wfabriek.
lotheekbank voor
Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
oes.
irland.
ope Glaswinkel.
Eerste Jaargang,
FEUILLETON.
Pbotograaf.
>o. 63.
Dinsdag 30 Mei 1905.
r e e r e n.
roes.
tuften.
Buigen, etc.
{en hebben.
"ts Regensburg
Goes,
Bierbrouwerij „De Gans'.
Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND,
Voor Vriezenveen.
Hereenigd.
Ijn geachte clientèle
li mijn atelier werk-
I; voorkomen.
Irg worden afgewerkt
lij in vertrouwen bij
uitzoek is,
onberispelijke
Inditiënl
'aalvorm.
te ARNHEM,
cht 1896,
|rstrekt GELDEN op
nder vooruitbetaling van
a 41/3% naar omstan-
een deel der winst wordt
ben te bekomen bij haar
Es, den Heer J. STOK-
r, aldaar.
'hebbers van
IE ARTIKELEN j
pkend, dat wij weer
i e u w e sorteering
lerviezen,
Schoteltjes,
^bladen,
andere
Artikelen 1
angstraaf D 5 en 6.
|nsdag van 12—4 uur te
te ontbieden voor alle
KUNSTTANDEN enz., bij
leider, St. Jacobstraat,
Cohlen Syndicaat.
baaltje van 50 Kilo,
,i 50
f 6.-
3.25
l„ 1.40
- Vleeschmeel,
dbouwkalk.
[.EN.
WE ZÏEUHSCHE COURfWT
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs; per 3 maanden
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)
—95
—05
Drukkers-Uitgevers:
OOSTERBAAN fit LE COINTRE,
G O E S.
Adtferfentlën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cüché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
Zooals wij uitvoerig hebben medege
deeld, is onlangs het dorp Vriezenveen
door een ontzettende ramp getroffen; een
vreesclijke brand legde op 16 Mei 2 2 8
huizen, bewoond door 280 gezinnen,
in asch.
Velen waren laag, sommigen niet verze
kerd, terwijl zeer veel verloren is gegaan.
Ook de R.-Katholieke Kerk is in vlam
men opgegaan. Door die ramp zijn onge
veer 14 00 personen van dak beroofd.
De hoegrootheid van het geldelijk na
doel te overzien, is vooralsnog niet mo
gelijk, maar voor ondersteuning zal zeer
veel noodig zijn.
Een verzoek is nu tot ons gekomen om
door middel van ons blad te willen mede
werken aan de leniging van den nood;
een verzoek, waaraan wij gaarne voldoen.
Wij durven een beroep te doen op den
liefdadigheidszin onzer lezers, om door een
klein offertje het zwaar geteisterde Vrie
zenveen eenigszins te helpen.
Gaarne zal de administratie der
„Nieuwe Zeeuwsche Courant" bijdragen in
ontvangst nemen.
Eventueele giften zullen in ons blad
worden verantwoord en opgezonden wor
den aan de Commissie te Vriezenveen.
Is de Twentsche Weefindustrie ontstaan
en jroot geworden door den
vr Ij handel?
Aan een door de „Tariefvereeniging"
te 'sGravenhage ons met verzoek tot op
name toegezonden artikel, dat bovenstaand
opschrift draagt, ontleenen wij het vol
gende
Wanneer men den voorstanders van
den Eenzijdigen vrijen invoer de vraag
stelt welke bewijzen zij ten onzent kunnen
leveren voor de voortreffelijkheid hunner
leer, dan wijzen zij op den grooten uit
voer der koek- en gecondenseerde melk-
fabricage, op de belangrijke inrichtingen
waarin ten onzent groenten in blik en
andere conserven worden gemaakt, op den
bloei onzer bierbrouwerijen, op onzen
enormen export van gedistilleerd.
15)
Bij zulk een hartroerende smart scheen
'tmij plicht te spreken.
