Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. No. 61. Donderdag 25 Mei 1905. Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Drukkers-Uifjevers: OOSTERBAAN LE COINTRE, o G O E S. >- Eene Stem uit Frankrijk. FEUILLETON. Hereenigd. Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Abonnementsprijs: per 3 maanden—.95 Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05 Adverfenfiënvan 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Een onzer bekendste en bekwaamste consulaire ambtenaren, de heer M. J. H. van Lier, consul-generaal te Parijs, wijdt in zijn belangwekkend verslag over 1904 ook eenige beschouwingen aan hot in Nederland ingediende tarief-ontwerp. Hij zegt daarvan: „Zonder een verstokt protectionist te zijn, ben ik toch steeds een voorstander geweest van bescherming in gematigden zin en ik juich dan ook volkomen toe de in Nederland voorgenomen plannen ter verhooging van het douanetarief. Het ligt in den aard der zaak, dat bij vrijstelling van de grondstoffen die onze nijverheid behoeft, de daaruit vervaardigde soortge lijke artikelen, die uit den vreemde worden ingevoerd, aan een verhoogd recht moeten worden onderworpen. Ware dit niet het geval, dan zoude de Nederlandsche nijver heid zeer zeker groote schade lijden. W'ij zijn nog ver af van het stelsel van alge- meene handelsvrijheid, namelijk van den, volgens de voorstanders van die vrijheid, gulden tijd van opheffing van alle douane kantoren. De onlangs door Duitschland ge sloten handelstractaten strekken daarvan tot bewijs. Nu moge Nederland geen eerste plaats innemen onder de voortbrengende landen en veeleer belang hebben bij den transitohandel, zeker is het echter dat er artikelen worden voortgebracht die be scherming behoeven, wanneer, zooals het geval is, het land omringd is van Rijken, die hunne tarieven steeds opvoeren en daardoor de markt sluiten voor vele Neder landsche producten. Ik zie niet in, waarom Nederland in dien toestand zijne grenzen zoude openzetten want dit is toch wel eenigszins het geval met het tegenwoordig buitengewoon laag tarief om die na buren voordeelen te bezorgen. En wat de waardeering van zulk een laag tarief be treft, hierop moet niet gerekend worden. Het is met de landen als met particuliere personen; een toegekend voordeel wordt niet meestal niet op prijs gesteld, doch 13) .Natuurlijk", hernam ik haastig. „Ik zal de" laatste zijn, om u af te houden van uw plicht; maar gij zult toch wel niet zoover willen gaan om te beweren, dat dit tecre schepseltje ook maar in de verste verte in staat zou zijn geweest zulk een afschuwelijken moord te begaan. De uiting van het vermoeden eener andere vrouw kan op zich zelf toch niet voldoende zijn OD])och Gryce liet mij niet uitspreken: Gij staat hier te praten", zeide zij, „ter- wiil uwe aandacht aan geheel iets anders moest zijn gewijd. Die andere vrouw, aeliik gij het liefelijkst wezen van geheel New-Ym'k gelieft te betitelen, zit ginds in tranen te badenik zou liever heengaan en haar troosten - Ik zag hem met verbazing aan en twij felde of hij wel in ernst sprak, maar be merkende, dat dit werkelijk het geval was, h zaf ik mij naar Marie Leavenworth en nam naast haar plaats. Zij zat niet zoo zeer te weenen, als wel m stilte te snik- alsof de angst bij haar de overhand over de smart. Beiden uitten zich echter te heftig en natuurlijk, dan dat je oprechtheid er van een oogen- langzamerhand als een recht beschouwd en voor de minste verkleining daarvan wordt onmiddellijk een tegen-voordeel ge- eischt. Een verhoogd tarief zoude in Nederland zoowel aan den industrieel,, als aan den werkman en den verbruiker ten goede komen. Bij wering van vreemd fabrikaat, dat thans zoo gemakkelijk wordt ingevoerd, zoude de Nederlandsche industrieel zijne zaken zien toenemen, de werkman zoude geregeld arbeid vinden en hooger loon verdienen en de verbruiker zoude goed- koopere artikelen verkrijgen. Ongelukkiger wijze bestaat bij vele verbruikers de ver keerde gedachte, dat een artikel alleen dan goed is wanneer het uit den vreemde