8
ider'tMvee
idti
singen,
Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
No. 82.
Zaterdag 15 Juli 1905.
Eerste Jaargang.
Delft 19.
to or.
van vruchten
INDEWIJN,
VER, Goes.
Verschijnt eiken /MANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND,
Drukkers-Uitgevers:
OOSTERBAAK LE COINTRE,
G O E S. o—
Brieven van een Oud-Journalist.
FEUILLETON.
Herecnigd.
UIT DE PERS.
BUITENLAND,
BINNENLAND.
toedekenskcrke.
Imeldinge.
pvenpolder.
I Willielminadorp.
hingen.
Irouwepolder.
Rilland.
Hand.
grULI gevestigd
teer OCHTMAN.
en zeer matige rente,
lerzekeringen tegen
lessehen rabat.
Far eene lezing van dhr
l'ee;ir!s, te Kruiningen,
[REIiE.
|L. W. S. te Goes.
franco p. p. 13 cent.
LE CoiNTEE, GoeS.
12.43
5.21
6.63
2.33
6 32
7.50
11.34
2.40
5.31
12.50
354
6.-
1.32
4.37
6.44
2 23
5.39
7.40
1.10
3.46
6.34
2.07
4.43
7.32
1.10
3.46
6.18
2 37
5.15
7.59
3.16
653
8.38
4.00
7.50
9.14
4.10
8.-
4.20
8.10
9.28
4.29
8.19
4.42
8.3 i
4.49
8.39
4.59
8.49
9.51
5. 4
8.54
5.15
9.03
5.24
910
10.8
5.32
9.22
5.40
5.48
9.35
5.56
9.44
10.28
0. 4
9.53
10.39
l-SCHELDE.
Spoortijd. Dagel.
m. 3,23 en 6,10c)
3,50 en 6,40.
i5a) en 4,45.
23 en 6,10c)f)
minuten na het
:enskerke n. Neuzen
len en Neuzen ten
minuten wachten.
3reskens, Borsselen
met 14 September.
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f —.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Adverlentlënvan 1—6 regels/— .60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
XVIII.
Ik heb in langen tijd niet van mij laten
hooren, waarde Redacteur.
Ik dacht zoo, dat de verkiezingstrijd te
veel de aandacht, en belangstelling uwer
lezers in beslag nam, dan dat er iets
van zou kunnen overblijven voor onder
werpen, die daarmede niet in onmiddellijk
verband staan.
De afgeloopen verkiezingstrijd was te
geweldig, te rumoerig, te veel stof-, ook
vuil stof opjagend. De minder edele en
de onedele hartstochten drongen daarbij
te veel op den voorgrond, dan dat bij
'tgros der menschen het oordeel helder
blijven en 't nuchter verstand aan het
woord komen kon.
Gij zult ook begrijpen, mijn waarde, dat
ik, hoezeer ook 't behoud eener Christelijke
regeeringsmeerderheid en eene Christe
lijke regeering wenschende, op mijn ouden
dag aan verkiezingspoli tiek, zelfs al schrij
vende, bezwaarlijk een werkzaam aandeel
nemen kon. Niet iedereen geniet het voor
recht een jong hart in een oud lichaam
om te dragendaargelaten nog, dat ik phv-
sisch noch psychisch ben aangelegd, om
de groote trom te roeren, welker geluid
in de verloopen verkiezingsdagen alleen
te hooren was onder al het gedruisch en
geruisch, geweld en rumoer.
Ik moet bekennen, dat de uitslag niet
heeft beantwoord aan de goede verwach
ting, welk ik maanden te voren, in uw
blad heb geuit. Eene verwachting evenwel
die, zooals u bij bezoek ten mijnent wel
gebleken is, slingerde tusschen hoop en
vrees.
Eene vrees, waarbij ik mij heb bedwon
gen, om niet uit te schreeuwenpas
trop de zêle en dat de reactie te ge
weldiger wezen kan, naarmate de actie
breeder en krachtiger is.
