Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
Eerste Jaargang.
Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
OOSTERBAAN LE COINTRE,
Jhr. mr. A. F. de Savornin Lokman te Goes.
FEUILLETOH.
HereenigdL
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers.
Abonnementsprijs: per 3 maanden —.95
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)—.05
Drukkers-Uifgevers:
—o GOES.
Adverfenfiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
De bekende staatsman, die reeds circa
20 jaar voor het district Goes zitting heeft
in de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
trad gisteren voor de kiezers alhier twee
maal op in „de Prins van Oranje",
's middags om 2 en 's avonds om 8 uren
beide keeren voor een volle zaal, zooals
dit was te voorzien.
De heer L o h m a n zeide in de middag
vergadering niet de algemeene politiek te
zullen behandelen, maar hij zou in deze
bijeenkomst bespreken de quaestie van
het o n d e r w ij s.
Met groote liefde en kunde werd dit
onderwerp behandeld en te verwonderen
viel dit allerminst, wanneer men bedenkt,
dat de spreker zijn loopbaan liet varen,
en een werkzaam aandeel nam in de
politiek, alleen om op te komen voor het
goede recht der bijzondere christelijke
school, voor hetwelk hij zoovele jaren
heeft geijverd.
Hij zeide niet op té treden als propa
gandist en daarom wel debat te willen
toestaan over het door hem gesprokene,
echter zonder re- en dupliek, waarvan
hij het nut niet inzag.
(De hr. Vorste r man van 0 y e n
en zijn gedienstige geesten verlieten daar
op de vergadering; zij verkozen blijkbaar
op die voorwaarde geen debat, en zijn
er daardoor zonder kleerscheuren afge
komen.)
De heer Lohman behandelde het
onderwijs om tweeërlei redenen en wel
eerstens, omdat bij die quaestie de eigen
aardigheid der a.-r. beginselen in het licht
treden en ten tweede wijl 't vraagstuk in
de praktische politiek een voorname rol
speelt.
De christenen hebben altijd ingezien,
dat hel volk moet ontwikkeld worden;
daarom is er reeds duizend jaren lang
een volksschool geweest. Zeker, men moet
opgeleid worden voor wereldsche zaken,
maar dit niet alleen. In de eerste plaats
is het te doen om de ziel van het kind
en de christelijke volken hebben dan ook
erkend, dat geestelijke ontwikkeling even
zeer noodig is. Ten allen tijde is het volks
onderwijs geweest in handen der Kerk.
Zoolang de Kerk niet gescheiden was,
bestond er ééne volksschool onder leiding
der geestelijkheid. Ten tijde der reformatie
is dit anders geworden. Niet dat de prote-
10)
„Heeft uw oom in den laatsten tijd ook
bezoek gehad van, of een ontmoeting ge
had met eenig vreemdeling, of wel heeft
hij in den loop der laatste weken ook een
belangrijk schrijven ontvangen, waarvan
de inhoud eenig licht zou kunnen bren
gen in deze duistere zaak?"
Met een nauw merkbare hapering in
haar stem gaf zij ten antwoord:
„Dat weet ik niet, ik kan mij ten minste
zoo iets niet herinneren". Maar daarna
een steelsgewijzen blik werpende op Eleo-
nore, had zij blijkbaar 't een of ander
waargenomen, dat haar gerust stelde, want
zij haastte zich er bij te voegen:
„Ik geloof gerust verder te mogen gaan,
en uw vraag bepaald ontkennend te kun
nen beantwoorden. Mijn oom was gewoon
mij in alles tot zijn vertrouwde te maken
en ik zou dus moeten geweten hebben wan
neer hij een of ander gewichtig schrijven
had ontvangen".
Ondervraagd met betrekking tot Hannah,
legde zij omtrent dit meisje een zeer gun
stige getuigenis af, en verklaarde volstrekt
niets te kunnen bedenken, dat aanleiding
kon gegeven hebben tot hare geheimzin
nige verdwijning of dat ten hare opzichte
in verband kon staan met de misdaad.
