Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
No. 95 Dinsdag 15 Augustus 1905. Eerste Jaargang.
FEUILLETON.
Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND,
Drukkers-Uitgevers
OOSTERBAAN LE COINTRE,
o G O E S. c—
Brieven van een Oud-Journalist.
Hereenigd.
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
9U>onnementsprl)s: per 3 maanden —.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Advertentiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Voor het op te richten Kerkje te
Barjer-Compaseum.
Vorig bedrag. f 19.25
B. Ovezande ook een steentje. 1. -
N. N. Zierikzee'2.50
Van een werkman te Goes. 015
N. N. Elk een kleinigheidje, Goes 0.25
Van een bijzonderen vereerder van
den H Gerardus Majella, Goes. 5.—
Samen. f 2815
XIX.
De kwestie: Vrijhandel of Be
scherming is sinds 't tariefontwerp-
Harte meer dan Vroeger naar voren ge
komen. In de Verleden Tweede Kamer
verkiezingsdagen is zij naast de z. g. an
tithese de vraag kan den dag geweest.
De voorstanders van pen protectionis
tisch tarief gaan !van de stelling uit, dat
onze industrie en landbouw zich, tenge
volge van vrijen (invoer en te laag invoer
recht, in veel minder gunstigen toestand
verkeeren dan hunne door wetgeving be
schermde buitenlandsche concurrenten pn
dat genoemde bronnen onzer nationale
welvaart noodwendig te karig vloeien en
ten. lange leste zullen opdrogen.
Het is mijn doel niet, waarde Redac
tie, 't vraagstuk: Vrijhandel of Be
scherming, met uwe 'geachte lezers te
gaan beoordeelen. Ik heb, wel is waar,
een kleine veertig jaar lang de litteratuur
daarover met den 'noodigeri ernst gevolgd.
Edoch, tot mijn ischaamte moet ik beken
nen, mij niet jn staat te achten, een der
beide stelsels aan de voorkeur uwer le
zers te kunnen 'aanbevelen. Slechts één
ding is mij duidelijk geworden, namelijk,
dat de d i re c t-belanghebbenden immer
op de oplossing iin dezen of genen zin een
overwegenden invloed hebben uitgeoefend.
Volslagen duister is 't mij evenwel geble
ven, in andere Kvoorden, zelfs niet bij be
nadering heb ik zien opgegeven, of de
verkregen wettelijke oplossing ,aan de be
trokken natiën in -al hare geledingen is
45)
Na mij een cijferschrift-tafel ter hand
te hebben gesteld, in geval ik zou wen-
schen te telegrapheeren, wenschte de heer
Gryce mij goede reis en ik vertrok, met
geen geringe hoop op welslagen van mijne
onderneming.
XXVII. Amy Belden.
Het was op een koelen Aprildag, dat ik
voor de tweede maal in mijn leven uit den
trein stapte aan het station te Ren
mijn weg nam door de breede, drukbevolk
te straat, die uitliep op het hotel en de
daaromheen gelegen villa's. Niet dat ik
nu van plan was mij zelfs ook maar even
in dat aantrekkelijke toevluchtsoord voor
vroolijkheid zoekende gasten uit de hoofd
stad op te houden; het was veeleer mijn
doel er naar de woonplaats te vragen van
onzen cliënt, den heer Monell, ten einde
met hem te overleggen, hoe ik het beste
in kennis zou komen met mrs. Belden.
Ik bevond mij dus op den weg naar F
met bestemming naar zijn gastvrije wo
ning, toen ik zoo gelukkig was hem reeds
van verre te zien aankomen in zijn nieuwe
sjees, die zijn daar algemeen bekende hard
draver Alfred, slechts een al te lichte
vracht scheen. Deze toevallige ontmoeting,
als ik het zoo noemen mag, was mij bijzon
ten goede gekomen, anders gezegd, of
niet 't aantal 1 ij d e r s niet onnoemelijk
grooter was dan idat der leiders.