„Maar beste miss Leavenworth," zeide
ik bemoedigend, „er is toch waarlijk geen
reden om u zoo geheel aan de wanhoop
over te geven. Uw nicht zal ongetwijfeld
naar rede willen luisteren; zij zal ophel
dering willen geven omtrent haar gedrag
en
Doch Mary scheen voor mijn troostre
denen niet meer vatbaar, en van den stoel
oprijzende stond zij opnieuw voor mij als
het beeld der ontwakende wanhoop.
„Een ander zou in mijn plaats reeds
lang het verstand hebben verloren," sprak
zij snel fluisterend, „zij zou krankzinnig
ivorden. zeg ik u; 'ja krankzinnig."
Ik sloeg haar met kTmmendë aandacht
gade. Ik geloofde dat ik nu begreep wat
zij bedoelde. Zij begon in te zien dat zij
tot verdenking van hare nicht den eersten
stoot had gegeven en daardoor het on
weer, dat boven haar hoofd dreigde los
te barsten zelve verwekt had. Ik trachtte
haar tot bedaren te brengen, maar het
mocht mij niet gelukken; zij was geheel
in smartelijke gepeinzen verdiept en
Ook vestigen zij de aandacht op de
fabrieken van weefgoederen, van meubel
papier, van flesschen, van porselein, van
kaarsen, van glaswerk en van hord-
papier
Het publiek, dat gewoonlijk weinig van
handelspolitiek weet en, voorzoover het
er wel eens iets van gelezen heeft, groo-
tendeels eenzijdig is voorgelicht, is aan
stonds geneigd die voorbeelden, die bewij
zen, als geldig te erkennen:
le. omdat zij aangevoerd worden door
mannen van gezag en positie;
2e. omdat dat publiek niet weet, dat al
die artikelen beschermd zijn.
Wij willen daarlaten in hoever het uit
een wetenschappelijk en ook uit een mo
reel oogpunt verdedigbaar is den bloei
der beschermde industrieën te gebruiken
als argument voor den vrijhandelwij
wenschen slechts te constateeren, dat de
door de voorstanders van den Eenzijdigen
vrijen invoer aangehaalde bewijzen ont
leend zijn aan het stelsel hunner tegen
standers en hun eigen leer omver werpen.
De industrieën, die beschermd zijn, móe
ten, volgens hun leer, kwijnen, verslappen,
uitdroogen, te duur produceeren; en het
zijn juist de door hen opgenoemde, bij
ons bij invoer belaste, artikelen, waarvan
ten onzent zooveel en zoo goedkoop wordt
voortgebracht, dat wij die artikelen schier
naar alle deelen der wereld kunnen expor
teeren.
Nog nooit, zoover ons bekend is, heb
ben de z. g. vrijhandelaren eene industrie
kunnen noemen, die in Nederland is gaan
kwijnen, omdat men ten onzent een in
voerrecht ging heffen van het artikel, dat
die industrie voortbracht.
Hun verslappingstheorie berust dan ook
inderdaad op niets.
Niettemin is die theorie nog steeds het
stokpaardje van onze vrijhandelaren, ja
zelfs van vele onzer professoren en leer
aren in de staathuishoudkunde. Natuur-
J) Vergelijk o. a. den in 1904 voor de
Vereeniging voor de Staathuishoudkunde
en de Statistiek uitgebrachte prae-ad-
viezen.
scheen op mijne woorden nauwelijks acht
te slaan. Eindelijk, inziende dat mijn te
genwoordigheid haar niet meer van nut
kon zijn, maakte ik mij gereed om te ver
trekken, maar juist deze beweging
scheen haar uit haar droeve overpeinzing
te doen ontwaken.
.„Het doet mij leed," zeide ik, „dat ik
moet heengaan, zonder dat 't mij gelukt
is u eenigen troost te verschaffen. Wees
overtuigd, dat 'tmijn ernstjg streven is,
u zooveel mogelijk van dienst te zijn. Er
is wellicht iemand, die ik kan verzoeken
hier te komen om u terzjjde te staan, een
vriendin bijvoorbeeld, of een uwer bloed
verwanten? Gij weet niet hoe 'tmij smart
u hier geheel alleen te zien, en dat on
der zulke omstandigheden."