Zij wist niet te zeggen of het meisje ver
keering had gehad, maar kon wel stellig
yerzekeron dat nooit iemand tot dergelijk
stanten een anderen godsdienst hebben
ingevoerd, maar zij waren van oordeel,
dat de geestelijkheid niet die macht mocht
uitoefenen, welke ze tot dien tijd had
uitgeoefend. Het wordt wel eens voorge
steld, dat een Roomsch-Katholiek zonder
Bijbel leeft, maar dit is niet waar: zoo
wel protestanten als B.-Katholieken beroe
pen zich op het Woord van God.
De protestanten hebben den Bijbel zelf
aan het volk gegeven, terwijl de R.-Katho
liek zegt, dat de geestelijkheid hem het
Woord Gods verklaart.
Toen moest onvermijdelijk een splitsing
geboren worden tusschen R.-K. en pro
testanten.
In de 18e eeuw kwam er een nieuwere
gedachte in ds wereld. Men is toen gaan
zeggenwe hebben noodig geen geeste
lijkheid en geen Schrift; het volk kan
worden opgevoed zonder God. De mannen
van dien tijd hebben toen in Frankrijk
de revolutie gemaakt en door A'apoleon
is de orde hersteld. Toen daarop de Fran-
schen uit ons land verdreven waren en
wij weer een eigen volk geworden, bleven
velen onzer landgenooten met hunne
ideeën doortrokken.
In de eerste helft der 18e eeuw nam
de Bijbel in de openbare school nog eene
eereplaats in, maar langzamerhand ver
anderde dit en door de ontevredenheid
daardoor ontstaan, werd getracht te komen
tot oprichting van bijzondere scholen.
Neen, zeiden anderen, daardoor wordt
verdeeldheid gezaaid, alsof die niet al
lang bestond I
Bij de Grondwetherziening van 1848
werd aan de bijzondere school meerdere
vrijheid verleend.
In de openbare school moest men
hebben goed onderwijs, en beginselen
afgescheiden van godsdienst en geloof.
Dit noemde men absolute neutrali
teit. Toen echter prof. Hofstede de
Groot het indertijd niet in strijd achtte
met die neutraliteit om op de openbare
school den Bijbel te doen lezen, werd hij
afgezet als schoolopziener.
De bijzondere school werd tegengewerkt.
In die dagen gold het bij de liberalen:
gij zijt volkomen vrij in uw bijzondere
school, maar nooit zult gij geld krijgen
van den Staat; dat krijgt alleen de open
bare school.
In 1878 kwam de wet-Kappeijne tot
stand, die den toestand der openbare
doeleinde haar aan huis bezocht had.
Op de vraag eindelijk, wanneer zij het
laatst de revolver had gezien, die de heer
Leavenworth gewoon was in zjjn wasch-
tafel te bewaren, antwoordde zij, dat het
pistool haar niet onder de oogen was ge
komen sinds den dag, waarop zij zelf was
belast met de zorg voor de door haar oom
bewoonde vertrekken.
Deze laatste woorden waren de eenige
in haar getuigenis, die zelfs in mijn in
spanning verkeerenden geest, weinig meer
dan een vluchtig vermoeden wekten om
trent eenigen bijzonderen twijfel of heime
lijke verdenking, en zelfs dit zou geheel
onopgemerkt zijn voorbijgegaan, wanneer
niet Eleonore zelf op dit oogenblik de
spreekster met een buitengewoon angsti-
gen en onrustigen blik hadde aangezien.
Maar het was meer dan tijd voor het
ondervragende jurylid om zich weer eens
te doen hooren. Vooruitschuivende tot op
de 'punt van izijn stoel, haalde hij, merkbaar
onder den indruk van Marie's schoonheid
dieper adem, en vroeg haar vervolgens,
of zij hetgeen zij zooeven gezegd had
vooraf wel goed had overwogen.
„Ik acht 't mijn plicht, mijnheer, om
alles wat ik zeg in een oogenblik als dit,
wel ter dege te overwegen", gaf zij ernstig
ten antwoord.
Het kleine jury-lid trok zich langzaam
terug en ik verwachtte, dat nu het verhoor
van deze getuige geëindigd zou zijn, toen
plotseling zijn zwaarlijvige collega met de
gouden ketting het meisje scherp in de
oogen zag en vroeg
„Miss Leavenworth, heeft uw oom soms
ook een testament gemaakt?"
onderwijzers zeer verbeterde. De laatste
ure voor het bijz. onderwijs scheen ge
slagen. Na het volkspetitionnement orga
niseerde het volk zich meer en meer.
