Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
81 Donderdag 13 Juli 1905. Eerste Jaargang.
FEUILLETON.
Verschijnt eiken /RAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Drukkers-Uitgevers
OOSTERBAAN LE COINTRE,
Hereenigd.
UIT DE PERS.
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs: per 3 maanden
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)
-.95
—.05
o GOES, t1
jtdverfenfiënvan 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Orootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Een polificus.
Een artikeltje in de „Goesche Courant"
van eergisteren droeg het veelbelovend op
schrift: Er is veel te doen.
Hè, dachten we, bij al de hulpeloosheid,
de miserie en het geharrewar der vrijzin
nigen, omtrent de vraag, wat ze nu eigen
lijk met de stembus-overwinning moeten
doen, zal, nu geen enkel liberaal orgaan
'tnog gedaan heeft, eindelijk de „Goesche
Courant" uitkomst geven. I
We hoopten, dat het blad met profe-
tischen staatsmansblik ons zou vertellen,
wat een vrijzinnig ministerie te doen zou
slaan.
Immers, de Rechterzijde heeft zich uit
gesproken, dat, in de gegeven omstandig
heden, trots alle liefelijke pogingen van
vrijzinnige zijde aangewend om haar te
overreden mecle te werken aan de tot
standkoming van een „gemengd" Kabinet,
zij wijselijk de eer van regeeren overlaat
aan de overwinnaars.
Niets meer dan natuurlijk.
Maar na 'tlezen van: Er is veel te
doen, kwamen we deerlijk bedrogen uit.
De schrijver L. deelt ons mede„h e t
nieuwe Kabinet zal zich heb
ben bezig te houden met het
behartigen van de vele alge-
mee ne belangen, die op behar
tiging wach ten".
Bravo! nu weten wij het.
Neen, pardon, over één van al die
belangen, zal hij „een enkele op
merking" maken 1
En dan krijgen we een relaas te hooren
overonze landsverdediging.
„Dat is een heele mooie zaak,
En geeft het menschdom veel vermaak".
Dat vinden wij ook.
Maar wij meenen toch tevens, dat door
een optredend liberaal ministerie een
menigte meer gewichtige en urgente vraag
stukken zijn op te lossen, wanneer we
nazien het concentratie-program der vrij
zinnigen, op het welk dan toch de zege
bevochten moet zijn.
Zoo o. a. al de sociale hervormingen,
de handelspolitiek, de regeling der belas-
32)
Verschrikt rees ik overeind en op
ziende ontwaarde ik de gestalte eener
vrouw. Haar gelaat was mij on
bekend," ging hij plechtig voort,
„maar ik zou u iedere lijn er
van kunnen beschrijven, zooals zij het over
mij hield heen gebogen, mij in de oogen
starende met een uitdrukking van steeds
klimmenden angst, waarin een bede lag
opgesloten, om hulp, ofschoon haar lippen
zich niet verroerden en slechts de we3r-
klank van dien kreet mij in het oor bleef
galmen."
„Geef mij een beschrijving van het ge
laat," vroeg ik, hem bij dat punt bepi-
lende.
„Het was een fraai rond vrouwenge-
gezicht; liefelijk en zacht van uitdrukking
maar een beetje bleek van kleur; niet
juist schoon, maar innemnd door een
kinderlijken, vertrouwen wekkenden trek,
die er iets bijzonder aangenaams aan gaf.
Het haar, dat neerhing over het lage 'breede
voorhoofd, was bruin van kleur; de oogen,
■die zeer wijd van elkaar stonden, waren
grijs; de mond was bijzonder fijn gevormd
en er was 'n kuiltje in de kin, maar niet in
de wangen. Over 'tgeheel was 'teen gelaat
wangen. Over 'tgeheel was 'teen gelaat
tingen en het befaamde blanco-artikel.
De zaak is echter deze, dat zelfs bij
de liberalen vrijwel bekend is de onmoge
lijkheid om van hunne zijde bij de tegen
woordige verhouding der partijen, ingrij
pende wetsvoorstellen ter tafel te brengen.
