onranf iddelburg. lloemen! Middelburg Katholiek Orgaan voor de Zeeuwsche Eilanden. I Courant )llen enz. potten. Zaterdag 22 April 1905. Eerste Jaargang. PENDRECBT, No. 48. EN, SSINGEN. Verschijnt eiken MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND, OOSTERBAAN LE COINTRE, -o G O E S. o~ Bij dit Hommer behoort een Bijvoegsel. paschen. FEUILLETON. Hereenigd. te weten, dat het SVERKOOPHUIS, irk, te VLISSINGEN, ruim m allerhande Meubelen, vanaf tot de gewoonste soorten ilderijen, Tapijten, Karpetten! .oopers en Behangselpapieren! n beneden alle concurrentie, tuig U. Aanbevelend. Dn., S. ROZENDAAL. :N BLOEMEN voor versieringen van fl.— 5, f 1.— 1.75 „1.50 „2.50 1* lippeastrurn extra ormosissima onskelk wit Maculata gespikt Lelie van Dalen izy in soorten i's, in 200 soorten in alle kleuren artjesbloem prachtsoorten ot Kerstroos en in kleuren extra soorten m, muurplant varia anten in 25 soorten 40 s tuk. p. 100 f 0,75 „0,10,, 8,- 0,15 „12,- 0.05 3, „0,02,, 1,50 0,10 8,- 0,10 8,- „0,06,, 5,— 0,065,- 0,05 4,— 0,05 4, 0,25 „20,- 0,03 2,- 0,05 4,— „0 04,, 3,- 0,06 5,— p. stuk. n bloem en knop vanaf f 0,25 ica, gummipalm 0,75 soorten 0,50 ïm in bloem 1, •a planten0,50 gantheum, reuzen prachtplant 2,50 geleverdvriendelijk verzoek liening wordt ingestaan. htend, v Dw. Dr., oemist, Hillegom. NIH ZEEOWSCHE COUP Een en ander dit blad betreffende te zenden: wat aangaat de Redactie a. d. Redacteur; al het overige a. d. Uitgevers. Jtbonnementsprijs: per 3 maanden Voor het buitenland verhoogd met de meerdere porto's. Afzonderlijke nommers (bij vooruitbetaling) -.95 -.05 Drukkers-Uitgevers: jldverlontlën: van 1—6 regels —.60; iedere regel meer 10 ets. Grootere letters of cliché's worden naar plaatsruimte berekend. Eenzelfde advertentie driemaal geplaatst, wordt tweemaal berekend. Bij een groot aantal regels of bij abonnement speciale prijs. Dienstaanbiedingen: 25 ets. per advertentie van hoogstens 5 regels. Reclame-berichten: 25 ets. per regel. Op Maandag, tweeden P a a s c h d a g, zal onze courant niet verschijnen. Geen ander feest in de Katholieke Kerk wordt wellicht met luider jubel gevierd dan het blijde Paaschfeest. Het Alleluja weerklinkt honderden malen door de ker ken, wordt herhaald door duizenden mon den Alleluja, de Heer is waarlijk ver rezen, gelijk Hij gezegd heeft. En als na langen tijd van boete en rouw en versterving, na dagen van smartelijke overweging over Christus' lijdon en dood, plotseling op den blijden Paasch-Zaterdag- morgen het orgel feestelijk het Gloria doet aanheffen en klokkenstemmen wijd en zijd heenklinken als vreugdebrengende boden, dan is het, of nieuw leven alles en allen bezielt, of met de natuur ook de mensch- heid ontwaakt om af te schudden wat van den ouden mensch was bijgebleven. Alleluja 1 Ja waarlijk, wij hebben redenen te over, om dien kreet van dankbare lief de telken jare in altijd opgewekte stem ming te herhalen, want de dag der ver rijzenis is voor ons do herinnering aan Christus' zegepraal over lijden en dood. En die herinnering troost ons, wanneer wij zien hoe welig ongeloof en zedeloos heid tieren, wanneer wij ons ergeren over do goddelooze bende,'die het arme Frank rijk la belle France het schoone Frankrijk tyranniseert, wanneer wij be merken dat velen in blinden eigenwaan de veilige leiding zich onttrekken van hunne bisschoppen en priesters, om