Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
Oe Crisis in de SI HP.
No. 88.
Zaterdag 29 Juli 1905.
Eerste Jaargang.
FEUILLETON,
Verschiinf eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND,
OOSTERBAAN A LE COINTRE,
Hereenigd.
UIT DE PERS.
HE ZEUWSCHE CiEfflT
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
jtbonnemenfsprljs; per 3 maanden —.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Drukkers-Uif gevers
o 6 O E S. o—
Advertentlën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Qrootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Geruimen tijd reeds hingen er donkere
wolken aan den hemel der S. D. A. P., die
nu een onweer veroorzaakt hebben.
Het begon al met de staking in 1903,
toen Troelstra's optreden geen onverdeelde
instemming mocht ondervinden.
Ook- achtte men de leiding Van het 'hoofd
orgaan „het Volk", veiliger in de handen
van Tak dan van Troelstra, zoodat laatst
genoemde de pen er bij neer moest leggen.
Daarover nu is hij nog steeds diep ver
ontwaardigd, zoo zelfs, dat hij in zijn
laatste schrijven in „het Volk" verklaarde,
dat zoo men dat votum van wantrouwen
tegen hem niet. introk, m. a. w. indien men
hem niet. herbenoemde tot hoofdredacteur
van „het Volk", hij ook zijn Kamerlidmaat
schap, en dus de politieke leiding er aan
zou 'geven en zich terugtrekken uit de
partij.
Waarom zou dat ook niet kunnen?
Melchers, do predikant, het Kamerlid,
legde zich wel toe op 't vreedzaam be
drijf van handel in kunstmest, waarom
zouden Troelstra. de talenten ontbreken
voor het verzekeringsvak
Maar met dit al zou de S. D. A. P. een
gevoelige klap krijgen door het gemis van
Troelstra.
De menner, die de zweep aan den kap
stok zou hangen, zou de laatste klap en
de gevoeligste bij 't scheiden van de markt
geven aan zijn eigen partij.
De theoreticus F. van der Goes, die
door velen in de partij als leider gewild
wordt, geeft. Troelstra ook den raad om
maar heen te gaan; hij schrijft o.a. het
volgend merkwaardigs
„Mr. Troelstra stelt in het laatste van
zijn vier artikelen over „Herstemmingen
en nog wat" aan de Partij een ultimatum,
dat van verstrekkende gevolgen kan zijn.
De discussies over „het Volk" op het
jongste congres beschouwt, hij als een „vo
tum van wantrouwen", treffende niet al
leen zijn vroegere leiding van het orgaan,
maar zijn g a n s c h e werkzaamheid voor
39)
„Spreek er niet van", riep zij uit, een
stap achteruit tredende, „ik kan het niet
langer hooren. Maar blijkbaar bevreesd,
dat haar heftigheid mij minder aangenaam
had aangedaan, ging zij voort:
„Ik zou evenwel niemand weten, aan
wien ik die taak liever zag opgedragen
dan aan u. Wanneer gij er aan helpt,
zal er met liefde en achting gewerkt wor
den maar een vreemdeNeen, ik zou
niet hebben kunnen verdragen, dat een
vreemde er de hand toe leende".
Eleonore stond op 'tpunt om opnieuw
heftig te worden, maar zij herstelde zich
en ging langzaam voort: „Ik wilde u nog
iets vragen... O ja, ik weet 'tal",
en iets nader komende, zag zij mij uitvor-
schend aan. „Ik wenschte gaarne te weten
of alles nu nog juist zoo is als vroeger,
of dezelfde bedienden er nog zijnen
of ook overigens
„Ik heb er een zekere mevrouw Darrell
ontmoet, die Marie schijnt gezelschap te
houden; voor 'toverige weet ik niet anders
of alles is bij 'toude gebleven".
„Spreekt Marie er niet over om de stad
te verlaten?"
„Voor zoover ik weet, niet".
de Partij". Hij „zal dan ook niet nalaten",
zegt hij, „indien zelfs de schijn van dit
votum op hem blijft rusten, aan dat votum
in vollen omvang, voor elk gebied van
werkzaamheid, gevolg te geven". „Berust
de partij in het gebeurde op het congres,
dan maakt zij mij de verdere politieke lei
ding, ook die in de Kamer, onmogelijk".
Zie hier wat ik, zachtst gezegd, meen
te mogen noemen een onbehoorlijk drei
gement waaraan Troelstra zich tegenover
onze organisatie (nog wel een van sociaal
democratische arbeiders!) schuldig maakt.
