociale vereenigin-
gen beijveren zich daarom met recht om
ze te beperken. Maar dit alleen is niet
genoeg. Ouders, opvoeders en geestelijk
heid matten zich af in arbeid en zorg,
om ,de jeugd zedelijk op te voeden, maar zij
kunnen het niet verhinderen, dat buiten
het ouderlijk huis alles wederom omver
geworpen wordt, wat zij opgebouwd heb
ben. Zij1 verlangen met. aandrang, dal zij
ondersteund worden in het afweren der
gevaren, die buiten de deur de jeugd be
dreigen en al de vrucht van hun. opvoe-
dingsarbeid dreigen te doen verloren gaan.
Hier helpend in te grijpen en aan de jeugd
steun te verleenen tegen de driestheid,
waarmede een leger van gewetenlooze
boekhandelaars en schrijvers voortdurend
hen belaagt, dat. is de hoofdtaak, die zich
de beweging tot bestrijdding der openbare
onzedelijkheid heeft gesteld.
Dat tegen de verbreiding der onzede
lijke persproducten niet beslister wordt
dat zij' van niets wist; dat zij het meisje
den vorigen avond in de beste gezondheid
verlaten had, ;dat zij inderdaad de deuren
gesloten had, maar dat dit altijd hare
gewoonte was, Wanneer zich een vreemde
in haar huis bevond, en dat, wanneer
zij onverwacht gestorven was, dit moest
geschied zijn zonder eenig gerucht, daar
zij den ganschen nacht geen enkel geluid
had vernomen, hoewel zij herhaaldelijk
was .gaan luisteren, omdat zij natuurlijk
beangst was, dat het meisje door eenig
geraas mijn aandacht mocht trekken.
„Maar ge zijt van morgen toch hier in
de kamer geweest.?" zeide ik.
„Ja, maar toen heb ik niet op haar
gelet. Ik had haast, en veronderstelde, dat
zij rustig lag te slapen; ik zette het ontbijt
binnen haar .bereik en vertrok als gewoon
lijk, na de deur achter mij te hebben
gesloten".
„Het is vreemd", zeide ik, „dat zij juist
van nacht is gestorven. Was ze gisteren
ziek?"
„Neen, meneer, ze was zelfs opgeruim
der en levendiger dan gewoonlijk. Geen
opgetreden, ligt eenerzijds aan de gebrek
kigheid der bestaande wetsbepalingen, an
derzijds aan hare angstvallige en slappe
handhaving.
Het. aantal belanghebbenden aan He in
standhouding der tegenwoordige toestan
den as nog te groot en de oude phrase van
de .kneveling der kunst weerhoudt nog
zoo groot eene menigte van menschen,
die liever hun eigen heter zedelijk gevoel
onderdrukken .en liever met. den grooten
hoop medegaan, dan dat zij zich bloot
stellen laan het gevaar van niet „modern"
of ïiiet artistiek en wetenschappelijk ge
vormd te schijnen.
Van grootere beteekenis overigens dan
de tekst der wet zijn He beginselen vol
gens welke zij wordt toegepast.
De bestaande strafregeling is echter
vastgesteld tot bescherming van het zede
lijk gevoel van. het algemeen.
Is dit laatste gekwetst, dan moet de
toepassing volgen, al zouden zich enkele
kringen of enkele personen in hunne meer
laksche zedelijke opvatting niet gekwetst
gevoelen. Ook zou krachtdadiger kunnen
gehandeld worden., wanneer de overheid
zich liet. leiden door beschouwingen, die
meer dan thans het geval is, aan het
zedelijk gevoel va,n het. algemeen beant
woordden. Derhalve de overheid tot be
wustzijn brengen, is de zaak van het pu
bliek, dat steeds met meer energie en
steeds .algemeener zijn afkeer moet. uiten
tegen al het vuil, dat men zich vermeet,
aan te bieden.
Fret tig vooruitzicht.
Onze nieuwe minister van financiën be
kleedt wel de moeilijkste functie onder
zijn ambtgenooten.
Hij zal een middel moeten vinden om
zonder tarief verhoogingen de noodigo geld
sommen bij elkander te krijgen, opdat de
onder het ministerie-Kuyper aangenomen
wetten naar behooren kunnen worden uit
gevoerd.
Ook gaat het gerucht, dat 's lands schat
kist thans reeds den bodem vertoont.
Wat nu? Er rest den heer de Meester
niets anders dan een verhooging ider directe
belastingen. En dezer dagen deed een be
richt de ronde, dat zulks werkelijk in de
bedoeling lag van den minister.
Wij kunnen ons dus bij de aanstaande
Troonrede voorbereid houden op de aan
kondiging van een wetsontwerp in dezen
geest.
Geen aangenaam vooruitzicht!
Reeds drukt ons systeem van belasting
heffing loodzwaar, vooral op onzen mid
denstand. Mr. Pierson verklaarde jajen jher,
haar op mijn hoofd dacht, er aan, dat zij
ziek zop kunnen worden. Wanneer ik het
had
„Als er geen haar op uw hoofd aan
dacht, dat zij' ziek zou kunnen worden
klonk eensklaps een stem waarom
hebt ge 'dan de moeite genomen haar gis
terenavond een dosis medicijnen te laten
gébruiken?"
