J
mijn
■R', Roes
9
waluw"
Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden.
E.
No. 51.
Dinsdag 2 Mei 1905.
Eerste Jaargang.
Goes,
[Wollen en
ok
ELLEN. 2
OES.
Irbrouwerij „Oe Gans".
sorteering
Communie.
Firn» I. I. CE01EH.
Verschijnt eiken mAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
Drukkers-Uitgevers:
OOSTERBAAN LE COINTRE,
-o G O E S. $-
Brieven van een Oud-Journalist.
FEUILLETON.
Hereenigd.
BUITENLAND.
pil, (iedere hoed
[eeren zachte
niet stof bril.
I'll voor jongens
lWasschen en
als de Wollen
voorraad in
ïdeelige prijzen.
atrassen,
concurrentie,
lote keuze.
•er pond.
fcikelen te zien en
Jhlen Syndicaat.
Jaaltje van 50 Kilo,
JJ n 50
6.—
13.25
1.40
Vleeschmeel,
|b o u w k a 1 k.
Rozenkransen, De
en vele religieuse ar-
t als C a d e a u x voor de
NIEUWE ZEEUWSCHE COUP
Een en ander dit blad betreffende te zenden:
wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; ai het overige a. d. Uitgevers.
£bonnemenfsprl|s: per 3 maanden
Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's.
Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling)
-.95
-.05
Jtdvertentiën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets.
Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend.
Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend.
Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs.
Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels.
Reclame-berichten: 25 ets. per regel.
XIII.
De Boerenbond moet christelijk zijn, wil
zijne werking strekken tot heil der Maat
schappij. De Boerenbond is eene vakver-
eeniging gelijk die van onderwijzers, spoor
wegbeambten enz. Zijn doel is gelijk be
reids werd aangegeven, verbetering van
maatschappelijke toestanden onder de
landbouwende bevolking.
Welnu, bij dat streven naar verbetering
van sociale toestanden moet rekening ge
houden met hoogere belangen, met de be
langen en rechten van anderen, met de be
langen en rechten der maatschappij zelve,
wil dat streven ordelijk zijn en strekken tot
heil der samenleving. Dit nu kan niet, zal
niet gebeuren, de werking van een Bond
zal niet ordelijk, niet heilzaam zijn,
wanneer hij niet geleid en bezield wordt
met den geest des Christendoms, zich niet
voegt naar de voorschriften der christelijke
Zedeleer, naar de eischen der rechtvaar
digheid en naastenliefde.
Zijn de Bonden derhalve, welke ook,
waarin veler krachten zich vereenigen tot
eene macht, niet christelijk, dan missen
zij een veiligen leiddraad, een deugde-
lijken grondslag.
Zij hebben geen houvast, ook wanneer
zij neutraal heeten en zijn. Want de neutra
liteit is een hellend vlak, waarop men
al zeer spoedig afdaalt tot de schennis
van het recht en terecht komt op den
drassigen revolutionairen bodem, waarin
bij ontstentenis van genoegzaam weerstre
vende elementen, ten lange leste de heele
maatschappij moet verzinken en onder
gaan. De geschiedenis van de spoorweg
staking in 1902 is daar, om te bewijzen,
hoe verbazend vlug z. g. neutrale vereeni-
gingen zich in revolutionaire kunnen ont-
4)
Toen de dokter zijn getuigenis had af
gelegd, nam de rechter den kogel van de
tafel voor hem en rolde dien een poosje
tusschen de vingers heen en weer; nam
vervolgens een potlood en een stukje
papier uit den zak, schreef haastig daarop
eenige woorden en reikte het daarna over
aan een der politiedienaren, terwijl hij
hem fluisterend een of ander bevel gaf.