zich veel erger te laten binden door de ban den van het socialisme. Die herinnering bemoedigt ons, wanneer wij de talloos vele lagen zien, die aan de Ik zal ongeveer een jaar jongste deel genoot geweest zijn in de firma Veeley en Raymond, advocaten en procureurs te New-York, toen op zekeren morgen, ter wijl de heeren Veeley en Carr beiden af wezig waren, een jongmensch met zooveel haast en blijkbaar overspannen ons bureau binnentrad, dat ik onwillekeurig opstond en hem eenige schreden te gemoet ging. „Wat is er van uwen dienst, mijnheer?" vroeg ik hem. „U komt mij immers geen slechte tijding brengen, hoop ik". „Ik kwam om mijnheer Veeley te spre ken. „Is hij thuis?" „Neen", antwoordde ik; „hij moest hedenochtend onverwacht voor zaken naar .Washington en hij zal morgen weer hier zijn; maar wanneer u mij wilt mededeelen wat uw verlangen is „Aan u, mijnheer", viel hij mij in de rede, mjj kalm, doch doordringend aan ziende, waarna hij, blijkbaar over zijn onderzoek voldaan, vervolgde: O, ja, daar is geen bezwaar tegen; mijne tijding is reeds geen geheim meer. Ik kwam mijn heer Veeley den dood berichten van zijn vriend Leavenworth". „Leavenworth!" riep ik uit, van ont steltenis een stap terugtredende, daar de persoon in quaestie niet slechts een vriend I was van mijn collega, maar zijne belangen kerk worden gelegd, den strijd aanschou wen, welke de kerk wederom vooral in onze dagen te voeren heeft. Neen, geen kleinmoedigheid past ons, Christenen. Alleluja, waarlijk verrezen is de Heer! En Hij, die leed, zooals nooit een mensch heeft geleden, en Hij, die stierf aan het vloekhout des kruises, die geen gevolg gaf aan de tartende uitnoodiging zijner beulen: „indien Gij Gods Zoon zijt, kom af van het kruis," die schijnbaar onmach tig was om het verlangen in te willigen van den slechten moordenaar: zichzelven' te redden en hem, Hij is glorievol opge staan uit den dood, Hij heeft zich de Heer en Meester getoond van het leven. Door lijden en vernedering, door kruis en dood is Hij gekomen tot eer en over winning Alleluja, de Heer is waarlijk ver rezen. Neen, nu vreezen wij niet, hoe donker ook de wolken zijn, die zich boven ons opstapelen, hoe machtig de vijanden schijnen, die don strijd hebben aangebon den tegen Christus' kerk, hoe verlokkelijk hunne leuzen mogen klinken en hoe tal rijk de menschen zijn, die zich laten be- tooveren door die gevaarvolle muziek. Onvergankelijk heeft Christus zijne kerk gesticht, en Zijn woord, dat de poorten der hel niets tegen haar zullen vermogen, zal waarheid blijken door alle tijden heen. Do alverwinnaar van duivel en hel, de meester van leven en dood, zal met haar blijven tot aan het einde der tijden. Gelijk Hij verrezen is, gelijk Hij had voorzegd, zoo zal ook dit, Zijn woord, waarheid blijken en rotsvast staan de kerke Gods. Alleluja, de Heer is waarlijk verrezen. Geloof en waarheid zullen zegevieren over ongeloof en bedrog, en één zal de kudde worden onder éénen Herder. De tyrannie der goddeloozen zal hun zelve ten verderve strekken en als zoo vele anderen zullen ook zij eenmaal reeds jaren aan onze firma had toever trouwd. „Ja, hjj is vermoord gevonden in zijn bibliotheek, men vond hem aan zijn schrijf tafel met een schot door het achterhoofd". „Wat zegt ge, vermoord!" Ik kon mijn ooren nauwelijks gelooven. Hoe, de vrien delijke oude heer, die eene week te voren nog op deze plaats stond, mij plagende met mijn ongehuwden staat en die mij zoo gul uitnoodigde, hem eens te komen bezoeken! 