Kafholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
No. 83.
Dinsdag 18 Juli 1905.
Eersie Jaargang.
Verschijnt eiken mAANOAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
OOSTERBAAN LE COINTRE,
G O E S.
Vereenigingsleven.
FEUILLETON,
Hereenigd.
HE ZEEUWSCHE COUP
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
JlbonnementspriJs: per 3 maanden
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)
-.95
-.05
Drukkers-Uitgevers:
jlduertenfiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Over dit onderwerp hield gistermiddag
in 't Slot Oostende alhier pater C o e 1 e s-
tines een belangwekkende redevoering
voor de vereeniging „St. Willibrordus",
van het R. K. Spoor en Tramwegpersoneel.
IDoor den heer Stokman van -Krabben-
dijke werden namens den president allen
welkom geheeten, inzonderheid pater Coe-
lestinus, de trouwe verdediger van de be-
I langen des werkmans.
Deze welsprekende redenaar begon
onzen tijd van vooruitgang te schetsen,
den vooruitgang, van welke ieder overtuigd
is door een blik te werpen in de wereld.
Stellen we ons de eenvoudige reismetho
den van vroeger voor, daartegen de uit
vindingen op 't gebied van stoomwezen,
electriciteit, enz. dan zien we een grooten
vooruitgang. Toch bij dien vooruitgang is
niet alles rozengeur en zonneschijn. Dit
zag ook in onze roemrijke Paus Leo XIII
z. g., ook hij had wel een kijkje op de
zaak en ontdekte aan den hemel der maat
schappij ook duistere plekken, donkere
wolken. In zijn Encyclieken zegt hij dat
onze maatschappij tamelijk is verkankerd,
dat. er groote misstanden zijn binnenge
slopen. Een groot deel van ons volk zucht
onder een zwaar juk. Maar Z. H. bleef
niet bij het aanwijzen der misstanden al
leen, ook wees hij het geneesmiddel aan
om aan de kranke maatschappij de gezond
heid terug te schenken door zijn woord
„Mannen, vereenigt u!"
Waaruit zijn de misstanden in onze
samenleving voortgekomen? Ze zijn ont
slaan uit het liberale beginsel. We
J weten, dat de alleenstaande mensch niets
vermag, vae soli! Het liberale beginsel
I echter verkondigt het stelselieder
voor zich, stelt dus den mensch alleen,
zonder verbinding met zijn evenmcnsch.
De stelregel „ieder voor zich" verloochent
het christelijk beginsel, dat zegt „i e d e r
voor allen". De Zaligmaker sprak:
„Hieraan zal de wereld weten, dat gij
mijne leerlingen zijt, zoo gij liefde hebt
voor elkander". Maar niet slechts moeten
34)
„Getroffen
„Ja; gij zegt dat hij een Engelschman
is, en de heer Leavenworth koesterde een
feilen haat tegen al wat Engelsch was. Het
was een der begrippen, die hem bijzon
der eigen waren. Niet dan in de hoogste
noodzakelijkheid liet hij zich aan een
Engelschman voorstellen".
Op mijn beurt zag ik hem nadenkend aan.
„Gij weet", vervolgde de secretaris, „dat
de heer Leavenworth iemand was, die
zijne vooroordeelen doordreef tot het. uiter
ste. Zijn haat tegen de Engelschen was
zoo hevig, dat die bijna ontaardde in ma
nie. Wanneer hij geweten had, dat de
bewuste brief van een Engelschman kwam,
betwijfel ik, of hij hem wel zou gelezen
hebben. Hij placht te zeggen, dat hij zijn
dochter liever dood aan zijne voeten zou
zien liggen, dan haar uit te huwelijken
aan een Engelschman".
Ik wendde mij snel ter zijde, ten einde
den geweldigen indruk te verbergen, die
deze mededeeling bij mij te weeg bracht.
»Gij denkt wellicht, dat ik overdrijf, her
nam hij, maar vraag het den heer Veely,
en p zult mijne woorden volkomen be
vestigd zien".