De beambte nam het strookje papier
aan en na er eenige oogenblikken met aan
dacht op gekeken te hebben, zette hij zijn
hoed op en verliet met snellen tred het
vertrek. Een oogenblik later hoorde ik de
voordeur achter hem dichtvallen en kon
digde een luid geschreeuw van de voor
het huis vergaderde menigte, dat hij de
straat bereikt had. Van de plaats
waar ik zat had ik het volle gezicht uit
een der hoekvensters, en toen ik naar
buiten keek, zag ik den gerechtsdienaar
stilstaan en een rijtuig zoeken, dat, nadat
hij er was ingestegen, in vliegende vaart
den weg insloeg naar Broadway.
III. Feiten en vermoedens.
Opnieuw in de zaal rondziende, zag ik
den rechter door een grooten gouden bril
een lijvig memorandum raadplegen.
„Is de bottelier tegenwoordig? vroeg hij.
„Dadelijk ontstond er eenig rumoer in
den hoek, waar het dienstdoend personeel
zich verzameld had, en een flink gebouwde
Ier, met een schrander uiterlijk, trad vrij
willig naar voren, en stelde zich voor
de jury .„Jongens", dacht ik hij mij zeiven,
poppen.
De Boerenbond zij christelijk, omdat het
christelijk karakter voorwaarde is voor
zijn duurzaam bestaan. In eene neutrale
vakvereeniging is iedere godsdienst buiten
gesloten. Deze uitsluiting geeft haar reeds
een socialistische tint, naar de voorschrif
ten van Bebel, Kautsky en dergelijke so
cialistische leermeesters. Geen reglement
eener neutrale vakvereeniging eischt van
haar leden, rekening te houden met de
beginselen van den christelijken godsdienst
en zedeleer. Zoolang een lid niet in hotsing
komt met dat reglement, is hij in zijn doen
en laten volkomen vrij en heeft niemand
zijner mede-leden het recht te vragen, of
de middelen, die hij bezigt tot bevordering
van zijn eigenbelang of eigengenol, al dan
niet den toets der zedelijkheid kunnen
doorstaan, al dan niet tot nadeel strekken
van derden of van het gemeenbest.
Het reglement eener neutrale vereeni-
ging geeft noch aan haar bestuur noch
aan hare leden de bevoegdheid, legt hun
evenmin den plicht op als Censor Morum,
als zedenmeester op te treden.
Het spreekt van zelf, dat eene dergelijke
vereeniging de kiem der ontbinding in zich
draagt, dat daarin de woekerplanten van
twist en tweedracht welig opschieten, hare
levenssappen opslurpen en eindelijk den
dood brengen. Men moet alle zedelijkheid
gevoel hebben afgeschud, om van zoo
danige vereeniging lid te kunnen blijven,
en wie er nog een greintje van heeft over
gehouden wendt er zich ten langen leste
ook met walging van af.
Daar is meer.
In een neutralen Bond, men ziet het in
alle landen, ook in ons land, is er te veel
plaats voor eer- en heerschzuchtigen,
voor lieden die zoo niet uitsluitend, dan
toch meer bedacht zijn op hun eigenbelang,
terwijl ik zijn met zorg gepunten knevel,
zijn vasten blik en zijn gepaste houding
waarnam, „dat is eerst een model van een
bediende, die ongetwijfeld op uitstekende
wijze getuigenis zal afleggen". En hierin
had ik mij niet bedrogen. Thomas, de bot
telier, was in alle opzichten één uit de
duizend, en hij bleek zich ook hiervan
ten volle bewust te zijn.
De rechter, op wien hij, gelijk op alle
andere in de kamer tegenwoordige per
sonen, een zeer goeden indruk scheen te
maken, begon hem dadelijk op den man
af te ondervragen.
„Uw naam is, gelijk ik hier zie, Thomas
Dougherty".
„Ja, meneer".
„Zeg mij dan eens, Thomas, hoe lang
zijt gij al in uw tegenwoordigen dienst?"
„Dat zal om en nabij twee jaar zijn,
meneer".
„Gij zijt het, die het eerst het lijk van
uw meester ontdekt hebt?"
„Ja, meneer; ik en mijnheer Harwell".
„Wie is mijnheer Harwell?"