wordt ingevoerd, en deze redeneering is zeer dikwerf onjuist. Om slechts een paar artikelen te noemen, wil ik in herinnering brengen, dat op de laatste internationale tentoonstelling van '1900 de rijtuigen uit Nederland zeer de aandacht hebben ge trokken en dat op de tentoonstelling van het afgeloopen jaar, waarvan ik in dit ver slag gewag maak, de briquetten van 'Neder- landsch fabrikaat algemeen geroemd zjjn geworden. Wij leven niet meer in den tijd waarin de afstanden en het gebrek aan vervoer middelen het dikwerf onmogelijk maakten zich in den vreemde rekenschap te gaan geven van hetgeen aldaar vervaardigd wordt. Tal van bekwame jongelieden en ook werklieden begeven zich thans naar vreemde landen en doen daarna Nederland voordeel trekken van de opgedane onder vinding. Onderscheidene artikelen worden bij ons, zoo niet met meer zorg, dan toch even goed afgeleverd als overal elders en het overdreven denkbeeld van smaak, dat nog bij zoovele verbruikers bestaat, is veeleer eene ziekelijke gewoonte om alles af te keuren dan een juist berede neeren van het nationaal belang. Veel hangt daarbij af ik zal het niet ont kennen -van de Nederlandsche indu- strieelen die, indien zij van de verhoogde rechten voordeel willen trekken, zich moe- „Ik begrijp volkomen, miss Leaven worth", aldus sprak ik haar aan, „dat elke poging van een vreemdeling om u te troosten, schipbreuk zou lijden; ik meen u er echter op te moeten wijzen, dat een verdacht getuigenis nog niet vol doende is tot bewijs van schuld". Zij schrikte op als iemand, die wordt gewaarschuwd voor de nabijheid van een afgrond, juist als een noodlottige val on vermijdelijk schijnt, en zag mij aan met oogen zoo vol liefelijke teederheid, dat 'tmij goed deed er in te kijken. „Neen", fluisterde zij, „een verdacht ge tuigenis is nog geen bewijs van schuld; maar Eleonore weet dat niet. Zij is zoo argeloos; zij kan op hetzelfde oogenblik haar gedachte bij niet meer dan eene zaak bepalen. Zij is nu eenmaal in den val geloopen Hier hield zij plotseling stil, vatte mij krampachtig bij den arm en vroeg: „Zoudt gij denken, dat er eenig gevaar is Zou men Het was haar onmogelijk verder te gaan. „Wat bedoelt ge, miss Leavenworth?" fluisterde ik, met een waarschuwenden blik op den rechercheur, „uw nicht mag argeloos zijn", ging ik voort, „maar ik kan nogtans niet begrijpen, wat gij bedoelt, wanneer ge zegt, dat zij in den val is geloopen". „Ik bedoel", antwoordde zij met vaste stem „dat zij bewust of onbewust op zoo danige wijze de haar gestelde vragen heeft beantwoord, dat ieder die het hoorde, niet ten toeleggen op alles wat zal kunnen bij dragen tot de volmaaktheid van het door hen af te leveren artikel. Nu wordt wel als een schrikbeeld voor gehouden de vrees van overproductie, welke het gevolg zal zijn van belemmering van den uitvoer, doch deze is, naar mijne meening, veeleer te vreezen voor de groote voortbrengende landen,' en ten einde dezen de gevolgen te doen ondervinden van over dreven bescherming, is het juist goed, dat landen, zooals Nederland, het douanetarief verhoogen, teneinde niet de dupe te wor den van omringende rijken, die op onze markt eene concurrentie zouden kunnen te weeg brengen door den uitvoer van hetgben zij te veel hadden". Wij vestigen er de aandacht op dat ook volgens den heer Van Lier de verbruikers, bij eene rationeel© belasting van buiten- landsche fabrikaten, goedkooper prijzen zullen hebben te betalen. Het „Handelsblad" is niet zeer gesticht over deze opmerkingen van 'den Parijschen consul-generaal, hetgeen te hegrijpen is, daar het blad blijkbaar dezen ambtenaar zeer waardeert. Het zegt daaromtrent: „Met groote belangstelling nemen w'ij gewoonlijk kennis van de consulaire ver slagen en berichten, vooral sedert zij snel ler dan voorheen worden openbaar ge maakt. Vele dier verslagen zijn inderdaad hoogst belangrijk, waar de consuls zich inspannen de Nederlanders op de hoogte te houden van het merkwaardige dat op verschillend gebied voorvalt in het land, waar zij aangesteld zijn. Tot die laak, die