Ik begreep, dat mijne stem die eens
roepende in de woestijn zou geweest zijn,
hadde zij al niet uit hand mijner broe
deren in actieven dienst een vracht slagen
33)
Ik schudde ontkennend het hoofd. Het
was mij niet mogelijk dit als onwaar
schijnlijk aan te nemen.
„Welke reden had ik om te vermoeden,
dat die brief van eenig gewicht kon zijn?
Ik kende niemand, die Henry Ritchie
Clavering heette".
„En toch schijnt gij er toen eenig ge
wicht aan gehecht te hebben", zeide ik,
„want ik heb opgemerkt dat gij hebt ge
talmd met uw antwoord".
„Dat is waar, maar dat dralen was niet
van zoo emstigen aard, als het nu zou
zijn, wanneer de vraag mij opnieuw werd
voorgelegd".
Op deze woorden volgde een geruime
poos stille, gedurende, welke ik herhaalde
malen nadenkend het yertrek op en neer
liep.
„Het is alles zeer wonderlijk", zeide ik,
tevergeefs trachtende door een lach de
bijgeloovige vrees te verdrijven, die on
danks mij zelf mij nog steeds bij bleef.
„Gij hebt gelijk", antwoordde hij, toe
stemmend het hoofd buigend. „Ik ben zelf
in het gewone leven een practisch man en
erken ten volle de vluchtigheid eener be
schuldiging, gegrond op den droom van
een armen secretaris, die hard moest wer-
doen neerdalen op mijn grijze hoofd.
Ik ben geen vriend van napleiten en
laat dus gaarne de doodon hunne dooden
begraven. Edoch, dankbaar het vele goede
erkennende, door het demissionair Kabi
net op wetgevend en administratief gebied
tot stand gebracht, hoop ik dat de lessen,
welke de geschiedenis van de verloopen
vierjarige parlementaire periode bevat,
voor de verschillende anti-liberale partijen
niet zullen verloren gaan, maar benut wor
den, wanneer het. haar gelukt, de geleden
verliezen te herstellen en wederom regee
ringsmeerderheid te worden.
Wat nu? is de vraag van den dag.
Een Kabinet uit vrijzinnig-democraten
en unie-liberalen, antwoorden sommige
bladen van die richtingen.
Een gematigd liberaal ministerie, bewe
ren de organen der oud-liberaleneen ge
matigd liberaal ministerie, waarin enkele
portefeuilles aan leden der anti-liberale
coalitie kunnen worden opgedragen; met
name aan Loeff en Idenburg, wier minis-
terieel-departementaal beleid bij de be
strijding van het Kabinet-Kuyper vrijwel
buiten schot is gebleven.
Neen, zoo luidt de uitspraak der anti
liberale pers. De anti-liberale partijen moe
ten solidair zich onthouden van medewer
king aan de vorming van een gemengd Ka
binet. De anti-ministerieele partijen hebben
door allerlei combinatiën en machination
haar doel de aftreding van het ministe-
rie-Kuyper bereikt. Zij zijn verantwoor
delijk voor den toestand, die er uit gevolgd
is, en moeten nu maar zien, dien te bered
deren. Wat er ook van komen moge, wij,
anti-liberale partijen, hebben er niets bij
te verliezen, wel te winnen.
Het heeft zoo den schijn, alsof deze
anti-liberale pers er op gespitst is, heel
wat schadenfreude te kunnen genie
ten, in de stellige verwachting, dat de
boel onder het bewind onzer tegenstanders
in de war loopen, de fracties der anti-
ministerieele coalitie daarbij met de han
den in het haar zullen komen te zitten
en de misleide kiezers met uitgestrekte
ken voor zijn dagelijksch brood; en dat
is ook de reden, waarom ik er in 't geheel
niet van had willen spreken. Droomen
kunnen voor de justitie niet de minste
waarde hebben. En toch mijnheer Ray
mond", hier legde de secretaris de
lange magere hand met zooveel nadruk
op mijn schouder, dat mij als het ware
een electrische schok door de leden voer
„zoo ooit de moordenaar van den heer
Leavenworth tot bekentenis zal worden
gebracht van zijne misdaad, dan let
op mijne woorden zal het blijken dat
hij de man is, dien ik gezien heb in mijn
droom".