Waarlijk, dit diende de schrijver in de
„Goesche Courant" te weten; het motto
boven zijn artikel zou dan geluid hebben:
„Er valt bitter'weinig te doen!"
V Consequent?
„Het Volk" v.an Dinsdag jl. maakt mel
ding van een circulaire door de kiesver-
eeniging „de Grondwet" te Amsterdam
verspreid, waarin o. a. de wenschelijkheid
werd 'betoogd van de verkiezing der can-
didaten bij1 eerste stemming, wijl bij de
herstemming op 20 Juli honderden kiezers
„b uiten" zouden zijn.
En dan voegt het blad er op zijn immer
ontevredenheid-wekkenden toon bij„de
gemeenteraadsverkiezingen vallen eigenlijk
op een verkeerden tijd, want dan is „het
intellect" op reis of op zijn villa's".
Dat sarcasme is bij het blad begrijpelijk.
Minder te bevatten wordt het echter,
waar wij in hetzelfde nummer van het
zelfde blad vermeld zien, dat de opname
van een door S a n n e s ingezonden stuk
is vertraagd... doordat Van Kol's ant
woord uitbleef, ter oorzake dat deze „v a n
huis" was I
„Het Volk" schijnt, wanneer 'tpartijge-
nooten betreft, verschil te maken tussehen
„buiten zijn" en „van huis zijn".
De socialistische kapitalist Van Kol
woont toch ook op ,,'n villa" en soms
maanden is hij op reis en „van huis!"
Men zal zich herinneren, dat mr. San-
nes, de redacteur van het soc. weekblad
voor Zeeland op hot jongste socialisten
congres door Troelstra betiteld werd
als een „steigerend jong veulen
tje".
Nu komt V.an Kol hem nog den raad
geven „zijn viooltje wat lager te stemmen
en er niet meer zulke valsche tonen
dat door hem, die 'teens had aanschouwd,
niet licht vergeten zou worden".
„Ga verder", zeide ik.
„Zoodra ik die smeekende oogen op mij
gericht zag, vloog ik verschrikt op, en
oogenblikkelijk was niet slechts het
gelaat, maar de geheele ver
schijning verdwenen, terwijl ik opeens
weer, gelijk dat soms in droomen gebeuren
kan, een zeker geluid beneden in de gang
hoorde, en dadelijk daarop de slanke ge
stalte van een welgebouwd man de bi
bliotheek zag binnensluipen. Ik herinner
mij nog duidelijk dat mij op dat gezicht een
schok door de leden voer, half van angst
en half van nieuwsgierigheid, hoewel ik
vooruit wist wat hij zou gaan doen.
Vreemd genoeg scheen ik thans van per
soonlijkheid te veranderen en niet lan
ger een toeschouwer te zijn van zijn be
wegingen, maar mr. Leavenworih zelf, ge
zeten jaan de 'schrijftafel, bewust van 't hem
naderende -lot, maar onmachtig tot spre
ken of om zich te verroeren.
„Hoewel ik met den rug naar den man
zat toegekeerd, kon ik voelen, hoe hij al
sluipend nader trad en de kamer binnen
ging naast die, waarin ik mij bevond, hoe
hij vervolgens bleef staan voor de wasch-
tafel, waarin de revolver lag, de lade be
proefde te openen, maar die gesloten vond;
hoe hij den sleutel omdraaide, de revolver
voor den dag haalde, het wapen met ge
oefende hand betastte en eindelijk weer
voortging. Ik voelde iederen voelst.ap, dien
,aan te ontlokken".
Sannes behoeft den raad van Van Kol
in deze zaak niet op te volgen: dilmaal
heeft hij gelijk.