al omvangrijk genoeg is, behooren zij zich echter te bepalen, en daarom heeft het ons zeer verbaasd in het jongste voor 't overige zeer be langrijk en volledig verslag van den Nederlandsclien consul te Parijs een be schouwing te vinden over de „Nederland sche tariefwet". Toen wij dat opschrift lazen, dachten wij daarin eenige beschouwingen te zullen anders kon denken of zij wist van deze zaak meer dan zij wenschte, dat men zou vermoeden. Zij doet juist", fluisterde Marie, maar niet zoo zacht of men kon hare woorden in alle hoeken van het ver trek verstaan, „alsof zij haar best deed iets te verbergen. Ik sta met Eleonore niet op al te vriendschappelijken voet, maar geen mensch ter wereld kan mij doen gelooven, dat zij van den moord iets meer weet. dan. ik zelf. /mu dus niet iemand zoudt gij haar niet willen zeggen, dat zij verkeerd doet met zulk een vreemde houding aan te nemen, want dat zij daar door de achterdocht zou opwekken en dat in werkelijkheid reeds gedaan heeft? En zegt u haar dan ook uit mijn naam", ging zij voort, terwijl zij haar stem tot een bijna onhoorbaar fluisteren deed dalen, „dat een verdacht getuigenis niet bepaald kan ge acht worden als een bewijs van schuld". Ik kon niet nalaten haar vol verbazing aan_ te staren. Welk een actrice school er in deze vrouw! „U vraagt mij, om haar dat te zeggen", antwoordde ik, „maar zou het niet beter zijn wanneer u haar dit persoonlijk mee- deeldet?" J „Eleonore en ik gaan weinig vertrou welijk met elkaar om", hernam zij. Ik aarzelde niet aan deze woorden geloof te hechten en toch vond ik ze vreemd. Er was ten slotte iets onbegrijpelijks in haar geheele manier van doen. Niet we tende wat anders te zeggen, merkte ik aan vinden over de werking der Fransche tarie ven, o. a. naar aanleiding van de klachten die in Frankrijk zelfs niet zelden opgaan over de belemmeringen en nadeelen die van het protectionisme aldaar een uitvloei sel zijn geweest. Wij waren echter zeer teleurgesteld, toen wij bemerkten dat deze paragraaf niets anders bevatte dan een pleidooi voor het aanhangig tariefontwerp. Het komt ons voor dat de consul-gene raal daarbij, wat men noemt, huiten zijn hoekje is gegaan en een advies heeft ge geven over een onderwerp, dat buiten zijn werkkring gelegen is. Het staat den heer Van Lier natuurlijk vrij zijn meening open haar te maken over elk onderwerp van Nederlandsche politiek, maar dat behoort niet thuis in een verslag dat hij als consul schrijft. Zijn oordeel over de aan hangige tariefwet was hem zeker niet als consul gevraagd, evenmin bijv. als over de onderwijswetten, en wij begrijpen daarom niet hoe hij er toe gekomen is zulk een ongevraagd advies te geven. Wij vertrouwen dat geen zijner ambtsge- nooten dat verkeerde voorbeeld zal volgen. Wij herhalen: zeer gewenscht kan het zijn dat de Nederlandsche consuls, geheel objectief, mededeelingen doen omtrent de werking der tariefwetten in het land waar zij aangesteld zijn, en de meeningen die aldaar er van gekoesterd worden, in hun verslagen weergeven. Maar het is niet hun taak zich te mengen in den strijd, welke in o n s land over de wijziging der invoerrechten gevoerd wordt en mede te deelen hoe zij persoonlijk daarover den ken. Dit gedeelte is een hors d'oeuvre in dit overigens zoo lezenswaardig verslag, en de Min.ster van Buitenlandsche Zaken had het daaruit moeten verwijderen, al vorens het verslag in druk te doen ver schijnen. Wij willen aannemen, dat het „Handels blad" niet anders zou hebben geoordeeld, indien het gevoelen van den consul-gene raal ongunstig inplaats van gunstig jegens het aanhangig wets-ontwerp ware geweest. „Dat is zeer jammer. Het zou goed zijn, als men haar zeide, dat 't beste is, tegen over de jury rond en onbevangen te zijn". „Ach!" gaf zij schreiend ten antwoord, „waarom heeft mij dit ongelukkig lot ge troffen, mij die vroeger altijd zoo gelukkig en tevreden was!" „Misschien juist daarom, dat gij tot nu altijd zoo gelukkig zijt geweest". „Het was niet genoeg, dat mijn geliefde oom op zulk een vreeselijke wijze om het