Ik haalde diep adem. Voor een oogenblik
deelde ik zijn gevoelen, en een gemengde
gewaarwoording van smart en verlichting
ging mij door 't gemoed, toen ik dacht
aan de mogelijkheid, dat Eleonore slechts
bevrijd zou worden van de op haar rus
tende verdenking, om nog dieper smart
te gevoelen en gewikkeld te worden in een
nieuw web van pijnlijk wee.
„Nu gaat hij nog vrij langs de straten",
ging de secretaris voort, al sprak hij tegen
zich zeiven, „ja, hij durft zelfs den drem
pel overschrijden van de woning, die hij
veranderd heeft in een huis der smarte;
maar rechtvaardigheid is rechtvaardigheid,
en vroeg of iaat zal door 'teen of ander
blijken, dat zoo wonderlijk een voorspel
ling als ik aanschouwd heb, niet zonder
beteekenis was; dat de stem die „True-
man! Trueman!" riep, iets meer was dan
armen tot. ons terugkeeren.
Hei daar! waarschuwde en vermaande
„De Tijd": in de minderheid behooren wij
in 's Lands Parlement altijd harer Majesteit
trouwe onderdanen te blijven en loyale
oppositie te zijn, de voorstellen der regee
ring te beoordeelen naar hunne innerlijke
waarde en niet te toetsen aan het partij
belang, want boven het partijbelang staat
het vaderland het ideaal.
Ik zou, van hetzelfde standpunt uit, met
het oog op het ideaal, een stapje verder
willen gaan.
Een z. g. Cabinet d'affaires is, dunkt
mij, eisch van den toestand. Ik zie niet in,
waarom zulk Kabinet niet veel goeds zou
tot stand kunnen brengen in de nieuwe
parlementaire periode, waarom het zelfs
de sociale hervormingen, die in wetsont
werpen gereed liggen, in overleg met Ka
mers, niet wettelijk zou kunnen vaststel
len. Dit hangt m. i. slechts van het samen
stel van het Kabinet af.
En 't moge misschien ouderwetseh
zijn ik heb voor het Koninklijk opper
gezag, dat de hoofden van ministerieele
departementen aanstelt en ontslaat naar
welgevallen (art. 77 der Grondwet) nog
zooveel eerbied, dat ik niet begrijp, waar
anders dan bij zijn geweten een anti-libe
raal zou te raden gaan, wanneer het Hoofd
van den Staat hem opriep, eene porte
feuille te aanvaarden of een Cabinet
d'affaires te vormen, daargelaten nog, dat
het partijbelang hier moet onderdoen voor
het vaderland het ideaal.
Het komt mij voor, dat men bij eene
vraag als deze ook in de weegschaal leg
gen moet, niet enkel het goede dat een
anti-liberaal Staatsman in zulk een uiter
aard gemengd ministerie doen, maar ook
hoeveel kwaad hij daarin voorkomen
kan.
(Gaarne verleenen wij plaats aan het
artikel van onzen geachten briefschrijver,
al is zijne zienswijze, zooals men na den
uitslag |in ons blad heeft kunnen lezen,
niet geheel de onze. Red.)
de uiting van een verhit brein; dat. het
de gerechtigheid zelve was, die mij den
schuldige .aanwees.
Ik zag hem inet opmerkzaamheid aan.
Was 'them wellicht bekend, dat de justi
tie de gangen van dienzeifden Clavering
reeds naging? Naar zijn uiterlijk te oor-
deelen, was dit niet het geval, maar ik
wenschte daaromtrent meer zekerheid te
hebben.
„Gij spreekt met wonder-sterke over
tuiging", zeide ik, maar naar alle waar
schijnlijkheid zult gij in uwe verwachting
toch teleurgesteld worden. Zoover ons be
kend is, is Clavering een achtenswaar
dig man".
„Het is niet mijne bedoeling hem ver
dacht te maken", hernam hij, als uit een
diepe mijmering ontwakende, ik wensch
zijn naam in dit 'geval niet meer te hoemen.