„Mijnheer Harwell is de bijzondere sec
retaris van mijnheer Leavenworth, hij
deed al het schrijfwerk, ziet u".
„Zeer goed, zeg mij nu verder: op welk
tijdstip van den dag of Van den nacht hebt
gij den moord ontdekt?"
„Het was nog zeer vroeg, meneer; ik
denk van morgen ongeveer acht uur".
„En waar?"
„In de bibliotheek, meneer, grenzende
aan mijn meesters slaapkamer. Wij hebben
de deur opengebroken omdat wij bang be
gonnen te worden, toen hij niet aan het
ontbijt verscheen".
„Gij hebt de deur opengebroken, zegt
ge; was die dan gesloten?"
„Ja, meneer".
„Van binnen?"
dan pp dat van hun stand- en vakgenooten,
van hunne vereeniging. Het sterkste en
sluwste element gebruikt daar de schou
ders der zwakkeren en onnoozelen om
zich omhoog te werken, beschouwt de ver
eeniging als een ladder om niet slechts
op bestuurszetels te kunnen klimmen,
maar vooral goed bezoldigde eerebaantjes
te bemachtigen. En de onvermijdelijke ge
volgen, wrevel, twist en tweedracht, scheu
ring blijven niet uit. Onze socialistische
vereenigingen, waartoe de neutrale van
nature afdwalen, willen ook neutraal zijn
op godsdienstig en zedelijk gebied. Hoe
dikwijls reeds hebben zij de zooeven ver
melde gevolgen te aanschouwen gegeven?
En doen ze dit wederom niet in deze dagen
bij de candidaats telling van 'tlid Oude
geest te Utrecht?
Niets van dat alles bij een Bond op
christelijken grondslag. Daar zit de recht
vaardigheid ten troon, maar daar naast
zetelt als beschermvrouwe de liefde. Eer-
en heerschzuchtigen vinden daar geen ge
legenheid, pm hun hartstocht bot te vieren.
De liefde maakt daar allen gelijk, tot broe
ders, elkander tot voorlichting en raad,
tot hulp en steun bereid vindend.
Eerepostjes of bezoldigde baantjes zijn
er voor de leden niet.
De bestuursfuneliën moeten er belang
loos worden verricht. Bestuursleden dra
gen er de lasten van zonder de lusten.
Maar de naastenliefde doet die lasten
dragen en gaarne ook. Zoo heeft men ook
nog nooit van misnoegdheid, twist of
scheuring in een Bond op den waren chris
telijken grondslag gehoord.
In geen neutrale vereeniging vindt men
zoo'n eensgezindheid, harmonisch streven
voor de godsdienstige zedelijke en stoffe
lijke belangen der leden, terwijl deze een
stemmig getuigen van hun aangenaam be-
„Dat kan ik niet precies zeggen; er was
geen sleutel in".
„Waar vondt gij mijnheer Leavenworth
bij uw binnentreden liggen?"
„Hij lag niet, meneer. Hij zat aan de
groote tafel in 't midden van de kamer,
met zijn rug naar de deur van de slaap
kamer; hij zat een beetje voorover, met
het hoofd op de armen".
„Hoe was hij gekleed?"
„Nog precies zooals hij gisterenavond
van tafel ging".
„Hebt gij ook aan 'teen of ander in de
kamer kunnen opmerken, dat er een wor
steling had plaats gehad?"
„Neen, meneer".
„Hebt ge geen pistool op de tafel of
op den grond zien liggen?"
„Neen, meneer".
Hebt ge reden om te vermoeden, dat
men poging heeft gedaan tot roof of
diefstal?"
„Neen, meneer. De heer Leavenworth's
horloge en zijn beurs waren heiden nog
in zijn zakken aanwezig."
Gevraagd wie er, voor zoover hij wist,
op het oogenblik toen de misdaad ontdekt
werd, in huis waren, antwoordde hij
„De jonge dames, miss Mary Leaven
worth en miss Eleonore, de heer Harwell,
Kate de keukenmeid, Molly het kamer
meisje en ik".
