Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. No. 91 Zaterdag 5 Augustus 1905. Eerste Jaargang. FEUILLETON. BUITENLAND. Verschijnt eiken /RAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND, Drukkers-Uitjevers: OOSTERBAAN LE COINTRE, G O E S. o— WOORDEN EN DADEN. Hereenigd. UIT DE PERS. HE ZEEIIWS® COUP Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 —.05 Advertenflën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Wanneer men de actie der gezamenlijke liberale partijen nagaat, blijkt, hoezeer aan die zijde woorden en daden verschillen. Een der libérale grondbeginselen was van ouds geestelijke vrijheid. Maar de schoolstrijd heeft geleerd, hoe weinig daarvan in de practijk terecht kwam. Voor dien allereersten eisch van geestelijke vrijheid, dat de ouders zelf mo gen uitmaken in welken geest hunne kin deren zullen worden opgevoed, voelde men niets. Zelfs nu nog wordt een wettelijke maatregel, waardoor die eisch voller be vrediging vindt, beschouwd als een wille keurige greep uit de schatkist ten bate van vriendjes. Een ander liberaal grondbeginsel was de handhaving van den „rechtsstaat". Maar toen het er op aankwam, dien rechtsstaat door aanvulling der wetgeving te beveiligen tegen anarchistische woelin gen, waren het de liberale politici die, onder suggestie van soc.-dem. rumoer, al lerlei moeilijkheden opwierpen, en was het de aaneengesloten rechterzijde, die on danks deze afmattende vrijzinnige tegen werking kloekmoedig op de bres stond en de zaak tot een goed einde bracht. Een derde grondbeginsel was de ver draagzaamheid en het weren van kerke lijke geschillen van het terrein der politiek. Maar nog de jongste stembus heeft ge leerd, hoe er ter linkerzijde geen kwaad in wordt gezien, twanneer dit, aan een partij- doel dienstig schijnt, de ééne kerk tegen de andere en de andere tegen de ééne in letterlijken zin op te hitsen en heel het land door het vuur van kerkelijke onver draagzaamheid tot kookhitte aan te blazen. Zelden heeft een partij in de practijk zóózeer haar beste theorieën te grabbel geworpen, als de liberale partij ten onzent. Een Brochure. De beide brochures van professor H o 1- werda: „Wie zijn wij zelf?" een woord tot zijn mede-intellectueelen ook naar aanleiding der onderwijsnovelle en 42) „En toch," hernam ik, met. een laatste poging om vast te houden aan de hoop, die ik zoo lang gekoesterd had, „en toch kunt. gij onmogelijk gelooven, dat Eleonore, met haar edel, bezield gelaat, zulk een vreeso- lijke misdaad zou kunnen bedreven hebben." „Neen," zeide hij, „ik wil u ronduit zeg gen, wat mijne meening is. Ik houd Eleo nore Leavenworth voor geheel onschul dig." „Zoo dat waar is," riep ik uit, dobbe rende tusschen de vreugde, welke ik bij deze erkenning gevoelde, en den twijfel, die, door zijn vroegere toespelingen, in mij oprees, „wat blijft ons dan nog over te doen?" Even kalm als bij 't begin van ons onder houd gaf Gryce onmiddelijk ten antwoord: „Niet anders, dunkt mij, als te bewijzen, dat de veronderstellingen, waarvan gij zijt uitgegaan, geheel onjuist zijn." XXV. Timotheus Cook. Ik bleef den beambte der geheime politie een geruime poos met onverholen verba zing aanstaren. „Ik geloof niet, dat ons dit zoo bijzonder moeilijk zal vallen," zeide hij. En in één „Kunnen wij niet anders wor den?", een woord tot zijn liberale land- genooten, hebben we reeds besproken en uitvoerige uittreksels daarvan gegeven. Op verzoek van verschillende zijden zijn die 2 brochures nu uitgegeven door de firma E. J. Brill te Leiden vereenigd i n één boekje. We behoeven wel niet meer te zeggen, dat wij het vlugschrift gaarne in ieders handen wenschener vallen wijze lessen uit te putten ten opzichte der liberale ver draagzaamheid en vrijheids-theorie. De pi-ijs bedraagt 25 cents en 100 exem plaren kosten slechts f 12.50. Propaganda-vereenigingen enz. kunnen door verspreiding een verdienstelijk werk verrichten. En wanneer, nu het verkiezings-delirium tot bedaren is gekomen, dit boekje in veler handen is gebracht, en men over het be toog kalm heeft nagedacht, zal de tijd niet verre meer zijn, dat de man, die in hooge mate den moed zijner overtuiging