„Meent ge dan," zeide zij, „dat ik voor
nemens ben hier te blijven? Neen, waar
lijk niet; ik geloof, dat ik 'tzou bester
ven." En terwijl ze aldus sprak, beefde
zij over het geheele lichaam.
„Dat is ook volstrekt niet noodzakelijk
miss Leavenworth," sprak een scherpe
stem achter haar.
Ik wendde mij verschrikt om. Het was
de heer Gryce, die klaarblijkelijk reeds
geruimen tijd in onze nabijheid was ge
weest. Gezeten in een bij de deur geplaat
sten armstoel, met de eene hand in den
zaK, terwijl de andere achteloos neerhing
over de leuning van den fauteuil, be
groette hji onze blikken met een veèlzeg-
lijk alleen in theorie, want in de
p r a k t ij k is het niet mogelijk eene der
gelijke ongerijmdheid staande te houden.
Niets belet den professor te beweren, dat
bescherming verslapt, de geestkracht
doodt, de industrie achterlijk maakt en te
duur doet produceeren; doch wanneer die
zelfde professor beweerde, dat de Duit-
sche, hoog beschermde, industrie buiten
gewoon achterlijk is en niet kan mededin-
dingen op de wereldmarkt en "clat de
wereldmarkt en dat de Amerikanen pro
duceeren met verouderde machines in ach
terlijke werkplaatsen, dan zou hij vermoe
delijk niet lang meer professor zijn, want
er zou gegronde twijfel bestaan aan de
deugdelijkheid zijner geestvermogens.
Heeft men dus eenerzijds nooit kunnen
wijzen op Nederlandsche industrieën, die
te niet gingen doordat men van haar fabri
katen ten onzent invoerrechten ging hef
fen, en heeft men anderzijds steeds zijn
toevlucht moeten nemen tot beschermde
industrieën om althans iets (zij het dan
ook iets foutiefs) van belang van export
industrie te kunnen noemen tot steun van
zijn leer, er is één tak van nijverheid,
die in de laatste vijf en twintig jaren
telkens en telkens van vrijhandel.szijde als
voorbeeld is gesteld en die, tot op zekere
hoogte, beschouwd mag worden als de
hoeksteen waarop het verzet tegen be
scherming ten onzent, wat de praktijk aan
gaat, berust, het is de Katoenweverij.
Laat ons dien tak van nijverheid in
het kort nagaan, hot zal ons blijken, dat,
tot opbouwing van het luchtkasteel der
vrijhandelsgrootheid, die hoeksteen al even
weinig deugdelijk is als het overige mate
riaal, dat onze vrijhandelaren gewoon zijn
te ontleenenaan het stelsel van hun
tegenstanders.
Iedereen die wel eens iets aan handels
politiek heeft gedaan, weet hoe, volgens de
z. g. vrijhandelaren, het schier als axioma
geldt, dat de Twenthsche industrie haar
ontwikkeling dankt aan den vrijhandel.
Nu moet men weten, dat er geen in
dustrie in Nederland is, die zóó he
genden glimlach, waarmede hij vergeving
scheen te vragen voor zijn onverwachte
verschijning.
Er zal op alles hier in huis stipt het
oog worden gehouden," ging hij voort, ..ij
kunt veilig vertrekken, mejuffrouw."
Ik verwachtte dat zij deze ongevraagde
tusschenkomst onaangenaam zou vinden,
maar zij scheen haar integendeel zeer wel
kom te zijn.
„Gij houdt meneer Gryce voor zeer knap
in zijn vak, geloof ik?" fluisterde zij mij
toe, terwijl zij mij terzijde nam.
„Ik zou zeggen," antwoordde ik voor
waardelijk, „dat hij zijn betrekking met
eere vervult; de overheid stelt een alge
meen vertrouwen in hem."
Na dit antwoord ontvangen te hebben,
keerde zij zich haastig om, en ging naar
Gryce, die zich nog aan het andere einde
der kamer bevond.