„«een", zeide ik, ik heb geen enkele
we voor elkander bidden, ook buiten de
kerk moeten we de christelijke liefde; hul
digen.
Een vraag in de catechismus luidtWblk
is het teeken van een Christenmensch
Dit is 't teeken van het H. Kruis. Warflteer
men nu iemand ziet, die een groot Kruis
slaat, moet men niet denken, dat hij daar
om .alleen een goed Christen is. Niet
alleen het Kruis is het teeken van een
goed Christen, maar voor de vraag, of
iemand een goed Christen is èn in zijn
hart èn in zijn daden hebben we een an
deren maatstaf: „Hieraan zal de wereld
weten, dat gij mijne leerlingen zijt, zoo
gij liefde hebt voor elkander".
Wanneer een mensch geen notitie neemt
van zijn evenmensch, hoe kan 'tdan an
ders dan dat vele menschen te zwak zijn
om alleen vooruit te komen, dat zij ver
vallen tot een ellendigen toestand als waar
in wij de slaven zien in de eerste tijden
van het christendom. Het niet beoefenen
der christelijke naastenliefde is de diepste
grond der ellendige toestanden. De Paus
nu heeft gezegd: „vereenigt ui", zoekt
hulp bij uwen evenbroeder. Maar al had
de Paus dit niet geschreven, zoo moet
het toch duidelijk zijn, dat kracht ligt in
vereeniging. Meer dan een eeuw is voorbij
gegaan sinds de gilden werden wegge
maaid en juist toen die bestonden, bloeide
de welvaart. In die honderd jaar is de
maatschappij gezonken. Het is onbillijk
vandaag een bond te wenschen en mor
gen lotsverbetering.
Zie het zaad van den landman, dat
tijd noodig heeft om te ontkiemen, te
bloeien en vrucht te dragen; zoo ook moe
ten eerst de bonden wortel schieten en tot
vollen wasdom komen. Alle begin is moeie-
Iijk. En al zou 'took zoolang duren, dat
wij 'tzelf niet meer beleven mochten, na
ons komen nog menschen, die hunne wel
vaart dan aan ons zullen hebben te dan
ken. Wanneer ge denkt recht te hebben
op lotsverbetering, vereenigt u dan, zoekt
kracht bij' uw evenmensch voorbeelden
zijn er, dat een bond spoedig vruchten
afwerpt.
reden om aan uw beweren te twijfelen".
„Hij had ongetwijfeld een ons onbekende
reden, waarom hij van de Engelschen zulk
een afkeer had, ging de secretaris voort.
„In zijn jeugd bracht hij geruimen tijd door
te Liverpool en had daar ruimschoots ge
legenheid hunne zeden en gewoonten te
bestudeeren".
Na dit gezegd te hebben, maakte de
secretaris opnieuw eene beweging om zich
te verwijderen. Ik hield hem echter op
mijne beurt terug.
„Houd het mij ten goede, mijnheer Har
well", zeide ik, maar gij hebt den heer
Leavenworlh geruimen tijd van nabij kun
nen gadeslaan. Zoudt ge denken, dat in
dien een zijner nichten het veria;ngon had
te kennen gegeven om haar hand te schen
ken aan een Engelschman, zijn haat tegen
do Britten sterk genoeg zou zijn geweest
om haar het aangaan van een huwelijk
uitdrukkelijk te verbieden?"
„Ik denk ten stelligste van ja".
Uitgaande van de veronderstelling, dat
Clavering mij den morgen van zijn bezoek
een min of meer nauwkeurig verhaal had
gedaan van zijn wedervaren met Eleonore
Leavenworth, dacht ik na, welke feiten ik
zou moeten vaststellen, om deze veronder
stelling aannemelijk te maken, en ik kwam
tot de slotsom, dat deze feilen zich bepaal
den tot de volgende:
I. Dat Henry Clavering omstreeks den
aangeduiden tijd, namelijk jongstleden Juli,
zich niet slechts in Amerika had bevonden,
Lid zijn van een vereeniging alleen is
niet genoeg; in die vereeniging moeten
we ook werken. Men meent soms, dat
samenwerking alleen bestaat in het zich
vereenigen in een bond. Niet aldus. Dat is
een samenzijn, geen samenwerken.