„Al de huisgenooten dus?"
„Ja, meneer".
„Zeg mij nu eens wiens taak het is alle
avonden te sluiten?"
„De mijne, meneer".
„Hebt ge gisterenavond alles goed ge
sloten?"
„Ja, meneer".
„Wie heeft van morgen de luiken afge
nomen en de deuren van 't nachtslot
gedaan?"
wustzijn, als broeders onder elkander te
leven.
Van daar, dat ik van een Boerenbond
ook een heilzamen invloed en eene krach
tige werking verwacht, om eene verhou
ding tot stand te brengen tusschen boeren
en boerenarbeiders.
Dat aan die verhouding in de laatste
jaren meer en meer is gaan haperen,
welke boer of arbeider zal het ontkennen.
Volkomen waar is nog, wat ik las in den
„Katholieken Werkman" van 12 Aug.
1903„Het staat er niet zoo mpoi voor,
als menigeen wel denkt. Wie het werkvolk
van het platteland goed kent en nu en dan
hun gesprekken onder elkander heeft af
geluisterd over werkgevers, hoeren en be
dienaren van den godsdienst en rijken,
heeft bevonden, dat wij in onze dorpen
veel verder zijn, dan wel vermoed wordt
door velen, die leven buiten de wereld,
waarin zij zeiven staan". Zoo sprak ook
Dr. P o e 1 s op den Limburgschen Kath.
dag te Weert. „Ja, wij weten het, onder
het huidige Katholieke werkvolk zijn er
losseren van zeden en karakter, die minder
om de priesters geven, niet zelden socia
listisch gezind en meer socialist zijn, dan
zij zelf weten. Het kwaad woekert voort
en 'tis meer dan tijd, dat het in den wortel
aangetast wordt".
Eene andere klacht heeft niet minder
reden van beslaan, de klacht over gebrek
aan werkvolk voor het boerenbedrijf.
Wat zijn de tijden veranderd. De loonen
zijn ten plattelande ook gestegen en toch is
er gebrek op vele plaatsen aan boerenar
beiders. Voor veel geld zijn ze vaak niet te
krijgen of te houden. En voorzichtig zijn,
op zjjn woorden letten, is de boodschap.
Een kleine terechtwijzing van den kant van
den boer of boerin is dikwijls voldoende,
om zich in den allerdruksten tijd van alle
„Ik, meneer".
„Hoe hebt ge toen alles bevonden?"
„Juist zooals het gisterenavond was".
„Hoe, geen enkele deur of geen enkel
luik open?"
„Neen, meneer".
Op dat oogenblik had men een speld
kunnen hooren vallen. Het zoo goed als
bewezen feit, dat de moordenaar, wie het
ook ware-, het huis, althans voordat het
des morgens geopend werd, niet had ver
laten, scheen op alle aanwezigen een
diepen indruk te maken. Hoewel ik reeds
met dit feit in kennis was gesteld, kon ik
nochtans, bij eene zoo krachtige bevesti
ging daarvan, eenigen twijfel niet geheel
onderdrukken; ik wendde mij een weinig
ter zijde, ten einde het gelaat van den
bottelier recht voor mij te krijgen, en
trachtte er uit te lezen, of hij wellicht
dus getuigde met het oogmerk, om zijne
nalatigheid in dit opzicht te verbergen.
Maar de man stond daar even kalm en
onbewogen, en zag allen, die in de kamer
vergaderd waren met een open en rustig
gelaat aan.
Vervolgens werd hem gevraagd, wan
neer hij dhr. Leavenworth het laatst le
vend had gezien, en hij antwoordde:
„Gisterenavond aan het middagmaal'.
„Een van u heeft hem toch nog later
gezien".
„Jawel, meneer; de heer Harwell zegt,
dat hij hem nog gezien heeft gisterenavond
omstreeks half tien".