Ik heb 't uitgangspunt der protectio-
nisten alleen geconstateerd, om daarnaast
op een anderen 'factor te wijzen, die, zoo
als de heer J. V e r w e r onlangs in eene
polemiek met de JT ij d m. i. terecht op
merkte, niet zonder invloed is geweest
en nog is 'op den gedrukt.en toestand, waar
in industrie en landbouw sinds ruim 25
jaren verkeeren. Deze factor is het mono-
metallisme of de enkelvoudige (gouden)
muntstandaard. Ik acht ;het wel de moeite
waard, den invloed Van dit muntstelsel, ge
lijk het in 187374 in de meeste landen
is ingevoerd, met uw permissie onder de
aandacht uwer lezers te brengen.
Aan het nut yan de munt of het geld
wordt door niemand 'getwijfeld. Van af
de vroegste tijden (hebben de menschen
zich bij den handel van goud en zilver
bediend. God wees ;Adam het goud. Mozes
kende drie muntmetalen: ,goud, zilver en
koper. Abimelech bediende 'zich van zilver.
Te allen tijde heeft de Staat zorg ge
dragen voor de ^hoedanigheid en de juiste
waarde der munt, ien wel in 't belang ook
der arbeiders en van den landbouw. PI u-
tarchus merkt op, dat de overvloed en
de verkoop der vruchten de oorsprong is
geweest van het (geld. In zijn tijd werd
het geld, dat Voor 's rijks schatkist was
bestemd, opgeborgen in den tempel van
Saturnus, waar het onder de bescherming
bleef van den god des landbouws: „men
vertrouwde, dat deze god, die de openbare
welvaart schiep, het ook bewaren zou".
Het geld of (de munt is 'tgroote tus-
schenmiddel in den handel, en Montes
quieu heeft terecht (aangemerkt: „Wan
neer de hoeveelheid Van het kostbare me
taal verdubbelt, ontvangt men tegen de
zelfde hoeveelheid slechts ,de helft der
handelsartikelen, die men ,te voren ver
kreeg". Later, in 1750, heeft David
Hume daghelder 't rechtstreeksch ver
band aangetoond, dat bestaat tusschen den
prijs der handelswaren en de hoeveelheid
der welkom, daar zij mij een allergunstig
ste gelegenheid schonk mijn vriend onge
stoord alleen te spreken, zonder het op
onthoud dat een bezoek bij hem nood
zakelijk zou hebben teweeggebracht.
„En hoe staat 'tmet de zaken?" vroeg
mijn vriend, toen wij, na de eerste groeten
gewisseld te hebben, in snellen rit de
stad binnen kwamen.
„Uwe zaken staan niet slecht, dunkt
ine", gaf ik ten antwoord, en begrijpende
dat ik beter zijne aandacht kon vragen
voor mijne belangen, wanneer ik eerst
toonde de zijne behoorlijk behartigd te
hebben, begon ik met hem te vertellen,
hoe ver wij met hot geding, waarin hij
toen juist betrokken was, gevorderd waren.
Dit onderwerp bleek aan beide zijden zoo
vruchtbaar voor op- en aanmerkingen, dat
wij reeds tweemaal de stad hadden rond
getoerd, toen hij zich bedacht, dat hij een
brief bij zich had, die nog op de post
moest. Daar bij dezen brief haast scheen
te zijn, reden wij nu regelrecht naar het
postkantoor, waar hij uitstapte om den
brief te verzenden, terwijl ik intusschen
de gelegenheid had tot waarneming van
den steeds wisselden af- en aanloop der
menschen, die in een landstadje op dat
uur het postkantoor kiezen tot de plaats,
waar zij elkander ontmoeten. Onder die
bedrijvige, schoon niet groote menigte,
werd, waarom zou ik moeilijk kunnen zeg
gen, vooral mijn aandacht getrokken door
een juffrouw van middelbaren leeftijd, die
overigens in haar voorkomen volstrekt
circuleerende munt. Dit wil zeggen, dat,
wanneer de circuleerende munt voor de
helft vermindert, ook de prijs der goederen
op de helft daalt. Al hetgeen de verhou
ding bederft tusschen de hoeveelheid munt
en de hoeveelheid goederen, bederft ook
de algemeene marktprijzen jen meteen de
verhouding tusschen schuldeischers en de
biteuren.