'tWas bijna niet te gelooven. „Hoe, wanneer?" vroeg ik geheel ont roerd. „Gisteren avond, zoo is althans onze veronderstelling. Eerst van morgen heeft men den moord ontdekt. Ik ben mijnheer Leavenworth's secretaris. Ik ben mijnheer verduidelijkend bij, „en woon bij de familie in huis. Het is een vreeseljjke slag, vooral voor de jonge dames". „Vreeselijk", herhaalde ik, „wat zal mijnheer Veeley zeggen, als hij dat hoort". „Zij zijn geheel alleen"; ging hij voort, op een korten, beslisten toon, die ik nader hand bespeurde, dat hem bij 't spreken eigen was; ik bedoel de dames Leaven worth, de nichten van den vermoorde. En daar er dezen dag een gerechtelijk verhoor zal plaats hebben, achtte ik het gewenscht, dat een bevoegd persoon haar met raad en daad terzijde zou staan. Mijn heer Veeley was de beste vriend van haar oom; vandaar dat ik mij in de eerste plaats hierheen heb begeven". „Zoo, zoo", gaf ik ten antwoord, „ik heb niet de eer de dames persoonlijk te kennen, maar indien ik als goede kennis erkennen, de waarheid van Isaias' woord, dat Christus is „de sterke God"; zij doen onbewust Christus' voorspelling in vervulling gaan, waar Hij sprak tot Zijne Apostelen: „Gij zult verdrukt wor den, maar hebt vertrouwen, Ik heb de wereld overwonnen." Door verdrukking en ellende zullen de oogen van velen opengaan en zal hun duidelijk worden, dat slechts de kerk en zij alleen in staat is om voort durend hare zorgen aan de lijdende menschheid te wijden, om te trachten met alle geoorloofde middelen de sociale noo- den te lenigen en verbetering aan te bren gen, waar het noodig en mogelijk is, om dat zij alleen bezield wordt door de on baatzuchtige, zichzelf verloochenende lief de van haren stichter, die de liefde zelf is. „Als algemeene uilkomst van het histo risch onderzoek (schrijft de proteslantsche Dr. A. PiersonGeschiedenis van het Roomsch-Katholicisme. Dl. IVblz. 330.) mag men wel zeggende kerk heeft voort durend in een toestand verkeerd, waarvan menschelijke wijsheid prognosliceeren 1) moest: Zoo kan het geen veertien dagen meer duren." Wij laten ons dan ook geen vrees aan jagen, door wat we nu aanschouwen. Neen, eeuwen oud en altijd jeugdig zal de kerk verwinnen wie haar weerstaat; want onsterfelijk is de kracht van den, sterken God, die haar' beschermt, die eenmaal gestorven, niet meer sterft, maar door Zijne leiding en door Zijne almacht zorgen zal, dat immer herhaald worde op duizendvoude wijze en in alle oorden der aarde de blijde juichtoon onzer harten, vooral op dezen dag: Alleluja, de Heer is waarlijk verrezen, gelijk Hij heeft voorzegd. Fr. Kni tel. pr. Leiden, 20 April 1905. 1) Voorspellen. van haar oom Een bijzondere uitdrukking in de oogen van den secretaris deed mij eensklaps zwij gen. Hoewel zijn oogen zich niet van mijn gelaat schenen af te wenden, bemerkte ik toch, hoe hij met een vluchtigen blik, mij van het hoofd tot de voeten had op genomen. „Mij dunkt", zeide hij, terwijl ik op zijn gelaat meende te lezen, dat de loop der zaken hem niet geheel on aangenaam was, „mij dunkt, het zou het beste zijnde dames kunnen niet zon der raadsman blijven, en „Reeds genoeg", viel ik hem in de rede, „ik zal dadelijk met u gaan". En nadat ik in der haast een kort