Van Kol had, niettegenstaande het be
kende besluit, om bij de herstemmingen
alleen te steunen de vrijzinnigen die voor
de alg. kiesrecht-urgentie waren, te En
schede gezegd, dat hij uit bijna alle di
stricten bericht had ontvangen, dat de
socialisten de liberalen zouden steunen.
Hierover is Sannes zeer ontsticht.
Van Kol had behooren te spreken in
den zin van het congres-besluit, nu maken
Van Kol's woorden den indruk van „ware
stemmenvangst".
We zijn 't volkomen op dit punt met
Sannes eens: 'twas eenvoudig stemmen
vangst tegen Kuyper, trots alle leuter-
praatjes van T ak, die in „het Volk" bezig
is zich aardig te compromitteeren door
zijn pogingen om goed te praten, dat hij
en 't partijbestuur n. b. zich eenvoudig
niet aan 't congres-besluit hebben gehou
den, en die met een exegetisch goochel-
toertje door de mazen van 't congres-
besluit heen springt.
We zijn het eens met Sannes, den zonde
bok, al was 't alleen maar omdat, indien
zijn opvatting en dus 't congres-besluit in
zijn echte beteekenis ware uitgevoerd, ons
christelijk ministerie voor de natie was
behouden.
Prijsgegeven grootspraak.
Men herinnert zich, dat mr. Troelslra
nu en dan in de Kamer zeide, dat het
„Kuyper-bewind" juist goed voor zijn partij
was, want dat de sociaal-democratie op
die wijs het best groeide.
Van ministerieele zijde is daar dan wel
tegen aangevoerdwaarom beweegt gij dan
hemel en aarde om van dat bewind verlost
te worden.
Evenwel was dit meer een losse ironi
sche opmerking dan een ernstige weer
legging. Want bijna niemand neemt zulke
gezegden va.n mr. Troelstra au sérieux.
Men weet nu eenmaal, dat het tot de soc.-
dem. propaganda-middelen behoort, te be
weren dat de partij altijd en ten gevolge
hij- deed, alsof zijne voeten in werkelijk
heid mij op 'thart traden, en ik herinner
mij, hoe ik op de tafel voor mij bleef
staren, als verwachtte ik die ieder oogen
blik gekleurd te zien met mijn eigen blood.
Nog zie ik, hoe de letters, die ik had neei'i
geschreven, mij voor de oogen dansten,
den vorm aannemende van personen en
zaken, die ik reeds lang vergeten waande,
en waardoor ik in mijn laatste oogenblik-
ken gemarteld werd door angstig berouw,
wilde wanhoop en allerlei onbeschrijfelijke
folteringen. Intusschen stond mij steeds
het gelaat uit mijn eersten droom, bleek,
liefelijk en smeekende als ik 't gezien had,
voor oogen, en voelde ik don onhoorbaren
voetstap al nader en nader komen, totdat
ik mij bewust werd hoe .alleen de nauwe
doorgang mij scheidde van mijn inoorde-
naiaj- en de dood, en ik het knarsen van zijn
tanden duidelijk hoorde, terwijl hij zich
schrap zette tot de volvoering zijner vree-
selijke daad. Geen woorden kunnen be
schrijven, wat ik toen ondervond", ging
de secretaris voort, terwijl zijn gelaat door
angst vertrokken werd.
„In één oogenblik voelde ik al de mar
telingen der hel in mijn brein en in mijn
gemoed, terwijl ik in de volgende seconde
v.an verre op dit alles scheen neer te
zien, en ontwaarde, hoe een zich van
vertwijfeling wringende figuur neerzag op
zijn bloedig werk. Ik keek nauwlettend
naar het gelaat van den man, dien ik zoo
zag staan, en dat gelaat was mij onbekend
van alles groeit, en steeds omtrent alle
feiten en toestanden te zeggenons komt
't slechts ten goede.
Wie een weinig op de hoogte is, wordt
daar geen dupe meer van.
Intusschen zijn er altijd menschen, op
staatkundig terrein minder ontwikkeld, aan
wie zulke grootspraak besteed is.