Toen kwam de wet-Mackay, en bij die
wet hebben later de liberalen erkend, dat
men ook geld mocht geven aan de bijzon
dere school, en kwam bij vele liberalen
het besef van onrechtvaardigheid. Maar
met dat geld kwamen wij nog niet ver.
Langzamerhand begon men in te zien,
dat het bijzonder onderwijs beter moest
worden gesubsidieerd, ook omdat die wet-
Mackay allerlei eischen stelde, waaraan
men vroeger niet behoefde te voldoen,
o. a. omdat het getal onderwijzers moest
worden vermeerderd. Toen heeft men een
middel bedacht, nl. de subsidie te ver-
hoogen en het minimum traktement aan
de onderwijzers uit te keeren. Indien de
Staat scholen had, die voor ieder ge-
wenscht waren, zouden die hem millioenen
meer kosten: door onze particuliere scho
len ontlasten wij dan ook den Staat.
Toen dit Kabinet optrad, meende men,
dat op dit punt geen verschil van ge
voelen bestond. Wij dachten, dat een ander
kabinet, bv. een kab.-Borgesius ons het
zelfde zou geven. Immers, bij de leerplicht-
wel heeft dat kabinet zelf medegewerkt
aan subsidie-verhooging voor den bouw
van scholen. Maar nu krijgen wij plotse
ling een verbazende oppositie en wordt
de schoolwet voorgesteld als eene erger-
gerlijke partij-wetgeving. De heer Lohman
gelooft de hoofdoorzaak hiervan te zien
in het feit, dat de openbare onderwijzers
zijn gaan voelen, dat ook door de liberalen
wel eens vrije scholen konden worden
opgericht, en dat dan hun rijk uit zou
zijn. De openbare onderwijzers zijn eenigs-
zins gaan vormen een eigen macht in den
Slaat; in hun bladen spreken ze over
alles, schoolopzieners worden uitgekleed,
hoofden van scholen gekapitteld, enz.
Het gevolg is nu, bij de bijzondere school,
dat wanneer een onderwijzer niet han
delt naar den zin der ouders, deze dan
veel gemakkelijker bijzondere scholen
kunnen oprichten. Daarom dan ook is
die kolossale tegenstand ontstaan.
De liberalen zeggen: als gij voor uwe
bijzondere scholen geld ontvangen wilt,
moet, op de vraag of ge goed handelt,
door den Staat worden beslist.
Hiervan zijn we nu juist niet gediend.
Ook zeggen de liberalen: gij moet allerlei
Aller aandacht was aanstonds weer op
nieuw ten hoogste gespannen, en zelf de
aldus gevraagde kon niet verhinderen, dat
een vluchtige blos van gekrenkte eigen
waarde haar wangen kleurde. Haar ant
woord echter klonk open en zonder eenige
achterhoudendheid
„Ja, mijnheer", hernam zij kortaf.
„Meer dan een?"
„Ik heb altijd slechts van één gehoord".
„Zijt gij bekend met den inhoud van
dit testament?"
„Dat ben ik. Hij had op dit punt voor
niemand geheimen".
Het jury-lid zette zijn lorgnet op en
sloeg haar aandachtig gade; haar schoon
heid en jeugdige bekoorlijkheid schenen
weinig indruk op hem te maken.
„Wellicht", zeide hij, „kunt gij ons dan
zeggen, wie de meeste kans heeft om van
zijn dood voordeel te trekken".
De onbescheiden manier, waarop deze
vraag gedaan werd, was te opvallend om
onopgemerkt te blijven. Ieder der in de
kamer aanwezigen, ik zelf niet uitgezon
derd, gaf aanstonds zijne afkeuring op
de een of andere wijze te kennen. Marie
Leavenworth echter richtte zich op in haar
volle lengte, zag haar ondervrager strak
in de oogen en zeide met aandoening:
„Ik kan u wel zeggen wie er 't meest bij
hebben verloren. 'tZijn de kinderen, die
hij, toen ze arm en verlaten waren, vol lief
de tot zich nam; de jonge meisjes, die hij
in de goedheid zijns harten bescherming
bood en verzorging, op het oogenblik waar
in ze die het meest behoefden; de vol
wassen vrouwen, die zich nog aan zijn
leiding toevertrouwden loen haar eerste
waarborgen geven voor goed onderwijs.