We moeten geen vereeniginkje gaan spe
len, geen kinderspel, maar mannenwerk
verrichten.
Waarin bestaat het werk? Hierin, dat
alle leden trachten op do hoogte te blijven
van den stand van zaken, die hun aangaat,
dat ze hunne gezamenlijke belangen be
spreken, hun grieven gezamenlijk bloot
leggen, dat trouw de vergaderingen worden
bijgewoond, dat men niet te veel de con
tributie beknihbele, zoodat een degelijke
weerstandskas worde gevormd. Zoo ont
staat een krachtige bond; dan slechls kan
men iets goeds uitwerken.
Men zegt wel, dat godsdienst met het
vereenigingsleven niets te maken heeft.
Dit is onwaar. De sociale kwestie komt
wel grootendeels neer op 't stoffelijke, geld
moet ge hebben, of ge zoudt capucijn
moeten worden „De Ka,th. soc. Actie,
zei Mgr. van de Ven, komt in de eerste
plaats neer op stoffelijke verbetering"; dit
echter is hog niet het voornaamste.
Op den weg van den vooruitgang stoppen
we als eerste halte aan het station, waai
de rijksdaalders liggen, daarachter echter
ligt. het godsdienstige. Maar om tot verhef
fing van het godsdienstige te komen, moet
eerst het maatschappelijk peil worden ver
hoogd.
Wij willen geld in de zakken van den
werkman, waardoor zijn'zedelijke en gods
dienstige verheffing zal volgen.
Nu rijst de moeielijkheidheeft de gods
dienst zelf er iets mee uit te staan, hoe
de werkman aan 't geld komt?
Kunnen wij doen wat we willen om tot
stoffelijke verbeteringen te geraken?
Neen. Er staat geschreven: „Gij zult
niet sftelen, niet doodslaan, geen valsche
getuigenis geven" allemaal verkeerde
middelen om mogelijk geld te kunnen ver
krijgen. Wij kunnen dus niet doen wat we
willen om aan geld te komen. De gods
maar ook eenigen tijd vertoefd had in eeno
badplaats in den staat New-York.
II. Dat deze badplaats dezelfde was,
waar Eleonore Leavenworth zich om
streeks dienzeltden tijd had opgehouden.
III. Dat zij, gedurende hun beider ver
blijf aldaar, elkaar meermalen ontmoet en
min of meer omgang met elkaar gehad
hadden.
IV. Dat zij heiden die stad verlaten
hadden en lang genoeg afwezig waren ge
weest, om op eene andere plaats, onge
veer twintig mijlen vandaar gelegen, in
den echt te worden verbonden.
V. Dat een geestelijke, die sinds
was overleden, toen ergens gewoond
had in den omtrek van hetzelfde aantal
mijlen, gerekend van de badplaats.
Vervolgens vroeg ik mij af, hoe ik om
trent deze feiten tot zekerheid zou komen.
Van Clavering's verleden wist, ik nog te
weinig dan dat mij dit van eenigen dienst
kon zijn; ik liet dat dus voor het oogenblik
rusten, en volgde den draad van Eleono-
re's geschiedenis, lot op den tijd dat zij,
volgens heigeen mij gezegd was, te R
eene aanzienlijke badplaats in den staat
New-York, hail vertoefd. Maar indien zij
daar werkelijk geweest was en mijne
veronderstelling was juist, dan moest hij
er eveneens zijn geweest. Mijn eerste werk
was dus, mij hiervan te overtuigen. Ik nam
het besluit, om den volgenden dag naar
R te reizen.