Hoe! omdat de Partij u voor de eene
taak niet en voor de andere wel geschikt
acht of wat hier eigenlijk het geval is
een ander voor een zekere taak beter dan
u geschikt, daarom durft gij spreken
van het neerleggen van uw overige werk
zaamheid! Het komt dus hierop neer-
dat Troelstra de S. 1). A. 1'. doodeenvoudig
voor deze keus plaatst: of gij benoemt mij
zoo spoedig mogelijk tot hoofdredacteur
van „het Volk" of ik ga uit de Partij
En dat in een artikel dat anderen in grove
termen berispt wegens inbreuk op de dis
cipline en gebrek aan eerbied voor de ge
kozen organen van de Partij I Terwijl voor
iemand die een onbevooroordeelden blik
had op den gang van haar ontwikkeling,
een geheel andere conclusie voor de hand
lag. Of is het niet een gunstig teeken
dat de Partij hare ambten, wat vroeger niet
mogelijk was, over verscheidene personen
verdeelen kan, en behoorde men zich niet
veeleer te verheugen in de omstandigheid
dat zij althans één persoon bezit, aan wien
zij voor het redacteurschap de voorkeur
geeft zelfs boven Troelstra?
Ware hij met dit dreigement onmiddellijk
na of op het Paaschcongres voor den dag
gekomen, het zou in de nog schrijnende
wonde van gekwetste eigenliefde een ver
schooning hebben kunnen vinden. Mij
dunkt dat de indruk n u al zeer ongunstig
moet zijn. Sedert (trouwens reeds geduren
de het congres) is genoegzaam gebleken
dat van een votum van wantrouwen geen
sprake was. Had Tak zich aan zijn eerste
besluit gehouden, Troelstra zou benoemd
„Maar zij zal toch- zeker wel bezoek
ontvangen, ook van anderen als van me
vrouw Darell. Haar vrienden en kennissen
zullen haar ongetwijfeld de eenzaamheid
dragelijker trachten te maken?"
„Ja, enkelen", gaf ik ten antwoord, ter
wijl plotseling een angstige schrik mij op
'thart viel.
„Zoudt gij mij de namen willen noe
men?" vroeg zij op zachlen, maar drin
genden toon.
„O, zeker", antwoordde ik, het gezicht
van haar afwendende. „In de eerste plaats
mevrouw Veeley natuurlijk, dan mevrouw
Gilbert, miss Martin en een een
„Ga verder", fluisterde zij.
„Een heer, met name ('lavering".
„Gij spreekt dien naam met eenige ont
roering uit", zeide zij, nadat ik eenige
oogenblikken in angst op haar antwoord
gewacht had. „Mag ik vragen waarom?"
Ik zag haar met ontroering aan. Haar
gezicht was bleek en bij den gloed van
't haardvuur zag ik er dcnzelfden berus
tenden trek op, dien ik zoo dikwijls had
waargenomen. Onmiddellijk sloeg ik de
oogen weer neer naar den grond.
„Waarom?" hernam ik. „Omdat aan zijn
persoon zekere omstandigheden zijn ver
bonden, die mij voorkomen niet. gewoon
te zijn".
„Hoe dat zoo?" vroeg zij.
„Hij draagt meer dan één naam. Van
daag heet hij Claverina; en nog voor kor-
geworden zyn.
Troelstra heeft zich laten herkiezen voor
de Kamer, heeft min of meer gewichtige
candidaturen aanvaard, heeft in vele di
stricten een werkzaam Aandeel genomen
in de campagne. Is dat de houding van
iemand die zich gedrukt gevoelt door een
votum van wantrouwen? De gehoele partij
heeft gejuicht in zijn hernieuwde en schit
terende overwinning in III. Troelstra is
wel zeer veeleischend als hij behoefte
heeft aan nog meer betuigingen van het
vertrouwen der Partij voor het ambt
waartoe zij hem aanwijst en waarvoor hij
volgens het algemeen gevoelen beter dan
iemand geschikt is. Neen, indien een stem
in zijn binnenste hem aanspoort nog méér
te vragen, dan is het niet zijn geschonden
eer, maar enkel zijn onbevredigde
heerschzucht die spreekt. Zielkundig
is het onmogelijk te doen wat hij sedert
April heeft gedaan, steeds vervolgd door
het besef, dat tyj het vertrouwen kwijt is,
dat hij rondloopt met een gekreukte eer.
Wat hij nu geschreven heeft, bewijst ten
overvloede dat slechts zijn eigenliefde, niet
zijn eigenwaarde gekwetst is.