„ïk heb gehoord mijnheer," zeide zij,
hem met smeekenden blik aanziende, „dat
u zeer groote bekwaamheden bezit; dat
gij uit geheel een schaar van verdachten
onmiddellijk den waren schuldige weet aan
te wijzen en dat niets of niemand bestand
is tegen de scherpte van uw blik. In
dien dit zoo is, och heb dan medelijden
met twee ongelukkige weezen, die op ~'t on
verwachtst zijn beroofd van hun leids
man en weldoener, en wend uwe alge
meen erkende scherpzinnigheid aan, om
uit te vinden, wie deze misdaad begaan
schermd is geworden als juist de Twenth
sche katoenwerverij. Het woord bescher
men is hier te zwak, juister is het te
spreken van: door het uitsluiten van
vreemde mededinging en tal van andere
middelen kunstmatig forceeren.
De bekende vrijhandelaar Hendrik Mul
ler Szn. schreef op bladz. 212 van zijn
boekje over de Twentsche katoenindustrie
„Men vergete niet, dat onze katoenindu
strie als 't ware het kind van de regeering
zelve is, dat zij als door den bepaalden
wil der laatste en door de veelsoortige
middelen van deze uitgaande, in het leven
geroepen is, wat met geen anderen tak van
ons volksbestaan zoo bepaald het ge
val is".
In het Augustus-nummer van het Tijd
schrift van Nijverheid, jaargang 1898,
lezen wij in de Algemeene Vergadering
der Maatschappij van Nijverheid door een
Twentsche groot-industrieel uitgesproken
redevoering het volgende:
„De schok, waarvoor men vreesde bij
een zoo plotselinge verandering, is niet
achterwege gebleven en de eerste jaren
na de invoering der wet op 1 Januari
1874 waren door de groote uitzendingen
van Engeland naar Java (het natuurlijk
gevolg eener zoo belangrijke tariefverla
ging) verre van gunstig voor Twenthes
industiieelen".
En verder:
„Wij allen industrieelen van dien tijd,
weten helaas door ondervinding hoe ge
ducht, in de eerste jaren althans, die
schok zich voelen deed. Nu ik tot mijn
spijt geen vergelijking kan leveren van de
beteekenis onzer nijverheid vóór en na
1872, om de reeds door mij genoemde re
denen wil ik u althans de cijfers van
heden mededeelen.2)
2) Wij wenschen er op te wijzen, dat,
waar in 1898 geen gegevens verkrijgbaar
waren, orndat de fabrikanten die gegevens
geheim wenschten te houden, men zich
slechts kan verbazen over de beslistheid
waarmede men thans verklaart, dat Twen-
the's weefnijverheid is gaan bloeien zoodra
en doordat de differentieele rechten zijn
afgeschaft.
heeft. Het zou dwaas van mij zijn, te
genover u te willen ontkennen, dat het
door mijne nicht afgelegde getuigenis haar
zeer sterk onder verdenking heeft ge
bracht; maar wel wil ik openlijk verkla
ren, dat zij volgens mijne overtuiging even
onschuldig is als ik zelve, en ik geloof
zeker, dat ik de aandacht der justitie afleid
van den onschuldige oj> dén schuldige,
wanneer ik u dringend verzoek elders te
onderzoeken naar den ellendige, die de
afschuwelijke daad bedreven heeft.
„Het kan niet anders zijn geweest als
een gewone moordenaar of spitsboef," ein
digde zij, de handen smeekend naar hem
uitstrekkende; „ach, mijnheer, zoudt gjj
geen kans zien om hem over te leveren
aan het gerecht?"
„Gij moet al uw best doen," ging zij
voort, „om het verblijf op te sporen Van
Hanna, die sedert gisterenavond verdwe
nen is. Zij zal ongetwijfeld met de waar
heid omtrent deze treurige zaak bekend
zijn. Spaar dus moeite noch kosten om
haar te vinden, al moest gij de geheele
wereld 't onderst boven keeren, mijn ge
heele fortuin is daarvoor tot uwe beschik
king. Ik wil een groote som gelds uit
loven ter belooning van hem, die den be
drijver dezer misdaad weet aan te wijzen."