Het kwam mij toch wenseholijk voor.
dienst en zedenleer zijn daar om ons te
dien opzichte de richting aan te wijzen.
In het „mensch, onderhoud de
rechtvaardigheid en de liefde"
ligt de grondslag onzer sociale actie.
Godsdienst en zedenleer zeggen ons, wat
wij laten moeten om aan geld te komen,
en daarom heeft de godsdienst wel dege
lijk te maken met de sociale quaestie.
Blijft de vraag, als godsdienst en zeden
leer wel iets te maken hebben met het
vereenigingsleven, hoe moeten wij de bon
den dan praktisch inrichten? Op canonie-
ken grondslag. Onze kerk zal 'tons zeggen
en getuigen, hoe wij rechtvaardigheid en
liefde moeten verstaan, ook in ons burger
lijk samenleven.
De bonden hebben een geestelijken ad
viseur noodig, omdat, al hebben die geen
vakkennis, zij de goede richting moeten
aanwijzen, wanneer men misschien een
middel tot lotsverbetering zou bezigen, in
strijd met de rechtvaardigheid en liefde.
Nog hoort men de vraag stellen: zou
'tniet beter zijn, dat allen, Katholieken,
Protestanten, Joden, in een enkelen bond
zich vereenigden?
Neen; ook ds. Tal ma zeide: mij dunkt
beter, dal Katholieken en Katholieken, pro
testanten en protestanten zich vereenigen
in afzonderlijke bonden en da.t dan die
twee van bond tot bond samenwerken tot
één doel.
Waar menschen van één godsdienst sa
men zijn vereenigd, zijn zij als met ijzer
aan elkaar gesmeed. Die twee bonden, de
Katholieke en de protestantsche behoeven
niet en mogen niet vijandig tegenover el
kaar staan, integendeel. De Katholieken
moeten ook, zooveel 'tin hun vermogen
is werken om stoffelijke verbeteringen aan
te brengen ook voor andersdenkenden.
Ten slotte vroeg, daar er behalve de
leden der vereeniging van Spoor- en tram
wegpersoneel, nog vele belangstellenden
-tegenwoordig waren, de eloquente spreker
hun aller steun. Die hulp en steun is de
uiting van ons christelijk beginsel van
liefde. Ook zij die in de onmogelijkheid
verkeeren finantieel te kunnen steunen,
alvorens de uitvoering van eene zoo ge
wichtige onderneming over te gaan, den
korten tijd, die mij restte, te besteden met
het verzamelen van alle gegevens en fei
ten, die mij ook maar eenigszins tot den
goeden uitslag zouden kunnen dienen. Tot
dit doel begaf ik mij in de eerste plaats
naar de woning van Gryce.
Ik vond hem liggende op een ouderwet-
sche sofa, in de schaarsch gemeubelde
kamer, die ik hierboven beschreven heb,
lijdende aan een hevigen aanval van rheu-
matiek; zijn handen waren in verschillen
de doeken gewikkeld, terwijl om zijn bee-
nen een oude roode sjaal was gewonden,
die al heel wat jaren achter den rug scheen
te hebben. Hij groette mij met een lichten
hoofdknik, die tegelijk gold voor groet en
verontschuldiging, en na met een paar
woorden gesproken te hebben over den
onaangenamen toestand, waarin hij zich
bevond, begon hij dadelijk over het onder
werp, dat ons beiden zoo na aan 'thart
lag, door mij op sarcastischen toon te
vragen, ot ik erg verwonderd was, toen
ik bij mijn komst in het hotel Hoffman
den vogel gevlogen vond.
„Ik was ten hoogste verbaasd", gaf ik
ten antwoord, „dat. gij hem op zulk een
tijdstip hebt laten ontkomen. Uit de wijze,
waarop gij bij mij hebt aangedrongen, om
met hem kennis te maken, heb ik opge
maakt, dat gij hem hieldt voor iemand, die
in het pas ingetreden drama een voorname
rol zou spelen".
kunnen ook helpen id oor een goed iwoord jbij
anderen.