Troelstra heeft tijd gehad dit alles te
bedenken, hij heeft een belangrijken en
succesvollen partijstrijd helpen voeren, hij
heeft de vreugdekreten van de Partij ge
hoord toen hij zelf zijn toekomend aandeel
kreeg in de zegepraal, en komt nu, onder
een scherpe bedreiging, herstel vragen,
van zijn eer waaraan geen schepsel heeft
geraakt. Wij willen hopen voor de eer
van de Partij, dat, mocht Troelstra hij
zijn eisch volharden, zij hem zal afwijzen
met de meeste beslistheid. Troelstra plaatst
haar door dit ultimatum in een positie
waarin zij met. behoud van haar waardig
heid slechts op één manier kan handelen.
Door tot Troelstra te zeggen: Neen.
Dat bij Troelstra alleen de heerschzucht
spreekt, blijkt uit de plompe wijze waarop
hij thans met zijn dreigement voor den dag
komt. Immerslangs dezen weg is wel
misschien zijn heerschzucht, nooit zijn eer
gevoel te bevredigen. Iemand die in waar
heid enkel herstel van eer beoogt, houdt
ten tijd heette hij
„Ga verder".
„Robbins".
Ik hoorde plooien van haar kleed rit
selend langs den haard schuiven; dat ge
luid klonk als de uiting van onrust, maar
in haar stem lag niets als kalmle, toen
zij vroeg
„Hoe dikwijls heeft die persoon, wiens
naam gij niet met zekerheid schijnt te
weten, mijne nicht reeds bezocht?"
„Eens".
„Wanneer was dat?"
„Gisterenavond".
„Is hij toen lang gebleven?"
„Ongeveer twintig minuten, naar mijne
berekening".
„En zoudt gij denken, dat hij terug
komt?"
„Neen".
„Waarom niet?"
„Omdat hij niet meer in 'tland is".
Er volgde een korte poos van stilte. Ik
voelde, dat hare oogen de mijne zochten,
maar ik betwijfel of ik de kracht zou
hebben gehad haar aan te zien, al had
zij zelfs met een geladen revolver voor
mij gestaan.
„Mijnheer Raymond", zeide zij einde
lijk, met geheel gewijzigden toon in haar
stem, „den laatsten keer dat wij elkander
ontmoet hebben, hebt gij mij gezegd, alle
pogingen te zullen aanwenden, om open
lijk mijn naam van elke smet te zuiveren.
geen dreigement gereed voor het geval dat
men hem zou afwijzen. Afgedwongen eer
herstel kan geen waarde hebben. Troel
stra, daarom, heeft het aan de Partij o n-
m o g e 1 jj k gemaakt hem van het „wan-
trouwens-votuin" ooit te ontslaan. Doch
gesteld dat hij zich thans bezwaard voelde,
welke verlichting zou hij kunnen verwach
ten van een congresbesluit, waarvan
vriend en vijand steeds zou kunnen zeg
gen nu ja, ge hebt uw zin gekregen o m-
d a t de menschen bang waren dat. ge hen
in de steek zoudt laten
En, indien althans de partij levensvat
baar is, en bevoegde leiders uit haar eigen
midden in grooteren getale opstaan, zal
het schrikbewind weldra een eind nemén
met den volledigen ondergang van den
diktator. Moet voor de tweede keer
dit de geschiedenis worden van het socia
lisme in ons land? Wie bedenkt, hoe het
de eerste keer met den leider is afgeloo-
pen, zal het, reeds ter wille van Troelstra,
niet hopen.
Ook voor de Partij is het o. i. te wen-
schen dat zijn ultimatum wordt afgeslagen.
Niet, dat schrijver dezes lichtvaardig denkt
over het verliezen van Troelstra's mede
werking. Dit laatste ware, meen ik, niets
minder dan een ramp voor de S. D. A. P.
Alleen zou het een nog grootere ramp zijn,
meen ik, indien de Partij zich door deze
bedreiging liet bang maken. Beter dat wij
het eenigen tijd moeten stellen zonder de
medewerking van uitmuntende talenten,
dan dat wij deze medewerking zouden
betalen met onze zelfstandigheid tegen
over hunne bezitters. Ook de uitmuntend-
ste talenten moeten in dienst zijn van de
sociaaldemoeratic, niet zij onderworpen
aan hen. Dat een harer leden, wie ook,
tegen een door de Partij genomen besluit
op deze wijze durft te keer gaan; de ge
kozen afgevaardigden waaronder eenige
van de ijverigste en meest gezochte propa
gandisten der Partij op deze wijze hoont;
geeft te kennen welke mate van machts
misbruik reeds thans bij haar mogelijk is.
Laten wij dan bedenken dat toegeven hier
het begin van het einde zou zijn. Niemand
Ik heb dat toen niet begeerd en begeer
het nog niet. Veeleer doe ik u nu de vraag,
of gij mijn ongeluk althans eenigszins wilt
helpen verlichten, door, zoo dit nog niet
is geschied, zulk een wanhopig plan te
laten varen?"