De gouvernementen hebben den invloed
van de munt -wel gekend. Jammer of tot
haar eigen schade'is de groote massa des
volks, industriëelen en winkeliers en
landbouwers incluis, op dit stuk vrij on
wetend gebleven.
Door van de munt misbruik te maken,
hebben de vorsten an vorige eeuwen, in de
middeneeuwen vooral, het volk letterlijk
uitgebuit. Men maakte het volk wijs, dat
de beeltenis der vorsten de waarde der
munt bepaalde en men leidde hieruit pf,
dat de landvorst naar helieven de waarde
van het metaal der gangbare munt ver
anderen mocht, zonder dat zij aan geld
waarde verloor. Alzoo kwam men gewoon
weg tot geldvervalsching. Inzonderheid de
Fransche koningen, Karei ,V1 en Philips de
Schoone hadden daar zoo'n handje van.
Karei VI kwam er in zijn edicten open
lijk voor uit. Beiden hebben de munt
waarde nu en dan verlaagd, hoewel het
metaalgehalte en hoeveelheid dezelfde ble
ven. Zij berooiden, pm hunne berooide
schatkist te vullen, hunne geldschieters,
door deze te dwingen de munt tegen min
dere geldswaarde aan te nemen. Philips
van zijn kant 'trok vaak zulk een edict en
kele dagen na deszelfs uitvaardiging weder
in of vaardigde, leen nieuw edict uit, waarbij
de waarde van de munt werd verhoogd.
Zoo dwong hij iden debiteur te betalen met
verlies. De winst kwam in de vorstelijke
schatkist terecht.
Door de waarde van de circuleerende
munt lager of hooger te stellen, pleegden
de vorsten van dien tijd gewoon diefstal,
met dit verschil, dat Philips met 'teerste
middel zijn schuldeischers met 't tweede
zijn debiteurs plunderde.
niets bijzonders had. En toch, toen ik
haar met twee brieven, een kleine en een
groote, naar buiten zag komen en zij,
bemerkende dat iemand op haar lette, de
brieven haastig verborg onder haar om
slagdoek, dacht ik er onwillekeurig over
na, wat haar kon bewegen om bij den
toevallig op haar geheimzinnig te werk
vreemdelings, zoo geheimzinnig te werk
te gaan. Maar daar de heer Monell bijna
onmiddellijk weer verscheen, had ik wei
nig tijd om mijne gedachte hierbij lang
te bepalen, en de belangrijkheid van het
nu tusschen ons volgende gesprek deed
mij weldra de juffrouw en haar brieven
geheel vergeten. Daar ik nu mijn cliënt
geen gelegenheid wilde laten, om het ge
sprek over zijne aanhangige zaak, die
trouwens van weinig belang was, voort
te zetten, zeide ik, zoodra hij was inge
stegen: 'tls waar ook, ik wist dat ik u
nog iets vragen .wiide, maar 'twas mij
straks ontschoten. Kent gij hier in de stad
soms iemand, die Belden heet?"
„Voor zoover ik weet, woont hier alleen
een weduwe van dien naam".
„Is haar voornaam Amy?"
„Juist, mrs. Amy Belden".
„Dan is 't de vrouw, die ik bedoel", her
nam ik. „Wie- en wat is zij en in hoeverre
zijt gij met haar bekend?"