leven zou komen", ging zij voort, „zij, mijn eigen nicht, moest Ik greep haastig haar arm. Zij bedacht zich oogenblikkelijk en beet zich op de lip. „Ik raad u ondanks alles aan", fluis terde ik, „om het beste te hopen, miss Leavenworth. Bovendien geloof ik, dat gij u noodeloos' beangst maakt. Indien er ver der niets bij komt, is de verdachte schijn, die uw nicht door haar vreemd gedrag op zich heeft geladen, nog niet voldoende, om haar in de oogen der jury te veroor- deelen". Ik zei dit laatste met opzet, ten einde uit te vorschen, of zij ook eenige reden had om vrees te koesteren voor de toe komst, en ik slaagde volkomen in mijn pogen. „Iets bijkomen? Hoe zou er iets kun nen bijkomen, daar zij volkomen onschul dig is?" Eensklaps scheen haar iets in te vallen. „Mijnheer Raymond", zeide zij, dicht nader schikkende, „waarom heeft men Maar zeker zou het bezwaarlijk gaan uit de in Frankrijk heerschende denkbeelden een wapen tegen tariefsverhooging te sme den. Bij de behandeling van het Duitsche toltarief heeft de Rijkskanselier er tegen over de socialistische oppositie nadrukke lijk op gewezen dat in Frankrijk ook de radicale en socialistische regeeringen de beschermende rechten handhaven en uit breiden, zoodat er op dit gebied aldaar eigenlijk geen verschil van gevoelen tus- schen de partijen meer bestaat. Het is natuurlijk moeilijk nauwkeurig de grenzen te trekken van hetgeen een consul in zijn jaarverslag al dan niet be hoort te behandelen. Wij voor ons zouden geneigd zijn hierin de grootst mogelijke vrijheid te laten. Waar echter zoo alge meen en terecht geklaagd wordt over de soberheid en dorheid van de meesten dier rapporten, mag men er geen verwijt van maken als in een verslag, dat inderdaad ook voor onze wetgeving veel wetenswaar digs bevat, de persoonlijke meening van den schrijver nu en dan op den voorgrond treedt. Eenigszins naief schijnt ons de wensch van het blad dat de Minister van Buiten landsche Zaken de zinsnede over het tariefontwerp uit het verslag zou hebben moeten wegnemen. Het zou zeker niet raadzaam zijn als dit Departement in de consulaire verslagen ging schrappen, aan vullen of wijzigen. Willen deze stukken voor belangstellenden waarde behouden, dan moeten zij uitgegeven worden zooals zij geschreven zijn, zonder eenige censuur. Maar bovendien ligt het voor de hand, dat, waar iemand door werkkring, ervaring en gezag tot oordeelen bevoegd, bovendien buiten den partijstrijd staande en dus ge heel onbevangen, over een aanhangig ont werp een gunstig oordeel uitspreekt, geen verstandig Minister dit naar de snipper- mand zal verwijzen. Veeleer zal men er aan Buitenlandsche Zaken, evenals wjj, prijs opstellen dat dit oordeel in ruimer kring verbreid wordt. mij niet nog eenige vragen gedaan? men mij niet nog eenige vragen gedaan? Ik zou hebben kunnen bewijzen, dat Ele onore gisteravond in 't geheel haar kamer niet heeft verlaten". „Waarlijk!" Ik wist niet meer wat ik er van moest denken. „Ja; mijn kamer is dichter bij de trap dan de hare; zij moest die dus voorbij, wanneer zij naar beneden ware gegaan. En dan had ik het immers moeten hooren?" Dit antwoord stelde mij teleur. „Dat behoeft nog niet", zeide ik eenigs zins ontevreden. „Hebt gij geen ander bewijs?" „Ik zou desnoods alles zeggen wat noo- dig was", fluisterde zij. Ik week onwillekeurig verschrikt terug. Dit jonge meisje zou dus in staat zijn tot een leugen, om haar nicht to redden; zjj had dan ook gelogen onder haar verhoor. Toen was ik haar dankbaar, maar thans was ik meer dan onthutst. „Niets kan eene handeling rechtvaardi gen", zeide ik, „die in strijd is met ons geweten, ook al doen wij haar, ten einde iemand, die ons lief is te redden". „Niet?" zeide zij, en haar mond verried een zenuwachtige trekking, terwijl haar boezem geweldig jaagde en zij het hoofd mistroostig ter zijde wendde. „Ik bedoelde niet, dat ik iets kwaads wilde verrichten", lispte zij; „u moet niet zoo slecht van mij denken". „O, integendeel", zeide ik, en geen map

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1