Dit klinkt op zich zelf goed. Maar om
het goede te doen zijn, behoeft men
toch niet dezelfde waarborgen te hebben?
De christelijke school heeft een waarborg,
die de openbare mist, doordat ze mak
kelijker een onderwijzer kan ontslaan.
Indien deze wel wordt aangenomen, zal
men makkelijker eigen scholen kunnen
oprichten, en zullen die voldoen aan
goed onderwijs. De tegenstand zal den
liberalen meer kwaad doen dan goed.
Indien zij ons nu geven bv. 2 millioen,
dan betalen zeve el minder, dan wanneer
wij ons van onze scholen zouden terug
trekken en de zorg daarvoor aan hen
overlieten.
De heer Lohman hoopte, dat dit alles
meer en meer in Zeeland zal worden
ingezien, omdat daar zoo weinig bijzondere
scholen zijn. Hij wil aannemen, dat er
onder de openbare onderwijzers vele
christelijk-gezinde menschen zijn; maar
toch mag men zich zelf niet laten in
slaap sussen, want bezwaarlijk mag men
de kinderen toevertrouwen aan menschen,
die geleerd hebben in het leven God te
kunnen missen. Ten voorbeeld wijst hij
op het Fransche volk, hetwelk grooten-
deels met het hoogere heeft gebroken. De
Nederlandsche arbeider stelt meer belang
in de school voor zijn kind, dan in de
voorziening zijner materieele behoeften,
welker wettelijke regeling intusschen niet
zal uitblijven. Dit hem ter eere. De christe
lijke school is het middel om onze kinde
ren op te voeden in de kennis van God
en handelen moeten wij, alsof alles van
ons afhing, en b i d d e n, alsof niets
van ons afhing.
De christelijke school brengt geen split
sing, integendeel, eenheid; en spr. hoopt
dat men in lengte van dagen hare vruch
ten zal mogen zien.
In debat trad dhr. Kiene (soc.-dem.),
die o. a. opmerkte, dat de liberale regee
ring altijd geweest is eene klasse-regeering,
en dat de clericale regeering daarbij nog
geweest, is eene parlij-regeering. Dit laatste
moest blijken uit de onderwijswet. De
klasse-regeering van dit kabinet is gelegen
in de onevenredigheid, waarmede het
onderwijs wordt toebedeelt. Het middel
baar en hooger onderwijs is gesloten voor
den zoon van den arbeider, en de mil
lioenen, die er mee gemoeid zijn, worden
jeugd reeds was vervlogen zij zijn het,
mijnheer, voor wie zijn dood een onher
stelbaar verlies is, in vergelijking waar
mee al het andere, dat zij ooit zullen
moeten derven, van weinig of geen waarde1
kan worden geacht".
Na dit waardig antwoord op zijn hoogst
onbescheiden vraag, waagde het jury-lid
het niet nog een tweede vraag te doen;
een ander echter, die tot dusver niet ge
sproken had, maar die zoowel in voor
komen als manieren bij de overigen zeer
gunstig afstak, boog zich een weinig in
zijn stoel voorover en zeide op ernstigen,
bijna plechtigen toon
„Het is den mensehelijken geest nu een
maal eigen, miss Leavenworth, dat hij
van alles den een of anderen indruk ont
vangt. Ik wilde u dus vragen of gij, met
of zonder grond daartoe, ooit eenig ver
moeden hebt gekoesterd omtrent den jrer-
soon des moordenaars van uw oom?"
Het was een angstvol oogenblik èn voor
mij èn voor nog iemand, hiervan ben ik
zeker, niet slechts angstvol, maar waarlijk
vreeselijk. Zou haar de moed ontzinken?
Zou haar besluit om hare nicht zooveel
mogelijk te beveiligen onwrikbaar blijven,
nu zij tegenover haar plicht en daaraan
op ernstige wijze werd herinnerd? Ik
durfde het nauwelijks hopen.
Maar Marie Leavenworth stond lang
zaam op, en terwijl zij den rechter en de
jury met rustige kalmte aanzag, sprak
zij, zonder haar stem merkbaar te ver
heffen op duidelijken, vasten toon
„Neen; ik heb noch eenig vermoeden,
noch ook eenige reden daarvoor. De moor
denaar van mijn oom is mij niet alleen
door den arbeider opgebracht!