briefje had ge schreven aan den heer Veeley en den bediende eenige bevelen had gegeven, volgde ik den secretaris de straat op. „Vertel mij gauw alles wat u van deze treurige zaak bekend is", zeide ik. „Alles wat mij bekend is? Dat is in weinige woorden verteld. Gisterenavond verliet ik hem, zooals gewoonlijk zittende aan zijn schrijftafel, en dezen morgen vond ik hem op dezelfde plaats, nog bijna in dezelfde houding, doch met een kogel- wond in 't hoofd, zoo groot als de top van mijn pink". „Dood?" „Morsdood". „Verschrikkelijk!" riep ik uit, en voegde er na eenige oogenblikken bij„Kan er soms aan zelfmoord gedacht worden?" „Neen. Het pistool, waarmede de daad moet gepleegd zijn, was nergens te vinden". „Maar, indien het een moord is, moet Onlangs kwam in de „Middelburg- sche Courant" een artikel voor, waar in de vrijzinnigen gewezen werden op de „goede kan s", die zij hebben bij de a.s. verkiezingen. Het ministerie Kuyper wordt daarin natuurlijk geducht afgebroken. De schrijver V. D. bespeurt dan ook overal ontevredenheid en geeft een lange lijst van redenen, waarom men op dit Kabinet verstoord is. De „kleine luijden", de middenstand de vrijzinnigen van alle gading, allen zijn boos. En dan schrijft hij „Zie, hoe de ontevredenheid is toege nomen onder de ambtenaren, militaire en burgerlijke, die meer dan ooit onder een reactionairen druk te lijden heb ben. Zie, hoe de vereerders onzer mo narchale instellingen geërgerd zijn door de minachtende bejegening, welke Kuy per tot tweemaal toe voor deze over had. En hoe veilig achten voorstanders onzer Eerste Kamer dit lichaam onder Kuyper's hoedel En de verdedigers on zer rechtsorde de Grondwet onder zijn uitlegkunst, door een ongehoord slaaf- sche meerderheid gesteund." Na dit aangehaalde kan men zich toch met verbazing afvragen, waarom de schrij ver het nog noodig oordeelde do vrijzin nigen te wijzen op hun „goede kans". Bij helder weer zegt men niet dat de zon schjjntl V. D. is ongetwijfeld een knap man. Maar hij verzuimt toch het antwoord te geven op de gewettigde vraagwat de vrij zinnigen met hun eventueele zegepraal zullen doen. Hij zegt wel, dat het „clericale partijbewind" door een „gezond vrijzin nig bestuur" moet worden vervangen, maar hoe dat „gezonde" bestuur moet worden samengesteld, valt niet te lezen. Het anti-clericalismc kan wel gebruikt worden als verkiezings-instrument; als regeerings-insü'ument kan hot geen dienst daartoe een aanleiding zijn geweest. De heer Leavenworth was een te welwillend en weldadig man, om vijanden te hebben, en wanneer de dader zich heeft willen verrijken „Daarvan is geen sprake; er werd hoe genaamd niets vermist. De geheele zaak is een raadsel!" „Een raadsel?" „Een zeer geheimzinnig raadsel". Ik keek terzijde en zag mijn bericht gever nieuwsgierig aan. De bewoner van een huis, waar pas te voren een geheim zinnige moord was begaan, was een alles zins merkwaardig persoon. Doch de kalme, bijna onverschillige uitdrukking van zijn gelaat, gaf zelfs aan de meest dichterlijke verbeelding niet 't minst te denken. Ik zag dus terstond weer voor mij en ging voort met vragen: „Zijn de dames niet zeer geschokt?" Wij waren wel tien schreden verder ge gaan, eer hij antwoordde. „Het zou onnatuurlijk zijn, zoo zij 't niet waren", sprak hij eindelijk, en 'tzij door de manier, waarop hij dat antwoord gaf of door de