bezat, vruchten van zijn. arbeid zal mogen beleven. Een stukje laten wij nog volgen: Welk een merkwaardig verschijnsel, zegt de hoogleeraar, heeft zich bij die verkiezingen van 1905 voorgedaanZon der blikken of blozen spreekt men van een liberale meerderheid van 52 stem men, niet van 45 liberalen en 7 socialis ten. In volle naïeveteit wordt dat feit als van zeif sprekend aangenomen. Zelfs een blad als het „Nieuws van den Dag" spreekt er over als ware het de gewoon ste zaak ter wereld. Nog voor weinige weken werd men woedend over „de zweep van Troelstra". Op den 28 Juni 1905 zijn de socialisten op éénmaal als van zelf lid van de liberale partij ge worden. Of de heeren de benoeming reeds aangenomen hebben? Ik weet het niet. Men kan nu tot Hare Majesteit ko men met deze woorden„wij liberalen, Roell, Borgesius, Treub, Troelstra heb ben in de Tweede Kamer een meerder heid verworven en vertrouwen nu dat Uwe Majesteit ons de vorming van een kabinet zal opdragen; de heer Troelstra bijv., een uitnemend rechtsgeleerde, zou minister van justitie kunnen wordenhet is waar, wij hebben de Eerste Kamer adem voegde hij er bij„Waar is Timo theus Cook?" „Hij wacht beneden," antwoordde ik, „ik heb hem tegeljjk met N. hier meege nomen." „Dat is zeer verstandig; laat hem dan maar dadelijk hier komen." Ik opende de deur en riep hem boven. „Ik dacht wel, dat gij hem zoudt willen ondervragen," zeide ik terugkomende. In het volgende oogenblik traden N. en Cook .achtereenvolgens binnen. „Zoo," zei Gryce, den laatste min of meer direct aanziende, „is dat de voormali ge knecht van den president Stebbins. Komaan, gij ziet er uit alsof gij gewoon zijt de waarheid te spreken." „Dat is zeker mijn gewoonte, meneer; ik weet tenminste niet dat men mij ooit een leugenaar heeft genoemd." „Neen, dat begrijp ik," antwoordde de detectief, op een voor hem zeer gemeen- zamen toon, en voegde er toen in één adem de vraag bij„Wat Was de voornaam van de jonge dame, die gij verleden zomer in het huis uws meesters hebt zien trou wen?" „Dat weet iik waarachtig niet meer, meneer; en ik geloof ook niet dat ik den naam heb hooren noemen." „Maar gij herinnert u toch wel hoe zij er uitzag?" „Zoo goed alsof zij mijn eigen moeder was; de jonge dame niet te na gesproken, zoo gij haar bij geval mocht kennen, me tegen ons, maar zoo gauw er weer ver kiezingen voor de provinciale staten zijn, brengen wij het helsche werktuig maar weer even aan den gang en dan komt dat wel in orde. Het is ook waar, wij hebben toen wij het tegen Kuyper noo- dig hadden, gezegd dat eerste kamers ontbinden revolutionnair is, doch wij hebben nu revolutionnaire elementen ge noeg onder ons om ook eens iets re- volutionnairs te doen, en ten slotte onze groote bladen zullen wel lange hoofd artikels schrijven om te 'betoogen dat als wij zoo iets doen, dit heel iets anders is, dan wanneer Kuyper het doet". Ik twijfel geen oogenblik of onze ge liefde Vorstin zal wel bekwame, beza digde mannen weten te vinden om in dezen moeilijken tijd het schip van staat te sturen. Maar eigenlijk, de liberale lin kerzijde heeft den plicht de regeering op zich te nemen. Ministeries met zulk eene kleine meerderheid zijn er meer geweest. Nog alt ij d dezelfde! De „Van-dag-tot-dag"-schrijver in „Het Handelsblad" heeft weer eens een uitstapje gemaakt naar het buitenland en komt thans zijn lezers mededeelen, dat hij „ver sterkt en met nieuwe werkkracht, bezield" weer aan het werk zal tijgen. Na een week of vier op de helling te zijn geweest, schrijft de heer Boissevain, om hersteld te worden, gaat het gekale faterde, gebreeuwde en geteerde beurtschip weer te water. Deze oud-Hollandsche beeldspraak be- teekent, dat ik weer den arbeid hervat na onder streng dieet gekneed, gemasseerd en in heet water geplompt te zijn. En het voortreffelijke van zulk een behandeling is, dat ze iemand zoo gelukkig mogelijk maakt dat de dus gesloten vacantie voor bij isdat men naar het lieve vader land terug en weer aan het werk mag gaan, versterkt en met nieuwe veerkracht bezield. II faut souffrir pour roster jeune. Altijd hetzelfde heerlijke enthousiasme. Zeer prettig is dan ook de „stemming", waarin