Zoo b.v. dr. Bronsveld. Verscheidene
malen heeft hij die woorden van mr. Troel
stra in zijn Kroniek geciteerd, om dan
aan zijn lezers voor te houden: „ziet ge
nu wel d.at het Ministerie-Kuyper geen
bolwerk tegen de sociaal-democratie is;
integendeel, het gaat die partij juist naai
den zin; de heer Troelstra zegt het zelf".
Laat de Kroniekschrijver thans eens „het
Volk" lezen.
In dat blad is door enkele inzenders
opgekomen tegen het volledig loslaten van
het congresbesluit bij de jongste herstem
mingen. Het congresbesluit luidde: alleen
besliste algemeen-kiesrechtmannen bij de
herstemming steunen. De praktijk werd:
met alle man in het vuur voor eiken
liberalen candidaat.
De meeste inzenders verdedigen die
praktijk, met 'toog op de houding van
het Ministerie in 1903.
Ook de redactie verdedigde die praktijk,
en schrijft daarbij o. a. deze merkwaardige
woorden
Onthouding zou, als zij door onze kie
zers algemeen ware gevolgd, beteekend
hebben een voortzetting gedurende vier
jaren van het regime Kuyper-Talma met
een meerderheid v,an 56 a 64 stemmen.
En daarvoor zou de sociaal-democratie te
genover de Nederlandsche arbeiders ver
antwoordelijk hebben gestaan. Het zou
een zware slag voor de part ij
zij n geweest, waarvan de gevol
gen zich jaren lang zouden heb
ben doen gevoelen. (Wij spatieeren.)
Voortzetting van het bewind zou voor
de sociaal-democratie een „zware slag"
zijn geweest waarvan de gevolgen zich
jaren lang zouden hebben doen gevoelen.
Het eindigen van het bewind is voor do
sociaal-democratie winst.
Zoo blijkt de onoprechtheid van mr.
Troelstra's grootspraak.
En zoo blijkt de oppervlakkigheid en
politieke onrijpheid van dr. Bronsveld.
(Ned.)
Prof. Fabius schrijft in de a.-r. „De
Rotterdammer", dat ook na den uitslag
der herstemmingen v.an de anti-revolutio
nairen zeker mag worden verwacht, dat
zij zullen medewerken om de moeie-
maar het was zoo schoon, zoo edel en
eenig in vorm en uitdrukking, dat ik even
licht mij zou kunnen vergissen in 't wezen
van mijn eigen vader als in dat--van den
man, dien ik zag in mijn droom".
„En d.at gelaat?" zeide ik met een stem,
die ik nauwelijks als de mijne herkende.
„Was dat van den persoon, dien wij
gisterenavond zagen heengaan van miss
Leavenworih en zich door de vestibule
naar de voordeur begeven".
XXI. Een vooroordeel.
Gedurende eenige oogenblikken zat ik
zwijgend neer, ten prooi aan bijgeloovigen
angst en spanning, maar weldra verkreeg
mijn aangeboren ongeloovigheid de over
hand en vroeg ik
„Gij zegt, d,a.t dit alles plaats had in
den avond, die den moord van den heer
Leavenworth voorafging?"
„J,a, ter waarschuwing", zeide hij, toe
stemmend het hoofd buigende.
„Gij schijnt 't echter toen niet als zoo
danig beschouwd te hebben?"
„Neen, ik heb dikwijls zulke vreese-
lijke droomen; ik zag daarom in dezen
droom niets bovennatuurlijks, voordat ik
den volgenden dag het lijk van den heer
Leavenworth voor mij had".
„Het verwondert mij dan niet, dat gij
u bij het verhoor eenigszins wonderlijk
hebt gedragen, mij dunkt dat was na
tuurlijk".
lijkheden, die de liberalen door hun on
verantwoordelijk doen over het land heb
ben gebracht te verminderen. Maar dan
vervolgt hij
Intusschen moet de oplossing gezond
zijn.