Het was de stem van N. die tegelijk
de kamer binnenkwam.
„Dat heb ik niet gedaan", antwoordde
zij, blijkbaar ,in den waan, dat ik had
gesproken. „Is het wel, Hanna, heb ik
dat wel gedaan, arm kind?" vervolgde zij,
de hand, ,die koud en bewegingloos op het
dek lag, teeder in de hare nemende.
„Hoe kwam zij er dan aan? Van wie
heeft ze 'tdan gekregen, als gij 'thaar
niet gegeven hebt?"
Ditmaal scheen 'zij te bemerken, dat nog
een ander tot. haar sprak, want ze zag
haastig om en gaf, den biime-ngetredene
strak in de oogen ziende, ten antwoord
„Ik weet niet wie ge zijt, meneer; maar
ik kan u zeggen, dat het meisje geen ge-
dat het toppunt was bereikt, dat hoogere
opdrijving de draagkracht, onzer natie te
boven ging.
Niettegenstaande de waarschuwing van
dezen bekwamen financier, zal de nieuwe
dignitaris wel tot dit paardenmiddel zijn
toevlucht, moeten nemen, en de kiezer-
tjes, die zich door de mooie voorspiege
lingen van een belastingheffing naar draag
kracht. lieten verlokken, zullen dra onder
vinden moeten, dat. een matig invoerrecht,
waardoor 's lands welvaart verhoogd
wordt, verkieselijker is, dan een belasting
stelsel, dat. met steeds grooter wordende
grepen in hun beurs tast.
Men zal natuurlijk de verantwoordelijk
heid voor dezen maatregel schuiven op
het kabinet-Kuyper, dat aan het Christe
lijk onderwijs een rechtmatig aandeel uit.
's Rijks schatkist wist te verzekeren, even
als men nu reeds steen en been klaagt
over de lastige politieke erfenis.
Doch dergelijke uitvluchten baten niets.
Vóór de verkiezingen zijn de heeren her
haalde malen er op attent gemaaktdoch.
zij hebben zich er niet aan gestoord. Zij
dragen dus de volle verantwoording voor
alles. Nu zij de oplossing van de finan-
ciëele kwestie niet wenschen, zooals die
door de vorige Regeering was voorgesteld,
gaat het niet aan te klagen over de moei
lijkheid dier oplossing, veel minder nog,
het vorige kabinet daarvan een verwijt te
maken. („Msb.")
DE VREDE VERZEKERD.
Een officieel bulletin d e l 't
mede, dat.deconferentie totvol-
ledige overeenstemming is ge
komen en besloten heeft te be
ginnen met. het opstellen van
een vredesverdrag.
Volgens het ter conferentie verhandel
de zal het vredesverdrag in hoofdzaak
de volgende punten omvatten:
1. Rusland ontruimt Mantsjoerije (ook
Japan trekt zijn troepen uit dat land terug.)
'2. Mantsjoerije wordt aan China terug
gegeven.
3. Japan neemt Rusland's pachtverdrag
over betreffende Liao-tong.
4. Port Arthur en Dalni worden aan
Japan afgestaan.
5. Rusland geeft den spoorweg naar
Port Arthur prijs, maar behoudt de lijn
over Charbin naar Wladiwostok.
6. Het zuidelijke deel van het eiland
Sachalin wordt aan Japan afgestaan.
7. De Siberische kustwateren worden
voor de Japansche vischvangst openge
steld.
8. Rusland erkent Japan's protectoraat
over Korea.
Japan heeft in bijna alle nog hangende
kwesties toegegeven. Het heeft Ruslands
laatste mededeeling, dat er geen schadever
goeding zal wezen en de verdeeling van
neesmiddel heeft ingenomen en zoover ik
weet, was zij gisterenavond ook volstrekt
niet ziek".
„Toch heb ik haar duidelijk een poeder
zien innemen".
„Gezien? ben ik nu gek, of is de
heele wereld 't hebt gij gezien, dat
zij een poeder innam Hoe zou 't. mogelijk
zijn, dat gij of wie dan ook haar iets
heeft kunnen zien doen? Is zij dan niet
een etmaal in deze kamer geweest met
gesloten deuren?"
„Ja zeker; maar door dit dakvenster is
het niet zoo moeielijk om te zien, wat er
in <de kamer voorvalt, juffrouw".
„O I" fiep zij verschrikt uit; „heb ik dan
een spion in huis! Maar ik heb 'tver
diend; jk heb haar een heelen nacht op
gesloten gehouden t.usschen deze vier mu
ren en ik ben geen enkele maal naar haar
gaan zien. Maar wat was het dat gij hebt
zien innemen? Een medicijn vergif!"
„Maar gij meent 'tt.och. Gij denkt dat
zij zich vergiftigd heeft, en dat ik daarin
de hand heb gehad".
I Wordt vervolgd.)