Hetzij we arm zijn eindigde pater
Coelestinus of rijk, ieder onzer moet
zijn uiterste best doen het zijne bij te
dragen tot oplossing der sociale quaesiie.
En de vereeniging „St. Willibrordus"
wenschte hij vruchtharen bloei toe.
De heer Stokman bracht een woord
van welverdienden dank aan pater Coele
stinus, welken dank zijn vereeniging wil
toonen door niet onder de roode vlag, maar
onder de Kruisbanier op te trekken. De
daden der vereeniging zullen overeenkom
stig sprekers woord zijn.
Na den steun der aanwezigen te hebben
ingeroepen, hoopt hij, dat, wanneer pator
Coelestinus nogmaals voor de vereeniging
mocht optreden, hij haar zal bevinden geen
teere kasplant, maar een boom in vollen
bloei.
Neutraliteit.
Een zekere S. beweert in 'n socialistisch
blad, dat wij zouden gezegd hebben, dat
„Ons Huis", een socialistenboeltje is, om
welke reden ons het meer en meer gebrui
kelijke epitheton „Christelijke lasteraar"
wordt toegevoegd. Die betiteling is evenals
van Houtens cacao zeer voordeelig in 't ge
bruik, maar 'tgaat er mee als met dat
voedingsartikelbij te overvloedig gebruik
eet men zich een indigestie, waarbij èn
de qualificatie èn het consumptie-artikel
den gebruikers slecht bekomen.
Wij hebben niet gezegd, dat „Ons
Huis" „een social is tenboal tje" zou zijn.
Dan toch zouden wij in de leden van
dat „Huis" allemaal socialisten hebben
moeten zien; immers, woorden als boeltje
en zoodje veronderstellen een samenstel
van gelijksoortige elementen; 'tzijn ver
zamelwoorden, bedoelende uit te drukken
eene soortgelijkheid van meerdere perso
nen of dingen.
Daar nu schrijvers zegsman, die ons
van zeer nabij bekend is, lid is van
„Ons Huis", doch tevens zich niet bij de
roode garde rekent, zouden wij van incon
sequentie te beschuldigen zijn geweest, zoo
En waardoor zijt gij van die gedachte
teruggebracht? Door de omstandigheid, dat
ik hem vrij liet vertrekken? Dat is nog
geen bewijs. Men verschiet zijn kruit niet
voor het noodig is. Maar laten wij dit voor
het oogenblik rusten. Gij hebl van Clave
ring vóór hij vertrok dus niets te weten
kunnen komen?"
„Dat is een vraag", gaf ik na eenig
nadenken ten antwoord, die ik u moeielijk
volledig kan beantwoorden. Door de om
standigheden gedwongen, als dit. anders
ongetwijfeld het geval zou zijn geweest,
maar wat ik kan zeggen, wil ik u mede-
deelen. Ge moet weten, da,t, volgens mijne
meening, Clavering zich geheel heeft, bloot
gegeven in een onderhoud, dat ik dezen
morgen met hem had op mijn bureau. Hij
heeft zich echter geuit op zoo zonderlinge
wijze, dat het mij noodig voorkomt eerst
eenig nader onderzoek te doen, voor ik
u geheel in het vertrouwen kan nemen.
Hij heeft mij mogelijk in zoover op het
spoor gebracht, dat ik
„Wacht, een oogenblik", viel Gryce mij
in de rede, heeft hij dat willens en wetens
gedaan Deed hij het met opzet en met, een
zekere bedoeling of onwillekeurig en ge
heel ter goeder trouw".
Gryce bleef geruimen tijd in gedachten
verzonken.
„Het is zeer jammer", zeide hij einde
lijk, dat gij u niet nader kunt verklaren.
Ik vind het werkelijk minder gewenscht dat
gij nader onderzoek gaat doen, gelijk gij