Gryce stond langzaam op en het was
hem aan te zien, dat hij met de aandoe
ningen van zijn gemoed te kanjpen had.
„Miss Leavenworth", zeide lip getroffen,
Bovendien vinden wij in de hiervoren
genoemde redevoering en ook op bladz.
26 der „Stemmen uit Twenthe" cijfers
omtrent de ontwikkeling der Twenthsche
nijverheid, welke blijkbaar op ernstig on
derzoek berusten en die verzameld zijn
om een denkbeeld te geven van de ont
wikkeling der Twentsche nijverheid, maar
die allerminst het bewijs leveren dat de
spinnerij en de weverij vóór 1874 slechts
langzaam en na 1874 sneller zijn vooruit
gegaan.
Na uitvoerig de cijfers te hebben ge
geven, die geheel Twenthe omvatten, zegt
het vlugschrift:
De bekende theorie, dat onze Twenth
sche industrieelen vóór de afschaffing der
differentieele rechten eenigszins ingeslapen
waren en eerst door den stalenden vrij
handel wakker en ondernemend zijn ge
worden, vindt in deze cijfers, men zal het
ons moeten toestemmen, bijzonder weinig
steun.
Nog bedenkelijker wordt de bewering dat
de Twenthsche industrie haar ontwikkeling
dankt aan den vrijhandel, wanneer men
kennis neemt van het feit, dat de Twenth
sche weefindustrie in Nederland be
schermd is met een invoerrecht van 5
pCt. Wel is de 5 pCt. vergeleken bij
de enorme bescherming welke
die industrie hier en in Indië
vroeger genoot, niet zoo heel veel,
doch de voorsprong door dit recht verleend
boven den buitenlander die hetzelfde goed
hier invoert, is toch 5 pCt.op eenvoudige
weefgoederen geen onbeteekenend bedrag.
Zet men zijn kapitaal 3-maal om, dan
maakt dit toch, voor zoover men voor het
binnenland voortbrengt, een voorsprong
van 15 pCt. per jaar boven zijn buiten-
landschen concurrent, toch waarlijk zoo
onbelangrijk niet.
„Gij spreekt ten onrechte van bescher
ming; dat recht op weefgoederen noemen
wij fiscaal;" heelt men van vrijhandels-
zijde tegengeworpen.
Och, antwoorden wij, of gij onze nijver
heid wilt beschermen met fiscale rechten
of met beschermende rechten kan ons uit
„Ik had voorzeker uw zeer aandoenlijke
nmeekbede niet noodig, om in deze zaak
mijn plicht te vervullen tot het uiterste;
eerbied voor en lust in mijn vak waren
daartoe reeds volkomen voldoende. Maar,
nu u mij uwe wenschen hebt willen bé
kend maken, kan ik niet anders als er voor
uitkomen, dat ik van af dat oogenblik
mij dubbel zal voelen aangespoord, om
deze zaak met alle krachten aan te vatten.
Ik beloof u, dat ik alles zal doen wat in
mijn vermogen is, en wanneer ik niet bin
nen een maand tot u kom, om de door
u beschikbaar gestelde belooning te ont
vangen, dan is Henry Gryce niet de man,
waarvoor ik hem altijd gehouden heb."-
„En Eleonore?"
„Laten wij geen namen noemen, zeide
hij op beleefden toon, met de hand wui
vende als ter geruststelling.
Een kwartier later verliet ik met Mary
Leavenworth de in rouw gedompelde wo
ning. Zij had namelijk haar verlangen te
kennen gegeven, dat ik haar zou verge
zellen naar mevrouw Gilbert, een harer
vriendinnen, bij wie zij besloten had voor-
loopig te gaan logeeren. Toen wij weg
reden in het rijtuig dat Gryce zoo vrien-
deliik was geweest voor ons te bestellen;
merkte ik op, hoe miss Mary zoo weemoe
dig terug zag naar het huis, als gevoelde
zij eenig zelfverwijt, dat zij hare nicht
onder deze omstandigheden zoo geheel al
leen liet. Maar deze uitdrukking op haar