„Ik kan moeielijk begrijpen", zeide hij,
„hoe gij belang kunt stellen in zulk een
zeer gewoon, zeer ouderwetsch en zeer
goedig wezen als zij; maar daar dat nu
eenmaal toch het. geval schijnt, kan ik er
Michel Chevalier heeft terecht
gezegd: „Wegens de rol, die 't goud
en 't zilver spelen in al de handelsopera-
tiën der menschen, in de transacties der
staten met de individuen, enz. is elke ver
andering der waarde 'van het goud en zil
ver eene gewichtige, diep en breed in
grijpende gebeurtenis, eene soort revo
lutie".
Het is dan pok zeer vreemd, dat juist
onder de leiding yan denzelfden M. Che
valier zich omstreeks 1850 eene vereeni-
ging heeft gevormd (met het doel, zulk
eene verandering in jde waarde van het
goud en zilver teweeg te brengen, of, zoo
als het heette, Seen der twee metalen waar
van de menschheid zich tot dusver als
hulpmiddel bij den (ruilhandel had bediend,
af te schaffen. Deze vereeniging, die den
naam droeg van Monometallisti-
s c h e, slaagde 23 jaren later er in, de
gouvernementen der Europeesche .Staten
voor haar streven 4e winnen, zoodat allen
in 1873 aan .het zilver 't voorrecht ontna
men om in (wettelijke munt te worden
omgezet.
Het gewicht en -'t diep ingrijpende van
dezen nieuwen staat van zaken is aan nie
mand kunnen ontsnappen. Lord Bea-
consfield had in 1872 tot de studenten
van Blascow gezegd: „Wanneer de groote
natiën aldus met Jiet muntstelsel om
springen, zal dit. gevolgen hebben, die de
wereld verbaasd doen staan". En ook M.
Chevalier heeft, vroeger geschreven
„Daar zijn witte en roode druiven, doch
uit beide wordt altijd wijn geperst. Zoo
is er een wit en geel metaal, uit beide
wordt geld of (munt geslagen. Neem een
dier metalen Wegen gij' verhoogt ide waarde
van het andere |en gij haalt ook de prijzen
der goederen ten onderste boven".
Het was zoo duidelijk als de zon, dat het
goud in waarde (Stijgen moest, omdat het
in de circulatie niet meer werd ter zijde
gestaan door het zilver. J. Stuart Mill,
Jevons, Locke, Ricardo, Fr. Walker, zelfs
Lord Overstone, hoewel mono-metallist, en
zoovele andere economisten hebben er niet
niets tegen hebben om u te zeggen, dat
zij de achtenswaardige weduwe is van een
vroeger hier gevestigden meubelmakerdat
zij een klein huis bewoont aan 't einde
van gindsche straat en dat, wanneer gij
een onderkomen mocht zoeken voor een
of anderen havelooze of voor een goede
oppassing en verzorging voor kleine kin
deren, gij bij haar uitstekend terecht kunt.
Wat mijne bekendheid met haar betreft, ik
groet haar als lid onzer kerk, wanneer
ik haar zie en wissel van tijd tot tijd eenige
woorden met haar, maar meer ook niet".
„Een achtenswaardige weduwe, zegt ge,
heeft ze een gezin?"
„Neen, zij leeft geheel alleen van een
klein inkomen, dat toch groot genoeg moet
zijn, om haar te veroorlooven van tijd tot
tijd aalmoezen te geven, eene gewoonte,
waarvoor zij in de stad algemeen bekend
isoverigens besteedt zij haar tijd met het
naaien en breien van óndergoederen óf
dergelijke liefdewerken, waartoe iemand
met geringe middelen, maar een liefde
rijk hart, in een stadje als dit steeds ge
legenheid vindt. Maar waarom, als ik vra
gen mag, wenscht ge dit toch te weten?"
„Zaken, mijn vriend, zaken", was mijn
antwoord. „Juffrouw Belden is eenigszins
betrokken in een geding van zeer wei
nig belang trouwens waarin ik als plei
ter voor een der partijen moet optreden
en ik achtte het, ook met het oog op mijn
beurs, wenschelijk, om vooraf 't een en
ander omtrent haar te weten "te komen.