„Gij vraagt mij iets wat onmogelijk ie",
antwoordde ik, „ik kan die poging nimmer
opgeven. Hoe zeer het mij ook smart u
onaangenaam te zijn, zoo moet ik toch
rondweg verklaren, dat ik zoolang ik leef,
alles zal aanwenden om de hoop, u nog
eenmaal in uwe eer te handhaven, verwe
zenlijkt te zien".
Zij strekte de hand met smeekend ge
baar naar mij uit, terwijl ik bij den gloed
van het haardvuur, haar oogen meL diepe
aandoening op mij gevestigd zag. Maar ik
was toch niet van mijn voornemen af
te brengen.
„Ik zou nimmer rustig kunnen sterven",
ging ik voort, „wanneer ik door een oogen-
blik van zwakheid mij voor goed het voor
recht zag ontgaan, om de waarheid aan
't licht te brengen en een edel hart te
ontheffen van onverdienden smaad".
Ik wachtte een oogenblik op haar ant
woord, maar toen ik zag, dat zij bleef zwij
gen, trad ik een schrede nader en her
nam: „Indien ik u misschien in 'teen of
ander van dienst kan zijn, miss Leaven
worth, zeg 'tmij dan, voor wij nu afscheid
nemen; wellicht hebt ge de een of andere
boodschap over te brengen, of is er iets
is op den duur onmisbaar en iedere plaats
wordt weer ingenomen. De beweging zelve
brengt de krachten voort die zij behoeft.
Het. partybelang vordert van ons allen dat
wy ons inspannen om Troelstra te behou
den. Doch wy mogen niet trachten hem te
behouden ten koste van het partybe
lang. En nadeelig voor de party zou zyll
dat zy hare inzichten en Wenschen voor
die van Troelstra opgaf: niet zwichtende
voor de kracht van zijn argumenten, maar
voor het geweld van zijn bedreiging. De
aktie die haar deel begeert in de ontvoog
ding van het proletariaat, mag nooit door
eenige personen, nog minder door een en
kelen persoon, worden gekommandeerd".
Ronduit wordt dus erkend, dat de partij
leider Troelstra zich om het partybelang
weinig bekommert; dat, 'them slechts te
doen is zijn heerschzucht bot te vieren'.
Dit is vooral goed te onthouden voor
hen, die zouden meenen hij de sociaal
democraten de hoogst mogelijke idéé van
vrijheid en gelijkheid, de minste heersch
zucht of dwang aan te treffen.
Hoe zou het. in den toekomstigen heil
staat er naar toegaan, met Troelstra als
directeur I
Dat ware nog strenger heerschappij, dan
het door de socialisten zoo zeer gesmade
„Kuyper-regiem"; een dictatorschap, dat
met ijzeren klauw „het vrije volk" der
socialisten zou drukken en onder hetwelk
de vrijheid in slavernij zou verkeeren!
Onder het opschrift 48 45 7
schreef voor een paar dagen „De Standaard":
Alle organen der rechterzijde spraken uit,
dat dé eisch van het constitutioneele staats
leven met zich bracht dat mr. Goeman
Borgesius voor de crisis verantwoordelijk
zou worden gesteld, en belast moést met
het leveren van eën nieuw Kabinet.
Nu echter laat men hier en daar door
schemeren, dat de heer Borgesius een
Kabinet mag samenstellen, dat uitsluitend
steunen zou op de 45.
Dit nu zou constitutioneel een niet te
vergoelijken ketterij zijn.
Een Kabinet dat optreedt, moét op de
meerderheid in de Tweede Kamér kunnen
anders dat ge gaarne zoudt verricht zien,
en dat ge sléchts eeri vriend Wilt toe
vertrouwen".
„Neen", zeide zij, na eënigö oogenblik
ken te hebben nagedacht; „ik heb u'slechts
een verzoek te döeW, en dat wilt gy niet
toestaan".
„Met de meest onba'atznchtigb bedoelin
gen", pleitte ik:
„Dat denkt gij", hernam zij, droevig het
hoofd schuddende, „ik zou u echter nu
wel om een kleine gunst willen ver
zoeken".
„En die is?"
„Dat, zoodra er het eeft of a'ndbr uit
mocht lekken; zoodra Hanna gevonden is
ofof mijne tegenwoordigheid géWënscht,
wordt, gij mij daarvan dan niet oilkuiidig
zult laten, maar het mij onmiddellijk' zült
doen Weten".
„Dat beloof ik u!'.
„En nu moet ik u een goeden nacht
wenschen; mevrouw Veeley kan elk oögèn-
blik hier komen, en ik vermoed dat gij
liever niet op dat uur hier door haar
gezien Wordt".
„Neen", zeide ik, „ik ga".
(Wordt vervolgd.)