de „Van-dag-tot-dag"-schrijver uit de „oplapplaats", het Sanatorium te Ba- den-Baden, is teruggekeerd. Waarvoor wij ons laten repareeren? Maar om zoo lang mogelijk te kunnen leven, lief te hebben, te werken en te ijveren om in het klein kringetje om ons heen eenig goed te doen. neer," voegde hij er haastig bij, mij ter zijde aanziende. „Ik wou maar zeggen, dat zij zoo alle-menschelijk mooi was, dat ik haar gezicht nooit zal vergeten, al word ik ook honderd jaar." Kunt ge haar uiterlijk niet zoo wat be schrijven?" „Dat zal misschien wel gaan, heeren; ze was viij groot en flink van postuur, had prachtige oogen en sneeuwwitte han den en een manier van lachen, die zelfs een gewoon mensch als ik zou doen wen schen, dat hij haar liever maar nooit gezien had." „Zoudt gij haar uit andere dames ken nen?" „Ik zou haar overal herkennen, waar ik haar zag." „Zeer wel; vertel ons nu eens, wat ge weet van het huwelijk." „Dat heeft zich zoowat aldus toegedra gen, heeren: Ik zal ongeveer een jaar bij meneer Stebbins in dienst zijn geweest, toen ik op een morgen, terwijl ik den tuin langs den weg aan 't wieden was, een heer naar ons huis zag komen, die, na eerst een paar keer te hebben rondgekeken, naar het. tuinhek liep en toen binnenging. Hij trok bijzonder mijn aandacht, omdat hij zoo'n net voorkomen had, geheel anders als een der menschen in Fen ook anders als alle heerschappen, die ik tot nu gezien had. „Ik zou er evenwel verder geen acht op hebben geslagen, als 't niet geweest Indien men geen wereldhervormer is, maar meent dat het meeste nu wordt ge- -sticht als ieder in eigen omgeving door voorbeeld en werk zijn best doet, dan wordt men niet ontmoedigd als men ouder wordtmen vraagt nooit„waartoe on waa.vcor?", maar men blijft nederig en eenvoudig werken zoolang het dag is. Waarvoor men het leven verlengt? Maar al was het maar alleen uit nieuwsgierig heid om te weten te komen wat ra dium nog verder kan doenof de vlieg machines zullen verbeterd wordenof de aanstaande totale zonsverduistering ons veel zal leerenof Rusland hervormd en versterkt uit den smeltoven zal komen of Japan eens met Engeland in oor log zal gewikkeld wordenwaartoe al het stoken tegen de Duitschers Engeland eens brengen zalwie de nieuwe mi nisters in Nederland zullen zijn en of dr. Kuyper zijn mémoires zal gaan schrijven. In welke belanghebbende wereld leven wij. Voor wie goed opmerkt geven de kran ten boeiender lectuur dan de meeste ro mans". Het schijnt, dat het beeld van Dr. Kuy per, dat den „Van-dag-tot-dag"schrijver in zijn vaderland voortdurend achtervolgt, hem zelfs niet met rust heeft gelaten ge durende de Badensche kuur, voor welker welslagen een volkomen gemoedskalmte anders zeer wenschelijk is. Nog altijd dezelfde! („Tijd.") OORLOG. In de Regeeringsbode is gisteren op nieuw een oorlogzuchtig telegram van den Tsaar verschenen. De Tsaar spreekt, in antwoord op een adres uit Chabarofka, zijn volle instemming uit mei de aanbeveling die het adres bevat, om den oorlog voort te zetten tot de vijand verpletterd is, en bovenal om niet te denken aan afstand van grondgebied of de betaling van een oorlogs schatting. De herhaalde uiting van een oorlog- zuchtigen geest door den Tsaar en de koortsachtige inspanning te Peterhof, om de binnenlandsche onlusten baas te wor den, dadelijk na de ontmoeting van Bjoer- koe, trekken sterk de aandacht. De Roes verneemt nog dat Witte, zoo dra de Japanners met afstand van grond gebied of betaling van een oorlogsvergoe ding aankomen, de onderhandelingen moet afbreken. was, dat geen vijf minuten daarna een mandewagen, met twee dames er in, was komen aanrijden, en eveneens voor het tuinhek stilhield. Ik zag dat zij wilden uitstappen en liep er dus heen om het paard vast te houden, waarna zij werke lijk uitstegen en in huis gingen," zei Cook. „Hebt ge toen hun gelaat kunnen zien?" „Toen niet, meneer, want ze hadden allebei falies voor." „Goed, ga verder dan." „Niet lang was ik weer aan 'twerk of ik hoorde iemand mij bij den naam roepen, en toen ik opkeek zag ik mijnheer Stebbins aan de deur staan en mij wenken. Ik ging naar hem toe en hij zei: „Tim," zei-die, „ik heb je