Voor het verzekeren b.v. van den steun
der rechterzijde met hare 48 leden, aan
een Kabinet uit de groep-Roëll, die 11,
zegge: elf, leden in de Tweede Kamer
telt, en dit door het opnemen van enkele
Ministers uit de groepen der rechterzijde,
is toch waarlijk geen redelijke grond.
Ook kunnen de anti-revolutionairen zich
onmogelijk kortweg met die groep der vrij
zinnigen verbinden, en dan nog wel onder
de vlag dezer elf.
Meent men op die zijde, dat men op
vele punten met de voorstellen der Regee
ring kan medegaan dan ware het toch
wel zoo redelijk, dat men eenvoudig te
kennen gaf, dat er voor het aftreden van
het Kabinet op het oogenblik geen
voldoende reden is.
En ditzelfde geldt voor de combinatie
van Unie-liberalen en vrijzinnig-demo
craten.
In elk geval is moeielijk eenig Mini
sterie denkbaar, dat niet steun zou moeten
vinden ook buiten den kring, waaruit het
voortgekomen is.
En dan heeft het thans bestaande Mini
sterie de grootste kans op het ontvangen
van den meest onmisbaren steun.
Elke verandering van Ministerie
zal op afspraken moeten rusten, die hij
den verwarden toestand van het oogenblik
bezwaarlijk soliden grondslag kunnen heb
ben; wellicht spoedig door de fêitelijke
verhoudingen stuk gewrongen worden, of
eene normale ontwikkeling van de verhou
dingen zullen "belemmeren.
Intusschen zou de positie der rechter
zijde ,als oppositie van 48 leden tegenover
een waarschijnlijk zwak Kabinet der lin
kerzijde veel gemakkelijker zijn, dan als
steun voor een Kabinet, dat zelfs niet
alleen door hare hulp overeind kan blijven.
En natuurlijk wierd ook de toestand van
het Kabinet, als het bleef, niet weinig
verzwaard.
Zelfs ware de vraag, of het Ministerie in
staat zou wezen de open plaatsen, die in
zijn midden mochten ontstaan, op vol
doende wijze aan te vullen.
Maar, indien de vrijzinnigen
tot de erkentenis mochten ko
men dat voorloopig bestendiging
van het ministerie het meest rationeel is,
dan ware ook van antirevolu
tionaire zijde mede te werken
„Ach, mijnheer", zeide hij met een droe
ven glimlach, „niemand weet, hoeveel het
mij gekost heeft om niet meer te zeggen,
dan ik bepaald wist en kon verantwoor
den, om niet te spreken van dezen droom,
van den moord en van de wijze, waarop
die gepleegd werd".
„Gij gelooft dus", zeide ik, „dat gij in
uw droom zoowel de uitvoering als het
feit van den moord aanschouwd hebt?"
„Ja
„Dan is het jammer, dat uw droomge
zicht niet een weinig verder ging, en u
ook niet deed zien hoe hij ontsnapte uit,
benevens hoe hij in een huis kwam, 't welk
zoo goed gesloten w,as als dat, waarin hij
de misdaad pleegde".
Ik zag dat het gelaat van den secre
taris sterk kleurde.
„Dat zou zeer gewenscht. zijn geweest",
zeide hij, „zoowel als wanneer mij op die
wijze bericht was, waar Hanna zich be
vond en w.aarom een vreemdeling, en nog
wel een gentleman, kon overgaan tot het
bedrijven van zulk een misdaad".
Ik merkte dat hij in verwarring geraakte,
en besloot op dit aanbeeld te blijven slaan.
„Waarom spreekt gij van een vreemde
ling?" zeide ik, „zijt gij dan zoo goed
bekend met .allen, die de familie gewoon
lijk bezochten, om uit te maken, wie haar
al dan niet vreemd zijn?"
„Ik ken al de vrienden en bekenden
der familie zeer goed, mijnheer Raymond
en Henry Clavering is een van hen,