gebaren, waarvan het ver gezeld ging, ik gevoelde, dat het geen zaak was dit onderwerp tegenover dezen bedachtzamen en bedaarden secretaris verder aan te roeren. En daar ik gehoord had, dat de beide jonge dames zeer be schaafd en ontwikkeld waren, was mij deze ontdekking alles behalve aangenaam. De omnibus van de vijfde Avenue zag ik dus met een eenigszins verruimd hart naderen. „Wij zullen ons gesprek een oogenblik doen. Het politiek gezondheids-elixir der vrij zinnigen moet nog worden uitgevonden In het Zondagsblad van „de Tjjd" vonden wij onlangs een teekening, voor stellende den heer Ketelaar, die bezig was aan de Kamerleden z(jn bekende ver haaltjes op te disschen in zake de middelen, gebruikt tot „leegpomping" der openbare school door de bijzondere. Den heer Ketelaar was een bakers- costuum aangedaan, terwijl het onder schrift luidde: „Wij zaten laatst bij Saartje, Die goede oude baker, Die sprookjes kon vertellen". Hetzelfde dachten wij, toen we dezer dagen den heer Levy hoorden beweren, dat dr. Vlaming zou gezegd hebben, dat „de tijden van Nero voor de Christe nen zijn teruggekeerd. Dit is onwaar. Dr. Vlaming heeft gezegdwie be seft, waar het in den strjjd dezer dagen om gaat, die acht de dagen van Nero „in moderne gedaante" voor ons teruggekeerd. In moderne gedaante dus. En dit is maar al te juist. De Christenen worden niet meer voor de leeuwen geworpen, noch op de ruggen van stieren ten doode gedoemd, maar hun hoogste rechten worden hun onthouden en gespot wordt met wat hun het hei ligste is. Dit uit te drukken was de bedoeling van Dr. Vlaming, een bedoeling duide lijk voor ieder onbevooroordeelde. Twee wetsontwerpen van hooge be- teekenis, waarvan wij reeds melding maakten, zjjn ingediend: lo. De landbouwongevallen-verzekering. 2o. De invaliditeits- of ouderdomsver- zekering. moeten staken", zeide ik. „Daar komt de omnibus". Toen wij echter eenmaal gezeten waren, bemerkten wij al spoedig, dat een verder gesprek op dit punt een onmogelijkheid was. Ik hield mij dus gedurende den rit bezig met in mijne gedachten na te gaan, wat mij alzoo omtrent dezen heer Leaven worth bekend was, en ik kwam tot het besluit, dat mijn kennis in dezen zich hiertoe bepaalde, dat hg een rustend koop man was van groot fortuin en aanzien, zonder kinderen, die zijn twee nichten tot zich had genomen en de eene daarvan eenige erfgename had gemaakt van zijn groot vermogen. Wel is waar had ik Veeley dikwerf hooren spreken over zijne zonderlingheden, waarbij zonder meer het feit was aange haald, dat hij een zijner nichten alles deed erven met voorbijgang der andere, dóch van zijne gewoonten in den familiekring en zijne betrekking tot de buitenwereld wist ik weinig of niets af. Bij onze komst aan het huis vonden wjj een groote menigte menschen voor de deur verzameld, en nauwelijks had ik den tijd om op te merken, dat het een hoekhuis was van buitengewone diepte en breedte, toen ik mij reeds in het gedrang voelde vooruitgestuwd tot voor de sierlijke, blauw- steenen trap. Mij losmakende van de on zachte aanrakingen van een schoenpoetser en een slachtersknecht, die schenen te veronderstellen, dat zij door mij stevig vast te houden tegelijk met mij konden binnen slippen, besteeg ik de steenen trap pen, en trok, den secretaris gelukkig naast

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1905 | | pagina 1