Ik ben geen dwaas, mijnheer Raymond.
Ik heb u dit alles alleen verteld, om
mijn gedrag van gisteren-avond zooveel
mogelijk te rechtvaardigen, en terwijl ik
hoop, dat gij hetgeen ik u mededeelde ge
heim zult houden, koester ik tevens het
vertrouwen, dat gij overtuigd zult zijn,
dat ik onder de gegeven omstandigheden
niet anders kon handelen".
Dit zeggende, stak hij de hand naar mij
uit, opdat ik die zou vatten.
„Die overtuiging heb ik", gaf ik Harwell
ten antwoord, terwijl ik de mij aange
boden hand drukte. En aangespoord door
een plotseling verlangen, om de waarheid
Veiligheid.
In 't begin dezer week werd door de
rechtbank te 's Gravenhage vonnis gewe
zen in zake den opzienbaren moord in
de Scheveningsche boschjes.
Een jonge man had, zonder aanleiding,
louter uit zucht iemand te dooden, een
dame vermoord.
Dat iemand, die zonder beweegreden
zoo'n daad volvoert abnormaal is, kan
moeielijk worden ontkend.
De eisch was dan ook ontslag van
rechtsvervolging en plaatsing in een krank
zinnigengesticht voor den tijd van hoog
stens één jaar.
De eere onzer magistratuur staat geluk
kig zeer hoog en de ideeën van een Lom-
broso, die van elke gevangenis een zieken
huis wil maken, vinden hij haar geen in
gang; maar de vraag is in dit geval ge
wettigd: hoe staat het met de openbare
veiligheid der niet-ontaarden, die tegenover
de bescherming van een gedegenereerde,
toch ook rechten hebben, indien een erfe
lijk belaste moordenaar in de rechtzaal
verklaart, (volgens verslag der „N. R. Ct.")
dat hij het vreeselijke van zijn daad niet
inzag en niet kon verzekeren in 't vervolg
niet nogmaals hetzelfde te doen, wanneer
men zoo iemand, die dus ook later zeer
goed kan handelen onder impulsie eener
dwangvoorstelling, slechts hoogstens
één jaar uit de samenleving verwijdert
Ons dunkt, dat die veiligheid voor de ge
wone menschen dan niet zoo erg groot is.
De verdediger van beklaagde ging zelfs
nog verder, en beweerde, dat de rechter
zonder te vragen naar de gevolgen, alleen
heeft uit te maken of een beklaagde al
of niet toerekenbaar is.
Dan zou het er nog slechter met de
openbare veiligheid gaan uitzien.
Deze zou gediend zijn, zoo een ontoe
rekenbaar persoon volgens de wet voor
langen tijd uit de samenleving kon worden
verwijderd.
De Kroon.
In een artikel wordt door den heer Van
dier droomgesehiedenis bevestigd te zien,
vroeg ik hem verder, of hij op eenigc
wijze kon aantoonen, dat hij het nachtge
zicht had aanschouwd op den aangegeven
tijd, namelijk vóór en niet na den moord.
„Neen", zeide hij, „ik ben voor mij zei
ven zeker, dat ik den droom zag den
avond, voorafgaande aan den nacht waar
in de heer Leavenworth vennoord werd,
maar bewijzen kan ik het niet".
„Hebt gij er des morgens niemand over
gesproken
„O, neen, ik zou daartoe niet in staat
zijn geweest".
Het nachtgezicht moet toch een diepen
indruk op u gemaakt hebben; de herinne
ring daaraan moet u gehinderd hebben
bij het werk
„Niets maakt mij ongeschikt tot wer
ken", zeide hij bitter.
„Ik geloof, dat dit zoo is", hernam ik,
mij zijn ijver herinnerende gedurende de
laatste dagen. „Maar 't zal aan u loch wel
te zien zijn geweest, dat gij een önrustigen
nacht had doorgebracht? Herinnert ge u
misschien ook, dat een der huisgenooten
u de opmerking maakte, dat gij er afge
mat uitzaagt?"
,,'tZou kunnen zijn, dat de heer Lea
venworth dit gedaan had", zeide hij som
ber", „geen ander zou aan mijn uiterlijk
zooveel aandacht hebben gewijd".