De grief is le. dat niet aan de eischen
wordt voldaan die men stellen mag; 2e.
wordt een scheiding geboren die niet
wenschelijk is.
De kapitalistische productiewijze heeft
het gezin uit elkaar gerukt. De Staat moet
daarom het onderwijs geven aan kinderen;
geen klasse-onderwijs; niet ieder dezelfde
portie in zijn hoofd gesteld, maar ieder
naar gaven en talenten.
En wij willen neutraal onderwijs voor
de afzonderlijke individuen, omdat dien
menschen opgedrongen worden denkbeel
den van godsdienstigen aard. Godsdienst
moet niet zoo klein en misselijk zijn dat
aan dogma's moet gehecht; alleen liefde
om het algemeen moet gepredikt. En dal
kan alleen bij neutraal onderwijs, bij goede
onderwijzersde godsdienst is het beginsel
van de liefde. Het dogma acht spreker
verkeerd. Men neemt eenige millioenen,
en voldoet niet aan eischen voor het bij
zonder onderwijs. En daarom zijn wij er
tegen. Economische dwang wordt uitge
oefend op de arbeiders. Wij zijn zelf te
veel in de verdrukking om anderen geen
rechtvaardigheid te doen waarnaar wij
hongeren en dorsten. Maar niet op deze
wijze.
De heer Lohman antwoordt:
De snelsprekendc spreker heeft tal van
opmerkingen gemaakt die gedeeltelijk
lagen buiten het onderwerp. Kiene meent
dat het geen pas geeft geen dupliek toe
te latenmaar spreker meent dat het
geen pas geeft dat oen ander het bestuur
de wetten gia! voorschrijven. Wij moeten
trachten elkaar te overtuigen, niet pro
beeren hatelijkheden toe te voegen, maar
spreker staat daar hier niet voor.
Hij wil niemand uitkleeden maar zaken
bespreken. En dan na het hoor en weder
hoor kan men oordeelen. Dhr. Kiene le
verde geen bewijs voor het gezegde dat
wij klasse-politiek voeren. Spreker gelooft
daaraan niet. Flij erkent dat bij be
schouwingen over het recht de persoon
lijke belangen een grooten invloed uit
oefenen. Maar klasse-politiek is er alleen
als in het parlement niet iedere klasse
zich kan uitspreken, en geen stem hééft.
Dat is in de Kamer niet zoo.
Wat debater zeide van de kosten van 't
Hooger en Lageronderwijs is niet juist, om
dat zaken werden vergeleken die niets
geheel en al onbekend, maar ik koester-
zelfs niet de minste verdenking omtrent
den een of ander, dien ik er voor zou
moeten houden".
Het was alsof een zware last ons allen
van de borst werd genomen. Terwijl ieder
een zucht slaakte van verademing, keerde
Marie Leavenworth naar hare zitplaats
terug en werd Eleonore op hare beurt
ter getuigenis voorgeroepen.
VIII. Een omstandig getuigenis.
Thans, nu ieders aandacht op 't hoogst
gespannen was, nu ieder verwachtte, dat
een tipje van het somber gordijn, waar
achter zich deze geheimzinnige zaak
scheen te verbergen, zou opgelicht worden,
ja, dat het wellicht geheel zou worden weg
geschoven, gevoelde ik een sterk verlangen
om het vertrek te verlaten en niets meer
te zien, niets te hooren. Niet dat ik op
eenigerlei wijs de vrees koesterde, dat
deze getuige zichzelve door haar verkla
ringen zou beschuldigen; de koele rustig
heid, die zich nu in haar trekken ver
toonde, was mij voldoende waarborg, dat
zulk een geval zich niet zou voordoen.
Maar indien de vermoedens van haar nicht
niet slechts voorsproten uit een gevoel
van haat, maar het gevolg waren van
iets dat zij met zekerheid wist; indien
dat schoon gelaat slechts een masker zou
blijken, en Eleonore Leavenworth werke
lijk datgene was, waarvoor men haar
krachtens de woorden barer nicht en haar
eigen zonderling gedrag zou moeten hou-
dèn, hoe zou het mij dan mogelijk zijn
daar rustig neer te zitten en het aan
te zien, hoe uit dit prachtig omhulsel