noodig; ga gauw je han den wasschen en kom dan in de spreek kamer." Dat was de eerste maal in m'n leven, dat me zoo iets gevraagd werd, en ik keek er dan ook Taar van op, maar ik repte mij niettemin! om binnen te komen; doch toen ik de dame zag, die met het nette heerschap midden in de kamer stond, raakte ik zoo in de war, dat ik hals over kop over een stoel tuimelde en niet meer wist, waar ik was of wat er eigen lijk gebeurde, totdat ik meneer Stebbins hoorde zeggen: „man en vrouw", waarop ik een flauw vermoeden kreeg, dat ik ge tuige was van een huwelijk". „Hier haalde Timotheus Cook zijn zak doek voor den dag en wischte zich het voorhoofd, als ware de herinnering hem Slechtere voorteekenen voor ilen vrede zijn moeielijk denkbaar. De Kaiser Wilhelm met Witte aan boord is te Nantucket gesignaleerd. De correspondent van de New-York He rald heeft, door middel van draadlooze telegrafie, van boord van het stoomschip geseind dat Witte bang is, dat de onder handelingen binnen een week zullen af springen, daar de Japansche voorwaarden zoo onduidelijk zijn, dat er geen beraadsla ging over mogelijk is. Witte heeft aan de persmannen in Ame rika verzekerd, dat de Japanners, op grond van hun overwinningen, Rusland nog lang niet. als een te verwaarloozen grootheid mochten beschouwen. Die overwinningen hadden de Japanners, in het oog van de Russen, nog niet tot te vreezen vijanden gemaakt. Trouwens, over hef algemeen on derschat de wereld Rusland's latente macht. Naar Sato's schatting heeft de oorlog Ja pan tot heden dagelijks 2 mil. jen gekost; d. i. in het geheel 500,000,000 dallar. Sato wilde niet zeggen, welke schadevergoeding Japan zou eischen, maar merkte op: Wan neer een land een schadevergoeding eischt, is het gebruik op een veel grooter bedrag te staan dan de som die werkelijk uitge geven is. FRANKRIJK. In het. Vatieaan heerscht algemeen het gevoelen, dat het wetsontwerp van de scheiding tusschen Kerk en Staat, zooals het nu is, bij de practische toepassing op groote moeilijkheden moet stuiten, zoodat de Fransche regeering misschien spoedig verandering zal aanbrengen. Ook de door Pius X benoemde commissie van kardi nalen is van hetzelfde gevoelen. Dikwijls bespreekt men ook de vraag, hoe de Fransche regeering den H. Stoel officieel zal mededeelen, dat zij het Con cordaat als opgeheven beschouwt. Natuur lijk moet zulk een ambtelijke mededeeling eens plaats hebben, want het concordaat is een staatsverdrag, door twee partijen ge sloten. Het geschiedt volgens algemeene gebrui ken op een van de volgende drie middelen. Vooreerst kunnen de staatshoofden zelf, hier dus de president en do Paus, direct schriftelijk elkander iets .ambtelijk mede deelen, onafhankelijk van de kwestie of er diplomatieke betrekkingen tusschen beide landen bestaan. Dit. is nog onlangs ge schiedt toen Pius X, naar aanleiding van den aanslag op Alfons XIII, dezen en pre- zelfs op dit. oogenblik nog te machtig, welke gelegenheid Gryce onmiddellijk te baat nam om te vragen i„Gij zegt. da;t ter twee dames waren; waar was dan toen de andere?" „Die was ook in de kamer, maar om de waarheid te zeggen heb ik weinig op haar gelet, omdat ik die mooie dame zoo verbazend prachtig vond, vooral als ze naar een zeker iemand keek, dat ik mijn oogen niet van haar kon afhouden". „Ik gevoelde mij op eens een snellen schok door 't. lichaam varen, zonder te kun nen uit maken, hoe of waarom mij dit gebeurde. „Kunt ge u de kleur herinneren van het haar of de oogen van de dame?" „Neen, meneer; ik had een flauw besef dat zij niet bepaald donker warenmaar dat is ook alles wat ik weet". „Maar haar gelaat, dat herinnert ge u toch wel?" „Ja, meneer". Hier fluisterde Gryce mij toe de twee schilderijen voor den dag te halen, die ik zou vinden in een der laden van zijn lessenaar, en die ik ieder in- een ander gedeelte van 't vertrek ergens moest neer zetten. „Gij hebt gezegd", hernam Gryce, dat, gij u niet meer weet te herinneren hoe haar naam was. Dat is toch wel een beetje vreemd. Heeft men u dan niet verzocht om de huwelijks-akte te teekenen?" „Jawel, mijnheer; maar ik moet. eerlijk

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1