„Welke kamer bewoont gij in dit huis?"
„Een klein vertrek beneden, meneer".
„En waar slapen de andere huisge
nooten?"
„Meerendeels op de derde verdieping,
meneer, de dames in de groote achterka
mers en de heer Harwell in een kleinere
kamer aan de straat. De meiden slapen
hulp verstoken te zien.
Het zijn de openbare rijkswerken, waar
bij nog meer geld te verdienen is, die
boerenarbeiders, na verloop van eenigen
tijd met hunne gezinnen daarheen of in
de nabijheid doen vertrekken. Nog veel
meer lokken de steden.
Zoo heeft zich in de laatste jaren de
meening in menig jeugdig boerenarbeiders-
hoofd vastgezet, dat de stad, en wel de
grootste 't meest, het Eldorado der platte-
landsche bevolking is. Buiten? Zoo wordt
geredeneerd. Bah! Die koeien en varkens?
Akelige dieren! Mestvaalten? Wat een
smeertroep! En dan voor dag en dauw
op, ruwe handen vol eelt, gebogen ruggen
en kromme beenen, hard werken en als
je vrij hebt, wat heb je dan nog in zoo'n
nest? Neen, naar stad, daar is 'twat
anders. Daar minder werken, meer geld
en meer genot. Daar kun je nog eens ge
voelen, dat je geen dier, maar een mensch
bent!
Ja, zoo gaan de jonge boerenarbeiders
„Naar stad" en worden de sterkste, beste
arbeidskrachten aan het platteland en het
boerenbedrijf onttrokken. En de hoer mag
ook wel vragen, gelijk de Tielsche afge
vaardigde, Tydeman in de Tweede Kamer
deed: „Waar gaan wij heen?"
Ik vraag mij zelf wel eens af, of wij
gaan naar toestanden gelijk in Engeland,
dat eens zoo bloeiende land van boeren,
boerenarbeiders, land-edellieden en koop
lui. Het. is in een goede vijftig jaar tijds in
een uitsluitend fabrieksland veranderd.
(Wordt vervolgd).
OORLOG.
Blijkens een telegram uit Saigon zijn de
Russische oorlogs- en transportschepen
op zolder".
„Er was dus niemand op de verdieping,
waar de heer Leavenworth verblijf hield.
„Neen, meneer".
„Hoe laat zijt ge gisterenavond naar bed
gegaan?"
„Ik denk zoowat om elf uren".
„Herinnert ge u ook, voor of na dien
tijd oen gerucht in het huis te hebben
vernomen?"
„Neen, meneer".
„De ontdekking, die gij dezen morgen
deed, was dus voor u iets onverwachts?"
„Ja, meneer".
Daarna gevraagd een meer omstandig
verhaal te geven van de ontdekking der
misdaad, ging hij voort met te vertellen,
dat geen vermoeden omtrent iets buiten
gewoons was gerezen, voordat de heer
Leavenworth op het herhaald gebel voor
't ontbijt daaraan niet verschenen was.
Men had daarna nog een poos gewacht,
maar toen het al langer en langer duurde,
was miss Eleonore zeer ongerust geworden
en had eindelijk de kamer verlaten, zeg
gende, dat zij zou gaan zien, wat er aan
scheelde; zij was echter spoedig terugge
keerd met onthutst gelaat en vertelde, dat
zij aan de deur van haar ooms kamer had
geklopt, doch geen antwoord had gekregen.
Daarop waren de heer Harwell en hij-zelf
naar boven gegaan en hadden aan beide
deuren beproefd, om ze te openen, maar
toen zij de eene zoowel als de ander©
gesloten vonden, hadden zij de deur der
bibliotheek met geweld opengebroken en
den heer Leavenworth werkelijk gevonden,
doch, gelijk hij reeds gezegd had, in leven-
loozen staat.
„En de dames?"
„Die kwamen even na, ons de kamer
binnen, en miss Eleonore viel in zwijm".
„En de andere, miss Mary heet zij, ge-