Ook ben ik met de ontvangen inlichtingen
anders over gedacht.
Alle kapitalistische schuldeischers (wer
den door dien maatregel bevoordeeld, alle
leeningen vervalscht. Men heeft er
dendebiteur, hieronderook ver
sta. an den werkman, mede ge
dwongen, meer terug te betalen
dan hem geleend was en trad de
strikte rechtvaardigheid onder
den voet. Men jeze er den H. Thomas van
Aquine Summa Tbeol. '2d 2al. 9. LX1I, art.
1, maar op na.
De invoering van den enkelvoudigen
(gouden) standaard is wel de geweldigste,
de onrechtvaardigste, de meest revolutio
naire afpersing geweest, .welke de regee
ringen ooit hebben durven begaan, en dit
ten voordeele van kapitalisten en rente
niers. Geheel ons /werelddeel is dienten
gevolge, zooals door /bovengenoemde eco
nomen is voorspeld, jn een voortdurenden
staat van crisis geraakt, waarvan zij, die
arbeiden, de eerste en voornaamste slacht
offers werden.
Trouwens de strikte rechtvaar-
di ghei d, die een pssentieele grondslag
is der maatschappelijke orde, gedoogt niet,
dat de schuldeischer meer equivalent ont
vangt dan hij heeft gegeven. Dit toch ont
neemt aan den eerlijken arbeider alten
waarborg en alle zekerheid van de beloo
ning, waarop h^ aanspraak heeft, en Van
nooit meer te zullen betalen te .hebben dan
bij 'schuldig is.
Het is dan ,ook de moeite waard, .eens
meer in bijzonderheden pa te gaan, wel
ken nadeeligen invloed tdeze verbreking
van het munt-evenwicht heeft gehad op
„den ongelukkigen toestand ;en de onver
diende ellende", waarin yolgonS Leo XIII
zg. (Rerum Novarum) de werkende klassen
verkeeren, alsook welke onrechtvaardige
winsten schuldeischers, renteniers, kapita
listen, dank zij 't mono-metallisme, heb
ben kunnen opstrijken, :ten koste altijd
der andere klassen.
(Wordt vervolgd.)
nog niet voldaan. De zaak is eigenlijk, dat
ik er wel iels voor over zou hebben-, wan
neer ik in de gelegenheid kon gesteld wor
den, om op ongezochte wijze het karakter
dezer vrouw van nabij' te bestudeeren.
Zoudt gij er nu geen kans op zien, mij
toegang te verschaffen tot hare woning,
opdat, het mij mogelijk zij, haar op mijn
gemak een poos in haar doen en laten
gade te slaan? Wanneer ge daarop weg
weet, zult gij mij steeds tot wederdienst
bereid vinden".
Nu, ik denk dat dit wel gaan zal. Zij
heeft vroeger des zomers wel kamers ver
huurd, wanneer er in 't hotel geen plaats
meer was, en zal er waarschijnlijk niets
tegen hebben, om voor een paar dagen
logies te geven aan een mijner vrienden,
die gaarne nabij 't postkantoor wil blij
ven, omdat hij wacht op een zeer belang
rijk telegram over zaken, dat. hem na ont
vangst veel te doen en te denken geeft".
Dit zeggende gaf de heer Monell mij
een trouwelijk knipoogje, weinig vermoe
dende da.t hij den spijker zoo juist op
den kop had geraakt.
„Het zou misschien beter zijn", hernam
ik, wanneer gij haar zegt, dat ik er iets
tegen heb om in een hotel te logeeren
en üar gij toen aan nare woning nebt ge
dacht, als de beste waarin ik gedurende
den korten tijd, dien ik hier moet vertoe
ven, herberging kan vinden".
„En wat zal zij dan wel denken van
mijne gastvrijheid jegens u, wanneer ik
u in de gegeven omstandigheden geen ver-