„Ik zal van avond niet bij u 'komen,
mijnheer Harwell", hernam ik nu, „en ik
weet ook niet of ik gedurende de eerste
Houten nog aan minister K u v p e r
verweten, dat hij Kuvper de Kroon
vernederde tot een „werktuig van partij
politiek" en haar een onwaardige rol liet
spelen in de Overijselsche quaestie en bij
benoemingen.
Aan moed ontbreekt hel den heer V a n
Houten werkelijk niet.
Hij, die de kroon degradeerde tot een
„ornament", durft thans een ander ten
laste leggen, dat hij haar „vernederde".
Een beschuldiging, welke ten overvloede
allen grond mist.
Mr. Van Houten opkomende voor de
hoogheid der Kroon!
't ts verregaand van brutaliteit, zóó de
rollen te durven omkeeren. (Ctr.)
OORLOG.
De Beriijnsche correspondent, van de
Kolnische Zeitung zegt, naar aanleiding
der benoeming van Witte, in de plaats
van Moerawjof, tot, Rusland's eersten ver
vertegenwoordiger bij de vredesonderhan
delingen te Washington. Deze benoeming
heeft blijkbaar vooral deze beteekenis, dat
men Rusland nu niet verdenken kan, het
bij de vredesonderhandelingen niet ernslig
te meenen. De houding die, gelijk algemeen
bekend is, Witte ten aanzien van de oor-
logskwestie aanneemt, maakt het ondenk
baar, dat hij zulk een benoeming zou aan
nemen, indien hij niet overtuigd was, de
onderhandelingen tot een praktisch resul
taat te kunnen brengen.
RUSLAND.
In Zuid-Rusland blijft het er maar aller
treurigst uitzien. Te Tiflis welke stad
en welk geheele district in staat van beleg
is verklaard beginnen de bommen meer
en meer gerekend te worden tot de huis
houdelijke of de dagelijksche verbruiks-
artikelenDezer dagen werd er o. a.
een werkman gearresteerd, die in het bezit
was van 52 bommen, en een jong meisje,
hetwelk er drie onder hare berusting had;
75 bommen werden ontdekt ten huize van
een arsenaalbeambte, en een onbekende,
die ook al bommen bij zich droeg, werd
gevangen genomen aan het station.
„De Tijd" deelt mede, dat aan wie zich
verbinden wil de politieke teekeningen van
haar Zondagsblad voor zijn winkelruiten
ten toon te hangen, gratis die teekenin-
dagen daartoe wel gelegenheid zal heb
ben. Om persoonlijke redenen komt het
mij wenschelijk voor, vooreerst de tegen
woordigheid van miss Leavenworth te ver
mijden, en gij zult dan het werk waaraan
wij bezig zijn, moeten voltooien zonder
mijne hulp, tenzij het u mogelijk is er
mee hier te komen."
„Ik heb daar niets tegen".
„Dan verwacht ik u morgen-avond".
„Zeer goed", antwoordde hij, en wilde
afscheid nemen, toen een plotseling op
komende gedachte hem scheen terug te
houden. „Daar wij over dat ontwerp niet
meer zullen spreken, en ik een licht te
begrijpen belang stel in den man, wiens
gelaat en gestalte mij zoowel hekend zijn,
hoewel hij mij overigens volkomen vreemd
is, zult gij er hoop ik, niets tegen hebben,
om mij mede te deelen wat u omtrent hem
bekend is? Gij gelooft dat hij een achtens
waardig man is; kent gij hem dan van
meer nabij, mijnheer Raymond?"
„Ik ken alleen zijn naam en zijn woon
plaats".
„En die is?"
„Londen, hij is een Engelschman".
„Ah, zoozeide hij nadenkend, met
een zonderlingen nadruk op die woorden.
„Hoe zegt ge dat zoo?"
„Ik deed dien uitroep, omdat ik ge
troffen ben", zeide hij met klem, nadat
hij mij eenige oogenblikken strak had aan
gekeken.
(Wordt vervolgd.!